In Bijbels Optiek
22. OUDE EN TESTAMENT GELIJKLUIDEND!.
Vraag: ‘Is het waar, dat de exegese van de Schriftgegevens inzake homoseksualiteit nauwelijks meer kan doen dan “aantonen, dat 22. OUDE EN NIEUWE de bijbelse veroordelingen van homoseksueel gedrag alleen tegen bepaalde achtergronden ( heidense cultus en zedelijke verwildering à la Sodom ) en met inachtneming van de “tijdgebondenheid” ( geen kennis van de homofiele gerichtheid als onveranderlijke aanleg ) begrepen kunnen worden?” ( aldus J. van Veen in : Wat zegt de bijbel over homofilie?, Apeldoorn 1973 ).
22.1. Ook het Nieuwe Testament spreekt duidelijke taal.
Bovenstaande stelling wordt door de Schriftgegevens niet gedekt. Zowel het Oude Testament als ook het Nieuwe Testament stellen, dat een man niet met een man om kan en mag gaan, zoals men gemeenschap heeft met een vrouw. Wanneer het toch gebeurt, wordt de van God gegeven orde in de schepping van man en vrouw geschonken – omgekeerd en geschonden ! Nergens in het Nieuwe Testament lezen we, dat deze orde van God, waarin de man aan de vrouw verbonden is en seksuele gemeenschap binnen de huwelijksrelatie plaats mag vinden, haar tijd gehad en haar geldigheid heeft verloren. Ook het Nieuwe Testament laat zich duidelijk afkeurend over homoseksuele relaties en handelingen uit. Dit oordeel is niet liefdeloos zoals vaak beweerd wordt, maar wordt juist gedragen door de liefde voor God en zijn gebod, evenals voor het welzijn van de naaste.
In het Nieuwe Testament wordt op drie plaatsen over de genoemde zaak gesproken met een duidelijke afwijzing van homoseksueel gedrag. U kunt dit nalezen in Romeinen 1: 26, 27, 1 Corinthe 6: 9, 10 en 1 Timotheüs 1: 9, 10. Het is goed het gehele hoofdstuk daarbij te lezen om het verband, waarin dit oordeel voorkomt, des te beter te begrijpen.
22.2. Romeinen 1.
In het eerste hoofdstuk van de brief aan de Romeinen maakt Paulus duidelijk, hoe Gods toorn zich openbaart over alle goddeloosheid van de mensen die naar Zijn wil niet handelen. Het is zelfs een Godsoordeel, wanneer openbaar wordt, dat Hij de mensen heeft overgegeven aan allerlei kwalijke praktijken: aan onreinheid en aan schandelijke lusten, aan een verwerpelijk denken om te doen wat niet betamelijk is.
Vraag: ‘Is het waar, dat de exegese van de Schriftgegevens inzake homoseksualiteit nauwelijks meer kan doen dan “aantonen, dat 22. OUDE EN NIEUWE de bijbelse veroordelingen van homoseksueel gedrag alleen tegen bepaalde achtergronden ( heidense cultus en zedelijke verwildering à la Sodom ) en met inachtneming van de “tijdgebondenheid” ( geen kennis van de homofiele gerichtheid als onveranderlijke aanleg ) begrepen kunnen worden?” ( aldus J. van Veen in : Wat zegt de bijbel over homofilie?, Apeldoorn 1973 ).
22.1. Ook het Nieuwe Testament spreekt duidelijke taal.
Bovenstaande stelling wordt door de Schriftgegevens niet gedekt. Zowel het Oude Testament als ook het Nieuwe Testament stellen, dat een man niet met een man om kan en mag gaan, zoals men gemeenschap heeft met een vrouw. Wanneer het toch gebeurt, wordt de van God gegeven orde in de schepping van man en vrouw geschonken – omgekeerd en geschonden ! Nergens in het Nieuwe Testament lezen we, dat deze orde van God, waarin de man aan de vrouw verbonden is en seksuele gemeenschap binnen de huwelijksrelatie plaats mag vinden, haar tijd gehad en haar geldigheid heeft verloren. Ook het Nieuwe Testament laat zich duidelijk afkeurend over homoseksuele relaties en handelingen uit. Dit oordeel is niet liefdeloos zoals vaak beweerd wordt, maar wordt juist gedragen door de liefde voor God en zijn gebod, evenals voor het welzijn van de naaste.
