In Bijbels Optiek
Wat vraagt God van ons?
"Hij heeft u bekendgemaakt, o mens, wat goed is. En wat vraagt de HEER van u behalve recht te doen, barmhartigheid lief te hebben en nederig te wandelen met uw God?" (Micha 6:8).
God heeft ons laten weten wat goed is.
De mens heeft een algemene kennis van goed en kwaad. Volgens Romeinen 1:18 t/m 32 heeft de mens voldoende kennis over God en gerechtigheid om voor zijn daden verantwoordelijk te worden gesteld. Dit geldt voor alle mensen, ook voor hen die Gods geschreven woord niet hebben.
Er wordt in de Schrift verondersteld dat wij goed en kwaad kunnen herkennen: "Wijk van het kwade en doe het goede" (Psalm 34:15). "Geliefde, volg het kwade niet na, maar het goede. Wie goed doet, is uit God (maar) wie kwaad doet, heeft God niet gezien" (3 Johannes 11). "Wie het leven wil liefhebben en goede dagen zien, weerhoude zijn tong van het kwade, en zijn lippen van bedrog te spreken; hij wijke af van het kwade en doe het goede, hij zoeke de vrede en jage die na, want de ogen des Heren zijn op de rechtvaardigen, en zijn oren tot hun smeking, maar het aangezicht des Heren is tegen hen, die het kwade doen" (1 Petrus 3:10 t/m 12).
Aangezien God ons heeft laten weten wat goed is, houdt Hij ons verantwoordelijk: "De ogen des HEREN zijn aan alle plaatsen, opmerkzaam acht gevend op kwaden en goeden" (Spreuken 15:3).
In het oordeel moeten wij rekenschap afleggen voor wat wij gedaan hebben. "Van al het gehoorde is het slotwoord: Vrees God en onderhoud zijn geboden, want dit geldt voor alle mensen. Want God zal elke daad doen komen in het gericht over al het verborgene, hetzij goed, hetzij kwaad" (Prediker 12:13,14).
Wat vraagt God van ons? "Hij heeft u bekendgemaakt, o mens, wat goed is. En wat vraagt de HEER van u behalve recht te doen, barmhartigheid lief te hebben en nederig te wandelen met uw God?" (Micha 6:8).
"Hij heeft u bekendgemaakt, o mens, wat goed is. En wat vraagt de HEER van u behalve recht te doen, barmhartigheid lief te hebben en nederig te wandelen met uw God?" (Micha 6:8).
God heeft ons laten weten wat goed is.
De mens heeft een algemene kennis van goed en kwaad. Volgens Romeinen 1:18 t/m 32 heeft de mens voldoende kennis over God en gerechtigheid om voor zijn daden verantwoordelijk te worden gesteld. Dit geldt voor alle mensen, ook voor hen die Gods geschreven woord niet hebben.
Er wordt in de Schrift verondersteld dat wij goed en kwaad kunnen herkennen: "Wijk van het kwade en doe het goede" (Psalm 34:15). "Geliefde, volg het kwade niet na, maar het goede. Wie goed doet, is uit God (maar) wie kwaad doet, heeft God niet gezien" (3 Johannes 11). "Wie het leven wil liefhebben en goede dagen zien, weerhoude zijn tong van het kwade, en zijn lippen van bedrog te spreken; hij wijke af van het kwade en doe het goede, hij zoeke de vrede en jage die na, want de ogen des Heren zijn op de rechtvaardigen, en zijn oren tot hun smeking, maar het aangezicht des Heren is tegen hen, die het kwade doen" (1 Petrus 3:10 t/m 12).
Aangezien God ons heeft laten weten wat goed is, houdt Hij ons verantwoordelijk: "De ogen des HEREN zijn aan alle plaatsen, opmerkzaam acht gevend op kwaden en goeden" (Spreuken 15:3).
In het oordeel moeten wij rekenschap afleggen voor wat wij gedaan hebben. "Van al het gehoorde is het slotwoord: Vrees God en onderhoud zijn geboden, want dit geldt voor alle mensen. Want God zal elke daad doen komen in het gericht over al het verborgene, hetzij goed, hetzij kwaad" (Prediker 12:13,14).
Wat vraagt God van ons? "Hij heeft u bekendgemaakt, o mens, wat goed is. En wat vraagt de HEER van u behalve recht te doen, barmhartigheid lief te hebben en nederig te wandelen met uw God?" (Micha 6:8).
Jahweh is een God van genade en liefde, die barmhartigheid betoont aan iedereen, die Zijn Zoon als Middelaar tussen Hem en zichzelf aanneemt als enige weg naar de eeuwigheid. Hij is de Goede herder, die zijn schapen hoedt en voor hen zijn leven heeft gegeven. Ook voor de moslim, de hindoe, de boeddhist, die zich nog op tijd bekeert, zal Hij barmhartigheid bewijzen, omdat Hij de Liefde Zelf is.
