In Bijbels Optiek
5. De bijbel en de ‘onzichtbare wereld’.
5.1. Het beeld van de mens in de bijbel.
Om de relatie van God ( of de godheid ) tot de mens beter te begrijpen, zullen we eerst het beeld dat het Woord van God van de mens schetste, moeten begrijpen.
Eerstens lezen we in de bijbel dat God een geest is ( Joh. 4 : 24 ). De mens daarentegen is niet een geest, maar een eenheid van geest en lichaam. De mens moet een lichaam hebben om op aarde te kunnen wonen en met het doel dat zijn geest zich kenbaar kan maken aan andere stoffelijke schepselen. De geest van de mens is van God zelf afkomstig. God blies hem de levensadem in zijn neus ( Gen. 2 : 7 ). Daarnaast lezen we dat bij de dood de geest terug keert tot God ( Prediker 12 : 7 ). De dieren hebben zo’n geest niet en ook van de engelen wordt zoiets niet gezegd. In Job 32 : 8 en 35 : 10 vv. lezen we :’Het is de geest in de stervelingen en de adem van de Almachtige, die hen inzicht geeft’, ’God, mijn Maker,…die ons verstandiger maakt dan het gedierte der aarde, ons wijsheid verleent boven het gedierte des hemels’.
5.1. Het beeld van de mens in de bijbel.
Om de relatie van God ( of de godheid ) tot de mens beter te begrijpen, zullen we eerst het beeld dat het Woord van God van de mens schetste, moeten begrijpen.
Eerstens lezen we in de bijbel dat God een geest is ( Joh. 4 : 24 ). De mens daarentegen is niet een geest, maar een eenheid van geest en lichaam. De mens moet een lichaam hebben om op aarde te kunnen wonen en met het doel dat zijn geest zich kenbaar kan maken aan andere stoffelijke schepselen. De geest van de mens is van God zelf afkomstig. God blies hem de levensadem in zijn neus ( Gen. 2 : 7 ). Daarnaast lezen we dat bij de dood de geest terug keert tot God ( Prediker 12 : 7 ). De dieren hebben zo’n geest niet en ook van de engelen wordt zoiets niet gezegd. In Job 32 : 8 en 35 : 10 vv. lezen we :’Het is de geest in de stervelingen en de adem van de Almachtige, die hen inzicht geeft’, ’God, mijn Maker,…die ons verstandiger maakt dan het gedierte der aarde, ons wijsheid verleent boven het gedierte des hemels’.
In Bijbels Optiek
Bidden is de “geest van de mens uitademen en de Geest van God uitademen” (Edwin Keith).
Verder zegt de wijze koning Salomo in zijn boek Spreuken ( 20 : 27 ) :’De geest van de mens is een lamp des Heren, doorzoekende al de schuilhoeken van het hart’. God wordt genoemd: ’de Vader der geesten’, die ‘de geest des mensen in diens binnenste formeert’ ( Hebr. 12 : 9,
Zach. 12 : 1 ).
Het volgend unieke aspect van het schepsel mens is dat hij geschapen is naar het beeld en de gelijkenis van God ( Gen. 1 : 26, 27 ). Na de zondeval wordt de mens nog wel het beeld van God genoemd, maar hij draagt niet meer de gelijkenis van God. Daarnaast is er het feit dat de Here Jezus Christus het beeld van God genoemd wordt, maar niet naar de gelijkenis van God is, want Hij is God Zelf. Hier volgt uit dat de begrippen beeld en gelijkenis niet hetzelfde zijn. Beeld betekent ‘tselem’, wat betekent een afbeelding of beeltenis weergevend, het is de uitdrukking van iets. Gelijkenis, ‘demoet’, komt van een werkwoord dat ‘gelijk zijn aan’ of ‘lijken op’ betekent. Wij lijken dus op God en wij zijn het beeld van God op aarde, de mens vertegenwoordigt Hem. De hele schepping is onderworpen aan God en aan Gods vertegenwoordiger de mens. De geestelijke eigenschappen van de mens zijn een afschaduwing van Gods eigenschappen. Echter na de zondeval wordt over die gelijkenis niet meer gesproken, wel dat Seth op zijn gevallen vader Adam leek ( Gen. 5 : 3 ). Daarom betekent ‘naar Gods gelijkenis’ waarschijnlijk dat Adam voor de zondeval rein als God geleefd heeft, de zonde nog niet kende en de mogelijkheid had tot gemeenschap met God.
Er is echter een breuk ontstaan tussen de mens en God. De mens en zijn vrouw ‘wandelden’ namelijk iedere avond met God in de avondkoelte. Ze zagen waarschijnlijk naar deze ontmoeting uit en verheugden zich erover. Maar na de zonde verborgen zij zich. Het was iets angstaanjagend voor hen geworden, er was een scheidsmuur tussen de mens en God gekomen.
