In Bijbels Optiek
De georganiseerde misdaad in Europa en Nederland.
In onze tijd wordt de macht door criminelen overgenomen.
Aan het eind van de twintigste eeuw wordt de macht van criminelen groter dan ooit daarvoor. Ze
eigenen zich die macht toe ten koste van de staat die voor openbare orde en veiligheid moet zorgdragen. In veel landen kunnen politie en justitie de strijd tegen de criminaliteit praktisch niet meer aan. In een toenemend aantal landen zijn deze organen in verregaande mate door het criminele milieu geïnfiltreerd. Er zijn zelfs landen waar een niet onbelangrijk deel van het staatsapparaat door drugshandelaren wordt gecontroleerd. De (drugs)maffia heeft dan meer economische en politieke macht dan de overheid. En dat heeft zich in die mate nog niet eerder voorgedaan. Daar komt dan nog de allerlaatste (godsdienstige) schakel bij: de misdaadideologie van de islam, die zegt dat iedereen, die hun god Allah niet wil aanbidden, gedood moet worden. Hoe meer slachtoffers er gemaakt worden, des te beter hun systeem gaat ‘ werken’. Het veroorzaken van chaos is hun doel om daarna de wereldgemeenschap hun wil op te leggen. Het is niet zo moeilijk te begrijpen dat vooral de criminelen hiervan profiteren.
Voor enkele voorbeelden, dat misdaad loont, gaan we terug in de tijd.
Bokkenrijders e.a.
De achttiende-eeuwse Republiek was een lusthof voor het bendewezen. Hetzelfde lijkt te gelden voor twintigste-eeuwse poldermaffia. En wie goed kijkt, merkt dat er grote overeenkomsten zijn tussen de twee perioden. Van de Bokkenrijders en het Zwartjesgoed naar Klaas Bruinsma en de Hakkelaar.
1 augustus 1742: De herberg annex het tolhuis van de weduwe Anna Sypekotten in Zweibrüggen wordt overvallen. De daders zijn tientallen leden van de bende de Bokkenrijders (zie ook de film over dit onderwerp). Met een ladder, verkregen van de buurman, weten de bendeleden via de zolder het pand binnen te komen en van binnenuit de voordeur te openen. De bewoners worden ernstig mishandeld. Om te weten waar Sypekotten haar geld verborgen houdt, worden haar benen met zwavel ingesmeerd en gebrand. De Bokkenrijders verdwijnen met het geld, koperwerk, kleding en linnengoed.
In onze tijd wordt de macht door criminelen overgenomen.
Aan het eind van de twintigste eeuw wordt de macht van criminelen groter dan ooit daarvoor. Ze
eigenen zich die macht toe ten koste van de staat die voor openbare orde en veiligheid moet zorgdragen. In veel landen kunnen politie en justitie de strijd tegen de criminaliteit praktisch niet meer aan. In een toenemend aantal landen zijn deze organen in verregaande mate door het criminele milieu geïnfiltreerd. Er zijn zelfs landen waar een niet onbelangrijk deel van het staatsapparaat door drugshandelaren wordt gecontroleerd. De (drugs)maffia heeft dan meer economische en politieke macht dan de overheid. En dat heeft zich in die mate nog niet eerder voorgedaan. Daar komt dan nog de allerlaatste (godsdienstige) schakel bij: de misdaadideologie van de islam, die zegt dat iedereen, die hun god Allah niet wil aanbidden, gedood moet worden. Hoe meer slachtoffers er gemaakt worden, des te beter hun systeem gaat ‘ werken’. Het veroorzaken van chaos is hun doel om daarna de wereldgemeenschap hun wil op te leggen. Het is niet zo moeilijk te begrijpen dat vooral de criminelen hiervan profiteren.
Voor enkele voorbeelden, dat misdaad loont, gaan we terug in de tijd.
Bokkenrijders e.a.
De achttiende-eeuwse Republiek was een lusthof voor het bendewezen. Hetzelfde lijkt te gelden voor twintigste-eeuwse poldermaffia. En wie goed kijkt, merkt dat er grote overeenkomsten zijn tussen de twee perioden. Van de Bokkenrijders en het Zwartjesgoed naar Klaas Bruinsma en de Hakkelaar.
1 augustus 1742: De herberg annex het tolhuis van de weduwe Anna Sypekotten in Zweibrüggen wordt overvallen. De daders zijn tientallen leden van de bende de Bokkenrijders (zie ook de film over dit onderwerp). Met een ladder, verkregen van de buurman, weten de bendeleden via de zolder het pand binnen te komen en van binnenuit de voordeur te openen. De bewoners worden ernstig mishandeld. Om te weten waar Sypekotten haar geld verborgen houdt, worden haar benen met zwavel ingesmeerd en gebrand. De Bokkenrijders verdwijnen met het geld, koperwerk, kleding en linnengoed.
Met een reeks georganiseerde misdaden terroriseerden de Bokkenrijders in de achttiende eeuw Zuid- en Midden-Limburg.
(afb.: www.pprauwerda.nl/en/kapiteinvandebokkenrijders.php)
Met een reeks georganiseerde misdaden terroriseerden de Bokkenrijders in de achttiende eeuw Zuid- en Midden-Limburg. De bendes opereerden in wisselende samenstelling en joegen de bevolking en de overheid veel schrik aan. Van de bendeleden werd gezegd ‘dat zij snagts als zij uijt stelen gingen, op bokken reijden, deze bokken en zoude geene natuerlijke bokken geweest zijn, maer de duijvel’. Voor geweld deinsden zij niet terug. Bij een overval op een boerderij werden de bewoners met stokslagen tot zwijgen gebracht en vastgebonden. Toen de boer probeerde te vluchten, werd hij neergestoken. Zijn vrouw werd gedwongen te zeggen waar het geld verborgen lag. Toen zij vertelde dat ze niet meer geld had dan wat in haar tas zat, werden haar benen bijeengebonden en in het haardvuur gehouden. Met een mes sneden de overvallers het vel van haar tenen en lieten het kaarsvet van een brandende kaars in de wonden druppelen.
Het beeld van de vreedzame, welvarende, keurig geordende, egalitaire en saaie achttiende-eeuwse Republiek laat eigenlijk geen ruimte voor georganiseerde misdaad, zo betoogt historica Florike Egmond. Egmond heeft veel onderzoek verricht naar de zeventiende- en achttiende-eeuwse criminaliteit. ‘Maar er was wel degelijk een onderwereld, al werd de term “georganiseerde misdaad” niet gebruikt. Er waren georganiseerde bendes, die veelal samen een groot netwerk vormden. Het beste voorbeeld hiervan is de Grote Nederlandse Bende. Die was actief in de jaren zeventig van de achttiende eeuw en bestond uit een netwerk van de Brabantse, de Meerssener, de Hollandse en de Noord-Brabantse Bende.’ In de eerste helft van de achttiende eeuw waren er vooral veel bendes in Brabant, maar ook na 1750 tierde het bendewezen welig. Bendes als de Moskovieters, de Zwartmakers, de Bende van Jaco, de Bende van Gerrit de Koe, de Bende van Engele Jantje en het Zwartjesgoed pleegden overval op overval en zorgden voor paniekgolven op het platteland en in de steden.
(afb.: www.pprauwerda.nl/en/kapiteinvandebokkenrijders.php)
Met een reeks georganiseerde misdaden terroriseerden de Bokkenrijders in de achttiende eeuw Zuid- en Midden-Limburg. De bendes opereerden in wisselende samenstelling en joegen de bevolking en de overheid veel schrik aan. Van de bendeleden werd gezegd ‘dat zij snagts als zij uijt stelen gingen, op bokken reijden, deze bokken en zoude geene natuerlijke bokken geweest zijn, maer de duijvel’. Voor geweld deinsden zij niet terug. Bij een overval op een boerderij werden de bewoners met stokslagen tot zwijgen gebracht en vastgebonden. Toen de boer probeerde te vluchten, werd hij neergestoken. Zijn vrouw werd gedwongen te zeggen waar het geld verborgen lag. Toen zij vertelde dat ze niet meer geld had dan wat in haar tas zat, werden haar benen bijeengebonden en in het haardvuur gehouden. Met een mes sneden de overvallers het vel van haar tenen en lieten het kaarsvet van een brandende kaars in de wonden druppelen.
Het beeld van de vreedzame, welvarende, keurig geordende, egalitaire en saaie achttiende-eeuwse Republiek laat eigenlijk geen ruimte voor georganiseerde misdaad, zo betoogt historica Florike Egmond. Egmond heeft veel onderzoek verricht naar de zeventiende- en achttiende-eeuwse criminaliteit. ‘Maar er was wel degelijk een onderwereld, al werd de term “georganiseerde misdaad” niet gebruikt. Er waren georganiseerde bendes, die veelal samen een groot netwerk vormden. Het beste voorbeeld hiervan is de Grote Nederlandse Bende. Die was actief in de jaren zeventig van de achttiende eeuw en bestond uit een netwerk van de Brabantse, de Meerssener, de Hollandse en de Noord-Brabantse Bende.’ In de eerste helft van de achttiende eeuw waren er vooral veel bendes in Brabant, maar ook na 1750 tierde het bendewezen welig. Bendes als de Moskovieters, de Zwartmakers, de Bende van Jaco, de Bende van Gerrit de Koe, de Bende van Engele Jantje en het Zwartjesgoed pleegden overval op overval en zorgden voor paniekgolven op het platteland en in de steden.
Pieter de Riemer werkte als hoogleraar in Den Haag, toen hij in 1806 de lijken van drie criminelen op zijn ontleedtafel kreeg. Deze misdadigers waren, dat was bekend, lid geweest van de Bende Zwartjesgoed. De Riemer, geïnspireerd door de hersenschedelleer van Franz Joseph Gall, was vooral geïnteresseerd in de vorm van de schedels van deze misdadigers om te zien of er verband bestond tussen de schedelvorm en de eigenschappen van de persoon. De verdiensten zullen het drietal eerder geïnteresseerd hebben.
(afb.: https://nl.wikipedia.org/wiki/Schedel)
‘De geschiedenis van de misdaad heeft de vorm van een U-curve,’ legt criminoloog Frank Bovenkerk uit. Criminaliteit hangt samen met sociale en politieke ontwikkelingen. Als die omslaan, verandert de criminaliteit ook. Begin achttiende eeuw staan we in Europa aan het begin van de industriële revolutie en de verstedelijking. Het criminaliteitsniveau stijgt. Op het moment dat het veranderingsproces ten einde is, in Nederland na 1900, zakt dat niveau abrupt. Tot in de jaren vijftig blijft het dan vrij laag. En in de periode van de overgang van een industriële naar een postindustriële maatschappij – de jaren zeventig – begint de misdaad enorm toe te nemen.’
Armoede en sociale uitsluiting waren in de achttiende eeuw een belangrijke reden voor aansluiting bij een bende. Sterk vertegenwoordigd waren bijvoorbeeld de vilders, ook wel afdoeners of koudslachters genoemd. Dit waren ambachtslieden die tot taak hadden zieke dieren af te maken, gestorven vee en paarden te villen en kadavers op te ruimen. Ze fungeerden ook als assistenten van de scherprechter en hadden de taak lijken van veroordeelden te transporteren, op te hangen of onder de galg te begraven. Het vildersberoep was onrein en werd overgedragen van vader op zoon. Een vilder mocht niet trouwen met iemand uit een andere beroepsgroep. Hij leefde (letterlijk) aan de rand van de gemeenschap.
De vilders zijn met name in de eerste tien jaar van het bestaan van de Bokkenrijders sterk vertegenwoordigd in de bende. Andere leden waren ambachtslieden, dagloners, schoenlappers, voerlieden of marskramers. ‘Wat veel bendeleden gemeen hadden was hun mobiliteit,’ vertelt historicus Anton Blok, die uitgebreid onderzoek naar de Bokkenrijders heeft gedaan. ‘Bijna allemaal trokken ze rond vanwege hun beroep. Daardoor onttrokken ze zich aan de sociale controle van de dorpsgemeenschap. De vilders bijvoorbeeld hadden altijd een alibi om zich op ongewone tijdstippen op ongebruikelijke plaatsen te bevinden.’
Het verband tussen de criminele daden van een bendelid en zijn beroep wordt ook gesignaleerd door criminoloog Cyrille Fijnaut: ‘In de achttiende eeuw was de grens tussen de misdadige activiteiten van een bendelid en zijn eigenlijke beroep erg vaag – kijk naar de vilders. En dat zie je nu nog. In de autohandel, bijvoorbeeld. Er zijn criminelen die een normale autogarage runnen en tegelijkertijd het criminele circuit van onderdelen voorzien. Er zijn veel mensen met dubbelrollen: januskoppen. Daar raakt de onderwereld de bovenwereld...’ Bovenkerk: ‘De beroepsachtergrond was altijd erg belangrijk, maar dat is verdwenen. Je hebt geen oneerlijke beroepen meer die erfelijk zijn. Het is nu vaak van meer invloed of je afkomstig bent uit een lage sociale klasse en uit een (etnische) minderheid. Uitsluiting is ook nu van belang; alle immigrantengroepen waarbij ik in eerder onderzoek discriminatie heb aangetoond – Surinamers, Turken, Marokkanen – scoren nu hoog in de georganiseerde misdaad.’
(afb.: https://nl.wikipedia.org/wiki/Schedel)
‘De geschiedenis van de misdaad heeft de vorm van een U-curve,’ legt criminoloog Frank Bovenkerk uit. Criminaliteit hangt samen met sociale en politieke ontwikkelingen. Als die omslaan, verandert de criminaliteit ook. Begin achttiende eeuw staan we in Europa aan het begin van de industriële revolutie en de verstedelijking. Het criminaliteitsniveau stijgt. Op het moment dat het veranderingsproces ten einde is, in Nederland na 1900, zakt dat niveau abrupt. Tot in de jaren vijftig blijft het dan vrij laag. En in de periode van de overgang van een industriële naar een postindustriële maatschappij – de jaren zeventig – begint de misdaad enorm toe te nemen.’
Armoede en sociale uitsluiting waren in de achttiende eeuw een belangrijke reden voor aansluiting bij een bende. Sterk vertegenwoordigd waren bijvoorbeeld de vilders, ook wel afdoeners of koudslachters genoemd. Dit waren ambachtslieden die tot taak hadden zieke dieren af te maken, gestorven vee en paarden te villen en kadavers op te ruimen. Ze fungeerden ook als assistenten van de scherprechter en hadden de taak lijken van veroordeelden te transporteren, op te hangen of onder de galg te begraven. Het vildersberoep was onrein en werd overgedragen van vader op zoon. Een vilder mocht niet trouwen met iemand uit een andere beroepsgroep. Hij leefde (letterlijk) aan de rand van de gemeenschap.
De vilders zijn met name in de eerste tien jaar van het bestaan van de Bokkenrijders sterk vertegenwoordigd in de bende. Andere leden waren ambachtslieden, dagloners, schoenlappers, voerlieden of marskramers. ‘Wat veel bendeleden gemeen hadden was hun mobiliteit,’ vertelt historicus Anton Blok, die uitgebreid onderzoek naar de Bokkenrijders heeft gedaan. ‘Bijna allemaal trokken ze rond vanwege hun beroep. Daardoor onttrokken ze zich aan de sociale controle van de dorpsgemeenschap. De vilders bijvoorbeeld hadden altijd een alibi om zich op ongewone tijdstippen op ongebruikelijke plaatsen te bevinden.’
Het verband tussen de criminele daden van een bendelid en zijn beroep wordt ook gesignaleerd door criminoloog Cyrille Fijnaut: ‘In de achttiende eeuw was de grens tussen de misdadige activiteiten van een bendelid en zijn eigenlijke beroep erg vaag – kijk naar de vilders. En dat zie je nu nog. In de autohandel, bijvoorbeeld. Er zijn criminelen die een normale autogarage runnen en tegelijkertijd het criminele circuit van onderdelen voorzien. Er zijn veel mensen met dubbelrollen: januskoppen. Daar raakt de onderwereld de bovenwereld...’ Bovenkerk: ‘De beroepsachtergrond was altijd erg belangrijk, maar dat is verdwenen. Je hebt geen oneerlijke beroepen meer die erfelijk zijn. Het is nu vaak van meer invloed of je afkomstig bent uit een lage sociale klasse en uit een (etnische) minderheid. Uitsluiting is ook nu van belang; alle immigrantengroepen waarbij ik in eerder onderzoek discriminatie heb aangetoond – Surinamers, Turken, Marokkanen – scoren nu hoog in de georganiseerde misdaad.’
Volgens onderzoek van Cyrille Fijnaut worden criminelen gesignaleerd die een normale autogarage runnen en tegelijkertijd het criminele circuit van onderdelen voorzien. Er zijn veel mensen met dubbelrollen, die januskoppen worden genoemd.
(foto: https://marcbolsius.photoshelter.com)
Zigeunerbendes.
Maar ook daar is een parallel met de achttiende eeuw te trekken. De belangrijkste minderheidsgroepen in de achttiende eeuw waren de Joden en de zigeuners. Zigeuners, ook wel Heijdens of Egyptenaars genoemd, werden zwaar gediscrimineerd. Alleen al omdat ze zigeuners waren konden ze worden opgepakt. In de eerste decennia van de achttiende eeuw ontstonden grote en uitstekend georganiseerde zigeunerbendes, die goed voorbereide diefstallen, gewelddadige inbraken en bijzonder agressieve gewapende overvallen pleegden. Bovenkerk: ‘Wat in de achttiende eeuw voor Joden en zigeuners reden was om lid te worden van een bende, is dat nu ook voor bepaalde allochtone groepen. Antilliaanse jongens komen naar Nederland om de misdaad in te gaan; ze zien hier betere kansen.’
Ook Joden werden de misdaad in gedreven door hun sociale uitsluiting en juridische beperkingen in de achttiende-eeuwse Republiek, vertelt Fijnaut. ‘Veel Joden bekleedden vooraanstaande plaatsen in het criminele circuit en traden op als bemiddelaars en tussenpersonen in de criminele infrastructuur. Ze wisten waar een flinke buit te vinden was en ze beschikten over de juiste contacten om die buit elders weer te verkopen. Een belangrijke rol speelden de baldovers, een soort pandjesbazen, die vaak joods waren. Je kunt ze goed vergelijken met de hedendaagse helers.’
Volgens Anton Blok kwam de achterstelling van de Limburgers die lid werden van de Bokkenrijders tot uiting in het gedrag van de bende: ‘Hun daden hadden een wraakaspect. Er was ook genoeg reden om rancune te koesteren. De vilders, bijvoorbeeld, werden met de nek aangekeken.’
In de jaren vijftig van de achttiende eeuw ontwikkelden de Bokkenrijders zich tot een soort vrijkorps, dat hogere doelen voor ogen had. Tijdens verhoren vertelden bendeleden dat ze streefden naar maatschappelijke gelijkheid en gemeenschappelijk eigendom. Er vielen termen als ‘Het Nieuwe Koninkrijk’ en ‘Broederschap van Geluk’. In deze periode lijken de overvallen eerder een middel dan een doel te worden. De Bokkenrijders omgeven zich met semi-religieuze rituelen als het afleggen van een eed door nieuwe leden. Die moest de overgang van de gewone samenleving naar een geheim genootschap accentueren. De nieuwelingen zworen God en Maria af en beloofden in naam van de duivel veel kwaad te doen en de goede werken te verzaken. Dit alles gebeurde in een soort zwarte mis, een parodie op de kerkelijke rituelen. Op een geïmproviseerd altaar stond een Mariabeeld en vaak een doodskop of een afgehakte hand met een kaars erin. Na de eedaflegging vertrapten de nieuwelingen een crucifix. De Bokkenrijders pleegden regelmatig overvallen op kerken. Vaak gingen deze gepaard met heiligschennis, waaruit het symbolisch verzet van de bende bleek. Het kerkelijk vaatwerk werd gestolen, het interieur werd vernield, en regelmatig werd de hostievoorraad verorberd. ‘Het is wel belangrijk om op te merken dat de Bokkenrijders hierin een uitzondering vormen,’ vertelt Egmond. ‘Deze rituelen en de eedaflegging zie je nergens anders.’
Fijnaut herkent in de organisatiestructuren van achttiende-eeuwse criminele groepen veel van die van huidige criminele organisaties: ‘De Grote Nederlandse Bende is een goed voorbeeld van een groot internationaal netwerk. Dat reikte van Parijs, België en delen van Zuid-Nederland tot aan Mainz in Duitsland. Dit soort internationale netwerken, in feite tal van subnetwerken die vaak door familierelaties aan elkaar geknoopt zijn, zie je tegenwoordig ook in bepaalde soorten georganiseerde misdaad. Alleen zijn ze nu door de globalisering veel groter; ze zijn transcontinentaal, met name in de drugshandel.’