God vraagt dat wij recht doen.
"Zo zegt de HERE der heerscharen: spreekt eerlijk recht en bewijst elkander liefde en barmhartigheid" (Zacharia 7:9). "Want Ik, de HERE, heb het recht lief" (Jesaja 61:8). "Gerechtigheid en recht doen, is de HERE welgevalliger dan offers" (Spreuken 21:3).
"Recht doen is een vreugde voor de rechtvaardige" (Spreuken 21:15). "Welzalig zij, die het recht onderhouden, die te allen tijde gerechtigheid doen" (Psalm 106:3). "Gij dan, keer tot uw God terug, bewaar liefde en recht en wacht bestendig op uw God" (Hosea 12:7). "Maar laat het recht als water golven, en gerechtigheid als een immer vloeiende beek" (Amos 5:24).
Wat vraagt God van ons? "Hij heeft u bekendgemaakt, o mens, wat goed is. En wat vraagt de HEER van u behalve recht te doen, barmhartigheid lief te hebben en nederig te wandelen met uw God?" (Micha 6:8).
God vraagt dat wij barmhartigheid liefhebben.
Barmhartigheid liefhebben houdt in dat wij Gods barmhartigheid waarderen en bereid zijn anderen barmhartigheid te bewijzen.
"De HERE heeft welbehagen in wie Hem vrezen, die op zijn goedertierenheid hopen" (Psalm 147:11). "Zie, des HEREN oog is op hen die Hem vrezen, die op zijn goedertierenheid hopen" (Psalm 33:18). "Uw goedertierenheid, HERE, zij over ons, gelijk wij op U hopen" (Psalm 33:22). "Ik wil juichen en mij verheugen over uw goedertierenheid" (Psalm 31:8).
Indien wij barmhartigheid echt liefhebben, zullen wij anderen barmhartig behandelen. "Zalig de barmhartigen, want hun zal barmhartigheid geschieden" (Mattheüs 5:7). "Want onbarmhartig zal het oordeel zijn over hem, die geen barmhartigheid bewezen heeft; barmhartigheid (echter) roemt tegen het oordeel" (Jakobus 2:13).
"Maar de wijsheid van boven is ... vol van ontferming" (Jakobus 3:17). "Wie barmhartigheid bewijst" moet dit "in blijmoedigheid" doen (Romeinen 12:8).
Wat vraagt God van ons? "Hij heeft u bekendgemaakt, o mens, wat goed is. En wat vraagt de HEER van u behalve recht te doen, barmhartigheid lief te hebben en nederig te wandelen met uw God?" (Micha 6:8).
God vraagt dat wij recht doen.
"Zo zegt de HERE der heerscharen: spreekt eerlijk recht en bewijst elkander liefde en barmhartigheid" (Zacharia 7:9). "Want Ik, de HERE, heb het recht lief" (Jesaja 61:8). "Gerechtigheid en recht doen, is de HERE welgevalliger dan offers" (Spreuken 21:3).
"Recht doen is een vreugde voor de rechtvaardige" (Spreuken 21:15). "Welzalig zij, die het recht onderhouden, die te allen tijde gerechtigheid doen" (Psalm 106:3). "Gij dan, keer tot uw God terug, bewaar liefde en recht en wacht bestendig op uw God" (Hosea 12:7). "Maar laat het recht als water golven, en gerechtigheid als een immer vloeiende beek" (Amos 5:24).
Wat vraagt God van ons? "Hij heeft u bekendgemaakt, o mens, wat goed is. En wat vraagt de HEER van u behalve recht te doen, barmhartigheid lief te hebben en nederig te wandelen met uw God?" (Micha 6:8).
God vraagt dat wij barmhartigheid liefhebben.
Barmhartigheid liefhebben houdt in dat wij Gods barmhartigheid waarderen en bereid zijn anderen barmhartigheid te bewijzen.
"De HERE heeft welbehagen in wie Hem vrezen, die op zijn goedertierenheid hopen" (Psalm 147:11). "Zie, des HEREN oog is op hen die Hem vrezen, die op zijn goedertierenheid hopen" (Psalm 33:18). "Uw goedertierenheid, HERE, zij over ons, gelijk wij op U hopen" (Psalm 33:22). "Ik wil juichen en mij verheugen over uw goedertierenheid" (Psalm 31:8).
Indien wij barmhartigheid echt liefhebben, zullen wij anderen barmhartig behandelen. "Zalig de barmhartigen, want hun zal barmhartigheid geschieden" (Mattheüs 5:7). "Want onbarmhartig zal het oordeel zijn over hem, die geen barmhartigheid bewezen heeft; barmhartigheid (echter) roemt tegen het oordeel" (Jakobus 2:13).
"Maar de wijsheid van boven is ... vol van ontferming" (Jakobus 3:17). "Wie barmhartigheid bewijst" moet dit "in blijmoedigheid" doen (Romeinen 12:8).