5.2. Geest en lichaam.
Voor de zondeval stond het bewustzijn van de mens veel meer open voor contact en omgang met het bovennatuurlijke ( d.w.z. met God en de heilige engelen ).
Wat het geestelijke betreft hoorde de mens in zekere zin zelf tot deze hogere wereld, terwijl anderzijds het lichaam tot de ruimte-tijd-ontwikkeling behoorde. Echter we mogen tussen het geestelijke en het lichamelijke in de mens geen scheiding maken. Er is een voortdurende wisselwerking tussen lichaam en geest. Spreuken 17 : 22 zegt : ‘Een vrolijk hart bevordert de genezing, maar een verslagen geest doet het gebeente verdorren’ en Psalm 143 : 3 v. zegt : ‘De vijand…doet mij wonen in duisternis, aan hen gelijk, die voorlang gestorven zijn. Daarom versmacht mijn geest in mij’.
Verder zegt de wijze koning Salomo in zijn boek Spreuken ( 20 : 27 ) :’De geest van de mens is een lamp des Heren, doorzoekende al de schuilhoeken van het hart’. God wordt genoemd: ’de Vader der geesten’, die ‘de geest des mensen in diens binnenste formeert’ ( Hebr. 12 : 9,
Zach. 12 : 1 ).
Het volgend unieke aspect van het schepsel mens is dat hij geschapen is naar het beeld en de gelijkenis van God ( Gen. 1 : 26, 27 ). Na de zondeval wordt de mens nog wel het beeld van God genoemd, maar hij draagt niet meer de gelijkenis van God. Daarnaast is er het feit dat de Here Jezus Christus het beeld van God genoemd wordt, maar niet naar de gelijkenis van God is, want Hij is God Zelf. Hier volgt uit dat de begrippen beeld en gelijkenis niet hetzelfde zijn. Beeld betekent ‘tselem’, wat betekent een afbeelding of beeltenis weergevend, het is de uitdrukking van iets. Gelijkenis, ‘demoet’, komt van een werkwoord dat ‘gelijk zijn aan’ of ‘lijken op’ betekent. Wij lijken dus op God en wij zijn het beeld van God op aarde, de mens vertegenwoordigt Hem. De hele schepping is onderworpen aan God en aan Gods vertegenwoordiger de mens. De geestelijke eigenschappen van de mens zijn een afschaduwing van Gods eigenschappen. Echter na de zondeval wordt over die gelijkenis niet meer gesproken, wel dat Seth op zijn gevallen vader Adam leek ( Gen. 5 : 3 ). Daarom betekent ‘naar Gods gelijkenis’ waarschijnlijk dat Adam voor de zondeval rein als God geleefd heeft, de zonde nog niet kende en de mogelijkheid had tot gemeenschap met God.
Er is echter een breuk ontstaan tussen de mens en God. De mens en zijn vrouw ‘wandelden’ namelijk iedere avond met God in de avondkoelte. Ze zagen waarschijnlijk naar deze ontmoeting uit en verheugden zich erover. Maar na de zonde verborgen zij zich. Het was iets angstaanjagend voor hen geworden, er was een scheidsmuur tussen de mens en God gekomen.
5.2. Geest en lichaam.
Voor de zondeval stond het bewustzijn van de mens veel meer open voor contact en omgang met het bovennatuurlijke ( d.w.z. met God en de heilige engelen ).
Wat het geestelijke betreft hoorde de mens in zekere zin zelf tot deze hogere wereld, terwijl anderzijds het lichaam tot de ruimte-tijd-ontwikkeling behoorde. Echter we mogen tussen het geestelijke en het lichamelijke in de mens geen scheiding maken. Er is een voortdurende wisselwerking tussen lichaam en geest. Spreuken 17 : 22 zegt : ‘Een vrolijk hart bevordert de genezing, maar een verslagen geest doet het gebeente verdorren’ en Psalm 143 : 3 v. zegt : ‘De vijand…doet mij wonen in duisternis, aan hen gelijk, die voorlang gestorven zijn. Daarom versmacht mijn geest in mij’.
In Bijbels Optiek
Onze gedachten worden door onze hersenen gedragen, echter wordt onze geest geheel bepaald door de hersenen, dus alleen materie? Christenen geloven dat onze geest, onze ziel ook na de dood blijft voortbestaan. Zij is eeuwig en gaat terug naar haar Schepper (God) en blijft haar identiteit behouden.