De criminologie maakt een onderscheid tussen predatory crime en consensual crime. Bovenkerk: ‘De huidige georganiseerde misdaad draait om figuren die producten leveren die wij kopen. Dat is ‘consensual crime’. Er zijn blijkbaar genoeg mensen die drugs willen gebruiken. In die zin is de misdaad een kwestie van vraag en aanbod. De achttiende eeuw heeft veel meer last van gewelddadige overvallen en diefstallen, predatory crime. De verschuiving van predatory naar consensual crime heeft een professionalisering van de misdaad met zich meegebracht.’
(foto: https://marcbolsius.photoshelter.com)
Zigeunerbendes.
Maar ook daar is een parallel met de achttiende eeuw te trekken. De belangrijkste minderheidsgroepen in de achttiende eeuw waren de Joden en de zigeuners. Zigeuners, ook wel Heijdens of Egyptenaars genoemd, werden zwaar gediscrimineerd. Alleen al omdat ze zigeuners waren konden ze worden opgepakt. In de eerste decennia van de achttiende eeuw ontstonden grote en uitstekend georganiseerde zigeunerbendes, die goed voorbereide diefstallen, gewelddadige inbraken en bijzonder agressieve gewapende overvallen pleegden. Bovenkerk: ‘Wat in de achttiende eeuw voor Joden en zigeuners reden was om lid te worden van een bende, is dat nu ook voor bepaalde allochtone groepen. Antilliaanse jongens komen naar Nederland om de misdaad in te gaan; ze zien hier betere kansen.’
Ook Joden werden de misdaad in gedreven door hun sociale uitsluiting en juridische beperkingen in de achttiende-eeuwse Republiek, vertelt Fijnaut. ‘Veel Joden bekleedden vooraanstaande plaatsen in het criminele circuit en traden op als bemiddelaars en tussenpersonen in de criminele infrastructuur. Ze wisten waar een flinke buit te vinden was en ze beschikten over de juiste contacten om die buit elders weer te verkopen. Een belangrijke rol speelden de baldovers, een soort pandjesbazen, die vaak joods waren. Je kunt ze goed vergelijken met de hedendaagse helers.’
Volgens Anton Blok kwam de achterstelling van de Limburgers die lid werden van de Bokkenrijders tot uiting in het gedrag van de bende: ‘Hun daden hadden een wraakaspect. Er was ook genoeg reden om rancune te koesteren. De vilders, bijvoorbeeld, werden met de nek aangekeken.’
In de jaren vijftig van de achttiende eeuw ontwikkelden de Bokkenrijders zich tot een soort vrijkorps, dat hogere doelen voor ogen had. Tijdens verhoren vertelden bendeleden dat ze streefden naar maatschappelijke gelijkheid en gemeenschappelijk eigendom. Er vielen termen als ‘Het Nieuwe Koninkrijk’ en ‘Broederschap van Geluk’. In deze periode lijken de overvallen eerder een middel dan een doel te worden. De Bokkenrijders omgeven zich met semi-religieuze rituelen als het afleggen van een eed door nieuwe leden. Die moest de overgang van de gewone samenleving naar een geheim genootschap accentueren. De nieuwelingen zworen God en Maria af en beloofden in naam van de duivel veel kwaad te doen en de goede werken te verzaken. Dit alles gebeurde in een soort zwarte mis, een parodie op de kerkelijke rituelen. Op een geïmproviseerd altaar stond een Mariabeeld en vaak een doodskop of een afgehakte hand met een kaars erin. Na de eedaflegging vertrapten de nieuwelingen een crucifix. De Bokkenrijders pleegden regelmatig overvallen op kerken. Vaak gingen deze gepaard met heiligschennis, waaruit het symbolisch verzet van de bende bleek. Het kerkelijk vaatwerk werd gestolen, het interieur werd vernield, en regelmatig werd de hostievoorraad verorberd. ‘Het is wel belangrijk om op te merken dat de Bokkenrijders hierin een uitzondering vormen,’ vertelt Egmond. ‘Deze rituelen en de eedaflegging zie je nergens anders.’
Fijnaut herkent in de organisatiestructuren van achttiende-eeuwse criminele groepen veel van die van huidige criminele organisaties: ‘De Grote Nederlandse Bende is een goed voorbeeld van een groot internationaal netwerk. Dat reikte van Parijs, België en delen van Zuid-Nederland tot aan Mainz in Duitsland. Dit soort internationale netwerken, in feite tal van subnetwerken die vaak door familierelaties aan elkaar geknoopt zijn, zie je tegenwoordig ook in bepaalde soorten georganiseerde misdaad. Alleen zijn ze nu door de globalisering veel groter; ze zijn transcontinentaal, met name in de drugshandel.’
De criminologie maakt een onderscheid tussen predatory crime en consensual crime. Bovenkerk: ‘De huidige georganiseerde misdaad draait om figuren die producten leveren die wij kopen. Dat is ‘consensual crime’. Er zijn blijkbaar genoeg mensen die drugs willen gebruiken. In die zin is de misdaad een kwestie van vraag en aanbod. De achttiende eeuw heeft veel meer last van gewelddadige overvallen en diefstallen, predatory crime. De verschuiving van predatory naar consensual crime heeft een professionalisering van de misdaad met zich meegebracht.’
Om een idee te krijgen waarom handel in drugs zo lucratief is, bekijk de staafgrafiek van 1 gram hasj in euro’s.
(afb.: https://sensiseeds.com › Home › Blog › Consommation)
‘Dat is wellicht nog het grootste verschil,’ stelt Egmond. ‘Nu zijn bijvoorbeeld vervoer en communicatie belangrijk. Daar werd in de achttiende eeuw nauwelijks over nagedacht. Toch zijn de bestaande misdaadgenres nauwelijks veranderd. Zakkenrollerij in de twintigste eeuw verschilt echt niet van die uit de achttiende.’
De professionalisering van de georganiseerde criminaliteit nam pas in de twintigste eeuw een hoge vlucht. Over de criminaliteit in de negentiende eeuw is relatief weinig bekend. De U-curvetheorie doet vermoeden dat het een periode van rust is geweest. De meeste grote roverbendes waren rond 1800 opgerold. Tegelijkertijd werd de strafrechtspleging in de negentiende eeuw steeds verder uitgebouwd om bepaalde misdaadproblemen beter te kunnen beheersen. Wel is bekend dat de onderwereld in de steden bleef bestaan en in steeds sterkere mate een gevaar vormde voor de gevestigde orde.
Die ontwikkeling zette zich door in de eerste helft van de twintigste eeuw. Amsterdam, al snel het centrum van de Nederlandse onderwereld – ook wel penoze genoemd –, telde allerhande criminelen: van brandkastkrakers, helers, pandjesbazen, souteneurs en pakjesdieven tot een enkele drugssmokkelaar. De onderwereld was sterk verweven met het prostitutiewezen. Toch had de Amsterdamse criminaliteit niet de schaal van de huidige georganiseerde misdaad, ook al was de hoofdstad vaak een ontmoetingspunt en toevluchtsoord voor internationale misdadigers.
In deze periode was de plattelandscriminaliteit, met name in Brabant, gewelddadiger en omvangrijker dan stadscriminaliteit. Kippendiefstallen, stroperijen, mishandelingen, inbraken, overvallen en brandstichtingen vonden veelvuldig plaats. Het epicentrum van de Brabantse misdaad lag in de dorpen Oss en Sint-Willebrord; dit laatste plaatsje was ook in de achttiende eeuw een broedplaats van criminaliteit – en er is onlangs nog een grote XTC-bende opgerold. De continuïteit op misdaadgebied is in Brabant overigens opvallend; Florike Egmond legde de namen van enkele achttiende-eeuwse criminele families voor aan Brabantse politiemensen: ‘Ze begonnen verbaasd te lachen; deze namen kwamen ook hen heel bekend voor.’
De bestrijding van de criminaliteit in deze regio kwam tot een hoogtepunt met de zuivering van Oss in 1935. De strenge vervolging door politie en marechaussee werkte echter solidariteit bij het volk in de hand. Het plegen van misdaden werd gezien als een strijd tegen het gezag. De vergelijking met de Bokkenrijders uit de achttiende eeuw is dan ook snel gemaakt. In de vooroorlogse decennia ontwikkelde zich in de provincie een goed georganiseerd bendewezen
(afb.: https://sensiseeds.com › Home › Blog › Consommation)
‘Dat is wellicht nog het grootste verschil,’ stelt Egmond. ‘Nu zijn bijvoorbeeld vervoer en communicatie belangrijk. Daar werd in de achttiende eeuw nauwelijks over nagedacht. Toch zijn de bestaande misdaadgenres nauwelijks veranderd. Zakkenrollerij in de twintigste eeuw verschilt echt niet van die uit de achttiende.’
De professionalisering van de georganiseerde criminaliteit nam pas in de twintigste eeuw een hoge vlucht. Over de criminaliteit in de negentiende eeuw is relatief weinig bekend. De U-curvetheorie doet vermoeden dat het een periode van rust is geweest. De meeste grote roverbendes waren rond 1800 opgerold. Tegelijkertijd werd de strafrechtspleging in de negentiende eeuw steeds verder uitgebouwd om bepaalde misdaadproblemen beter te kunnen beheersen. Wel is bekend dat de onderwereld in de steden bleef bestaan en in steeds sterkere mate een gevaar vormde voor de gevestigde orde.
Die ontwikkeling zette zich door in de eerste helft van de twintigste eeuw. Amsterdam, al snel het centrum van de Nederlandse onderwereld – ook wel penoze genoemd –, telde allerhande criminelen: van brandkastkrakers, helers, pandjesbazen, souteneurs en pakjesdieven tot een enkele drugssmokkelaar. De onderwereld was sterk verweven met het prostitutiewezen. Toch had de Amsterdamse criminaliteit niet de schaal van de huidige georganiseerde misdaad, ook al was de hoofdstad vaak een ontmoetingspunt en toevluchtsoord voor internationale misdadigers.
In deze periode was de plattelandscriminaliteit, met name in Brabant, gewelddadiger en omvangrijker dan stadscriminaliteit. Kippendiefstallen, stroperijen, mishandelingen, inbraken, overvallen en brandstichtingen vonden veelvuldig plaats. Het epicentrum van de Brabantse misdaad lag in de dorpen Oss en Sint-Willebrord; dit laatste plaatsje was ook in de achttiende eeuw een broedplaats van criminaliteit – en er is onlangs nog een grote XTC-bende opgerold. De continuïteit op misdaadgebied is in Brabant overigens opvallend; Florike Egmond legde de namen van enkele achttiende-eeuwse criminele families voor aan Brabantse politiemensen: ‘Ze begonnen verbaasd te lachen; deze namen kwamen ook hen heel bekend voor.’
De bestrijding van de criminaliteit in deze regio kwam tot een hoogtepunt met de zuivering van Oss in 1935. De strenge vervolging door politie en marechaussee werkte echter solidariteit bij het volk in de hand. Het plegen van misdaden werd gezien als een strijd tegen het gezag. De vergelijking met de Bokkenrijders uit de achttiende eeuw is dan ook snel gemaakt. In de vooroorlogse decennia ontwikkelde zich in de provincie een goed georganiseerd bendewezen
Het historische misdaaddrama De Bende van Oss uit 2011 is gebaseerd op waargebeurde feiten en vertelt het verhaal van Johanna van Heesch (Sylvia Hoeks). De jonge en levenslustige Johanna is via haar man Ties (Matthias Schoenaerts) verzeild geraakt in ‘de Ossche bende’, die bijna dagelijks samenkomt in haar café. Onder leiding van de machtige Wim de Kuiper (Marcel Musters) zorgt de bende voor een golf van misdaad en moord die heel Nederland jarenlang in zijn greep houdt.
(afb.: www.bertverweijen.nl)
Toch was er in deze periode sprake van een daling van de criminaliteit in Nederland. Alleen in en na de Eerste en Tweede Wereldoorlog stegen de misdaadcijfers plotseling snel. ‘Dat zie je in alle naoorlogse situaties,’ aldus Anton Blok. ‘De Bokkenrijdersbende bijvoorbeeld groeide na de Spaanse Successieoorlog, omdat de vilders geen werk meer hadden – in de oorlog waren er veel dode dieren die moesten worden opgeruimd.’ En met name de smokkelhandel bloeide enorm op rond de wereldoorlogen van de vorige eeuw. De voornaamste oorzaak lag in de prijsverschillen tussen België en Nederland. Duizenden tonnen boter, vee en sigaretten werden de landsgrenzen over gesmokkeld.
Tot in de jaren negentig werd het Nederlandse beeld van de georganiseerde misdaad bepaald door Hollywood-films over maffiafamilies als The Godfather en Goodfellas. De Siciliaanse maffia van Toto Riina en de vijf grote Cosa-Nostra-families in New York, dát was georganiseerde misdaad. Publicaties over het misdaadsyndicaat van Klaas Bruinsma en de activiteiten van Amerikaanse maffiosi als Dino Celline en Vincent ‘Jimmy Blue Eyes’ Alo – die miljoenen dollars in het gokcircuit op de Amsterdamse Wallen pompten – waren de eerste aanzetten tot een kentering in dit beeld.
Onderzoek naar de groep-Bruinsma confronteerde politie en justitie met een vorm van georganiseerde misdaad die tot dan toe in Nederland voor onmogelijk werd gehouden. De groothandel in hasj bleek meer te omvatten dan slechts wat huis-, tuin-, en keukengebruik. De angst bestond dat de samenleving zou worden geïnfiltreerd door dit soort goed georganiseerde misdaadbendes. Fijnaut: ‘De vergelijking met Amerika gaat hier aardig op. Daar wordt halverwege de jaren twintig, ten tijde van de eerste drooglegging, gesproken over ‘organised crime’. Bij ons is niet de drank maar zijn drugs verboden, en dat heeft ons de georganiseerde misdaad verschaft.’
Als gevolg van deze ontwikkelingen werd in 1994 de onderzoekscommissie-Van Traa ingesteld. PvdA-politicus Maarten van Traa kreeg de opdracht de georganiseerde misdaad in Nederland in kaart te brengen. De uitkomsten van het onderzoek veroorzaakten een wijziging in het opsporings- en vervolgingsbeleid. Fijnaut: ‘In de jaren tachtig en negentig ging men bij de opsporing op zoek naar de mensen aan de top. Dat werkte ook wel; Johan V.– ‘de Hakkelaar’ – is zwaar veroordeeld. Maar het bleek dat deze manier van werken langdurige onderzoeken met zich meebracht die procedureel erg ingewikkeld zijn. Daarom richten politie en justitie zich nu meer op de criminelen die lager op de ladder staan, die zich bezighouden met transport, bijvoorbeeld. Als je de logistieke component verwijdert, leg je hele netwerken lam.’
(afb.: www.bertverweijen.nl)
Toch was er in deze periode sprake van een daling van de criminaliteit in Nederland. Alleen in en na de Eerste en Tweede Wereldoorlog stegen de misdaadcijfers plotseling snel. ‘Dat zie je in alle naoorlogse situaties,’ aldus Anton Blok. ‘De Bokkenrijdersbende bijvoorbeeld groeide na de Spaanse Successieoorlog, omdat de vilders geen werk meer hadden – in de oorlog waren er veel dode dieren die moesten worden opgeruimd.’ En met name de smokkelhandel bloeide enorm op rond de wereldoorlogen van de vorige eeuw. De voornaamste oorzaak lag in de prijsverschillen tussen België en Nederland. Duizenden tonnen boter, vee en sigaretten werden de landsgrenzen over gesmokkeld.
Tot in de jaren negentig werd het Nederlandse beeld van de georganiseerde misdaad bepaald door Hollywood-films over maffiafamilies als The Godfather en Goodfellas. De Siciliaanse maffia van Toto Riina en de vijf grote Cosa-Nostra-families in New York, dát was georganiseerde misdaad. Publicaties over het misdaadsyndicaat van Klaas Bruinsma en de activiteiten van Amerikaanse maffiosi als Dino Celline en Vincent ‘Jimmy Blue Eyes’ Alo – die miljoenen dollars in het gokcircuit op de Amsterdamse Wallen pompten – waren de eerste aanzetten tot een kentering in dit beeld.
Onderzoek naar de groep-Bruinsma confronteerde politie en justitie met een vorm van georganiseerde misdaad die tot dan toe in Nederland voor onmogelijk werd gehouden. De groothandel in hasj bleek meer te omvatten dan slechts wat huis-, tuin-, en keukengebruik. De angst bestond dat de samenleving zou worden geïnfiltreerd door dit soort goed georganiseerde misdaadbendes. Fijnaut: ‘De vergelijking met Amerika gaat hier aardig op. Daar wordt halverwege de jaren twintig, ten tijde van de eerste drooglegging, gesproken over ‘organised crime’. Bij ons is niet de drank maar zijn drugs verboden, en dat heeft ons de georganiseerde misdaad verschaft.’
Als gevolg van deze ontwikkelingen werd in 1994 de onderzoekscommissie-Van Traa ingesteld. PvdA-politicus Maarten van Traa kreeg de opdracht de georganiseerde misdaad in Nederland in kaart te brengen. De uitkomsten van het onderzoek veroorzaakten een wijziging in het opsporings- en vervolgingsbeleid. Fijnaut: ‘In de jaren tachtig en negentig ging men bij de opsporing op zoek naar de mensen aan de top. Dat werkte ook wel; Johan V.– ‘de Hakkelaar’ – is zwaar veroordeeld. Maar het bleek dat deze manier van werken langdurige onderzoeken met zich meebracht die procedureel erg ingewikkeld zijn. Daarom richten politie en justitie zich nu meer op de criminelen die lager op de ladder staan, die zich bezighouden met transport, bijvoorbeeld. Als je de logistieke component verwijdert, leg je hele netwerken lam.’
Als gevolg van de aanpak door justitie en politie van de misdaad werd in 1994 de onderzoekscommissie-Van Traa ingesteld. PvdA-politicus Maarten van Traa kreeg de opdracht de georganiseerde misdaad in Nederland in kaart te brengen. De uitkomsten van het onderzoek veroorzaakten een wijziging in het opsporings- en vervolgingsbeleid.
(foto: https://www.event.nl)
Het grootste probleem voor politie en justitie bij de huidige opsporing en vervolging van het bendewezen was de verbrokkelde politiestructuur. De Nederlandse politie valt uiteen in vijfentwintig korpsen, die slechts moeizaam samenwerken. En elk korps kent eigen districten. Fijnaut: ‘De slimme crimineel maakte daar gebruik van en zorgde dat hij grensoverschrijdend functioneerde.’ Dit beeld was ook terug te zien in de achttiende eeuw. Ook toen werd de Nederlandse strafrechtspraak gekenmerkt door territoriale fragmentatie en verregaande decentralisatie. Zo besloeg het netwerk van de Bokkenrijders een gebied dat verbrokkeld was in rechtsprekende districten, banken genoemd. Veel banken waren slechts geïnteresseerd in wat er zich op het eigen grondgebied afspeelde. Het ontbrak aan centrale aansturing. De bendes hadden vrij spel. ‘Als er al bendeleden werden opgepakt,’ vertelt Blok, ‘lag dat vaker aan de domheid of onzorgvuldigheid van de leden dan aan de slimheid van de opsporende instantie.’
‘Er was in de achttiende eeuw wel samenwerking, maar die was incidenteel,’ vertelt Egmond. ‘Bij de vervolging van de zigeunerbendes bijvoorbeeld, en bij het oprollen van de Bokkenrijdersbendes. Veel criminelen waren bang voor een dergelijke samenwerking. Bendeleden die eerder veroordeeld waren geweest, vreesden dat dat bij een volgende arrestatie ontdekt zou worden. Ze verhulden littekens die ze hadden overgehouden aan brandmerken met ongebluste kalk; ze sneden ze zelfs weg.’
Verraad.
De straffen in de achttiende eeuw waren zeer streng. Elke misdaad had zijn eigen straf. Bij diefstal werd vaak eerst de hand afgehakt. Als er uit een kerk was gestolen, werd de hand verbrand. Bij veel Bokkenrijders werden de vingers waarmee de eed was gezworen afgehakt. Geseling, verbanning en brandmerken waren aan de orde van de dag. De overheid zag deze strafcodes als een goed communicatiemiddel tussen overheid en burgers. Familie, buren, kennissen en nieuwsgierigen waren aanwezig bij ophanging, radbraken, pijnigen of verwurging van de misdadigers.
De hardheid van de straffen was effectief, vertelt Blok: ‘De eed die de Bokkenrijders aflegden bevatte ook de belofte medebendeleden nooit te verraden. Maar als het tot een arrestatie kwam, verried men elkaar bij het leven. De meeste namen waren bij het justitiële apparaat bekend door verraad.’ Uiteindelijk werden er van de bijna zeshonderd personen die wegens hun (vermeend) lidmaatschap van de ‘berugte Bende’ terechtstonden, ruim vijfhonderd veroordeeld.