In het Nieuwe Testament wordt op drie plaatsen over de genoemde zaak gesproken met een duidelijke afwijzing van homoseksueel gedrag. U kunt dit nalezen in Romeinen 1: 26, 27, 1 Corinthe 6: 9, 10 en 1 Timotheüs 1: 9, 10. Het is goed het gehele hoofdstuk daarbij te lezen om het verband, waarin dit oordeel voorkomt, des te beter te begrijpen.
22.2. Romeinen 1.
In het eerste hoofdstuk van de brief aan de Romeinen maakt Paulus duidelijk, hoe Gods toorn zich openbaart over alle goddeloosheid van de mensen die naar Zijn wil niet handelen. Het is zelfs een Godsoordeel, wanneer openbaar wordt, dat Hij de mensen heeft overgegeven aan allerlei kwalijke praktijken: aan onreinheid en aan schandelijke lusten, aan een verwerpelijk denken om te doen wat niet betamelijk is.
In Bijbels Optiek
Als Gods toorn zich openbaart over alle goddeloosheid, zullen de mensen zich geen raad weten. Ze willen dan dat de bergen en de rotsen boven op hen vallen, zo groot is hun angst en vertwijfeling. Waar zijn dan hun betweterige pastorale leiders, met al hun verwaten ‘opvattingen’ over de interpretaties van Gods heilige Schrift.
In het kader van vers 26 ( SV ): ‘daarom heeft God hen overgegeven tot oneerlijke bewegingen, schandelijke lusten, want ook hun vrouwen hebben het natuurlijke gebruik ( de natuurlijke omgang ), veranderd in het gebruik tegen nature ( of vervangen door de tegennatuurlijke ( omgang ). En insgelijk ook de mannen, nalatende ( of opgevende ) de natuurlijke omgang met de vrouw zijn verhit geworden in hun lust tegen elkander ( zijn in wellust voor elkaar ontbrand ), als mannen met mannen schandelijkheid bedrijvende en daardoor het welverdiende loon voor hun afdwaling in zichzelf ontvangende’.
22.3. Bezwaar.
Vooral de laatste tijd is er tegen dit bijbelgedeelte nog al wat in stelling gebracht om duidelijk te maken, dat Paulus óf deze zaak onjuist heeft bezien, óf niet over homoseksualiteit spreekt, zoals wij die in onze tijd kennen en gepraktiseerd willen zien.
Het zijn deze argumenten, die in de discussie een belangrijke rol spelen:
22.4. Wat zegt de Schrift?!
In Romeinen 1 wordt gesproken over de verwildering op alle levensterreinen, met name ook het seksuele in zijn verschillende aspecten. Over alle zonde gaat echter Gods oordeel. Heteroseksuele ontucht, grove en verfijnde vormen van homoseksualiteit, het kan en mag voor God niet bestaan. Niet voor niets wordt duidelijk gemaakt door de apostel, dat het niet kennen en vrezen van God verschrikkelijke gevolgen heeft voor alle relaties. Afgoderij brengt altijd verwording. Daarom geeft het beslist te denken, dat juist in onze tijd en samenleving, waarin het secularisatieproces doorvreet in alle verhoudingen, propaganda gevoerd wordt voor allerlei zgn. ‘vrije verhoudingen’, voor vormen van seksualiteit die indruisen tegen wat God in de schepping heeft bedoeld en geschonken. Zelfs tegennatuurlijke vormen worden als normaal voorgesteld of niet langer als verkeerd voorgesteld. Zo wordt nu dan het homohuwelijk binnen onze kerkelijke gemeenten in het S.O.W.-proces ter discussie aangeboden, en vervolgens in de Protestantse Kerk van Nederland.
22.5. Kwalijke gevolgen.
Wie God en zijn gebod echter vervangt door het schepsel met zijn visies, brengt zichzelf en anderen in noodsituaties die onnatuurlijke en tegennatuurlijke omgang ten gevolge hebben. Het dient ons te waarschuwen voor een dergelijke gang van zaken, dat Romeinen 1 spreekt van Gods toorn. God geeft de mens over aan zijn zondige hartstochten. Het blijkt waar: omdat ge Mij verlaat, verlaat Ik u, met alle smart die daarvan komt. De homoseksualiteit wordt door Paulus afgewezen.