Hier klikken om te bewerkeOnze gedachten worden door onze hersenen gedragen. In ons tegenwoordige, lichamelijke bestaan kunnen we niet denken zonder onze hersenen, m.a.w. : er is geen geestelijke activiteit mogelijk zonder materie. Deze materie is uit de aardbodem genomen, Job 33 : 6 zegt ‘uit leem geknepen’. Leem is blijkbaar een chemisch mengsel met bepaalde fysieke en chemische eigenschappen. Wezenlijk bestaat het uit dezelfde materiële bestanddelen als onze hersenen. Zonder dit leem waren er geen menselijke gedachten. Zelfs als wij bidden, is dit niet mogelijk zonder chemische processen in onze hersenen ( via allerlei voedingsstoffen uit aardappels, boter en vlees komen ‘kalium-ionen’ ons lichaam binnen zonder welke wij niet zouden kunnen denken ). Deze processen zijn de dragers van onze gedachten, maar zij zijn de gedachten zelf niet. M.a.w. de gedachten komen niet uit onze hersenen voort. Gedachten behoren tot het terrein van de geest, ook al hebben ze een chemische stof nodig )17. Hersenen zijn dus geleiders en dragers van onze gedachten, die vanuit de geest die hersenen binnenkomen. Daarnaast blijken zij ook een antenne te zijn, die als een soort radio-ontvanger staat opgesteld om nogal zwakke ‘golfjes’ uit de geestelijke wereld op te vangen.
5.3. Beperking van ons bewustzijn.
Voor de zondeval moet deze ’antenne’ vele malen gevoeliger zijn geweest dan erna. Natuuronderzoekers zijn er in merendeel van overtuigd dat de bouw van onze hersenen een veel groter ‘ontvangstbereik’ mogelijk zou maken dan in werkelijkheid het geval is. Maar een klein gedeelte van alle indrukken, die op ons afkomen, bereiken ons bewustzijn, omdat ze ‘uitgefilterd’ worden. Door de zondeval is het ‘bewustzijnsspectrum’ van de mens aanzienlijk verkleind. Het zgn ‘zesde zintuig’ ( de mogelijkheid om indrukken uit de geestelijke wereld te ontvangen ) kan door de mens niet meer gebruikt worden. We spreken nu over openbaring, inspiratie of verlichting door de Heilige Geest ( en daarnaast over occult contact met de demonenwereld, of wel hallucinaties ).
Soms kunnen mensen buitennatuurlijke indrukken opdoen, bijv dat twee mensen over grote afstand hetzelfde denken op een bepaald moment of dat de een weet van de ander dat er op een bepaald moment iets ergs met die persoon gebeurt. Deze fysiologische dingen zijn onverklaarbaar en niet te ontkennen. Vaak komen ze voor ingeval mensen emotioneel sterk op elkaar betrokken zijn. Maar deze dingen vormen een uitzondering.
Vóór de zondeval waren de geestelijke vermogens van de mens er veel meer op gericht omgang en gemeenschap met God te hebben, maar door de zondeval is die gemeenschap verbroken.
Hier klikken om te bewerkeOnze gedachten worden door onze hersenen gedragen. In ons tegenwoordige, lichamelijke bestaan kunnen we niet denken zonder onze hersenen, m.a.w. : er is geen geestelijke activiteit mogelijk zonder materie. Deze materie is uit de aardbodem genomen, Job 33 : 6 zegt ‘uit leem geknepen’. Leem is blijkbaar een chemisch mengsel met bepaalde fysieke en chemische eigenschappen. Wezenlijk bestaat het uit dezelfde materiële bestanddelen als onze hersenen. Zonder dit leem waren er geen menselijke gedachten. Zelfs als wij bidden, is dit niet mogelijk zonder chemische processen in onze hersenen ( via allerlei voedingsstoffen uit aardappels, boter en vlees komen ‘kalium-ionen’ ons lichaam binnen zonder welke wij niet zouden kunnen denken ). Deze processen zijn de dragers van onze gedachten, maar zij zijn de gedachten zelf niet. M.a.w. de gedachten komen niet uit onze hersenen voort. Gedachten behoren tot het terrein van de geest, ook al hebben ze een chemische stof nodig )17. Hersenen zijn dus geleiders en dragers van onze gedachten, die vanuit de geest die hersenen binnenkomen. Daarnaast blijken zij ook een antenne te zijn, die als een soort radio-ontvanger staat opgesteld om nogal zwakke ‘golfjes’ uit de geestelijke wereld op te vangen.
5.3. Beperking van ons bewustzijn.
Voor de zondeval moet deze ’antenne’ vele malen gevoeliger zijn geweest dan erna. Natuuronderzoekers zijn er in merendeel van overtuigd dat de bouw van onze hersenen een veel groter ‘ontvangstbereik’ mogelijk zou maken dan in werkelijkheid het geval is. Maar een klein gedeelte van alle indrukken, die op ons afkomen, bereiken ons bewustzijn, omdat ze ‘uitgefilterd’ worden. Door de zondeval is het ‘bewustzijnsspectrum’ van de mens aanzienlijk verkleind. Het zgn ‘zesde zintuig’ ( de mogelijkheid om indrukken uit de geestelijke wereld te ontvangen ) kan door de mens niet meer gebruikt worden. We spreken nu over openbaring, inspiratie of verlichting door de Heilige Geest ( en daarnaast over occult contact met de demonenwereld, of wel hallucinaties ).