In politie- en justitiekringen woedde toentertijd de discussie over de oprichting van een landelijke recherche. Zo’n apart rechercheteam kan zich volgens het openbaar ministerie – groot voorstander van een dergelijke Nederlandse FBI – bezighouden met georganiseerde misdaad zonder dat het wordt lastiggevallen door lokale bestuurders. Fijnaut: ‘Er is nog steeds te weinig effectieve samenwerking. Op internationaal vlak komt het wel eens voor, maar dat komt dan voornamelijk doordat commissaris A toevallig commissaris B kent.’ En ook dat is te zien in de achttiende eeuw, aldus Blok: ‘Zoals er hechte bendenetwerken waren, die vaak door huwelijk of verwantschap waren ontstaan, waren er hier en daar ook families binnen de opsporende instanties die een netwerk vormden.’ Dit is nu verleden tijd, de landelijke politie is een feit, hoe slecht dit in de praktijk ook nog functioneert.
En uiteindelijk was het de komst van een centraal systeem dat het einde betekende voor de achttiende-eeuwse bendes. De invoering van de marechaussee na 1800 zorgde voor een grote territoriale controle. Ook de nieuwe structuur van de huidige één landelijke politie moet de bestrijding effectiever maken. Fijnaut: ‘Waarnaar nu gestreefd wordt, een homogene Europese samenwerking, daarvoor is in die tijd de basis al gelegd.’
(foto: https://www.event.nl)
Het grootste probleem voor politie en justitie bij de huidige opsporing en vervolging van het bendewezen was de verbrokkelde politiestructuur. De Nederlandse politie valt uiteen in vijfentwintig korpsen, die slechts moeizaam samenwerken. En elk korps kent eigen districten. Fijnaut: ‘De slimme crimineel maakte daar gebruik van en zorgde dat hij grensoverschrijdend functioneerde.’ Dit beeld was ook terug te zien in de achttiende eeuw. Ook toen werd de Nederlandse strafrechtspraak gekenmerkt door territoriale fragmentatie en verregaande decentralisatie. Zo besloeg het netwerk van de Bokkenrijders een gebied dat verbrokkeld was in rechtsprekende districten, banken genoemd. Veel banken waren slechts geïnteresseerd in wat er zich op het eigen grondgebied afspeelde. Het ontbrak aan centrale aansturing. De bendes hadden vrij spel. ‘Als er al bendeleden werden opgepakt,’ vertelt Blok, ‘lag dat vaker aan de domheid of onzorgvuldigheid van de leden dan aan de slimheid van de opsporende instantie.’
‘Er was in de achttiende eeuw wel samenwerking, maar die was incidenteel,’ vertelt Egmond. ‘Bij de vervolging van de zigeunerbendes bijvoorbeeld, en bij het oprollen van de Bokkenrijdersbendes. Veel criminelen waren bang voor een dergelijke samenwerking. Bendeleden die eerder veroordeeld waren geweest, vreesden dat dat bij een volgende arrestatie ontdekt zou worden. Ze verhulden littekens die ze hadden overgehouden aan brandmerken met ongebluste kalk; ze sneden ze zelfs weg.’
Verraad.
De straffen in de achttiende eeuw waren zeer streng. Elke misdaad had zijn eigen straf. Bij diefstal werd vaak eerst de hand afgehakt. Als er uit een kerk was gestolen, werd de hand verbrand. Bij veel Bokkenrijders werden de vingers waarmee de eed was gezworen afgehakt. Geseling, verbanning en brandmerken waren aan de orde van de dag. De overheid zag deze strafcodes als een goed communicatiemiddel tussen overheid en burgers. Familie, buren, kennissen en nieuwsgierigen waren aanwezig bij ophanging, radbraken, pijnigen of verwurging van de misdadigers.
De hardheid van de straffen was effectief, vertelt Blok: ‘De eed die de Bokkenrijders aflegden bevatte ook de belofte medebendeleden nooit te verraden. Maar als het tot een arrestatie kwam, verried men elkaar bij het leven. De meeste namen waren bij het justitiële apparaat bekend door verraad.’ Uiteindelijk werden er van de bijna zeshonderd personen die wegens hun (vermeend) lidmaatschap van de ‘berugte Bende’ terechtstonden, ruim vijfhonderd veroordeeld.
In politie- en justitiekringen woedde toentertijd de discussie over de oprichting van een landelijke recherche. Zo’n apart rechercheteam kan zich volgens het openbaar ministerie – groot voorstander van een dergelijke Nederlandse FBI – bezighouden met georganiseerde misdaad zonder dat het wordt lastiggevallen door lokale bestuurders. Fijnaut: ‘Er is nog steeds te weinig effectieve samenwerking. Op internationaal vlak komt het wel eens voor, maar dat komt dan voornamelijk doordat commissaris A toevallig commissaris B kent.’ En ook dat is te zien in de achttiende eeuw, aldus Blok: ‘Zoals er hechte bendenetwerken waren, die vaak door huwelijk of verwantschap waren ontstaan, waren er hier en daar ook families binnen de opsporende instanties die een netwerk vormden.’ Dit is nu verleden tijd, de landelijke politie is een feit, hoe slecht dit in de praktijk ook nog functioneert.
En uiteindelijk was het de komst van een centraal systeem dat het einde betekende voor de achttiende-eeuwse bendes. De invoering van de marechaussee na 1800 zorgde voor een grote territoriale controle. Ook de nieuwe structuur van de huidige één landelijke politie moet de bestrijding effectiever maken. Fijnaut: ‘Waarnaar nu gestreefd wordt, een homogene Europese samenwerking, daarvoor is in die tijd de basis al gelegd.’
De nieuwe structuur van de huidige één landelijke politie moet de bestrijding van de misdaad effectiever maken.
(afb.: https://en.wikipedia.org/wiki/Freight_transport)
Baantjer. Was de term `georganiseerde misdaad' onbekend in de achttiende eeuw, ook in de twintigste eeuw duurde het nog tot aan de jaren tachtig voordat deze vorm van criminaliteit in Nederland erkend werd. Misdaadromanschrijver Appie Baantjer: `Toen ik nog bij de Amsterdamse politie werkte, bestond er helemaal geen georganiseerde misdaad. De criminelen die er waren kende ik bijna allemaal van naam. Dat waren folkloristische figuren met namen als Frits van de Wereld of Zwarte Jopie de Vries. Van een gezamenlijk optreden van criminelen was nauwelijks sprake.' De criminaliteit van de jaren vijftig en het begin van de jaren zestig moeten, aldus Baantjer, vooral worden gezien als huisvlijt.
Daarna veranderde dat. De geestelijk vader van De Cock: `Het heeft te maken met de opkomst van de drugshandel. Die doet het bendewezen opbloeien. Voor die tijd waren er geen bendes in Nederland. De drugshandel zorgde voor een verbreding van de misdaad. Je hebt meer contacten nodig. Transport wordt heel belangrijk.'
Het duurde echter even voordat de politie op de nieuwe situatie inspeelde: `Onze narcoticabrigade bestond uit twee man. Die hadden genoeg tijd om een kaartje te leggen.
Bella Bettien.
De meest succesvolle Nederlandse vrouw in de georganiseerde misdaad was `Bella Bettien' Martens. Als jonge vrouw maakte zij kennis met de snelle wereld van drugs en glamour in het Spaanse Marbella. Daar raakte ze in de ban van een Colombiaanse drugshandelaar. Al snel wist ze zich op te werken tot een hooggeplaatste medewerker van het beruchte Colombiaanse Cali-kartel. Over haar verscheen in 1995 een boek van criminoloog Frank Bovenkerk, die haar opzocht in de gevangenis in Italië. Daar was ze in 1992 gearresteerd. In ruil voor het leveren van informatie over de georganiseerde misdaad kreeg Bettien via het Witness Protection Programme een nieuwe identiteit. Ze leeft nu ergens op een onbekende plek in de wereld. Er een film over haar uitgekomen.
Actrice Thecla Reuten speelt hierin de rol van Bettien. “Ik denk dat ze de film wel zal gaan zien. De film gaat over haar leven, waarin ze door toeval terechtkwam in een trein waaruit ontsnappen niet meer mogelijk leek. In haar verhaal zijn er geen helden en geen slachtoffers. Soms denk je: wat een goed wijf; soms heb je medelijden met haar. Ze kan keihard zijn, vooral als ze mensen onder druk moet zetten die hun betalingsverplichting niet nagekomen zijn. Uit de tapes van de telefoontaps blijkt dat ze dan als een razende tekeerging.
In het wereldje waarin ze terechtkwam is ze een heldin: ze heeft het als blonde Hollandse vrouw helemaal gemaakt. Ze zette netwerken op tussen Colombia en Europa, en kreeg op het laatst de leiding over het netwerk met Italië. Ze liep gewoon over straat met papieren tassen met miljoenen dollars. Door haar succes kreeg ze toch een beetje het gevoel dat ze meer was dan ze eigenlijk was. Per slot van rekening werd ze uiteindelijk alleen maar gebruikt door die Colombiaanse macho's. Daardoor was haar leven één grote desillusie. Want de wereld van glamour en glitter waar ze zo van hield bestond niet in het dagelijkse leven van de maffia. In Colombia moest ze soms dagen wachten op een volgende opdracht en verbleef dan bij familie van de kartelbazen. Daarnaast was er de eeuwige stress die het werk met zich meebracht. De onderwereld was eigenlijk heel hard en vreselijk plat. Deze way of life haar uiteindelijk fatalistisch heeft gemaakt - dat ze haar arrestatie op het laatst als onafwendbaar beschouwde.
Dat bleek ook uit het enige televisie-interview dat na haar arrestatie met haar werd gehouden. Op de vraag of ze dacht dat mensen medelijden met haar zouden moeten hebben, antwoordde ze: ``Denk je dat iemand medelijden kan hebben met iemand die zoveel foute dingen heeft gedaan?''
(afb.: https://en.wikipedia.org/wiki/Freight_transport)
Baantjer. Was de term `georganiseerde misdaad' onbekend in de achttiende eeuw, ook in de twintigste eeuw duurde het nog tot aan de jaren tachtig voordat deze vorm van criminaliteit in Nederland erkend werd. Misdaadromanschrijver Appie Baantjer: `Toen ik nog bij de Amsterdamse politie werkte, bestond er helemaal geen georganiseerde misdaad. De criminelen die er waren kende ik bijna allemaal van naam. Dat waren folkloristische figuren met namen als Frits van de Wereld of Zwarte Jopie de Vries. Van een gezamenlijk optreden van criminelen was nauwelijks sprake.' De criminaliteit van de jaren vijftig en het begin van de jaren zestig moeten, aldus Baantjer, vooral worden gezien als huisvlijt.
Daarna veranderde dat. De geestelijk vader van De Cock: `Het heeft te maken met de opkomst van de drugshandel. Die doet het bendewezen opbloeien. Voor die tijd waren er geen bendes in Nederland. De drugshandel zorgde voor een verbreding van de misdaad. Je hebt meer contacten nodig. Transport wordt heel belangrijk.'
Het duurde echter even voordat de politie op de nieuwe situatie inspeelde: `Onze narcoticabrigade bestond uit twee man. Die hadden genoeg tijd om een kaartje te leggen.
Bella Bettien.
De meest succesvolle Nederlandse vrouw in de georganiseerde misdaad was `Bella Bettien' Martens. Als jonge vrouw maakte zij kennis met de snelle wereld van drugs en glamour in het Spaanse Marbella. Daar raakte ze in de ban van een Colombiaanse drugshandelaar. Al snel wist ze zich op te werken tot een hooggeplaatste medewerker van het beruchte Colombiaanse Cali-kartel. Over haar verscheen in 1995 een boek van criminoloog Frank Bovenkerk, die haar opzocht in de gevangenis in Italië. Daar was ze in 1992 gearresteerd. In ruil voor het leveren van informatie over de georganiseerde misdaad kreeg Bettien via het Witness Protection Programme een nieuwe identiteit. Ze leeft nu ergens op een onbekende plek in de wereld. Er een film over haar uitgekomen.
Actrice Thecla Reuten speelt hierin de rol van Bettien. “Ik denk dat ze de film wel zal gaan zien. De film gaat over haar leven, waarin ze door toeval terechtkwam in een trein waaruit ontsnappen niet meer mogelijk leek. In haar verhaal zijn er geen helden en geen slachtoffers. Soms denk je: wat een goed wijf; soms heb je medelijden met haar. Ze kan keihard zijn, vooral als ze mensen onder druk moet zetten die hun betalingsverplichting niet nagekomen zijn. Uit de tapes van de telefoontaps blijkt dat ze dan als een razende tekeerging.
In het wereldje waarin ze terechtkwam is ze een heldin: ze heeft het als blonde Hollandse vrouw helemaal gemaakt. Ze zette netwerken op tussen Colombia en Europa, en kreeg op het laatst de leiding over het netwerk met Italië. Ze liep gewoon over straat met papieren tassen met miljoenen dollars. Door haar succes kreeg ze toch een beetje het gevoel dat ze meer was dan ze eigenlijk was. Per slot van rekening werd ze uiteindelijk alleen maar gebruikt door die Colombiaanse macho's. Daardoor was haar leven één grote desillusie. Want de wereld van glamour en glitter waar ze zo van hield bestond niet in het dagelijkse leven van de maffia. In Colombia moest ze soms dagen wachten op een volgende opdracht en verbleef dan bij familie van de kartelbazen. Daarnaast was er de eeuwige stress die het werk met zich meebracht. De onderwereld was eigenlijk heel hard en vreselijk plat. Deze way of life haar uiteindelijk fatalistisch heeft gemaakt - dat ze haar arrestatie op het laatst als onafwendbaar beschouwde.
Dat bleek ook uit het enige televisie-interview dat na haar arrestatie met haar werd gehouden. Op de vraag of ze dacht dat mensen medelijden met haar zouden moeten hebben, antwoordde ze: ``Denk je dat iemand medelijden kan hebben met iemand die zoveel foute dingen heeft gedaan?''
In het criminele circuit werd Bertie Martens ook wel La Bella Bettien genoemd, meer gangbaar was 'la mona'. Zij werd in Haarlem geboren op 24 november 1951. De link die zij met Amsterdam heeft is dat zij voor de Bruinsma groep geld heeft witgewassen maar haar invloed in de onderwereld is veel groter geweest dan dat. Het mysterieuze aan haar is, is dat zij een andere identiteit aan heeft kunnen nemen en voorgoed verdwenen lijkt.
(foto: https://nl.wikipedia.org/wiki/Bettien_Martens)
In 1985 bracht Justitie de nota Samenleving en Criminaliteit uit. Vanaf de jaren zestig tot 1980 waren de criminaliteitscijfers in Nederland vertienvoudigd. Nieuw beleid was hard nodig. De nota maakte onderscheid tussen kleine criminaliteit en zware, georganiseerde misdaad. Als maatregelen werden alternatieve straffen (tegen de kleine criminaliteit) en stevig repressief optreden (tegen de georganiseerde misdaad) voorgesteld. De vormgever van dit nieuwe beleidsplan, Jan van Dijk, wilde het heersende taboe over misdaad doorbreken; veel burgers werden de overlast beu. Minister Korthals Altes van Justitie kwam over de brug met 16 miljoen gulden (!!) om de bekende IRT-teams op te zetten.
In 1986 richtte de politie onder druk van de Amerikanen een eigen Criminele Inlichtingendienst (CID) op. Met deze inlichtingendienst kon de ‘war on drugs’ beter worden gestreden en was het mogelijk een inventarisatie van de onderwereld te maken.
In 1987 vond een onderzoek plaats naar de omvang van de Nederlandse georganiseerde misdaad door middel van een schriftelijke enquête onder alle politiekorpsen. Resultaat: Nederland telde niet minder dan tweehonderd criminele organisaties. Het rapport lekte uit en ons land werd ineens geconfronteerd met ‘georganiseerde misdaad’. Niemand bleek geïnteresseerd te zijn in de kritiek van deskundigen op het onderzoek.
In 1991 werd het onderzoek naar de omvang van georganiseerde misdaad nog eens dunnetjes overgedaan en de uitkomst was nog onwaarschijnlijker: volgens deze telling bestonden er niet minder dan 599 criminele groepen. In de zelfde periode organiseerde criminoloog Cyrille Fijnaut een conferentie over de aanpak van georganiseerde misdaad. Doel: de Amerikaanse opsporingsmethoden ook in Nederland te introduceren. Een criminele inlichtingendienst, het aftappen van telefoons, onderzoek naar geldstromen en het sluiten van deals met criminelen. De Amerikaanse werkwijze werd overgenomen.
In 1994 leidde de Amerikanisering van de Nederlandse aanpak tot strafrechtelijke ontsporingen, zo werd duidelijk in de IRT-affaire. De Commissie Van Traa onderzocht wat er mis ging. Daarnaast werd er wederom onderzoek gedaan naar georganiseerde misdaad in Nederland, onder leiding van Fijnaut en vier andere criminologen (waaronder Bovenkerk). Het resultaat was verrassend: het bleek dat het met die georganiseerde misdaad wel meeviel. Er zou geen sprake zijn van systematische intimidatie van politie en justitie. Iemand als Klaas Bruinsma had politie of justitie nooit naar zijn hand kunnen zetten. Misdaadondernemers hadden geen grote belangen opgebouwd in de bovenwereld: geen enkele branche was in handen van de georganiseerde misdaad. Dat gold ook voor steden of wijken. En ook bestond er geen internationaal ‘Octopus-syndicaat’ dat zijn tentakels uitstrekte tot in Nederland.
Om nu terug te gaan naar de voorlopige conclusie aan het begin van dit document: er vindt in onze tijd een machtsgreep door criminelen plaats.
Aan het eind van de twintigste eeuw werd de macht van criminelen groter dan ooit daarvoor. Ze
eigenden zich die macht toe ten koste van de staat die voor openbare orde en veiligheid moet zorgdragen. In veel landen konden politie en justitie de strijd tegen de criminaliteit praktisch niet meer aan. In een toenemend aantal landen waren deze organen in verregaande mate door het criminele milieu geïnfiltreerd. Er zijn zelfs landen waar een niet onbelangrijk deel van het staatsapparaat door drugshandelaren wordt gecontroleerd. De drugsmaffia heeft dan meer economische en politieke macht dan de overheid.
In Rusland waren de ontwikkelingen reeds in het jaar 2000 buitengewoon zorgwekkend. De staat en de legitieme staatsorganen waren dermate verzwakt dat zij de criminelen haast niet langer de baas konden. Al in 1919 waarschuwde de Franse sociaalpsycholoog Gustave LeBon ervoor dat een van de eerste zichtbare tekenen van sociale anarchie de zich uitbreidende misdaad zou zijn. Criminelen werden steeds meer in de watten gelegd, zelfs bewonderd. Zij hadden het toch maar gemaakt. Brutalen hebben de halve wereld, en criminelen zijn buitengewoon brutaal.
De belangrijkste aandachtsgebieden van criminelen zijn op dit ogenblik:
-drugshandel en 'witwassen' van geld
- mensensmokkel en vrouwenhandel
- prostitutie
- wapenhandel waaronder smokkel van nucleaire stoffen
- (kinder)pornografie
- (auto)diefstal
- afpersing
- economische delicten en spionage; valsemunterij
- infiltratie van overheden en omkopen van ambtenaren
- computercriminaliteit; diefstal van computergegevens
- illegale handel in (zeldzame) dieren en planten
De vroegere (jaren ’90) Italiaanse maffia.
Door 'Schengen', dat in een groot deel van Europa voor open grenzen zorgde, konden regionale misdaadbendes nu veel gemakkelijker hun activiteiten naar elders verplaatsen. Vooral de Italiaanse maffia (de Italianen schrijven mafia, dat 'stoutmoedig' betekent) en de Oost-Europese en Russische misdaadbendes profiteerden hiervan. De traditionele machtsbasis van de Italiaanse maffia was Sicilië, maar er werden belangrijke vertakkingen naar de Italiaanse gemeenschap in de Verenigde Staten gelegd. Berucht was Al Capone, de peetvader van de Italiaanse maffia in Chicago. Later bestond er ook een machtsbasis in Rusland.
De Siciliaanse maffia was een geheim genootschap met een eigen code. Wie de code van geheimhouding (omertà, 'zwijgen') doorbreekt, moest er ernstig rekening mee houden dat hij werd vermoord. Daarnaast speelde het begrip vendetta (wraak) een belangrijke rol. Wie de belangen van de maffia schaadde of een van haar leden vermoordde, liep eveneens grote kans te worden vermoord.
(foto: https://nl.wikipedia.org/wiki/Bettien_Martens)
In 1985 bracht Justitie de nota Samenleving en Criminaliteit uit. Vanaf de jaren zestig tot 1980 waren de criminaliteitscijfers in Nederland vertienvoudigd. Nieuw beleid was hard nodig. De nota maakte onderscheid tussen kleine criminaliteit en zware, georganiseerde misdaad. Als maatregelen werden alternatieve straffen (tegen de kleine criminaliteit) en stevig repressief optreden (tegen de georganiseerde misdaad) voorgesteld. De vormgever van dit nieuwe beleidsplan, Jan van Dijk, wilde het heersende taboe over misdaad doorbreken; veel burgers werden de overlast beu. Minister Korthals Altes van Justitie kwam over de brug met 16 miljoen gulden (!!) om de bekende IRT-teams op te zetten.