Wat vraagt God van ons? "Hij heeft u bekendgemaakt, o mens, wat goed is. En wat vraagt de HEER van u behalve recht te doen, barmhartigheid lief te hebben en nederig te wandelen met uw God?" (Micha 6:8).
Noach was onder zijn tijdgenoten een rechtvaardig en onberispelijk man, hij wandelde met God.
God vraagt dat wij nederig met Hem wandelen.
"Henoch wandelde met God, en hij was niet meer, want God had hem opgenomen" (Genesis 5:24). "Noach was onder zijn tijdgenoten een rechtvaardig en onberispelijk man; Noach wandelde met God" (Genesis 6:9).
"Nu dan, Israël, wat vraagt de HERE, uw God, van u dan de HERE, uw God, te vrezen door in al zijn wegen te wandelen; Hem lief te hebben; de HERE, uw God, te dienen met uw ganse hart en met uw ganse ziel; de geboden en de inzettingen des HEREN, die ik u heden opleg, te onderhouden, opdat het u wel ga" (Deuteronomium 10:12,13).
Met God wandelen betekent in al zijn wegen wandelen en voortdurend gemeenschap met Hem hebben.
Een sterfelijk mens die met God wandelt, dient nederig te zijn. "Vertrouw op de HERE met uw ganse hart en steun op uw eigen inzicht niet. Ken Hem in al uw wegen, dan zal Hij uw paden recht maken" (Spreuken 3:5,6).
"Goed en waarachtig is de HERE; daarom onderwijst Hij de zondaars aangaande de weg. Ootmoedigen doet Hij wandelen in het recht, en Hij leert ootmoedigen zijn weg. Alle paden des HEREN zijn goedertierenheid en trouw voor wie zijn verbond en zijn getuigenissen bewaren" (Psalm 25:8 t/m 10).
"Vernedert u voor de Here, en Hij zal u verhogen" (Jakobus 4:10). "Want de HERE heeft een welbehagen in zijn volk, Hij kroont de ootmoedigen met heil" (Psalm 149:4). "God wederstaat de hoogmoedigen, maar de nederigen geeft Hij genade. Vernedert u dan onder de machtige hand Gods, opdat Hij u verhoge te zijner tijd. Werpt al uw bekommernis op Hem, want Hij zorgt voor u" (1 Petrus 5:5 t/m 7).
Wat vraagt God van ons? "Hij heeft u bekendgemaakt, o mens, wat goed is. En wat vraagt de HEER van u behalve recht te doen, barmhartigheid lief te hebben en nederig te wandelen met uw God?" (Micha 6:8).
God vraagt dat wij nederig met Hem wandelen.
"Henoch wandelde met God, en hij was niet meer, want God had hem opgenomen" (Genesis 5:24). "Noach was onder zijn tijdgenoten een rechtvaardig en onberispelijk man; Noach wandelde met God" (Genesis 6:9).
"Nu dan, Israël, wat vraagt de HERE, uw God, van u dan de HERE, uw God, te vrezen door in al zijn wegen te wandelen; Hem lief te hebben; de HERE, uw God, te dienen met uw ganse hart en met uw ganse ziel; de geboden en de inzettingen des HEREN, die ik u heden opleg, te onderhouden, opdat het u wel ga" (Deuteronomium 10:12,13).
Met God wandelen betekent in al zijn wegen wandelen en voortdurend gemeenschap met Hem hebben.
Een sterfelijk mens die met God wandelt, dient nederig te zijn. "Vertrouw op de HERE met uw ganse hart en steun op uw eigen inzicht niet. Ken Hem in al uw wegen, dan zal Hij uw paden recht maken" (Spreuken 3:5,6).
"Goed en waarachtig is de HERE; daarom onderwijst Hij de zondaars aangaande de weg. Ootmoedigen doet Hij wandelen in het recht, en Hij leert ootmoedigen zijn weg. Alle paden des HEREN zijn goedertierenheid en trouw voor wie zijn verbond en zijn getuigenissen bewaren" (Psalm 25:8 t/m 10).
"Vernedert u voor de Here, en Hij zal u verhogen" (Jakobus 4:10). "Want de HERE heeft een welbehagen in zijn volk, Hij kroont de ootmoedigen met heil" (Psalm 149:4). "God wederstaat de hoogmoedigen, maar de nederigen geeft Hij genade. Vernedert u dan onder de machtige hand Gods, opdat Hij u verhoge te zijner tijd. Werpt al uw bekommernis op Hem, want Hij zorgt voor u" (1 Petrus 5:5 t/m 7).
Wat vraagt God van ons? "Hij heeft u bekendgemaakt, o mens, wat goed is. En wat vraagt de HEER van u behalve recht te doen, barmhartigheid lief te hebben en nederig te wandelen met uw God?" (Micha 6:8).