Het is tevens frappant dat er een duidelijke lijn loopt van Genesis 1 en 2 naar Romeinen 1 en omgekeerd. Daar horen wij namelijk wat natuurlijk is binnen het geheel van Gods schepping. God heeft man en vrouw aan elkaar verbonden ( Gen. 1: 27, 2: 24 ). Iedere handeling, homoseksueel of heteroseksueel, die deze ordening aantast, wordt afgewezen. Als de mens echter de waarheid in ongerechtigheid ten onder houdt, heeft dat kwalijke gevolgen, zo wordt duidelijk uit Paulus’ betoog en uit de praktijk van het zondige mensenleven.
In het kader van vers 26 ( SV ): ‘daarom heeft God hen overgegeven tot oneerlijke bewegingen, schandelijke lusten, want ook hun vrouwen hebben het natuurlijke gebruik ( de natuurlijke omgang ), veranderd in het gebruik tegen nature ( of vervangen door de tegennatuurlijke ( omgang ). En insgelijk ook de mannen, nalatende ( of opgevende ) de natuurlijke omgang met de vrouw zijn verhit geworden in hun lust tegen elkander ( zijn in wellust voor elkaar ontbrand ), als mannen met mannen schandelijkheid bedrijvende en daardoor het welverdiende loon voor hun afdwaling in zichzelf ontvangende’.
22.3. Bezwaar.
Vooral de laatste tijd is er tegen dit bijbelgedeelte nog al wat in stelling gebracht om duidelijk te maken, dat Paulus óf deze zaak onjuist heeft bezien, óf niet over homoseksualiteit spreekt, zoals wij die in onze tijd kennen en gepraktiseerd willen zien.
Het zijn deze argumenten, die in de discussie een belangrijke rol spelen:
- de apostel zou het in Romeinen 1 hebben over een ongebondenheid zoals in Sodom en Gomorra hoogtij vierde en
- Paulus zou misschien (!) aan speciale cultische ontucht hebben gedacht, omdat onzedelijkheid gekoppeld is aan de afgodendienst, vs. 23 en
- De Griekse woorden die hij voor mannen en vrouwen bezigt in genoemde verzen, bedoelen nadruk te leggen op het geslacht en daarin zou opgesloten liggen, dat de apostel hier primaire normale mannen en vrouwen op het oog heeft, die uit eigen vrije wil hun natuur vervangen door een tegennatuurlijke omgang. Hier zou dan sprake zijn van pseudo-homoseksualiteit, omdat het woord ‘vervangen’ aan zou geven, dat deze mensen ook ànders kunnen zijn en doen. Omdat de mens tot afgoderij is vervallen, heeft God hem aan schandelijke lusten overgegeven en gaat de van God afgevallen mens tegen zijn natuur in. Paulus zou bij ‘natuur’ denken aan genitaliën, die voor interseksueel verkeer bestemd zijn. Anderen vullen aan dat de apostel uitsluitend aan cultische ontucht gedacht heeft ( Labuschagne ) en beweren, dat de homoseksualiteit voor Paulus nooit een probleem geweest is, waarmee hij zich pastoraal heeft beziggehouden, zodat hij van de situaties waarin deze mensen zich lichamelijk en geestelijk bevinden niet op de hoogte is geweest en in dezen niet als getuige in de discussie gehoord mag en behoeft te worden.
22.4. Wat zegt de Schrift?!
In Romeinen 1 wordt gesproken over de verwildering op alle levensterreinen, met name ook het seksuele in zijn verschillende aspecten. Over alle zonde gaat echter Gods oordeel. Heteroseksuele ontucht, grove en verfijnde vormen van homoseksualiteit, het kan en mag voor God niet bestaan. Niet voor niets wordt duidelijk gemaakt door de apostel, dat het niet kennen en vrezen van God verschrikkelijke gevolgen heeft voor alle relaties. Afgoderij brengt altijd verwording. Daarom geeft het beslist te denken, dat juist in onze tijd en samenleving, waarin het secularisatieproces doorvreet in alle verhoudingen, propaganda gevoerd wordt voor allerlei zgn. ‘vrije verhoudingen’, voor vormen van seksualiteit die indruisen tegen wat God in de schepping heeft bedoeld en geschonken. Zelfs tegennatuurlijke vormen worden als normaal voorgesteld of niet langer als verkeerd voorgesteld. Zo wordt nu dan het homohuwelijk binnen onze kerkelijke gemeenten in het S.O.W.-proces ter discussie aangeboden, en vervolgens in de Protestantse Kerk van Nederland.