In 1986 richtte de politie onder druk van de Amerikanen een eigen Criminele Inlichtingendienst (CID) op. Met deze inlichtingendienst kon de ‘war on drugs’ beter worden gestreden en was het mogelijk een inventarisatie van de onderwereld te maken.
In 1987 vond een onderzoek plaats naar de omvang van de Nederlandse georganiseerde misdaad door middel van een schriftelijke enquête onder alle politiekorpsen. Resultaat: Nederland telde niet minder dan tweehonderd criminele organisaties. Het rapport lekte uit en ons land werd ineens geconfronteerd met ‘georganiseerde misdaad’. Niemand bleek geïnteresseerd te zijn in de kritiek van deskundigen op het onderzoek.
In 1991 werd het onderzoek naar de omvang van georganiseerde misdaad nog eens dunnetjes overgedaan en de uitkomst was nog onwaarschijnlijker: volgens deze telling bestonden er niet minder dan 599 criminele groepen. In de zelfde periode organiseerde criminoloog Cyrille Fijnaut een conferentie over de aanpak van georganiseerde misdaad. Doel: de Amerikaanse opsporingsmethoden ook in Nederland te introduceren. Een criminele inlichtingendienst, het aftappen van telefoons, onderzoek naar geldstromen en het sluiten van deals met criminelen. De Amerikaanse werkwijze werd overgenomen.
In 1994 leidde de Amerikanisering van de Nederlandse aanpak tot strafrechtelijke ontsporingen, zo werd duidelijk in de IRT-affaire. De Commissie Van Traa onderzocht wat er mis ging. Daarnaast werd er wederom onderzoek gedaan naar georganiseerde misdaad in Nederland, onder leiding van Fijnaut en vier andere criminologen (waaronder Bovenkerk). Het resultaat was verrassend: het bleek dat het met die georganiseerde misdaad wel meeviel. Er zou geen sprake zijn van systematische intimidatie van politie en justitie. Iemand als Klaas Bruinsma had politie of justitie nooit naar zijn hand kunnen zetten. Misdaadondernemers hadden geen grote belangen opgebouwd in de bovenwereld: geen enkele branche was in handen van de georganiseerde misdaad. Dat gold ook voor steden of wijken. En ook bestond er geen internationaal ‘Octopus-syndicaat’ dat zijn tentakels uitstrekte tot in Nederland.
Om nu terug te gaan naar de voorlopige conclusie aan het begin van dit document: er vindt in onze tijd een machtsgreep door criminelen plaats.
Aan het eind van de twintigste eeuw werd de macht van criminelen groter dan ooit daarvoor. Ze
eigenden zich die macht toe ten koste van de staat die voor openbare orde en veiligheid moet zorgdragen. In veel landen konden politie en justitie de strijd tegen de criminaliteit praktisch niet meer aan. In een toenemend aantal landen waren deze organen in verregaande mate door het criminele milieu geïnfiltreerd. Er zijn zelfs landen waar een niet onbelangrijk deel van het staatsapparaat door drugshandelaren wordt gecontroleerd. De drugsmaffia heeft dan meer economische en politieke macht dan de overheid.
In Rusland waren de ontwikkelingen reeds in het jaar 2000 buitengewoon zorgwekkend. De staat en de legitieme staatsorganen waren dermate verzwakt dat zij de criminelen haast niet langer de baas konden. Al in 1919 waarschuwde de Franse sociaalpsycholoog Gustave LeBon ervoor dat een van de eerste zichtbare tekenen van sociale anarchie de zich uitbreidende misdaad zou zijn. Criminelen werden steeds meer in de watten gelegd, zelfs bewonderd. Zij hadden het toch maar gemaakt. Brutalen hebben de halve wereld, en criminelen zijn buitengewoon brutaal.
De belangrijkste aandachtsgebieden van criminelen zijn op dit ogenblik:
-drugshandel en 'witwassen' van geld
- mensensmokkel en vrouwenhandel
- prostitutie
- wapenhandel waaronder smokkel van nucleaire stoffen
- (kinder)pornografie
- (auto)diefstal
- afpersing
- economische delicten en spionage; valsemunterij
- infiltratie van overheden en omkopen van ambtenaren
- computercriminaliteit; diefstal van computergegevens
- illegale handel in (zeldzame) dieren en planten
De vroegere (jaren ’90) Italiaanse maffia.
Door 'Schengen', dat in een groot deel van Europa voor open grenzen zorgde, konden regionale misdaadbendes nu veel gemakkelijker hun activiteiten naar elders verplaatsen. Vooral de Italiaanse maffia (de Italianen schrijven mafia, dat 'stoutmoedig' betekent) en de Oost-Europese en Russische misdaadbendes profiteerden hiervan. De traditionele machtsbasis van de Italiaanse maffia was Sicilië, maar er werden belangrijke vertakkingen naar de Italiaanse gemeenschap in de Verenigde Staten gelegd. Berucht was Al Capone, de peetvader van de Italiaanse maffia in Chicago. Later bestond er ook een machtsbasis in Rusland.
De Siciliaanse maffia was een geheim genootschap met een eigen code. Wie de code van geheimhouding (omertà, 'zwijgen') doorbreekt, moest er ernstig rekening mee houden dat hij werd vermoord. Daarnaast speelde het begrip vendetta (wraak) een belangrijke rol. Wie de belangen van de maffia schaadde of een van haar leden vermoordde, liep eveneens grote kans te worden vermoord.
De Siciliaanse maffia was een geheim genootschap met een eigen code. Wie de code van geheimhouding (omertà, 'zwijgen') doorbreekt, moest er ernstig rekening mee houden dat hij werd vermoord.
(afb.: kolbysmith.weebly.com/1920s-gangsters)
Het ging bij de maffia niet om grote en bureaucratisch geleide organisaties. Veeleer ging het om kleine en zeer hechte groepen waar familiebanden belangrijk zijn. Maar er waren overkoepelende verbanden als Cosa Nostra die opkwamen voor gemeenschappelijke belangen en bemiddelen bij conflicten. Want conflicten waren er binnen de maffia te over; soms ontaardden die in regelrechte maffia-oorlogen.
De oorsprongen van de maffia liggen in het feodale Zuid-Italië waar afwezige landheren hun landgoederen door gewapende groepen lieten beschermen. Die ontwikkelden zich in de negentiende eeuw op Sicilië tot zelfstandige netwerken van gesloten criminele organisaties die conflicten met de plaatselijke overheden niet uit de weg gingen. In de tweede helft van de negentiende eeuw vertrok een aantal leden van de maffia naar Amerika.
In Napels ontwikkelde zich omstreeks 1820 de Camorra die zich van dezelfde methoden als de Siciliaanse maffia bediende. De Camorra is, evenals Cosa Nostra, een overkoepelend verband van kleinere maffiabendes. Een derde koepelorganisatie, de Saera Corona Unita kwam in Appulië voor. Een vierde, de 'Ndrangheta, manifesteerde zich vooral in Calabrië.
Onder Mussolini werd de macht van de maffia tijdelijk gebroken. De fascistische dictator maakte een eind aan de corruptie en liet tal van maffiabazen oppakken. Een aantal wist aan arrestatie te ontkomen en vluchtte naar Amerika waar zij de reeds aanwezige maffiastructuren versterkten.
Na de Tweede Wereldoorlog keerde de maffia sterker dan ooit terug. De Amerikanen, die Italië hadden bevrijd, zagen in de maffia een bondgenoot tegen het communisme. Dit gold ook voor veel politici van de Democrazia Cristiana (Christendemocratische Partij) die gedurende de periode van de Koude Oorlog de groeiende macht van de communistische partij (PC I) wilden indammen. Tegen 1974 had de PCI al bijna twee miljoen leden.
Met de gedoogsteun van christendemocratische politici kon de maffia haar macht over heel Italië uitbreiden. Onder het motto Quieto vivere (leven en laten leven) leefden maffia en politiek min of meer vreedzaam naast elkaar. De maffia pleegde geen aanslagen op dienaren van de staat en in ruil daarvoor konden de maffiabazen rekenen op een zekere bescherming vanuit Rome. Dit stelde de maffia in staat met succes de politiek èn het politieapparaat te infiltreren.
De Siciliaanse maffia (Cosa Nostra) kon de christendemocraten aan de nodige stemmen op Sicilië helpen. Christendemocratische politici in Palermo speelden met de maffia onder één hoedje. In 1953 was een plaatselijke maffiabaas, Frankie Coppola, zelfs de leider van het verkiezingscomité van een van de christendemocratische kandidaten. Een andere plaatselijke politicus was de burgemeester van Palermo, Salvo lima. Later zou deze nog tot lid van het Europees Parlement worden gekozen. lima werkte eveneens nauw met de maffia samen, tot hij in 1992 werd vermoord. Toen was de cultuur in de Italiaanse maffia radicaal omgeslagen en veel harder geworden. De Maffia had politici van het oude stempel (zoals lima) niet meer nodig.
(afb.: kolbysmith.weebly.com/1920s-gangsters)
Het ging bij de maffia niet om grote en bureaucratisch geleide organisaties. Veeleer ging het om kleine en zeer hechte groepen waar familiebanden belangrijk zijn. Maar er waren overkoepelende verbanden als Cosa Nostra die opkwamen voor gemeenschappelijke belangen en bemiddelen bij conflicten. Want conflicten waren er binnen de maffia te over; soms ontaardden die in regelrechte maffia-oorlogen.
De oorsprongen van de maffia liggen in het feodale Zuid-Italië waar afwezige landheren hun landgoederen door gewapende groepen lieten beschermen. Die ontwikkelden zich in de negentiende eeuw op Sicilië tot zelfstandige netwerken van gesloten criminele organisaties die conflicten met de plaatselijke overheden niet uit de weg gingen. In de tweede helft van de negentiende eeuw vertrok een aantal leden van de maffia naar Amerika.
In Napels ontwikkelde zich omstreeks 1820 de Camorra die zich van dezelfde methoden als de Siciliaanse maffia bediende. De Camorra is, evenals Cosa Nostra, een overkoepelend verband van kleinere maffiabendes. Een derde koepelorganisatie, de Saera Corona Unita kwam in Appulië voor. Een vierde, de 'Ndrangheta, manifesteerde zich vooral in Calabrië.
Onder Mussolini werd de macht van de maffia tijdelijk gebroken. De fascistische dictator maakte een eind aan de corruptie en liet tal van maffiabazen oppakken. Een aantal wist aan arrestatie te ontkomen en vluchtte naar Amerika waar zij de reeds aanwezige maffiastructuren versterkten.
Na de Tweede Wereldoorlog keerde de maffia sterker dan ooit terug. De Amerikanen, die Italië hadden bevrijd, zagen in de maffia een bondgenoot tegen het communisme. Dit gold ook voor veel politici van de Democrazia Cristiana (Christendemocratische Partij) die gedurende de periode van de Koude Oorlog de groeiende macht van de communistische partij (PC I) wilden indammen. Tegen 1974 had de PCI al bijna twee miljoen leden.
Met de gedoogsteun van christendemocratische politici kon de maffia haar macht over heel Italië uitbreiden. Onder het motto Quieto vivere (leven en laten leven) leefden maffia en politiek min of meer vreedzaam naast elkaar. De maffia pleegde geen aanslagen op dienaren van de staat en in ruil daarvoor konden de maffiabazen rekenen op een zekere bescherming vanuit Rome. Dit stelde de maffia in staat met succes de politiek èn het politieapparaat te infiltreren.
De Siciliaanse maffia (Cosa Nostra) kon de christendemocraten aan de nodige stemmen op Sicilië helpen. Christendemocratische politici in Palermo speelden met de maffia onder één hoedje. In 1953 was een plaatselijke maffiabaas, Frankie Coppola, zelfs de leider van het verkiezingscomité van een van de christendemocratische kandidaten. Een andere plaatselijke politicus was de burgemeester van Palermo, Salvo lima. Later zou deze nog tot lid van het Europees Parlement worden gekozen. lima werkte eveneens nauw met de maffia samen, tot hij in 1992 werd vermoord. Toen was de cultuur in de Italiaanse maffia radicaal omgeslagen en veel harder geworden. De Maffia had politici van het oude stempel (zoals lima) niet meer nodig.
Christendemocratische politici in Palermo speelden met de maffia onder één hoedje. In 1953 was een plaatselijke maffiabaas, Frankie Coppola (afbeelding), zelfs de leider van het verkiezingscomité van een van de christendemocratische kandidaten.
(foto: https://www.silverportraitstore.nl)
In de jaren zestig en zeventig deden de drugs in Europa hun intrede. Cosa Nosa verdiende daaraan miljoenen en ontwikkelde zich tot 'een staat binnen de staat'.
Dat gold ook voor de Napolitaanse Camorra. Die specialiseerde zich in de jaren tachtig en negentig in de cocaïnesmokkel waarbij nauw met de Colombiaanse drugskartels werd samengewerkt. Amsterdam gold (en geldt) als een belangrijk centrum van de door de Camorra gecontroleerde drugshandel. Amsterdam werd uitgekozen omdat het Nederlandse drugsbeleid als tolerant (lage straffen!) werd ervaren. Volgens de toen der tijd Commissie-Van Traa had de Italiaanse maffia in Amsterdam mogelijk enkele politie- en overheidsfunctionarissen tot medewerking weten te bewegen.
Door de drugshandel kregen de activiteiten van de maffia steeds meer een globaal karakter. De samenwerking met de Colombiaanse drugskartels werd steeds intensiever.
De Amerikanen waren met deze ontwikkeling minder gelukkig. Cosa Nostra beschikte (en beschikt) over een eigen organisatie in de Verenigde Staten.
In de jaren tachtig startte de Italiaanse overheid, mede onder Amerikaanse druk, een anti-maffiacampagne waarbij tal van maffiabazen werden opgepakt. Leden van maffiagroepen konden als 'kroongetuigen' hun straf ontlopen. Deze pentiti werden door de maffia als overlopers en verraders gebrandmerkt. Een aantal pentiti bleek echter 'gewoon' door te gaan met het criminele leventje, zij het dat de overheid nu een deel daarvan bekostigde. Dit leidde tot de nodige schandalen.
De maffia sloeg terug en vermoordde in 1992 de onderzoeksrechters Giovanni Falcone en Paolo Borsellino. Zij hadden in de strijd tegen de maffia veel succes geboekt. Ook politici, politiefunctionarissen en een journalist die op het punt stond een heel belangrijke Italiaanse politicus, Giulio Andriotti (geb. 1919), als de steunpilaar van de maffia in Rome te ontmaskeren, werden vermoord.
Het klimaat van tolerantie tussen maffia en politiek was nu radicaal omgeslagen. De tijd van Quieto vivere was voorbij. Er kwam een nieuwe, veel hardere generatie maffiabazen op die zich al schietend een weg naar de top wist te banen. De belangrijkste was Salvatore (Totó') Riina, bijgenaamd 'het beest'. Riina werd in 1993 gearresteerd. Zijn zoon Giovanni kon in 1996 worden opgepakt. Datzelfde jaar werd een ander belangrijk lid van Cosa Nostra, Giovanni Brusca, gearresteerd. Deze legde in de rechtszaal verklaringen af die voor Giulio Andreotti zeer belastend waren. Andreotti zou processen tegen de maffia hebben beïnvloed en harde maatregelen hebben voorkomen. Hij zou zich daarbij van rechter Corrado Carnevale van het Hof van Cassatie hebben bediend.
Een andere spijtoptant, Baldassare Di Maggio, die in 1993 was gearresteerd, had al eerder belastende verklaringen voor Andreotti afgelegd. Andreotti zou zich in september 1987 in het diepste geheim naar het appartement van Salvatore Riina hebben laten rijden om deze tot een minder confronterende houding te bewegen. Bij die gelegenheid zou Andreotti de maffialeider de onder leden van Cosa Nostra gebruikelijke kus op de wang hebben gegeven en hebben beloofd alles in het werk te zullen stellen om de campagne tegen de maffia te stoppen.
Dit waren zware beschuldigingen aan het adres van een man die tussen 1947 en 1992 zeven keer premier en minister in twintig regeringen is geweest. Volgens het getuigenis van de pentiti was Andreotti jarenlang de belangrijkste politieke beschermeling van Cosa Nostra in Rome geweest. In 1995 begon het 'proces van de eeuw' tegen de ex-premier, die alle beschuldigingen ontkende. Hij zou het slachtoffer van een samenzwering van de maffia zijn geworden.
(foto: https://www.silverportraitstore.nl)
In de jaren zestig en zeventig deden de drugs in Europa hun intrede. Cosa Nosa verdiende daaraan miljoenen en ontwikkelde zich tot 'een staat binnen de staat'.
Dat gold ook voor de Napolitaanse Camorra. Die specialiseerde zich in de jaren tachtig en negentig in de cocaïnesmokkel waarbij nauw met de Colombiaanse drugskartels werd samengewerkt. Amsterdam gold (en geldt) als een belangrijk centrum van de door de Camorra gecontroleerde drugshandel. Amsterdam werd uitgekozen omdat het Nederlandse drugsbeleid als tolerant (lage straffen!) werd ervaren. Volgens de toen der tijd Commissie-Van Traa had de Italiaanse maffia in Amsterdam mogelijk enkele politie- en overheidsfunctionarissen tot medewerking weten te bewegen.
Door de drugshandel kregen de activiteiten van de maffia steeds meer een globaal karakter. De samenwerking met de Colombiaanse drugskartels werd steeds intensiever.
De Amerikanen waren met deze ontwikkeling minder gelukkig. Cosa Nostra beschikte (en beschikt) over een eigen organisatie in de Verenigde Staten.
In de jaren tachtig startte de Italiaanse overheid, mede onder Amerikaanse druk, een anti-maffiacampagne waarbij tal van maffiabazen werden opgepakt. Leden van maffiagroepen konden als 'kroongetuigen' hun straf ontlopen. Deze pentiti werden door de maffia als overlopers en verraders gebrandmerkt. Een aantal pentiti bleek echter 'gewoon' door te gaan met het criminele leventje, zij het dat de overheid nu een deel daarvan bekostigde. Dit leidde tot de nodige schandalen.
De maffia sloeg terug en vermoordde in 1992 de onderzoeksrechters Giovanni Falcone en Paolo Borsellino. Zij hadden in de strijd tegen de maffia veel succes geboekt. Ook politici, politiefunctionarissen en een journalist die op het punt stond een heel belangrijke Italiaanse politicus, Giulio Andriotti (geb. 1919), als de steunpilaar van de maffia in Rome te ontmaskeren, werden vermoord.
Het klimaat van tolerantie tussen maffia en politiek was nu radicaal omgeslagen. De tijd van Quieto vivere was voorbij. Er kwam een nieuwe, veel hardere generatie maffiabazen op die zich al schietend een weg naar de top wist te banen. De belangrijkste was Salvatore (Totó') Riina, bijgenaamd 'het beest'. Riina werd in 1993 gearresteerd. Zijn zoon Giovanni kon in 1996 worden opgepakt. Datzelfde jaar werd een ander belangrijk lid van Cosa Nostra, Giovanni Brusca, gearresteerd. Deze legde in de rechtszaal verklaringen af die voor Giulio Andreotti zeer belastend waren. Andreotti zou processen tegen de maffia hebben beïnvloed en harde maatregelen hebben voorkomen. Hij zou zich daarbij van rechter Corrado Carnevale van het Hof van Cassatie hebben bediend.
Een andere spijtoptant, Baldassare Di Maggio, die in 1993 was gearresteerd, had al eerder belastende verklaringen voor Andreotti afgelegd. Andreotti zou zich in september 1987 in het diepste geheim naar het appartement van Salvatore Riina hebben laten rijden om deze tot een minder confronterende houding te bewegen. Bij die gelegenheid zou Andreotti de maffialeider de onder leden van Cosa Nostra gebruikelijke kus op de wang hebben gegeven en hebben beloofd alles in het werk te zullen stellen om de campagne tegen de maffia te stoppen.
Dit waren zware beschuldigingen aan het adres van een man die tussen 1947 en 1992 zeven keer premier en minister in twintig regeringen is geweest. Volgens het getuigenis van de pentiti was Andreotti jarenlang de belangrijkste politieke beschermeling van Cosa Nostra in Rome geweest. In 1995 begon het 'proces van de eeuw' tegen de ex-premier, die alle beschuldigingen ontkende. Hij zou het slachtoffer van een samenzwering van de maffia zijn geworden.
Giulio Andreotti werd door de maffia als een van de pentiti beschouwd. Hij zou processen tegen de maffia hebben beïnvloed en harde maatregelen hebben voorkomen. Hij zou zich daarbij van rechter Corrado Carnevale van het Hof van Cassatie hebben bediend. Dit waren zware beschuldigingen aan het adres van een man die tussen 1947 en 1992 zeven keer premier en minister in twintig regeringen is geweest.