Soms kunnen mensen buitennatuurlijke indrukken opdoen, bijv dat twee mensen over grote afstand hetzelfde denken op een bepaald moment of dat de een weet van de ander dat er op een bepaald moment iets ergs met die persoon gebeurt. Deze fysiologische dingen zijn onverklaarbaar en niet te ontkennen. Vaak komen ze voor ingeval mensen emotioneel sterk op elkaar betrokken zijn. Maar deze dingen vormen een uitzondering.
Vóór de zondeval waren de geestelijke vermogens van de mens er veel meer op gericht omgang en gemeenschap met God te hebben, maar door de zondeval is die gemeenschap verbroken.
In Bijbels Optiek
De interesse in de geestelijke wereld is groter dan ooit. In de bijbel wordt veelvuldig over deze wereld gesproken als de ,,hemelse gewesten''. In deze geestelijke wereld leven geestelijke wezens, engelen en demonen. Het grote probleem van onze tijd is dat we niet meer in de duivel geloven. In de bijbel wordt hij echter de god van deze eeuw genoemd en de overste van de wereld. Dat verklaart waarom er zoveel geweld en onrecht is.
Contact met de geestelijke wereld kan dus nu alleen nog door demonen. Het is voor de mens eigenlijk een zegen dat zijn ‘bewustzijnsspectrum’ door God ingeperkt is, anders zou hij voortdurend indrukken uit die wereld van andere mensen opdoen. We zouden er zeer chaotisch en instabiel door worden.De bijbel waarschuwt ons onze geest niet ‘open te stellen’ voor zulke indrukken, hetzij door drugs, door mystiek, door occulte contacten of door het ontwikkelen van paranormale begaafdheid.
Verder moeten we beseffen dat door vergeving en verlossing door het geloof in de verzoening door het bloed van Jezus Christus het contact en de gemeenschap met God hersteld kan worden en de weg openstaat voor een leven van gebed en aanbidding, van ‘verborgen omgang’ met God. Ook de christen kan occult beïnvloed worden door voor verboden machten open te staan, maar hij kan zich ertegen wapenen door zich te richten op de Persoon van de Here Jezus Christus, die zijn hart zal ‘vullen’ met de dingen ‘die boven zijn’.
5.4. Wat zijn demonen, hoe werken ze en waar zijn ze te vinden ? ?
Het woord ‘demon’ is een verbastering van het Griekse woord daimoon of van daimonion, wat ‘duivels’ betekent. In het Nieuwe Testament betekent het ‘boze geest’ (Hand. 17:18 ).
In het Oude Testament komt het voor in Deut. 32 : 17 en Psalm 106 : 37 als het Hebreeuwse woord sjedhim, dat eveneens ‘boze geesten’ betekent en daar duidt het op de demonische machten die schuil gaan achter de heidense afgoden. Verder is het de vertaling van seïrim in Lev. 17 : 7 )18 , wat vertaald is met veldgeesten, een woord dat in het enkelvoud letterlijk ‘harige’ betekent, vooral in de zin van geitebok. Daarom krijgt het vaak de betekenis van een harige demon. Verder is het de vertaling van elohim, ‘afgoden’ in Psalm 96 : 5, een woord dat letterlijk ‘nietigheden’ betekent en bevestigt dat afgoden vereenzelvigd worden met demonen. Pas in het ( Griekse ) Nieuwe Testament heeft daimonios de vaste betekenis gekregen van ‘boze geest’ of ‘boodschapper en dienstknecht van de duivel’.
Dus de vraag is alleszins gewettigd wat demonen nu precies zijn. De bijbel noemt maar één verklaring : demonen zijn gevallen engelen )19. Daarnaast wordt de satan ‘Beëlzebub, de overste der demonen’ genoemd, en deze boze geesten worden ‘zijn koninkrijk’ genoemd )20
Paulus noemt satan ‘de overste van de macht der lucht’ ( d.i. de demonenwereld ) en spreekt over de demonen als ‘de overheden, de machten, de wereldbeheersers dezer duisternis, de boze geesten in de hemelse gewesten )21). Hun machtsgebied is dus de ‘duisternis’, zoals ook de Here Jezus in Gethsémané tegen zijn vijanden zei : ‘Dit is de ure en de macht der duisternis’ )22. Alle geestelijke duisternis, die er in deze wereld bestaat, wordt beheerst door demonen. Daarom wordt de satan zelf de ‘overste dezer wereld’ en de ‘god dezer eeuw’ genoemd )23.