22.5. Kwalijke gevolgen.
Wie God en zijn gebod echter vervangt door het schepsel met zijn visies, brengt zichzelf en anderen in noodsituaties die onnatuurlijke en tegennatuurlijke omgang ten gevolge hebben. Het dient ons te waarschuwen voor een dergelijke gang van zaken, dat Romeinen 1 spreekt van Gods toorn. God geeft de mens over aan zijn zondige hartstochten. Het blijkt waar: omdat ge Mij verlaat, verlaat Ik u, met alle smart die daarvan komt. De homoseksualiteit wordt door Paulus afgewezen.
Het is tevens frappant dat er een duidelijke lijn loopt van Genesis 1 en 2 naar Romeinen 1 en omgekeerd. Daar horen wij namelijk wat natuurlijk is binnen het geheel van Gods schepping. God heeft man en vrouw aan elkaar verbonden ( Gen. 1: 27, 2: 24 ). Iedere handeling, homoseksueel of heteroseksueel, die deze ordening aantast, wordt afgewezen. Als de mens echter de waarheid in ongerechtigheid ten onder houdt, heeft dat kwalijke gevolgen, zo wordt duidelijk uit Paulus’ betoog en uit de praktijk van het zondige mensenleven.
In Bijbels Optiek
Dat de wereld op zijn kop gezet wordt, is een belangrijk Bijbels beginsel voor de eindtijd. Openb. 22: 1 zegt: “Laat hij die onrecht doet, nog meer onrecht doen; en die vuil is, zich nog vuiler maken; en die rechtvaardig is, nog meer gerechtigheid doen; en die heilig is, zich nog meer heiligen” . Dat geldt niet alleen voor Israël, maar ook voor de Gemeente, waarvan de oogst steeds kleiner wordt. Wee degene die meedoet aan het proces van ongerechtigheid en intussen beter weet.
God wordt vervangen door het schepsel, de waarheid wordt vervangen door de leugen, de natuur wordt vervangen door de tegennatuur. De aversie van God leidt tot perversie! Wat eens natuur(lijk) was kan op deze manier tot tegennatuurlijk worden en tot ‘natuur’ worden. Maar dat is geen argument om Romeinen 1 uit te schakelen voor de discussie en evenmin om goed te praten volgens onze onderscheidingen van ‘lichamelijke’ en ‘psychische’ natuur wat als verkeerd aangewezen wordt, op alle fronten van ons bestaan.
22.6. Het gebod van God.
God heeft de mens zeer goed geschapen. Prof. Douma schrijft: ‘Man en vrouw zijn op elkaar aangewezen, en daarvoor hebben zij én lichamelijke én geestelijk de uitrusting ontvangen die hun totale eenheid mogelijk moest maken. De gerichtheid van de man en de vrouw lezen wij af niet uit hun lichaamsbouw ( alleen ), maar uit het gebod van God, zoals zij dat in hun verbond met Hem ontvangen hebben, tot vervulling van een opdracht jegens Hem en jegens elkaar’ ( J. Douma: Homofilie, Amsterdam, 1973, blz. 60 ).
God wordt vervangen door het schepsel, de waarheid wordt vervangen door de leugen, de natuur wordt vervangen door de tegennatuur. De aversie van God leidt tot perversie! Wat eens natuur(lijk) was kan op deze manier tot tegennatuurlijk worden en tot ‘natuur’ worden. Maar dat is geen argument om Romeinen 1 uit te schakelen voor de discussie en evenmin om goed te praten volgens onze onderscheidingen van ‘lichamelijke’ en ‘psychische’ natuur wat als verkeerd aangewezen wordt, op alle fronten van ons bestaan.
22.6. Het gebod van God.
God heeft de mens zeer goed geschapen. Prof. Douma schrijft: ‘Man en vrouw zijn op elkaar aangewezen, en daarvoor hebben zij én lichamelijke én geestelijk de uitrusting ontvangen die hun totale eenheid mogelijk moest maken. De gerichtheid van de man en de vrouw lezen wij af niet uit hun lichaamsbouw ( alleen ), maar uit het gebod van God, zoals zij dat in hun verbond met Hem ontvangen hebben, tot vervulling van een opdracht jegens Hem en jegens elkaar’ ( J. Douma: Homofilie, Amsterdam, 1973, blz. 60 ).