(foto: https://it.wikipedia.org/wiki/Trattato_di_Maastricht)
Later hing er rond een andere Italiaanse ex-premier, de mediamagnaat Silvio Berlusconi (geb. 1936), ook de geur van de maffia. Toen Berlusconi in mei 1994 premier werd, 'wendde hij', aldus het Parool, 'zijn macht aan om de magistraten een halt toe te roepen. Ook legde hij het werk van de parlementaire antimaffiacommissie stil.'
Na Berlusconi's val eind 1994 werd Romano Prodi leider van een zwakke centrum-linkse coalitie. Die was deels afhankelijk van de steun van Berlusconi's Forza Italia. Vanuit het parlement bleef Berlusconi druk op de regering uitoefenen om aan de strijd tegen de maffia niet al te hoge prioriteit te geven. Hij deed dit onder het mom van 'bezuinigingen', die gezien de criteria voor de euro waaraan Italië moest voldoen, dringend noodzakelijk bleken. Het justitiële apparaat werd sterk in haar mogelijkheden beknot. Cosa Nostra profiteerde daarvan en leefde weer op.
Tegen een naaste medewerker van Berlusconi, de 56-jarige Siciliaan Dell'Utri, begon in november 1997 een proces. Dell'Utri zou, volgens een bericht in de Volkskrant, sinds de jaren zeventig Cosa Nostra hebben vertegenwoordigd bij grote bedrijven in Noord-Italië. Hij bleek een briljant organisator die Berlusconi's Forza Italia in zeer korte tijd uit de grond had weten te stampen. In 1974 werd maffiabaas Vittorio Mangano tot stalknecht op het landgoed van Berlusconi in Milaan aangesteld. 'Deze zou de contactman tussen Berlusconi en de maffia zijn geweest.'
Om zich beter tegen de gemeenschappelijke vijand, de Italiaanse overheid, te kunnen beschermen, werd de samenwerking tussen de vier hoofdstromingen van de Italiaanse maffia, Cosa Nostra, Camorra, Sacra Corona Unita en 'Ndrangheta' eind jaren ‘90 geïntensiveerd.
De Italiaanse maffia was dus nog steeds bijzonder machtig. De laatste tijd verdiende zij zeer veel geld aan de mensensmokkel. Daarbij wordt met Russische, Turkse en Albanese misdaadbendes samengewerkt. Via Italië kwamen grote aantallen Iraakse, Afghaanse, Afrikaanse en Albanese 'asielzoekers' Europa binnen. In veel gevallen ging het om economische vluchtelingen. Dankzij 'Schengen' konden en kunnen zij zonder al te grote problemen naar Duitsland en Nederland doorreizen.
Mensensmokkel.
Mensenhandel is een van de meest lucratieve bezigheden van internationaal opererende misdaadbendes. In een artikel in de Internationale Spectator betoogt Theo van den Doel, oud-medewerker van het Instituut 'Clingendael', dat de georganiseerde misdaad op grote schaal misbruik maakt van het Verdrag van Schengen: 'Het afgelopen jaar (1997) zijn honderdduizenden illegalen erin geslaagd met behulp van
de georganiseerde misdaad het vasteland van West-Europa te bereiken. De criminele or-
ganisaties die zich met de mensenhandel bezighouden, kunnen dan ook terugkijken op
een uitstekend "zwart" boekjaar. De mensensmokkel heeft qua omzet inmiddels de drugs-
smokkel verdrongen.'
Het Verdrag van Schengen dateert uit 1985. De oorspronkelijke ondertekenaren waren de Beneluxlanden, Duitsland en Frankrijk. Het verdrag bepaalde dat staten die het verdrag hadden of zouden ondertekenen, hun grenzen voor burgers uit die staten zouden openstellen. Personen uit een visumplichtig land van buiten het Schengengebied kregen een visum voor het hele Schengengebied. Toen het verdrag in 1995 van kracht werd, was er nog een aantal andere EU-staten toegetreden.
(foto: https://it.wikipedia.org/wiki/Trattato_di_Maastricht)
Later hing er rond een andere Italiaanse ex-premier, de mediamagnaat Silvio Berlusconi (geb. 1936), ook de geur van de maffia. Toen Berlusconi in mei 1994 premier werd, 'wendde hij', aldus het Parool, 'zijn macht aan om de magistraten een halt toe te roepen. Ook legde hij het werk van de parlementaire antimaffiacommissie stil.'
Na Berlusconi's val eind 1994 werd Romano Prodi leider van een zwakke centrum-linkse coalitie. Die was deels afhankelijk van de steun van Berlusconi's Forza Italia. Vanuit het parlement bleef Berlusconi druk op de regering uitoefenen om aan de strijd tegen de maffia niet al te hoge prioriteit te geven. Hij deed dit onder het mom van 'bezuinigingen', die gezien de criteria voor de euro waaraan Italië moest voldoen, dringend noodzakelijk bleken. Het justitiële apparaat werd sterk in haar mogelijkheden beknot. Cosa Nostra profiteerde daarvan en leefde weer op.
Tegen een naaste medewerker van Berlusconi, de 56-jarige Siciliaan Dell'Utri, begon in november 1997 een proces. Dell'Utri zou, volgens een bericht in de Volkskrant, sinds de jaren zeventig Cosa Nostra hebben vertegenwoordigd bij grote bedrijven in Noord-Italië. Hij bleek een briljant organisator die Berlusconi's Forza Italia in zeer korte tijd uit de grond had weten te stampen. In 1974 werd maffiabaas Vittorio Mangano tot stalknecht op het landgoed van Berlusconi in Milaan aangesteld. 'Deze zou de contactman tussen Berlusconi en de maffia zijn geweest.'
Om zich beter tegen de gemeenschappelijke vijand, de Italiaanse overheid, te kunnen beschermen, werd de samenwerking tussen de vier hoofdstromingen van de Italiaanse maffia, Cosa Nostra, Camorra, Sacra Corona Unita en 'Ndrangheta' eind jaren ‘90 geïntensiveerd.
De Italiaanse maffia was dus nog steeds bijzonder machtig. De laatste tijd verdiende zij zeer veel geld aan de mensensmokkel. Daarbij wordt met Russische, Turkse en Albanese misdaadbendes samengewerkt. Via Italië kwamen grote aantallen Iraakse, Afghaanse, Afrikaanse en Albanese 'asielzoekers' Europa binnen. In veel gevallen ging het om economische vluchtelingen. Dankzij 'Schengen' konden en kunnen zij zonder al te grote problemen naar Duitsland en Nederland doorreizen.
Mensensmokkel.
Mensenhandel is een van de meest lucratieve bezigheden van internationaal opererende misdaadbendes. In een artikel in de Internationale Spectator betoogt Theo van den Doel, oud-medewerker van het Instituut 'Clingendael', dat de georganiseerde misdaad op grote schaal misbruik maakt van het Verdrag van Schengen: 'Het afgelopen jaar (1997) zijn honderdduizenden illegalen erin geslaagd met behulp van
de georganiseerde misdaad het vasteland van West-Europa te bereiken. De criminele or-
ganisaties die zich met de mensenhandel bezighouden, kunnen dan ook terugkijken op
een uitstekend "zwart" boekjaar. De mensensmokkel heeft qua omzet inmiddels de drugs-
smokkel verdrongen.'
Het Verdrag van Schengen dateert uit 1985. De oorspronkelijke ondertekenaren waren de Beneluxlanden, Duitsland en Frankrijk. Het verdrag bepaalde dat staten die het verdrag hadden of zouden ondertekenen, hun grenzen voor burgers uit die staten zouden openstellen. Personen uit een visumplichtig land van buiten het Schengengebied kregen een visum voor het hele Schengengebied. Toen het verdrag in 1995 van kracht werd, was er nog een aantal andere EU-staten toegetreden.
Het Verdrag van Schengen dateert uit 1985. De oorspronkelijke ondertekenaren waren de Beneluxlanden, Duitsland en Frankrijk. Het verdrag bepaalde dat staten die het verdrag hadden of zouden ondertekenen, hun grenzen voor burgers uit die staten zouden openstellen. Toen later het 'Verdrag van Amsterdam' van kracht werd, werd 'Schengen' automatisch van toepassing in het hele gebied van de Europese Unie.
(afb.: https://www.rijksoverheid.nl/onderwerpen/...en.../welke-landen-zijn-schengenlanden)
In 1997 mocht ook Italië toetreden. De meeste lidstaten van de Europese Unie (EU) ‘sloten zich bij Schengen'. Engeland wilde niet en Griekenland mocht nog niet. Vooral Duitsland vreesde dat toetreding van Griekenland zou leiden tot massale toestroom van asielzoekers uit vooral Noord-Irak die dat gebied via Turkije hebben zouden verlaten. Griekenland moet eerst zijn 'buitengrenzen' beter controleren.
Duitsland, dat van alle EU-lidstaten de meeste asielzoekers moet opvangen, had soortgelijke
bezwaren tegen de toetreding van Italië, maar zwichtte uiteindelijk voor de druk van andere Schengenlanden. De Italianen beloofden bovendien dat zij hun kustwateren beter zouden controleren op bijna wekelijks binnenvarende scheepjes vol asielzoekers uit Albanië en Noord-Irak.
Toen straks het 'Verdrag van Amsterdam' van kracht werd, werd 'Schengen' automatisch van toepassing in het hele gebied van de Europese Unie. Toen kon Griekenland niet langer buiten de deur worden gehouden.
Dat gold ook voor drie Midden-Europese landen die later tot de EU zouden toetreden: Polen,Tsjechië en Hongarije.
Van den Doel schreef destijds:
'De vrees dat door de uitbreiding van de Europese Unie met landen uit Midden- en Oost- Europa ook de Oost-Europese maffia wordt geïmporteerd, is niet ongegrond. Het is niet voor niets dat de ministers van Justitie en Binnenlandse Zaken de afgelopen maanden publiekelijk hun zorgen hebben geuit over het feit dat uitsluitend politieke criteria de toelating van nieuwe leden tot de Europese Unie bepalen. Zij staan als vakministers aan de zijlijn wanneer in de Europese Raad van Ministers over uitbreiding van de Unie zaken worden gedaan’.
Het Schengenverdrag is opgesteld door goedbedoelende politici die het ideaal van het federatieve Europa nastreefden. Het IJzeren Gordijn hield Oost- en West-Europa toen nog gescheiden. De Russische en Oost-Europese maffiabendes waren vooral binnen de eigen grenzen actief. Na 1989 werd dat anders. Smokkel van mensen van Oost naar West werd al spoedig een van de meest lucratieve bezigheden.
Daar kwam de toenemende activiteit van criminele organisaties en 'reisagenten' uit Afghanistan, Pakistan, Bangladesh, Sri Lanka, Noord-Irak en Turkije nog bij. Het aantal 'asielzoekers' dat Europa probeerde binnen te komen, nam ongekende proporties aan. Een aantal vluchtelingenorganisaties ging met de mensensmokkelaars samenwerken waardoor deze organisaties zelf in het criminele milieu verstrikt raakten. Andere belangen gingen meespelen. De kritiek van woordvoerders van bedoelde vluchtelingenorganisaties op de mensensmokkelaars is doorgaans uiterst mild, terwijl regeringen die de mensenmokkel willen indammen, uiterst hard worden aangepakt.
Hoe meer vluchtelingen er komen, hoe meer geld er nodig is en hoe belangrijker de organisaties die deze vluchtelingen moeten begeleiden, worden. Het kleine bestuur van 'Vluchtelingenwerk Nederland' bijvoorbeeld, declareerde al lange tijd het excessief hoge bedrag van 400.000 gulden per jaar. Dergelijke personen en organisaties hebben er alleen maar baat bij dat de stroom asielzoekers zo groot mogelijk blijft.
Mensensmokkelaars vervalsen op grote schaal paspoorten, veranderen achternamen, 'kopen' visa, werken met louche luchtvaartmaatschappijen en reisbureaus samen. In Nederland bestaat een uitgebreid netwerk van criminelen dat hier een dagtaak aan heeft. In Den Haag was een Iraanse bende actief die binnen een tijdsbestek van enkele uren een paspoort van elk gewenst EU-land, de Verenigde Staten en Canada kon leveren. Die paspoorten waren deels nagemaakt, deels gestolen. Via eigen koeriersdiensten waarover dergelijke bendes beschikten, werden de paspoorten naar de landen van de voormalige Sovjet-Unie (GOS-staten), Bulgarije, Roemenië, Turkije, Afghanistan en andere Aziatische landen gebracht. In enkele gevallen werd een visaverstrekkende diplomaat van een EU-staat omgekocht.
(afb.: https://www.rijksoverheid.nl/onderwerpen/...en.../welke-landen-zijn-schengenlanden)
In 1997 mocht ook Italië toetreden. De meeste lidstaten van de Europese Unie (EU) ‘sloten zich bij Schengen'. Engeland wilde niet en Griekenland mocht nog niet. Vooral Duitsland vreesde dat toetreding van Griekenland zou leiden tot massale toestroom van asielzoekers uit vooral Noord-Irak die dat gebied via Turkije hebben zouden verlaten. Griekenland moet eerst zijn 'buitengrenzen' beter controleren.
Duitsland, dat van alle EU-lidstaten de meeste asielzoekers moet opvangen, had soortgelijke
bezwaren tegen de toetreding van Italië, maar zwichtte uiteindelijk voor de druk van andere Schengenlanden. De Italianen beloofden bovendien dat zij hun kustwateren beter zouden controleren op bijna wekelijks binnenvarende scheepjes vol asielzoekers uit Albanië en Noord-Irak.
Toen straks het 'Verdrag van Amsterdam' van kracht werd, werd 'Schengen' automatisch van toepassing in het hele gebied van de Europese Unie. Toen kon Griekenland niet langer buiten de deur worden gehouden.
Dat gold ook voor drie Midden-Europese landen die later tot de EU zouden toetreden: Polen,Tsjechië en Hongarije.
Van den Doel schreef destijds:
'De vrees dat door de uitbreiding van de Europese Unie met landen uit Midden- en Oost- Europa ook de Oost-Europese maffia wordt geïmporteerd, is niet ongegrond. Het is niet voor niets dat de ministers van Justitie en Binnenlandse Zaken de afgelopen maanden publiekelijk hun zorgen hebben geuit over het feit dat uitsluitend politieke criteria de toelating van nieuwe leden tot de Europese Unie bepalen. Zij staan als vakministers aan de zijlijn wanneer in de Europese Raad van Ministers over uitbreiding van de Unie zaken worden gedaan’.
Het Schengenverdrag is opgesteld door goedbedoelende politici die het ideaal van het federatieve Europa nastreefden. Het IJzeren Gordijn hield Oost- en West-Europa toen nog gescheiden. De Russische en Oost-Europese maffiabendes waren vooral binnen de eigen grenzen actief. Na 1989 werd dat anders. Smokkel van mensen van Oost naar West werd al spoedig een van de meest lucratieve bezigheden.
Daar kwam de toenemende activiteit van criminele organisaties en 'reisagenten' uit Afghanistan, Pakistan, Bangladesh, Sri Lanka, Noord-Irak en Turkije nog bij. Het aantal 'asielzoekers' dat Europa probeerde binnen te komen, nam ongekende proporties aan. Een aantal vluchtelingenorganisaties ging met de mensensmokkelaars samenwerken waardoor deze organisaties zelf in het criminele milieu verstrikt raakten. Andere belangen gingen meespelen. De kritiek van woordvoerders van bedoelde vluchtelingenorganisaties op de mensensmokkelaars is doorgaans uiterst mild, terwijl regeringen die de mensenmokkel willen indammen, uiterst hard worden aangepakt.
Hoe meer vluchtelingen er komen, hoe meer geld er nodig is en hoe belangrijker de organisaties die deze vluchtelingen moeten begeleiden, worden. Het kleine bestuur van 'Vluchtelingenwerk Nederland' bijvoorbeeld, declareerde al lange tijd het excessief hoge bedrag van 400.000 gulden per jaar. Dergelijke personen en organisaties hebben er alleen maar baat bij dat de stroom asielzoekers zo groot mogelijk blijft.
Mensensmokkelaars vervalsen op grote schaal paspoorten, veranderen achternamen, 'kopen' visa, werken met louche luchtvaartmaatschappijen en reisbureaus samen. In Nederland bestaat een uitgebreid netwerk van criminelen dat hier een dagtaak aan heeft. In Den Haag was een Iraanse bende actief die binnen een tijdsbestek van enkele uren een paspoort van elk gewenst EU-land, de Verenigde Staten en Canada kon leveren. Die paspoorten waren deels nagemaakt, deels gestolen. Via eigen koeriersdiensten waarover dergelijke bendes beschikten, werden de paspoorten naar de landen van de voormalige Sovjet-Unie (GOS-staten), Bulgarije, Roemenië, Turkije, Afghanistan en andere Aziatische landen gebracht. In enkele gevallen werd een visaverstrekkende diplomaat van een EU-staat omgekocht.
Het bestuur van 'Vluchtelingenwerk Nederland', declareerde al lange tijd voor het verdrag van Schengen in werking trad, het excessief hoge bedrag van 400.000 gulden per jaar. Dergelijke personen en organisaties hebben er alleen maar baat bij dat de stroom asielzoekers zo groot mogelijk blijft.
Drie illegale immigranten die vanuit Noord-Irak naar Amsterdam wilden reizen konden voor 9000 Duitse mark drie vliegtickets, een vals Turks paspoort en een vals visum voor Nederland, krijgen, aldus de correspondent van NRC Handelsblad in Istanboel, Froukje Santing, toentertijd. Zij citeerde een anonieme mensensmokkelaar wiens oom wegens heroïnehandel was opgepakt. Deze verklaarde dat de hoogste politiebaas op het internationale vliegveld van Istanboel bij elke 'illegale zending, ongeacht de omvang van de groep, 3000 Duitse mark kreeg'. 'Hij verdeelde het geld onder de andere politiebeambten die zorgden voor een vlekkeloos verloop van de illegale operatie.'
Een andere mensensmokkelaar wordt wel bij name genoemd (citaat):
“Mustafa, ook afkomstig uit Adiyaman (Oost-Turkije), stelt ons voor als Russinnen die zo snel mogelijk naar West-Europa willen uitwijken. De smokkelaar oppert Duitsland of Nederland als eindbestemming, landen die volgens hem relatief makkelijk te betreden zijn en er een liberaalopvangbeleid op nahouden. Morgen komt hij terug om te horen of we nog steeds belangstelling hebben, en om de details te regelen. "Hooguit nog een week", snoeft hij bij het weggaan, "en dan kunnen jullie vertrekken".
Turkije, op het breukvlak tussen Oost en West, is de afgelopen jaren uitgegroeid tot een
doorvoerhaven, niet alleen voor drugs, maar ook voor steeds meer mensen: Turkse, Iraanse en Iraakse Koerden, maar ook Aziaten en Noord-Afrikanen. Een betrekkelijk klein deel voert politieke motieven aan voor hun vertrek. Ze worden in eigen land onderdrukt zoals de Koerden in Turkije en bijvoorbeeld Iran. Het merendeel handelt uit economische motieven.'
Criminele bendes die aan mensensmokkel verdienen, houden zich ook vaak met drugshandel en afpersing bezig. De Turkse PKK bijvoorbeeld, probeert op die manier de strijd tegen het Turkse leger te financieren. Asielzoekers in Duitsland werden geprest om aan de gewapende strijd van de PKK financieel bij te dragen. De PKK beschikt in Europa over een hiërarchisch goed gestructureerde organisatie. Mensensmokkel was een van de groeiende activiteiten van de Turkse maffia die zich lange tijd vooral op de heroïnehandel heeft toegelegd. In hun goed gedocumenteerde boek ‘De maffia van Turkije’ bevestigden de Utrechtse criminologen Frank Bovenkerk en Yücel Yesilgöz het verslag van NRC-correspondent Froukje Santing.
Er was een Turkse asielzoekersmaffia, een paspoortenmaffia en een visummaffia. Een van de hoofdbetrokkenen zou zelfs negentigduizend Koerden naar Duitsland hebben gesmokkeld, een enorm hoog aantal.
Alleen al in de eerste helft van 1992 ontdekte de Istanboelse politie negenhonderdeenenzestig valse Nederlandse verblijfsvergunningen.'
'Turkije's centrale geografische positie maakt het land in ieder geval een aantrekkelijke springplank van Oost naar West Koerden uit Turkije, Irak, Iran en Syrië; Arabieren, Iraki's, Iraniërs,Afghanen, Pakistanen en mensen uit Bangladesh betalen duizenden dol/ars om via Turkije en Griekenland naar Italië te komen, waar mensensmokkelbendes de zaak overnemen. Tegenwoordig gaat men vaak via Bosnië, omdat degenen die daarvandaan komen op sympathie kunnen rekenen in de bestemmingslanden van Noord-Europa.'