Ten diepste zijn demonen geestelijke wezens ( Grieks : pneumata ponèra, Luc. 8 : 2a ). Ook op andere plekken worden zij geesten genoemd )24. Daarmee behoren zij tot dezelfde geestelijke wereld als de engelen, die ook geesten genoemd worden ( Hebr. 1 : 13, 14 ), terwijl met nadruk nog eens herhaald zij : ‘God is een geest” ( Joh. 4 : 24 ). Ze zijn onstoffelijk, ‘onlichamelijk’: een geest heeft geen vlees en beenderen ( Luc. 24 : 39 ). Ze zijn daarom met onze gewone zintuigen niet zichtbaar en zijn niet aan de natuurwetten gebonden, hoewel profeten ze soms aanschouwden in de gedaante van dieren )25.
Demonen zijn personen met een eigen wil en gevoelsleven )26. Ze zijn ook zeer intelligent. De bijbel benadrukt steeds weer hun sluwheid en inzicht : zij kennen Jezus, buigen voor Hem en erkennen Hem als de Zoon van de allerhoogste God )27, verder erkennen ze dat er geen gemeenschap kan zijn tussen Hem en hen en vragen gunsten van Hem ( Luc. 8 : 28, 31 ), gehoorzamen Hem en zijn op de hoogte van hun eeuwige bestemming ( Matth. 8 : 16, 29 ). Verder zijn ze actief in het verderven van de waarheid en het verspreiden van de leugen )28. Zelfs wordt van hen gezegd dat zij in God geloven, maar zij doen dat sidderend. Zij werpen zich voor Jezus Christus neer, maar zij doen dat met haat, niet uit liefde )29.
Zij hebben dus een boos karakter, dat ‘onrein’ wordt genoemd )30. Hun verdorven aard wordt tragisch geïllustreerd in het gedrag van demonisch bezetenen die soms het verlangen laten zien naakt te leven, en dat nog wel in onreine plaatsen als graven, of in onreine dieren als varkens )31. Zij kunnen in bezetenen vreselijke ziekten en ook duivelse kracht ontketenen )32. Hun macht is dus zeer groot. Zij kunnen regelrecht natuurgeweld aanwenden om de mens in lijden te dompelen )33.
Satan en zijn demonen zijn dus Gods tegenstanders en dat komt in het bijzonder uit in het leven van de Here Jezus, Gods Zoon. Satan trachtte Hem reeds bij het begin van Zijn bediening op aarde te verleiden, maar ondanks hun haat tegen God zijn zij beperkt in hun macht, kunnen zij nooit verder gaan dan God hen toestaat te gaan, en zijn zij in menig opzicht werktuigen in de handen van God, of dat nu gelovigen betreft )34 dan wel ongelovigen )35.
Demonen zijn ‘de machten in de lucht’. Deze uitdrukking laat zien dat hun werkzaamheid zich rondom ons afspeelt. De onderlinge verhouding van deze gevallen engelen wordt gekenschetst als ‘een koninkrijk van satan’, wat wijst op een bepaalde organisatie en hiërarchische structuur, waarvan satan de koning en overste is. Dat dit koninkrijk een aards koninkrijk is, volgt daaruit dat hij in zekere zin de heerschappij over de aarde op de eerste mens, Adam, veroverde en sindsdien feitelijk ‘al de koninkrijken der wereld en al hun heerlijkheid’ als zijn bezit kon beschouwen )36. Verder zagen we dat de Here Jezus hem ‘de overste dezer wereld’ noemt en Paulus hem ‘de god dezer eeuw’.
Contact met de geestelijke wereld kan dus nu alleen nog door demonen. Het is voor de mens eigenlijk een zegen dat zijn ‘bewustzijnsspectrum’ door God ingeperkt is, anders zou hij voortdurend indrukken uit die wereld van andere mensen opdoen. We zouden er zeer chaotisch en instabiel door worden.De bijbel waarschuwt ons onze geest niet ‘open te stellen’ voor zulke indrukken, hetzij door drugs, door mystiek, door occulte contacten of door het ontwikkelen van paranormale begaafdheid.
Verder moeten we beseffen dat door vergeving en verlossing door het geloof in de verzoening door het bloed van Jezus Christus het contact en de gemeenschap met God hersteld kan worden en de weg openstaat voor een leven van gebed en aanbidding, van ‘verborgen omgang’ met God. Ook de christen kan occult beïnvloed worden door voor verboden machten open te staan, maar hij kan zich ertegen wapenen door zich te richten op de Persoon van de Here Jezus Christus, die zijn hart zal ‘vullen’ met de dingen ‘die boven zijn’.