Drie illegale immigranten die vanuit Noord-Irak naar Amsterdam wilden reizen konden voor 9000 Duitse mark drie vliegtickets, een vals Turks paspoort en een vals visum voor Nederland, krijgen, aldus de correspondent van NRC Handelsblad in Istanboel, Froukje Santing, toentertijd. Zij citeerde een anonieme mensensmokkelaar wiens oom wegens heroïnehandel was opgepakt. Deze verklaarde dat de hoogste politiebaas op het internationale vliegveld van Istanboel bij elke 'illegale zending, ongeacht de omvang van de groep, 3000 Duitse mark kreeg'. 'Hij verdeelde het geld onder de andere politiebeambten die zorgden voor een vlekkeloos verloop van de illegale operatie.'
Een andere mensensmokkelaar wordt wel bij name genoemd (citaat):
“Mustafa, ook afkomstig uit Adiyaman (Oost-Turkije), stelt ons voor als Russinnen die zo snel mogelijk naar West-Europa willen uitwijken. De smokkelaar oppert Duitsland of Nederland als eindbestemming, landen die volgens hem relatief makkelijk te betreden zijn en er een liberaalopvangbeleid op nahouden. Morgen komt hij terug om te horen of we nog steeds belangstelling hebben, en om de details te regelen. "Hooguit nog een week", snoeft hij bij het weggaan, "en dan kunnen jullie vertrekken".
Turkije, op het breukvlak tussen Oost en West, is de afgelopen jaren uitgegroeid tot een
doorvoerhaven, niet alleen voor drugs, maar ook voor steeds meer mensen: Turkse, Iraanse en Iraakse Koerden, maar ook Aziaten en Noord-Afrikanen. Een betrekkelijk klein deel voert politieke motieven aan voor hun vertrek. Ze worden in eigen land onderdrukt zoals de Koerden in Turkije en bijvoorbeeld Iran. Het merendeel handelt uit economische motieven.'
Criminele bendes die aan mensensmokkel verdienen, houden zich ook vaak met drugshandel en afpersing bezig. De Turkse PKK bijvoorbeeld, probeert op die manier de strijd tegen het Turkse leger te financieren. Asielzoekers in Duitsland werden geprest om aan de gewapende strijd van de PKK financieel bij te dragen. De PKK beschikt in Europa over een hiërarchisch goed gestructureerde organisatie. Mensensmokkel was een van de groeiende activiteiten van de Turkse maffia die zich lange tijd vooral op de heroïnehandel heeft toegelegd. In hun goed gedocumenteerde boek ‘De maffia van Turkije’ bevestigden de Utrechtse criminologen Frank Bovenkerk en Yücel Yesilgöz het verslag van NRC-correspondent Froukje Santing.
Er was een Turkse asielzoekersmaffia, een paspoortenmaffia en een visummaffia. Een van de hoofdbetrokkenen zou zelfs negentigduizend Koerden naar Duitsland hebben gesmokkeld, een enorm hoog aantal.
Alleen al in de eerste helft van 1992 ontdekte de Istanboelse politie negenhonderdeenenzestig valse Nederlandse verblijfsvergunningen.'
'Turkije's centrale geografische positie maakt het land in ieder geval een aantrekkelijke springplank van Oost naar West Koerden uit Turkije, Irak, Iran en Syrië; Arabieren, Iraki's, Iraniërs,Afghanen, Pakistanen en mensen uit Bangladesh betalen duizenden dol/ars om via Turkije en Griekenland naar Italië te komen, waar mensensmokkelbendes de zaak overnemen. Tegenwoordig gaat men vaak via Bosnië, omdat degenen die daarvandaan komen op sympathie kunnen rekenen in de bestemmingslanden van Noord-Europa.'
Turkije, op het breukvlak tussen Oost en West, is de afgelopen jaren uitgegroeid tot een doorvoerhaven, niet alleen voor drugs, maar ook voor steeds meer mensen: Turkse, Iraanse en Iraakse Koerden, maar ook Aziaten ,Noord-Afrikanen en tegenwoordig sinds kort Syriërs.
(afb.: https://br.depositphotos.com/stock-photos/drogas-ilícitas)
Vrouwenhandel.
Een speciale tak van mensensmokkel is de vrouwenhandel. Sinds het wegvallen van het IJzeren Gordijn is deze enorm toegenomen. Het gaat om een moderne vorm van slavernij waarbij vrouwen uit het voormalige Oostblok, Azië, Afrika en Latijns-Amerika tot prostitutie worden aangezet of gedwongen. Nederland neemt daarbij een belangrijke plaats in. Misdaadbendes zorgen voor de papieren en een vliegticket naar Amsterdam of Brussel. De vrouwen wordt precies verteld wat ze moeten doen. Bij aankomst in Nederland vragen ze direct politiek asiel. De kans dat zij asiel krijgen, is nog steeds redelijk groot, mits ze hun 'vluchtverhaal' goed hebben ingestudeerd. Eenmaal in de asielprocedure, kunnen de vrouwen niet direct het land worden uitgezet. Vervolgens komt het plaatselijk contact van de criminele bende deze vrouwen ophalen. Vaak verdwijnen ze dan uit het asielzoekerscentrum, papieren worden weer inbeslaggenomen en ze zijn niet meer vrij om te gaan en te staan waar ze willen. Naar de politie kunnen ze niet, want dan lopen ze gevaar alsnog te worden uitgezet.
Het rapport van de Enquêtecommissie Opsporingsmethoden ('Commissie-Van Traa') geeft een aantal voorbeelden van vrouwenhandel in Nederland, ook in asielzoekerscentra. Twee Roemeense zussen, Angela en Zora, werden via Polen en Duitsland naar Nederland gesmokkeld. Hen was door een misdaadbende, in het rapport van de Commissie-Van Traa omschreven als A, B en C, werk in een bar en een appartement beloofd (A had hen in Roemenië ontmoet) maar het pakte anders uit.
'De zussen werden afgezet bij een asielzoekerscentrum in Zeewolde met de opdracht daar onder valse naam asiel aan te vragen. Na enige tijd werden zij weer opgehaald door B; hij had werk voor ze gevonden in Amsterdam. Dit bleek prostitutiewerk in een vitrine. Hevig geschokt begonnen zij met het werk op de Nieuwmarkt Zij kregen alle dagen patat en hamburgers te eten. Twee neven van B en C bewaakten de vrouwen voortdurend en dreigden ze met de dood en de politie. De vrouwen konden geen kant op. Eén van hen werd in de loop van de maanden tot acht keer toe verkracht door de vriend van C. De zussen verdienden goed in de tijd dat zij werkten; Angela zelfs 65.000 gulden in drie maanden. Het geld moest zij echter tot op de laatste cent aan B geven.'
Het gebeurde ook wel dat kandidaat prostitués de hele asielprocedure doorliepen, want het was altijd nog beter over prostitués te beschikken die hier legaal vertoefden dan illegaal. Maar als deze vrouwen waren uitgeprocedeerd verdwenen ze in het Grenshospitium in de Amsterdamse Bijlmermeer. Het Parool citeerde uit een rapport over vrouwenhandel van de Amsterdamse GG & GD waarin staat dat dit Grenshospitium een ronselplek voor prostitutie werd:
'Veel uitgeprocedeerde vrouwen, die het land binnen 48 uur moeten verlaten, verdwijnen in
het prostitutiecircuit Het gaat vooral om Afrikaanse vrouwen die in eigen land in criminele
netwerken zaten en die voor hun vertrek zijn geïnstrueerd over wat ze moeten doen bij
een asielprocedure.'
(afb.: https://br.depositphotos.com/stock-photos/drogas-ilícitas)
Vrouwenhandel.
Een speciale tak van mensensmokkel is de vrouwenhandel. Sinds het wegvallen van het IJzeren Gordijn is deze enorm toegenomen. Het gaat om een moderne vorm van slavernij waarbij vrouwen uit het voormalige Oostblok, Azië, Afrika en Latijns-Amerika tot prostitutie worden aangezet of gedwongen. Nederland neemt daarbij een belangrijke plaats in. Misdaadbendes zorgen voor de papieren en een vliegticket naar Amsterdam of Brussel. De vrouwen wordt precies verteld wat ze moeten doen. Bij aankomst in Nederland vragen ze direct politiek asiel. De kans dat zij asiel krijgen, is nog steeds redelijk groot, mits ze hun 'vluchtverhaal' goed hebben ingestudeerd. Eenmaal in de asielprocedure, kunnen de vrouwen niet direct het land worden uitgezet. Vervolgens komt het plaatselijk contact van de criminele bende deze vrouwen ophalen. Vaak verdwijnen ze dan uit het asielzoekerscentrum, papieren worden weer inbeslaggenomen en ze zijn niet meer vrij om te gaan en te staan waar ze willen. Naar de politie kunnen ze niet, want dan lopen ze gevaar alsnog te worden uitgezet.
Het rapport van de Enquêtecommissie Opsporingsmethoden ('Commissie-Van Traa') geeft een aantal voorbeelden van vrouwenhandel in Nederland, ook in asielzoekerscentra. Twee Roemeense zussen, Angela en Zora, werden via Polen en Duitsland naar Nederland gesmokkeld. Hen was door een misdaadbende, in het rapport van de Commissie-Van Traa omschreven als A, B en C, werk in een bar en een appartement beloofd (A had hen in Roemenië ontmoet) maar het pakte anders uit.
'De zussen werden afgezet bij een asielzoekerscentrum in Zeewolde met de opdracht daar onder valse naam asiel aan te vragen. Na enige tijd werden zij weer opgehaald door B; hij had werk voor ze gevonden in Amsterdam. Dit bleek prostitutiewerk in een vitrine. Hevig geschokt begonnen zij met het werk op de Nieuwmarkt Zij kregen alle dagen patat en hamburgers te eten. Twee neven van B en C bewaakten de vrouwen voortdurend en dreigden ze met de dood en de politie. De vrouwen konden geen kant op. Eén van hen werd in de loop van de maanden tot acht keer toe verkracht door de vriend van C. De zussen verdienden goed in de tijd dat zij werkten; Angela zelfs 65.000 gulden in drie maanden. Het geld moest zij echter tot op de laatste cent aan B geven.'
Het gebeurde ook wel dat kandidaat prostitués de hele asielprocedure doorliepen, want het was altijd nog beter over prostitués te beschikken die hier legaal vertoefden dan illegaal. Maar als deze vrouwen waren uitgeprocedeerd verdwenen ze in het Grenshospitium in de Amsterdamse Bijlmermeer. Het Parool citeerde uit een rapport over vrouwenhandel van de Amsterdamse GG & GD waarin staat dat dit Grenshospitium een ronselplek voor prostitutie werd:
'Veel uitgeprocedeerde vrouwen, die het land binnen 48 uur moeten verlaten, verdwijnen in
het prostitutiecircuit Het gaat vooral om Afrikaanse vrouwen die in eigen land in criminele
netwerken zaten en die voor hun vertrek zijn geïnstrueerd over wat ze moeten doen bij
een asielprocedure.'
Veel uitgeprocedeerde vrouwen, die het land binnen 48 uur moesten verlaten, verdwenen in het prostitutiecircuit.
(afb.: www.metronieuws.nl/.../21-duizend-slachtoffers-van-moderne-slavernij-in-nederland)
De Amsterdamse GG & GD constateerde een toename van het aantal Oost-Europese vrouwen dat, al dan niet met hulp van vrouwenhandelaren, in het Amsterdamse prostitutiemilieu terecht was gekomen. In 1997 bepaalde de Haagse rechtbank dat vrouwen uit Oost-Europese landen waarmee de EU een associatieverdrag heeft, in Nederland mochten gaan werken. Oost-Europese prostitués konden dan in handen van bijvoorbeeld een Turkse prostitutiebende vallen. Het Parool:
'Een voorbeeld van dat laatste zijn twee Oost-Europese vrouwen die vorig jaar juli (1997) hun heil in de raamprostitutie zochten. Ze kwamen hier met vervalste Griekse paspoorten en wisten zich zelfstandig te vestigen. Na enkele weken werden ze onder druk gezet door een Turkse klant Binnen een maand werden ze gedwongen hun hele inkomen aan een Turkse bende af te staan. Toen zij dat weigerden, werden ze ontvoerd en een aantal dagen gegijzeld in de Bijlmer. Ze wisten te vluchten en meldden zich bij de politie.'
Turkse en Koerdische misdaad bendes in Nederland legden zich speciaal op mensensmokkel, vrouwenhandel, prostitutie en drugshandel (heroïne, cocaïne) toe. Hun hoofdkwartier was het vlakbij Duitsland gelegen Arnhem.
Maar het waren niet alleen allochtone Nederlanders die in de vrouwenhandel zaten. Autochtone Nederlanders gedroegen zich niet minder misdadig. De Britse journalist Brian Freemantle schreef over de Poolse Anna die door haar Nederlandse vriend ('Pieter') naar Nederland werd gelokt waar ze veel zou kunnen verdienen in de show business. Eenmaal in Nederland werd ze op een achterafkamertje gedropt waar ze de hele dag niets te eten kreeg. Pieter was niet langer de attente en voorkomende gentleman, die mooie kleren voor haar kocht. In plaats daarvan kondigde Pieter aan dat ze in Rotterdam en Amsterdam 'achter de ramen' zou gaan zitten.
Een Indonesische vriend van Pieter sloeg haar herhaaldelijk en hard. Haar papieren waren al in beslaggenomen. Ze kon geen kant meer op.
Een ander centrum van prostitutie en vrouwenhandel was de Hongaarse hoofdstad Boedapest. Hier was vooral de Russische en Oekraïense maffia actief. Plaatselijke Hongaarse maffiabonzen die niet meewerkten, werden geliquideerd. In Hongarije zetten de misdaadorganisaties jaarlijks net zoveel om als de staat: 20 miljard Duitse mark. Behalve Russische ontplooiden ook Chinese en Italiaanse maffiabendes hier grote activiteit. De Italianen werkten nauw met de Russen samen.
De Duitse maffiaspecialist Jürgen Roth beschrijft hoe 'kunstenaressen' uit de GOS-staten naar Hongarije werden gelokt waarna zij tot prostitutie worden gedwongen. Chantage, afpersing intimidatie en regelrechte executies waren het belangrijkste handelsmerk van de Russische maffia. Die was bovendien buitengewoon goed geïnformeerd.
Jürgen Roth verhaalde hoe een team van de Amerikaanse FBI in het najaar van 1995 zijn intrek in een vijfsterrenhotel in Boedapest nam. Het team wilde de Russische nachtclubeigenaar Semion Mogilevitsj, bijgenaamd 'Szewa', nader observeren. Inplaats daarvan werd het FBI-team zelf voorwerp van observatie door de Russische maffia. 'Szewa' was door personeelsleden van het hotel van de aankomst van de Amerikanen op de hoogte gesteld.
Vrouwenhandel en prostitutie waren ook het specialisme van de Joegoslavische (Servische) maffia (Ravna Gora, 'Servische volksverdediging'). In Joegoslavië zelf waren veel Bosnische (moslim)vrouwen door Servische criminelen tot prostitutie gedwongen. Een aantal van die vrouwen werd via Hongarije 'te koop' aangeboden in landen van de Europese Unie. Hongarije en Tsjechië is de veiligste smokkelroute naar Duitsland omdat de autoriteiten daar op de vrouwenhandel geen enkele greep hebben. De macht van de buitenlandse maffiabonzen was politie- en opsporingsfunctionarissen van deze twee Midden-Europese landen reeds lang boven het hoofd gegroeid. Zelfs familieleden van deze functionarissen zijn niet veilig. Corruptie tiert welig.
Nederland en Duitsland speelden in de Joegoslavische vrouwenhandel een zeer belangrijke rol. Brian Freemantle beschrijft hoe nachtclubeigenaren in Nederland het dringende 'verzoek' kregen Oost-Europese en joegoslavische vrouwen af te nemen. 'Vooral de bendes uit voormalig Joegoslavië waren bijzonder gewelddadig, ze terroriseerden seksclubs en nachtclubs in het hele land.'
Op het extreme geweld van de 'joego's' - zoals de criminele bendes uit voormalig Joegoslavië werden genoemd - gaat het rapport van de Commissie-Van Traa vrij uitvoerig in. Liquidaties waren (en zijn) heel normaal. Door intimidatie en moord wisten de joego's in de meeste Duitse steden de macht te verwerven in de Rotlichtviertel. 'Deze bendes', aldus het rapport van de Commissie-Van Traa, 'schrok-ken er helemaal niet voor terug om politiemensen, officieren van justitie en rechters te bedreigen. Net zo min als zij er moeite mee hadden om mogelijke (belastende) getuigen, zonodig met geweld, het zwijgen op te leggen. Op den duur werd het alsmaar moeilijker om Joegoslavische misdadigers te vervolgen.'
(afb.: www.metronieuws.nl/.../21-duizend-slachtoffers-van-moderne-slavernij-in-nederland)
De Amsterdamse GG & GD constateerde een toename van het aantal Oost-Europese vrouwen dat, al dan niet met hulp van vrouwenhandelaren, in het Amsterdamse prostitutiemilieu terecht was gekomen. In 1997 bepaalde de Haagse rechtbank dat vrouwen uit Oost-Europese landen waarmee de EU een associatieverdrag heeft, in Nederland mochten gaan werken. Oost-Europese prostitués konden dan in handen van bijvoorbeeld een Turkse prostitutiebende vallen. Het Parool:
'Een voorbeeld van dat laatste zijn twee Oost-Europese vrouwen die vorig jaar juli (1997) hun heil in de raamprostitutie zochten. Ze kwamen hier met vervalste Griekse paspoorten en wisten zich zelfstandig te vestigen. Na enkele weken werden ze onder druk gezet door een Turkse klant Binnen een maand werden ze gedwongen hun hele inkomen aan een Turkse bende af te staan. Toen zij dat weigerden, werden ze ontvoerd en een aantal dagen gegijzeld in de Bijlmer. Ze wisten te vluchten en meldden zich bij de politie.'
Turkse en Koerdische misdaad bendes in Nederland legden zich speciaal op mensensmokkel, vrouwenhandel, prostitutie en drugshandel (heroïne, cocaïne) toe. Hun hoofdkwartier was het vlakbij Duitsland gelegen Arnhem.
Maar het waren niet alleen allochtone Nederlanders die in de vrouwenhandel zaten. Autochtone Nederlanders gedroegen zich niet minder misdadig. De Britse journalist Brian Freemantle schreef over de Poolse Anna die door haar Nederlandse vriend ('Pieter') naar Nederland werd gelokt waar ze veel zou kunnen verdienen in de show business. Eenmaal in Nederland werd ze op een achterafkamertje gedropt waar ze de hele dag niets te eten kreeg. Pieter was niet langer de attente en voorkomende gentleman, die mooie kleren voor haar kocht. In plaats daarvan kondigde Pieter aan dat ze in Rotterdam en Amsterdam 'achter de ramen' zou gaan zitten.
Een Indonesische vriend van Pieter sloeg haar herhaaldelijk en hard. Haar papieren waren al in beslaggenomen. Ze kon geen kant meer op.
Een ander centrum van prostitutie en vrouwenhandel was de Hongaarse hoofdstad Boedapest. Hier was vooral de Russische en Oekraïense maffia actief. Plaatselijke Hongaarse maffiabonzen die niet meewerkten, werden geliquideerd. In Hongarije zetten de misdaadorganisaties jaarlijks net zoveel om als de staat: 20 miljard Duitse mark. Behalve Russische ontplooiden ook Chinese en Italiaanse maffiabendes hier grote activiteit. De Italianen werkten nauw met de Russen samen.
De Duitse maffiaspecialist Jürgen Roth beschrijft hoe 'kunstenaressen' uit de GOS-staten naar Hongarije werden gelokt waarna zij tot prostitutie worden gedwongen. Chantage, afpersing intimidatie en regelrechte executies waren het belangrijkste handelsmerk van de Russische maffia. Die was bovendien buitengewoon goed geïnformeerd.
Jürgen Roth verhaalde hoe een team van de Amerikaanse FBI in het najaar van 1995 zijn intrek in een vijfsterrenhotel in Boedapest nam. Het team wilde de Russische nachtclubeigenaar Semion Mogilevitsj, bijgenaamd 'Szewa', nader observeren. Inplaats daarvan werd het FBI-team zelf voorwerp van observatie door de Russische maffia. 'Szewa' was door personeelsleden van het hotel van de aankomst van de Amerikanen op de hoogte gesteld.
Vrouwenhandel en prostitutie waren ook het specialisme van de Joegoslavische (Servische) maffia (Ravna Gora, 'Servische volksverdediging'). In Joegoslavië zelf waren veel Bosnische (moslim)vrouwen door Servische criminelen tot prostitutie gedwongen. Een aantal van die vrouwen werd via Hongarije 'te koop' aangeboden in landen van de Europese Unie. Hongarije en Tsjechië is de veiligste smokkelroute naar Duitsland omdat de autoriteiten daar op de vrouwenhandel geen enkele greep hebben. De macht van de buitenlandse maffiabonzen was politie- en opsporingsfunctionarissen van deze twee Midden-Europese landen reeds lang boven het hoofd gegroeid. Zelfs familieleden van deze functionarissen zijn niet veilig. Corruptie tiert welig.
Nederland en Duitsland speelden in de Joegoslavische vrouwenhandel een zeer belangrijke rol. Brian Freemantle beschrijft hoe nachtclubeigenaren in Nederland het dringende 'verzoek' kregen Oost-Europese en joegoslavische vrouwen af te nemen. 'Vooral de bendes uit voormalig Joegoslavië waren bijzonder gewelddadig, ze terroriseerden seksclubs en nachtclubs in het hele land.'
Op het extreme geweld van de 'joego's' - zoals de criminele bendes uit voormalig Joegoslavië werden genoemd - gaat het rapport van de Commissie-Van Traa vrij uitvoerig in. Liquidaties waren (en zijn) heel normaal. Door intimidatie en moord wisten de joego's in de meeste Duitse steden de macht te verwerven in de Rotlichtviertel. 'Deze bendes', aldus het rapport van de Commissie-Van Traa, 'schrok-ken er helemaal niet voor terug om politiemensen, officieren van justitie en rechters te bedreigen. Net zo min als zij er moeite mee hadden om mogelijke (belastende) getuigen, zonodig met geweld, het zwijgen op te leggen. Op den duur werd het alsmaar moeilijker om Joegoslavische misdadigers te vervolgen.'
Door intimidatie en moord wisten de Joego's in de meeste Duitse steden e.a. de macht te verwerven in het Rotlichtviertel. Het hoofdkwartier van de Joegomaffia werd Frankfurt waar werd samengewerkt met de Servische geheime dienst in Belgrado.
Hoofdkwartier van de Joegomaffia werd Frankfurt waar werd samengewerkt met de Servische geheime dienst in Belgrado. Eén van de sleutelfiguren was een zekere Asanin, alias Arkan, onder wiens leiding later in Bosnië de vreselijkste oorlogsmisdaden zouden worden begaan. Deze Arkan had ook een tijdje in Nederland gezeten waar hij wegens crimineel gedrag was opgepakt. Maar hij wist uit de Bijlmerbajes te ontsnappen.
Nederland was een paradijs voor Joegocriminelen. Tijdens de oorlog in het voormalige Joegoslavië kwam een kleine groep uit Servisch gebied afkomstige Joegoslaven naar Nederland. Zij hadden in Duitsland een bank beroofd. In Amsterdam zetten ze enkele dagen de bloemetjes buiten. Hun hotel- en telefoonrekening was exorbitant hoog. Helaas had de politie nagelaten die gesprekken af te luisteren, mogelijk omdat ze de groep te laat op het spoor was gekomen. Daarna vertrokken de heren en de dame naar een Aziatisch land waar ze hetzelfde deden.
Het was in Nederland dat een Joegobende zich wist te vestigen in het asielzoekerscentrum te Crailoo vanwaar zij de Gooi- en Vechtstreek een tijdlang onveilig maakte. De leden van de groep pleegden inbraken, zaten in de wapen- en drugshandel en de illegale autohandel (autodiefstal werd een van de hoofdbezigheden van Joego's, Russen en Polen).
Het is het bekende patroon van criminelen die asiel vragen, in de asielprocedure terechtkomen en zich op kosten van de Nederlandse staat verrijken. De reputatie van de meerderheid van integere asielzoekers had onder dit misbruik van de asielprocedure ernstig te lijden, maar dat zou het gewetenloze slag dat de toenmalige Joegomaffia uitmaakte, een zorg zijn. Overigens werd er in het rapport van de Commissie-Van Traa op gewezen dat 'onder de Joegoslaven die van de onderhavige
bendes deel uitmaken of met deze bendes nauwe banden hebben, zo goed als geen mensen zaten die stamden uit families die reeds lang of tenminste reeds langere tijd in Nederland woonachtig waren. Integendeel! Bijna altijd ging het om personen die pas sinds kort legaal in Nederland verbleven of pas onlangs illegaal Nederland waren binnengekomen. Zoals uit de gegeven voorbeelden bleek, bevonden er zich onder hen nogal eens zogenaamde asielzoekers.'
In Amsterdam, Leeuwarden en Groningen legden de Joegobendes zich toe op vrouwenhandel en prostitutie. Het ging om vrouwen uit Bosnië, Tsjechië, Rusland en de Oekraïne. In Groningen opereerde de Joegoslaaf C.
'Vier meisjes uit de Oekraïne en drie uit (voormalig) Joegoslavië hadden eind 1994 en begin 1995 zeer belastende verklaringen tegen hem en zijn medestanders - waaronder ook weer een Nederlander - afgelegd. Sommige meisjes, vooral die uit de Oekraïne, stelden dat zij met list en bedrog uit het land waren weggelokt, andere, met name die uit Bosnië, vertelden hoe ze door C - in dat gebied bekend als een uitbater van bars - praktisch waren weg geroofd uit hun woonplaats. Maar hoe ze ook in Groningen terecht waren gekomen, vrijwel unaniem brachten de meisjes naar voren dat C en/of zijn kameraden hen hadden verkracht, mishandeld, van hun vrijheid beroofd en zo goed als alle geld afgeperst; ook werd gedreigd dat hun familie in Bosnië zou worden aangepakt'
De Russische maffia hanteerde precies dezelfde methoden. Een belangrijk centrum van Russische vrouwenhandel en prostitutie is Berlijn. Daar wordt onder andere samengewerkt met directies van grote hotels en louche reisagenten.
In Nederland kwamen Russische vrouwen, van wie de meesten toch wel wisten dat ze in het nachtleven terecht zouden komen, vaak op een toeristenvisum het land binnen, werden hier opgevangen door een 'reisagent' die hen ergens in Noord-Holland onderbracht. Hun papieren werden hen afgenomen. Een of twee dagen na aankomst zaten de Russische dames al achter de ramen in het Amsterdamse redlight district. Na zes tot tien weken keerden de vrouwen met enkele duizenden dollars weer terug. Een veelvoud van hun inkomsten hadden ze aan de maffia moeten afdragen.
Daarnevens waren er nogal wat vrouwen die onder valse voorwendsels naar Nederland werden gelokt. In sommige gevallen werden vrouwen 'gekocht' en aan seksclubs in Nederland en Duitsland afgeleverd. In Eindhoven was een Rus actief die vrouwen uit St. Petersburg per bus of per vliegtuig naar Eindhoven liet overkomen. Van daaruit werden ze gedistribueerd over seksclubs in Noord-Brabant en Limburg. Kleine reisbureaus regelden de visumaanvrage. De Rus streek 50 procent
van de inkomsten, de seksclubeigenaren 25 procent op. De resterende 25 procent werd niet aan de vrouwen gegeven, maar werd opgevoerd als post voor reiskosten en kost en inwoning. De paspoorten werden door de seksclubeigenaren ingenomen, de vrouwen moesten zeven dagen in de week werken, werd er niet gewerkt dan werd er ook niet gegeten. Zij mochten alleen onder begeleiding de club verlaten. Vrouwenhandel is een vorm van slavenhandel.
De Russische maffia.
Criminaliteit en corruptie hebben in Rusland altijd al een grote voedingsbodem gevonden. In 1982 verscheen er over de corruptie in de voormalige Sovjet-Unie een studie van de hand van de Russische jurist Konstantin Simis. Simis toonde aan dat de georganiseerde criminaliteit in alle Sovjetrepublieken, maar vooral in Rusland zelf, wijd verbreid was en dat er een nauwe verwevenheid met de organen van partij en staat bestond. De corruptie had tot op het hoogste niveau toegeslagen.
Hoofdkwartier van de Joegomaffia werd Frankfurt waar werd samengewerkt met de Servische geheime dienst in Belgrado. Eén van de sleutelfiguren was een zekere Asanin, alias Arkan, onder wiens leiding later in Bosnië de vreselijkste oorlogsmisdaden zouden worden begaan. Deze Arkan had ook een tijdje in Nederland gezeten waar hij wegens crimineel gedrag was opgepakt. Maar hij wist uit de Bijlmerbajes te ontsnappen.
Nederland was een paradijs voor Joegocriminelen. Tijdens de oorlog in het voormalige Joegoslavië kwam een kleine groep uit Servisch gebied afkomstige Joegoslaven naar Nederland. Zij hadden in Duitsland een bank beroofd. In Amsterdam zetten ze enkele dagen de bloemetjes buiten. Hun hotel- en telefoonrekening was exorbitant hoog. Helaas had de politie nagelaten die gesprekken af te luisteren, mogelijk omdat ze de groep te laat op het spoor was gekomen. Daarna vertrokken de heren en de dame naar een Aziatisch land waar ze hetzelfde deden.
Het was in Nederland dat een Joegobende zich wist te vestigen in het asielzoekerscentrum te Crailoo vanwaar zij de Gooi- en Vechtstreek een tijdlang onveilig maakte. De leden van de groep pleegden inbraken, zaten in de wapen- en drugshandel en de illegale autohandel (autodiefstal werd een van de hoofdbezigheden van Joego's, Russen en Polen).
Het is het bekende patroon van criminelen die asiel vragen, in de asielprocedure terechtkomen en zich op kosten van de Nederlandse staat verrijken. De reputatie van de meerderheid van integere asielzoekers had onder dit misbruik van de asielprocedure ernstig te lijden, maar dat zou het gewetenloze slag dat de toenmalige Joegomaffia uitmaakte, een zorg zijn. Overigens werd er in het rapport van de Commissie-Van Traa op gewezen dat 'onder de Joegoslaven die van de onderhavige
bendes deel uitmaken of met deze bendes nauwe banden hebben, zo goed als geen mensen zaten die stamden uit families die reeds lang of tenminste reeds langere tijd in Nederland woonachtig waren. Integendeel! Bijna altijd ging het om personen die pas sinds kort legaal in Nederland verbleven of pas onlangs illegaal Nederland waren binnengekomen. Zoals uit de gegeven voorbeelden bleek, bevonden er zich onder hen nogal eens zogenaamde asielzoekers.'
In Amsterdam, Leeuwarden en Groningen legden de Joegobendes zich toe op vrouwenhandel en prostitutie. Het ging om vrouwen uit Bosnië, Tsjechië, Rusland en de Oekraïne. In Groningen opereerde de Joegoslaaf C.
'Vier meisjes uit de Oekraïne en drie uit (voormalig) Joegoslavië hadden eind 1994 en begin 1995 zeer belastende verklaringen tegen hem en zijn medestanders - waaronder ook weer een Nederlander - afgelegd. Sommige meisjes, vooral die uit de Oekraïne, stelden dat zij met list en bedrog uit het land waren weggelokt, andere, met name die uit Bosnië, vertelden hoe ze door C - in dat gebied bekend als een uitbater van bars - praktisch waren weg geroofd uit hun woonplaats. Maar hoe ze ook in Groningen terecht waren gekomen, vrijwel unaniem brachten de meisjes naar voren dat C en/of zijn kameraden hen hadden verkracht, mishandeld, van hun vrijheid beroofd en zo goed als alle geld afgeperst; ook werd gedreigd dat hun familie in Bosnië zou worden aangepakt'
De Russische maffia hanteerde precies dezelfde methoden. Een belangrijk centrum van Russische vrouwenhandel en prostitutie is Berlijn. Daar wordt onder andere samengewerkt met directies van grote hotels en louche reisagenten.
In Nederland kwamen Russische vrouwen, van wie de meesten toch wel wisten dat ze in het nachtleven terecht zouden komen, vaak op een toeristenvisum het land binnen, werden hier opgevangen door een 'reisagent' die hen ergens in Noord-Holland onderbracht. Hun papieren werden hen afgenomen. Een of twee dagen na aankomst zaten de Russische dames al achter de ramen in het Amsterdamse redlight district. Na zes tot tien weken keerden de vrouwen met enkele duizenden dollars weer terug. Een veelvoud van hun inkomsten hadden ze aan de maffia moeten afdragen.
Daarnevens waren er nogal wat vrouwen die onder valse voorwendsels naar Nederland werden gelokt. In sommige gevallen werden vrouwen 'gekocht' en aan seksclubs in Nederland en Duitsland afgeleverd. In Eindhoven was een Rus actief die vrouwen uit St. Petersburg per bus of per vliegtuig naar Eindhoven liet overkomen. Van daaruit werden ze gedistribueerd over seksclubs in Noord-Brabant en Limburg. Kleine reisbureaus regelden de visumaanvrage. De Rus streek 50 procent
van de inkomsten, de seksclubeigenaren 25 procent op. De resterende 25 procent werd niet aan de vrouwen gegeven, maar werd opgevoerd als post voor reiskosten en kost en inwoning. De paspoorten werden door de seksclubeigenaren ingenomen, de vrouwen moesten zeven dagen in de week werken, werd er niet gewerkt dan werd er ook niet gegeten. Zij mochten alleen onder begeleiding de club verlaten. Vrouwenhandel is een vorm van slavenhandel.
De Russische maffia.
Criminaliteit en corruptie hebben in Rusland altijd al een grote voedingsbodem gevonden. In 1982 verscheen er over de corruptie in de voormalige Sovjet-Unie een studie van de hand van de Russische jurist Konstantin Simis. Simis toonde aan dat de georganiseerde criminaliteit in alle Sovjetrepublieken, maar vooral in Rusland zelf, wijd verbreid was en dat er een nauwe verwevenheid met de organen van partij en staat bestond. De corruptie had tot op het hoogste niveau toegeslagen.
In 1982 verscheen er over de corruptie in de voormalige Sovjet-Unie een studie van de hand van de Russische jurist Konstantin Simis. Simis toonde aan dat de georganiseerde criminaliteit in alle Sovjetrepublieken, maar vooral in Rusland zelf, wijd verbreid was en dat er een nauwe verwevenheid met de organen van partij en staat bestond. De corruptie had tot op het hoogste niveau toegeslagen.
Partijbonzen dienden niet de belangen van het volk, maar hun eigen (economische) belangen. Kapitalisme was natuurlijk een vies woord, behalve wanneer het de communistische partij ten goede kwam. Politiefunctionarissen werden op grote schaal omgekocht. Een deel van de geproduceerde goederen werd niet geregistreerd en vervolgens tegen hogere prijzen verkocht. Op die manier konden de in het geheim opererende ondernemers miljoenen verdienen.
Er was dus al voor de val van het communisme in 1991 in Rusland een door de overheid getolereerde ondergrondse maffiastructuur. Toen de Sovjet-Unie in 1991 uiteenviel was er van het IJzeren Gordijn niets meer over. Talloze militairen en veiligheidsmensen die op het hoogtepunt van de Koude Oorlog mannen van aanzien en privileges waren, werden nu ontslagen. Er was geen geld meer om hen te betalen. Velen verdwenen in het criminele milieu.
Net als de Italiaanse is de Russische maffia niet een monolithisch geheel met een hechte centrale organisatiestructuur. Tegen 1996 waren er naar schatting 8000 misdaadbendes in Rusland, met vertakkingen in Europa, het Midden-Oosten en de Verenigde Staten, actief. Zeker 140 bendes opereerden in het buitenland, 50 procent daarvan in Duitsland en 15 procent in de Verenigde Staten. Volgens schattingen uit datzelfde jaar zou de Russische maffia in zo'n 50 landen over een eigen structuur beschikken. De belangrijkste landen waar de Russische maffia actief is, zijn:
Israël, Libanon, Duitsland, België, Oostenrijk, Hongarije, Polen, Tsjechië, de drie Baltische republieken en de Verenigde Staten. In Nederland blijkt de activiteit van de Russische maffia toe te nemen. Israël is voor de Russische maffia van belang omdat daar veel immigranten uit de voormalige Sovjet-Unie wonen. Wat betreft Rusland en Duitsland konden de Russische maffiagroepen terugvallen op structuren die de vroegere Russische en Oost-Duitse geheime diensten (KGB/MfS) hadden achtergelaten. Veel ex-medewerkers van die diensten hadden een aardig startkapitaal en gingen daarmee het (criminele) zakenleven in. Belangrijkste speerpunten van hun activiteit: wapensmokkel, drugs, witwassen van
geld, afpersing, chantage, vrouwenhandel en prostitutie.
In Duitsland ligt het zwaartepunt van de activiteiten in het gebied van de voormalige DDR en Oost-Berlijn. Hierboven werd reeds gemeld dat Berlijn een belangrijk centrum van Russische vrouwenhandel en prostitutie was. Berlijn was bovendien een geliefde plek van Russische drugscriminelen. Berlijn, met z'n 300 Russische maffiagroepen, en gold als de 'tweede hoofdstad' van de Russische misdaad. De Lettische hoofdstad Riga was een belangrijk financieel centrum van de Russische maffia. De prijzen van levensonderhoud steeg er sterk.
In Rusland zelf steeg het aantal drugsgebruikers schrikbarend. Tegen 1993 waren het er al 2 miljoen. In het jaar 2000 zouden het er 3 miljoen kunnen zijn. Maar dit gigantisch grote land was tegelijk een belangrijke transitroute voor verdovende middelen uit Azië (Afghanistan, Birma, enz.) die hun weg moesten vinden naar Europa.
In 1996 legden Russische grenstroepen in Tadzjikistan beslag op 2500 kg opium uit vooral Afgha-
nistan. In Kirgizistan werd nog eens 2000 kg buitgemaakt. Maar veel grotere hoeveelheden kwamen en komen wel op de plaats van bestemming. Russische maffiabendes verdienden hieraan vele miljoenen dollars die zij op geheime bankrekeningen in het buitenland zetten of waarmee zij elders onroerend goed kochten. Hun economische macht was de staat boven het hoofd gegroeid. Ze controleerden tal van banken en financiële instellingen tot in het Caribische gebied toe.
Partijbonzen dienden niet de belangen van het volk, maar hun eigen (economische) belangen. Kapitalisme was natuurlijk een vies woord, behalve wanneer het de communistische partij ten goede kwam. Politiefunctionarissen werden op grote schaal omgekocht. Een deel van de geproduceerde goederen werd niet geregistreerd en vervolgens tegen hogere prijzen verkocht. Op die manier konden de in het geheim opererende ondernemers miljoenen verdienen.
Er was dus al voor de val van het communisme in 1991 in Rusland een door de overheid getolereerde ondergrondse maffiastructuur. Toen de Sovjet-Unie in 1991 uiteenviel was er van het IJzeren Gordijn niets meer over. Talloze militairen en veiligheidsmensen die op het hoogtepunt van de Koude Oorlog mannen van aanzien en privileges waren, werden nu ontslagen. Er was geen geld meer om hen te betalen. Velen verdwenen in het criminele milieu.
Net als de Italiaanse is de Russische maffia niet een monolithisch geheel met een hechte centrale organisatiestructuur. Tegen 1996 waren er naar schatting 8000 misdaadbendes in Rusland, met vertakkingen in Europa, het Midden-Oosten en de Verenigde Staten, actief. Zeker 140 bendes opereerden in het buitenland, 50 procent daarvan in Duitsland en 15 procent in de Verenigde Staten. Volgens schattingen uit datzelfde jaar zou de Russische maffia in zo'n 50 landen over een eigen structuur beschikken. De belangrijkste landen waar de Russische maffia actief is, zijn:
Israël, Libanon, Duitsland, België, Oostenrijk, Hongarije, Polen, Tsjechië, de drie Baltische republieken en de Verenigde Staten. In Nederland blijkt de activiteit van de Russische maffia toe te nemen. Israël is voor de Russische maffia van belang omdat daar veel immigranten uit de voormalige Sovjet-Unie wonen. Wat betreft Rusland en Duitsland konden de Russische maffiagroepen terugvallen op structuren die de vroegere Russische en Oost-Duitse geheime diensten (KGB/MfS) hadden achtergelaten. Veel ex-medewerkers van die diensten hadden een aardig startkapitaal en gingen daarmee het (criminele) zakenleven in. Belangrijkste speerpunten van hun activiteit: wapensmokkel, drugs, witwassen van
geld, afpersing, chantage, vrouwenhandel en prostitutie.
In Duitsland ligt het zwaartepunt van de activiteiten in het gebied van de voormalige DDR en Oost-Berlijn. Hierboven werd reeds gemeld dat Berlijn een belangrijk centrum van Russische vrouwenhandel en prostitutie was. Berlijn was bovendien een geliefde plek van Russische drugscriminelen. Berlijn, met z'n 300 Russische maffiagroepen, en gold als de 'tweede hoofdstad' van de Russische misdaad. De Lettische hoofdstad Riga was een belangrijk financieel centrum van de Russische maffia. De prijzen van levensonderhoud steeg er sterk.
In Rusland zelf steeg het aantal drugsgebruikers schrikbarend. Tegen 1993 waren het er al 2 miljoen. In het jaar 2000 zouden het er 3 miljoen kunnen zijn. Maar dit gigantisch grote land was tegelijk een belangrijke transitroute voor verdovende middelen uit Azië (Afghanistan, Birma, enz.) die hun weg moesten vinden naar Europa.
In 1996 legden Russische grenstroepen in Tadzjikistan beslag op 2500 kg opium uit vooral Afgha-
nistan. In Kirgizistan werd nog eens 2000 kg buitgemaakt. Maar veel grotere hoeveelheden kwamen en komen wel op de plaats van bestemming. Russische maffiabendes verdienden hieraan vele miljoenen dollars die zij op geheime bankrekeningen in het buitenland zetten of waarmee zij elders onroerend goed kochten. Hun economische macht was de staat boven het hoofd gegroeid. Ze controleerden tal van banken en financiële instellingen tot in het Caribische gebied toe.