5.4. Wat zijn demonen, hoe werken ze en waar zijn ze te vinden ? ?
Het woord ‘demon’ is een verbastering van het Griekse woord daimoon of van daimonion, wat ‘duivels’ betekent. In het Nieuwe Testament betekent het ‘boze geest’ (Hand. 17:18 ).
In het Oude Testament komt het voor in Deut. 32 : 17 en Psalm 106 : 37 als het Hebreeuwse woord sjedhim, dat eveneens ‘boze geesten’ betekent en daar duidt het op de demonische machten die schuil gaan achter de heidense afgoden. Verder is het de vertaling van seïrim in Lev. 17 : 7 )18 , wat vertaald is met veldgeesten, een woord dat in het enkelvoud letterlijk ‘harige’ betekent, vooral in de zin van geitebok. Daarom krijgt het vaak de betekenis van een harige demon. Verder is het de vertaling van elohim, ‘afgoden’ in Psalm 96 : 5, een woord dat letterlijk ‘nietigheden’ betekent en bevestigt dat afgoden vereenzelvigd worden met demonen. Pas in het ( Griekse ) Nieuwe Testament heeft daimonios de vaste betekenis gekregen van ‘boze geest’ of ‘boodschapper en dienstknecht van de duivel’.
Dus de vraag is alleszins gewettigd wat demonen nu precies zijn. De bijbel noemt maar één verklaring : demonen zijn gevallen engelen )19. Daarnaast wordt de satan ‘Beëlzebub, de overste der demonen’ genoemd, en deze boze geesten worden ‘zijn koninkrijk’ genoemd )20
Paulus noemt satan ‘de overste van de macht der lucht’ ( d.i. de demonenwereld ) en spreekt over de demonen als ‘de overheden, de machten, de wereldbeheersers dezer duisternis, de boze geesten in de hemelse gewesten )21). Hun machtsgebied is dus de ‘duisternis’, zoals ook de Here Jezus in Gethsémané tegen zijn vijanden zei : ‘Dit is de ure en de macht der duisternis’ )22. Alle geestelijke duisternis, die er in deze wereld bestaat, wordt beheerst door demonen. Daarom wordt de satan zelf de ‘overste dezer wereld’ en de ‘god dezer eeuw’ genoemd )23.
Ten diepste zijn demonen geestelijke wezens ( Grieks : pneumata ponèra, Luc. 8 : 2a ). Ook op andere plekken worden zij geesten genoemd )24. Daarmee behoren zij tot dezelfde geestelijke wereld als de engelen, die ook geesten genoemd worden ( Hebr. 1 : 13, 14 ), terwijl met nadruk nog eens herhaald zij : ‘God is een geest” ( Joh. 4 : 24 ). Ze zijn onstoffelijk, ‘onlichamelijk’: een geest heeft geen vlees en beenderen ( Luc. 24 : 39 ). Ze zijn daarom met onze gewone zintuigen niet zichtbaar en zijn niet aan de natuurwetten gebonden, hoewel profeten ze soms aanschouwden in de gedaante van dieren )25.
Demonen zijn personen met een eigen wil en gevoelsleven )26. Ze zijn ook zeer intelligent. De bijbel benadrukt steeds weer hun sluwheid en inzicht : zij kennen Jezus, buigen voor Hem en erkennen Hem als de Zoon van de allerhoogste God )27, verder erkennen ze dat er geen gemeenschap kan zijn tussen Hem en hen en vragen gunsten van Hem ( Luc. 8 : 28, 31 ), gehoorzamen Hem en zijn op de hoogte van hun eeuwige bestemming ( Matth. 8 : 16, 29 ). Verder zijn ze actief in het verderven van de waarheid en het verspreiden van de leugen )28. Zelfs wordt van hen gezegd dat zij in God geloven, maar zij doen dat sidderend. Zij werpen zich voor Jezus Christus neer, maar zij doen dat met haat, niet uit liefde )29.
Zij hebben dus een boos karakter, dat ‘onrein’ wordt genoemd )30. Hun verdorven aard wordt tragisch geïllustreerd in het gedrag van demonisch bezetenen die soms het verlangen laten zien naakt te leven, en dat nog wel in onreine plaatsen als graven, of in onreine dieren als varkens )31. Zij kunnen in bezetenen vreselijke ziekten en ook duivelse kracht ontketenen )32. Hun macht is dus zeer groot. Zij kunnen regelrecht natuurgeweld aanwenden om de mens in lijden te dompelen )33.
Satan en zijn demonen zijn dus Gods tegenstanders en dat komt in het bijzonder uit in het leven van de Here Jezus, Gods Zoon. Satan trachtte Hem reeds bij het begin van Zijn bediening op aarde te verleiden, maar ondanks hun haat tegen God zijn zij beperkt in hun macht, kunnen zij nooit verder gaan dan God hen toestaat te gaan, en zijn zij in menig opzicht werktuigen in de handen van God, of dat nu gelovigen betreft )34 dan wel ongelovigen )35.
Demonen zijn ‘de machten in de lucht’. Deze uitdrukking laat zien dat hun werkzaamheid zich rondom ons afspeelt. De onderlinge verhouding van deze gevallen engelen wordt gekenschetst als ‘een koninkrijk van satan’, wat wijst op een bepaalde organisatie en hiërarchische structuur, waarvan satan de koning en overste is. Dat dit koninkrijk een aards koninkrijk is, volgt daaruit dat hij in zekere zin de heerschappij over de aarde op de eerste mens, Adam, veroverde en sindsdien feitelijk ‘al de koninkrijken der wereld en al hun heerlijkheid’ als zijn bezit kon beschouwen )36. Verder zagen we dat de Here Jezus hem ‘de overste dezer wereld’ noemt en Paulus hem ‘de god dezer eeuw’.
In Bijbels Optiek
Demonen worden vaak in primitieve culturen zichtbaar gemaakt in angstaanjagende maskers, om uit te drukken er toch ontzag voor te hebben en dat ze je van alles aan kunnen doen.
De satan en zijn demonen zijn de onzichtbare machten en intelligentsia achter de dictators, koningen, presidenten en gouverneurs die in de zichtbare regeerders zijn. Achter de oorlogen van deze wereld gaan onzichtbare oorlogen in de hemelse gewesten schuil. Dit kunnen we zien in de geschiedenis van Daniël, waar een engel 21 dagen is opgehouden voordat hij Daniël kon bereiken, en wel doordat ‘de vorst van het koninkrijk der Perzen’ tegenover hem stond :’doch zie, ( de aartsengel ) Michaël, één der voornaamste vorsten, kwam mij ter hulp, zodat ik daar, bij de koningen der Perzen, de overhand behield’. Even later zegt de engel : ’Terstond moet ik terugkeren om met de vorst der Perzen te strijden, en zodra ik uitgegaan ben, zie, dan zal de vorst van Griekenland komen; (…). En niet één staat mij vastberaden tegen hen terzijde, behalve uw vorst Michaël’)37. Het woord ‘vorst’ duidt hier niet op aardse, menselijke koningen, maar het wordt toegepast zowel op de aartsengel Michaël als op de demonische machten die achter de aardse machthebbers schuil gaan en met Michaël in strijd komen. Dit betekent niet dat de satan absolute macht over hen heeft. Boven alles staat :
‘De Allerhoogste heeft macht over het koningschap der mensen en geeft dat aan wie Hij wil’ en ‘Het hart van de koning is in de hand des Heren als waterbeken, Hij leidt het overal heen, waar het Hem behaagt’ )38.
De aarde is dus het eigenlijke werkterrein van de demonen, ook al wordt hun verblijfplaats ook omschreven als de ‘lucht’ of de ‘hemelse gewesten’. Wat dit laatste betreft, weten we dat de satan tot op zekere hoogte toegang heeft in de hemel en daar voor God kan verschijnen, maar tevens dat zijn eigenlijke werk is op aarde te zwerven en die te doorkruisen )39. Ook lezen we in het verhaal van de profeet Micha : ‘Ik zag de Here zitten op zijn troon, terwijl het ganse heir des hemels aan zijn rechter- en zijn linkerhand stond. En de Here zeide : wie zal Achab verleiden, zodat hij optrekt en sneuvelt te Ramoth in Gilead ? De een zeide dit en de ander dat. Toen trad er een geest naar voren en stelde zich voor de Here en zeide : ik zal hem verleiden. De Here vroeg hem : waarmede ? Hij antwoordde : ik zal heengaan en een leugengeest worden in de mond van al zijn profeten. Toen zeide Hij : gij moet hem verleiden, en gij zult er toe in staat zijn; ga heen en doe het )40. Hier zien we eveneens dat demonen tot op zekere hoogte toegang hebben in de hemelse gewesten, en dat zij grote invloed kunnen uitoefenen op mensen, zelfs op koningen. Verder dat zij daarbij niets kunnen doen zonder de wil en toelating van God.
Wij leven dus in een wereld waarin wij omringd zijn door demonische machten, die een geweldige invloed op de mensen kunnen uitoefenen. Voor de gelovige hoeft dit echter niet een reden voor angst te zijn.
De satan en zijn demonen zijn de onzichtbare machten en intelligentsia achter de dictators, koningen, presidenten en gouverneurs die in de zichtbare regeerders zijn. Achter de oorlogen van deze wereld gaan onzichtbare oorlogen in de hemelse gewesten schuil. Dit kunnen we zien in de geschiedenis van Daniël, waar een engel 21 dagen is opgehouden voordat hij Daniël kon bereiken, en wel doordat ‘de vorst van het koninkrijk der Perzen’ tegenover hem stond :’doch zie, ( de aartsengel ) Michaël, één der voornaamste vorsten, kwam mij ter hulp, zodat ik daar, bij de koningen der Perzen, de overhand behield’. Even later zegt de engel : ’Terstond moet ik terugkeren om met de vorst der Perzen te strijden, en zodra ik uitgegaan ben, zie, dan zal de vorst van Griekenland komen; (…). En niet één staat mij vastberaden tegen hen terzijde, behalve uw vorst Michaël’)37. Het woord ‘vorst’ duidt hier niet op aardse, menselijke koningen, maar het wordt toegepast zowel op de aartsengel Michaël als op de demonische machten die achter de aardse machthebbers schuil gaan en met Michaël in strijd komen. Dit betekent niet dat de satan absolute macht over hen heeft. Boven alles staat :
‘De Allerhoogste heeft macht over het koningschap der mensen en geeft dat aan wie Hij wil’ en ‘Het hart van de koning is in de hand des Heren als waterbeken, Hij leidt het overal heen, waar het Hem behaagt’ )38.
De aarde is dus het eigenlijke werkterrein van de demonen, ook al wordt hun verblijfplaats ook omschreven als de ‘lucht’ of de ‘hemelse gewesten’. Wat dit laatste betreft, weten we dat de satan tot op zekere hoogte toegang heeft in de hemel en daar voor God kan verschijnen, maar tevens dat zijn eigenlijke werk is op aarde te zwerven en die te doorkruisen )39. Ook lezen we in het verhaal van de profeet Micha : ‘Ik zag de Here zitten op zijn troon, terwijl het ganse heir des hemels aan zijn rechter- en zijn linkerhand stond. En de Here zeide : wie zal Achab verleiden, zodat hij optrekt en sneuvelt te Ramoth in Gilead ? De een zeide dit en de ander dat. Toen trad er een geest naar voren en stelde zich voor de Here en zeide : ik zal hem verleiden. De Here vroeg hem : waarmede ? Hij antwoordde : ik zal heengaan en een leugengeest worden in de mond van al zijn profeten. Toen zeide Hij : gij moet hem verleiden, en gij zult er toe in staat zijn; ga heen en doe het )40. Hier zien we eveneens dat demonen tot op zekere hoogte toegang hebben in de hemelse gewesten, en dat zij grote invloed kunnen uitoefenen op mensen, zelfs op koningen. Verder dat zij daarbij niets kunnen doen zonder de wil en toelating van God.
Wij leven dus in een wereld waarin wij omringd zijn door demonische machten, die een geweldige invloed op de mensen kunnen uitoefenen. Voor de gelovige hoeft dit echter niet een reden voor angst te zijn.
In Bijbels Optiek
Jezus overwon de dood na zijn kruisiging door op te staan uit de dood. Ieder mens die dat gelooft en zijn zonde belijdt, vindt de bestemming van zijn leven.
Christenen weten dat de Here Jezus Christus aan het kruis in beginsel hun macht gebroken heeft. ‘Hij heeft door zijn dood hem, die de macht over de dood had, de duivel, onttroond en allen bevrijd, die gedurende hun ganse leven door angst voor de dood tot slavernij gedoemd waren’; ‘hiertoe is de Zoon van God geopenbaard, opdat Hij de werken des duivels verbreken zou’; ‘de overste dezer wereld’ is ‘buitengeworpen’ en ‘geoordeeld’; en evangelisten prediken tot de mensen ‘om hun ogen te openen ter bekering uit de duisternis tot het licht en van de macht van de satan tot God’; God Zelf heeft in Christus ‘de overheden en machten ontwapend en openlijk ten toon gesteld en zo over hen gezegevierd )41. De gelovigen in de Here Jezus Christus zijn vrij van de macht van satan en zijn handlangers.
Christenen weten dat de Here Jezus Christus aan het kruis in beginsel hun macht gebroken heeft. ‘Hij heeft door zijn dood hem, die de macht over de dood had, de duivel, onttroond en allen bevrijd, die gedurende hun ganse leven door angst voor de dood tot slavernij gedoemd waren’; ‘hiertoe is de Zoon van God geopenbaard, opdat Hij de werken des duivels verbreken zou’; ‘de overste dezer wereld’ is ‘buitengeworpen’ en ‘geoordeeld’; en evangelisten prediken tot de mensen ‘om hun ogen te openen ter bekering uit de duisternis tot het licht en van de macht van de satan tot God’; God Zelf heeft in Christus ‘de overheden en machten ontwapend en openlijk ten toon gesteld en zo over hen gezegevierd )41. De gelovigen in de Here Jezus Christus zijn vrij van de macht van satan en zijn handlangers.