De oppervlakte van de teeltgrond voor papaver, de plant waarin opium zit en waarvan onder meer heroïne gemaakt wordt, steeg in Afghanistan in 2014 naar een recordniveau. 224.000 hectare papaver teelde men in dat jaar, een stijging met 7 procent in vergelijking met 2013. Dat bleek uit het jaarlijkse rapport van het bureau van de Verenigde Naties bevoegd voor drugs en criminaliteit (UNODC), dat onlangs werd gepubliceerd.
(foto: https://nl.wikipedia.org/wiki/Slaapbol)
Witwaspraktijken (waarbij zwart geld wit wordt gemaakt) waren en zijn wijdverbreid. Drugswinsten werden, vaak via Cyprus, naar Zwitserse bankrekeningen overgeheveld. In 1996 ging het om 3,1 miljard dollar per maand. Het meeste geld werd door de ongeveer 2000 Russische bedrijven op het eiland witgewassen. Witwassen gebeurde daarnaast rechtstreeks via banken die in handen van de maffia verkeerden. Het motto van de criminele en vermogende nov Rus ('nieuwe Russen') luidde heel eenvoudig: 'Het is beter een bank bezitten dan haar te beroven.' De Russische maffia strekte ook haar tentakels uit tot in het bedrijfsleven. Ondernemers die geen 'beschermingsgeld' betaalden, konden niet langer deelnemen aan het economisch verkeer of werden zelfs geliquideerd.
Er waren en zijn tal van door de maffia opgezette of gecontroleerde joint ventures. De horeca- en toeristenbranche kwam grotendeels in handen van de maffia.
Citaat: 'De situatie in Rusland is nog steeds alarmerend. Volgens Russische gegevens bezit de criminele gemeenschap in Rusland ongeveer 40.000 ondernemingen, waaronder 1500 staatsbedrijven, zo'n 400 banken en minimaal 750 beurzen en aandelenfondsen. Verder is 80 procent tot 90 procent van alle ondernemingen in Rusland op de een of andere manier betrokken bij of afhankelijk van de maffia. Er zijn duizenden grote criminele organisaties actief, waar- van 155 zeer grote verbanden met tussen de 500 en 2000 leden. Het totaal aantal leden wordt geschat op 1,8 miljoen criminelen, die een vermoede jaaromzet hebben van meer dan 100 miljard dollar.
Tot slot zijn er ongeveer I miljoen beslissingsbevoegde ambtenaren, van wie minimaal 70 procent wordt verondersteld corrupt te zijn. Geschat wordt dat de helft van de maffiaomzet naar deze groep gaat De Russische maffia beheerst dus niet alleen de onderwereld, maar ook een groot deel van de "normale" economie.'
In het buitenland werden, soms met steun van de overheid en de geheime dienst, bedrijven opgericht die op grote schaal handelden in vrouwen, nucleaire stoffen en andere dubieuze zaken. Een van die bedrijven is gevestigd in Wenen en heet Nordex. Een van de beschermelingen van Nordex zou de voormalige Russische premier Viktor Tsjernomirdin zijn geweest. Ook in de Oekraïne, Kazachstan en Letland waren er innige contacten op het hoogste niveau. Tijdens een hoorzitting van de Commissie Buitenland van het Amerikaanse Huis van Afgevaardigden in 1996 lag deze kwestie zo gevoelig dat de toenmalige directeur van de CIA, John Deutch, er niet in een openbare zitting op wilde ingaan. Het enige dat hij publiekelijk over Nordex kwijtwilde, was dat Nordex een voorbeeld zou zijn van 'een organisatie die met criminele activiteit in verband werd gebracht'.
(foto: https://nl.wikipedia.org/wiki/Slaapbol)
Witwaspraktijken (waarbij zwart geld wit wordt gemaakt) waren en zijn wijdverbreid. Drugswinsten werden, vaak via Cyprus, naar Zwitserse bankrekeningen overgeheveld. In 1996 ging het om 3,1 miljard dollar per maand. Het meeste geld werd door de ongeveer 2000 Russische bedrijven op het eiland witgewassen. Witwassen gebeurde daarnaast rechtstreeks via banken die in handen van de maffia verkeerden. Het motto van de criminele en vermogende nov Rus ('nieuwe Russen') luidde heel eenvoudig: 'Het is beter een bank bezitten dan haar te beroven.' De Russische maffia strekte ook haar tentakels uit tot in het bedrijfsleven. Ondernemers die geen 'beschermingsgeld' betaalden, konden niet langer deelnemen aan het economisch verkeer of werden zelfs geliquideerd.
Er waren en zijn tal van door de maffia opgezette of gecontroleerde joint ventures. De horeca- en toeristenbranche kwam grotendeels in handen van de maffia.
Citaat: 'De situatie in Rusland is nog steeds alarmerend. Volgens Russische gegevens bezit de criminele gemeenschap in Rusland ongeveer 40.000 ondernemingen, waaronder 1500 staatsbedrijven, zo'n 400 banken en minimaal 750 beurzen en aandelenfondsen. Verder is 80 procent tot 90 procent van alle ondernemingen in Rusland op de een of andere manier betrokken bij of afhankelijk van de maffia. Er zijn duizenden grote criminele organisaties actief, waar- van 155 zeer grote verbanden met tussen de 500 en 2000 leden. Het totaal aantal leden wordt geschat op 1,8 miljoen criminelen, die een vermoede jaaromzet hebben van meer dan 100 miljard dollar.
Tot slot zijn er ongeveer I miljoen beslissingsbevoegde ambtenaren, van wie minimaal 70 procent wordt verondersteld corrupt te zijn. Geschat wordt dat de helft van de maffiaomzet naar deze groep gaat De Russische maffia beheerst dus niet alleen de onderwereld, maar ook een groot deel van de "normale" economie.'
In het buitenland werden, soms met steun van de overheid en de geheime dienst, bedrijven opgericht die op grote schaal handelden in vrouwen, nucleaire stoffen en andere dubieuze zaken. Een van die bedrijven is gevestigd in Wenen en heet Nordex. Een van de beschermelingen van Nordex zou de voormalige Russische premier Viktor Tsjernomirdin zijn geweest. Ook in de Oekraïne, Kazachstan en Letland waren er innige contacten op het hoogste niveau. Tijdens een hoorzitting van de Commissie Buitenland van het Amerikaanse Huis van Afgevaardigden in 1996 lag deze kwestie zo gevoelig dat de toenmalige directeur van de CIA, John Deutch, er niet in een openbare zitting op wilde ingaan. Het enige dat hij publiekelijk over Nordex kwijtwilde, was dat Nordex een voorbeeld zou zijn van 'een organisatie die met criminele activiteit in verband werd gebracht'.
Door Rusland werden in het buitenland, soms met steun van de overheid en de geheime dienst, bedrijven opgericht die op grote schaal handelden in vrouwen, nucleaire stoffen en andere dubieuze zaken. Een van die bedrijven is gevestigd in Wenen en heet Nordex. Een van de beschermelingen van Nordex zou de voormalige Russische premier Viktor Tsjernomirdin zijn geweest.
(foto: https://nl.wikipedia.org/wiki/Viktor_Tsjernomyrdin)
Dat Deutch er verder niets méér over wilde zeggen, heeft ongetwijfeld te maken met de schade die het openbaar maken van teveel belastend materiaal zou kunnen aanrichten aan de Amerikaans-Russische betrekkingen. Tsjernomirdin was op dat moment nog steeds premier van Rusland (in het vroege voorjaar van 1998 werd hij, samen met de hele regering, door de grillige president Jeltsin onverwacht ontslagen).
Duidelijk was en is dat in Rusland maffia en politiek nauw met elkaar verweven zijn. De maffia is niet alleen 'een staat binnen de staat', in een aantal gevallen is zij de staat zèlf. Zo verklaarde de Amerikaanse criminologe Louise Shelley, die Russisch spreekt en de Russische maffia diepgaand heeft bestudeerd, tijdens bovengenoemde hoorzitting van de Commissie Buitenland van het Huis van Afgevaardigden dat we nu in Rusland te maken hebben met hetzij een corrupte staat, hetzij niet statelijke elementen die de staat niet langer kan controleren.
Andere bronnen weten te melden dat één derde van de leden van de Doema, het Russische parlement, met de maffia samenwerkt. In september 1997 probeerde president Jeltsin het tij te keren toen hij verklaarde de macht van Ruslands rijkste bankiers te zullen inperken. 'De staat zal niet toestaan dat de zakenwereld druk uitoefent op het beleid', aldus Jeltsin. Maar van hem trokken de criminelen zich niets aan. Zelfs wetten en decreten werden door niemand nageleefd. De feitelijke macht in Rusland lag en ligt steeds meer bij de criminelen. Anders dan vroeger heeft het Kremlin in dezen geen enkel gezag.
En daarna verlegden de Russische maffiagroepen hun machtsbasis in toenemende mate naar het buitenland. In het jaarverslag van de Binnenlandse Veiligheidsdienst over 1994 stond hierover:
'De bloei van de georganiseerde misdaad gaat in Rusland samen met massale corrumpering van de overheid. Russische misdaadbendes beperken hun activiteiten niet langer tot Rusland en het GOS, maar hebben netwerken opgericht in verschillende Europese steden. Daar richten ze bijvoorbeeld firma's op om illegaal verkregen gelden te kunnen witwassen.'
Dat Nordex zich in Wenen had gevestigd, was geen toeval. Naast Boedapest, Praag en (Oost-)Berlijn, is de Oostenrijkse hoofdstad een van de belangrijkste centra van Russische criminele activiteit (van onder andere de 'Solntsevskaja-groep') geworden. Wenen was vroeger al een machtsbasis van de Russische geheime dienst KGB.
Een door Jurgen Roth geciteerde Oostenrijkse veiligheidsfunctionaris constateerde in 1997 dat er in Wenen elke maand zo'n acht tot tien door de Russische maffia gecontroleerde bedrijven werden opgericht. De transacties die werden verricht waren enorm. In de eerste drie maanden van 1995 ging er in Oostenrijk in het illegale (Russische) geldcircuit zo'n 7 miljard Duitse mark om. In totaal zouden Russische misdaadgroepen in 1996/97 in heel Oostenrijk 30 miljard zwarte marken in omloop hebben gebracht. Dit zijn gigantische bedragen waarmee de economie van een heel land kan worden beïnvloed. De Russische maffia bouwde niet alleen in Rusland zelf, maar ook in het buitenland een economische machtsbasis op. Daarin geleek zij enigszins op de Colombiaanse drugskartels. Het gaat om criminele multinationals met soms meer macht dan regeringen en overheden.
In Nederland zijn Russische maffiabendes minder actief dan in Duitsland, België en de Verenigde Staten. Niettemin constateert de BVD in haar jaarverslag over 1994:
'Gebleken is dat de aanwezigheid van de Russische maffia in Nederland toeneemt en haar organisatiegraad hoger wordt De maffia recruteert haar leden voornamelijk uit de stroom asielzoekers. Zij houdt zich onder andere bezig met vrouwenhandel en prostitutie, grootscheepse autodiefstal, afpersing, witwasactiviteiten en immigrantensmokkel.
Daarnaast worden de mogelijkheden voor drugshandel en wapensmokkel onderzocht.'
In augustus 1997 werd de in Nederland woonachtige Russische zakenman Vadim G. Rozenbaoum vermoord. Rozenbaoum had criminele connecties, maar hij zou tegen de politie hebben uitgepakt. De moord op Rozenbaoum zou daarmee samenhangen. Dit was overigens geen incident. Net als de Joegobendes vallen de Russische criminelen op door hun extreme neiging tot geweld.
Hun activiteit concentreerde zich in de steden Amsterdam, Rotterdam en Den Haag en het zuiden des lands. Er werden Russische pogingen vastgesteld tot het corrumperen van overheidsfunctionarissen. Russische en Joegoslavische criminelen hier te lande waren over het doen en laten van de politie doorgaans goed ingelicht. De politie schakelde nog wel eens asielzoekers uit het voormalige Joegoslavië en de GOS-staten in als tolk. Deze tolken moeten soms ook documenten vertalen. In 1997 bleek dat een aantal tolken hun informatie aan het criminele milieu had doorgespeeld.
(foto: https://nl.wikipedia.org/wiki/Viktor_Tsjernomyrdin)
Dat Deutch er verder niets méér over wilde zeggen, heeft ongetwijfeld te maken met de schade die het openbaar maken van teveel belastend materiaal zou kunnen aanrichten aan de Amerikaans-Russische betrekkingen. Tsjernomirdin was op dat moment nog steeds premier van Rusland (in het vroege voorjaar van 1998 werd hij, samen met de hele regering, door de grillige president Jeltsin onverwacht ontslagen).
Duidelijk was en is dat in Rusland maffia en politiek nauw met elkaar verweven zijn. De maffia is niet alleen 'een staat binnen de staat', in een aantal gevallen is zij de staat zèlf. Zo verklaarde de Amerikaanse criminologe Louise Shelley, die Russisch spreekt en de Russische maffia diepgaand heeft bestudeerd, tijdens bovengenoemde hoorzitting van de Commissie Buitenland van het Huis van Afgevaardigden dat we nu in Rusland te maken hebben met hetzij een corrupte staat, hetzij niet statelijke elementen die de staat niet langer kan controleren.
Andere bronnen weten te melden dat één derde van de leden van de Doema, het Russische parlement, met de maffia samenwerkt. In september 1997 probeerde president Jeltsin het tij te keren toen hij verklaarde de macht van Ruslands rijkste bankiers te zullen inperken. 'De staat zal niet toestaan dat de zakenwereld druk uitoefent op het beleid', aldus Jeltsin. Maar van hem trokken de criminelen zich niets aan. Zelfs wetten en decreten werden door niemand nageleefd. De feitelijke macht in Rusland lag en ligt steeds meer bij de criminelen. Anders dan vroeger heeft het Kremlin in dezen geen enkel gezag.
En daarna verlegden de Russische maffiagroepen hun machtsbasis in toenemende mate naar het buitenland. In het jaarverslag van de Binnenlandse Veiligheidsdienst over 1994 stond hierover:
'De bloei van de georganiseerde misdaad gaat in Rusland samen met massale corrumpering van de overheid. Russische misdaadbendes beperken hun activiteiten niet langer tot Rusland en het GOS, maar hebben netwerken opgericht in verschillende Europese steden. Daar richten ze bijvoorbeeld firma's op om illegaal verkregen gelden te kunnen witwassen.'
Dat Nordex zich in Wenen had gevestigd, was geen toeval. Naast Boedapest, Praag en (Oost-)Berlijn, is de Oostenrijkse hoofdstad een van de belangrijkste centra van Russische criminele activiteit (van onder andere de 'Solntsevskaja-groep') geworden. Wenen was vroeger al een machtsbasis van de Russische geheime dienst KGB.
Een door Jurgen Roth geciteerde Oostenrijkse veiligheidsfunctionaris constateerde in 1997 dat er in Wenen elke maand zo'n acht tot tien door de Russische maffia gecontroleerde bedrijven werden opgericht. De transacties die werden verricht waren enorm. In de eerste drie maanden van 1995 ging er in Oostenrijk in het illegale (Russische) geldcircuit zo'n 7 miljard Duitse mark om. In totaal zouden Russische misdaadgroepen in 1996/97 in heel Oostenrijk 30 miljard zwarte marken in omloop hebben gebracht. Dit zijn gigantische bedragen waarmee de economie van een heel land kan worden beïnvloed. De Russische maffia bouwde niet alleen in Rusland zelf, maar ook in het buitenland een economische machtsbasis op. Daarin geleek zij enigszins op de Colombiaanse drugskartels. Het gaat om criminele multinationals met soms meer macht dan regeringen en overheden.
In Nederland zijn Russische maffiabendes minder actief dan in Duitsland, België en de Verenigde Staten. Niettemin constateert de BVD in haar jaarverslag over 1994:
'Gebleken is dat de aanwezigheid van de Russische maffia in Nederland toeneemt en haar organisatiegraad hoger wordt De maffia recruteert haar leden voornamelijk uit de stroom asielzoekers. Zij houdt zich onder andere bezig met vrouwenhandel en prostitutie, grootscheepse autodiefstal, afpersing, witwasactiviteiten en immigrantensmokkel.
Daarnaast worden de mogelijkheden voor drugshandel en wapensmokkel onderzocht.'
In augustus 1997 werd de in Nederland woonachtige Russische zakenman Vadim G. Rozenbaoum vermoord. Rozenbaoum had criminele connecties, maar hij zou tegen de politie hebben uitgepakt. De moord op Rozenbaoum zou daarmee samenhangen. Dit was overigens geen incident. Net als de Joegobendes vallen de Russische criminelen op door hun extreme neiging tot geweld.
Hun activiteit concentreerde zich in de steden Amsterdam, Rotterdam en Den Haag en het zuiden des lands. Er werden Russische pogingen vastgesteld tot het corrumperen van overheidsfunctionarissen. Russische en Joegoslavische criminelen hier te lande waren over het doen en laten van de politie doorgaans goed ingelicht. De politie schakelde nog wel eens asielzoekers uit het voormalige Joegoslavië en de GOS-staten in als tolk. Deze tolken moeten soms ook documenten vertalen. In 1997 bleek dat een aantal tolken hun informatie aan het criminele milieu had doorgespeeld.
Het Gemenebest van Onafhankelijke Staten (GOS) is een los verband van ex-Sovjetstaten dat ontstond bij de val van de unie in december 1991. Het verdrag erkende de soevereiniteit van elke deelnemende staat, en aldus betekende het het afschaffen van de Sovjet-Unie. Misschien was het GOS wel bedoeld als een confederatie, maar in de praktijk bleven de gedelegeerde bevoegdheden behandeld door de individuele staten en was het GOS dus een lege doos. Misschien het belangrijkste is wel de vrijhandelszone die men wil creëren in de voormalige Sovjet-Unie.
(kaart: https://es.wikipedia.org/.../Comunidad_de_Estados_Independiente)
Nederlanders met zakelijke belangen deden regelmatig aangifte van bedreiging en afpersing door Russische criminelen. Over hun bedrijven werd informatie verzameld over omzetcijfers en medewerkers. 'Oost-Europese medewerkers van West-Europese bedrijven die in Oost-Europa actief zijn, bleken een gewild doelwit. Er waren al diverse van deze medewerkers geliquideerd.'
In augustus 1997 meldde de Volkskrant dat Oost-Europeanen en Russen in Nederland de afgelopen jaren voor 55 miljoen gulden aan onroerend goed hebben gekocht. Een groot deel van die aankopen werd contant betaald. De meeste kopers bleken criminele antecedenten te hebben of te beschikken over contacten in de onderwereld.
Russische criminele bendes konden in Nederland relatief vrij opereren. De Nederlandse overheid was nog steeds niet echt ingespeeld op de groeiende aanwezigheid en het raffinement van buitenlandse criminele groepen. Organisaties van mensensmokkelaars uit Rusland en de Derde Wereld kenden het Nederlandse politieke klimaat zeer precies. Zij wekten bij degenen die zij hierheen wilden brengen, de indruk dat Nederland een paradijs was en dat alle buitenlanders hier in de watten werden gelegd. Er heerste bij velen hier te lande angst zich schuldig te maken aan 'discriminatie' wanneer ook maar iets ten nadele van de groeiende stroom asielzoekers zou worden gezegd (hoewel het niet om het recht op asiel gaat, maar om het misbruik dat criminele smokkelbendes ervan maakten en nog maken waardoor juist de echte vluchteling in het gedrang kwam; dit werd in 1997 ook door premier Kok meermalen benadrukt). En dus concentreerden deze criminelen zich op Nederland en niet op bijvoorbeeld Frankrijk. En werden ze opgepakt, dan kwamen ze na niet al te lange tijd weer vrij. De straffen waren hier tamelijk mild. Daarbij kwam dat de politiecoördinatie met andere EU-lidstaten ('Europol') nog steeds te wensen overliet. Te verwachten is dus dat buitenlandse criminele organisaties zich in de toekomst nog veel sterker met Nederland zullen gaan bezighouden.
De drugskartels (China/Colombia/Mexico).
Het gebruik van verdovende middelen is al een heel oud verschijnsel. Een Soemerisch kleitabletje uit ongeveer 3S00 v.Chr. maakt in spijkerschrift melding van de papaver als slaapverwekkend en bedwelmend middel. Tussen het Soemerische kleitablet je en de bloeiende miljarden business van de grote Colombiaanse drugskartels liggen 55 eeuwen.
Maar de oorsprongen van de drugshandel liggen niet in Latijns-Amerika. Ze liggen in Europa, om precies te zijn: in de lage landen. De 'Verenigde Oost-Indische Compagnie' (VOC) begon al in de zeventiende eeuw opium uit Turkije en Bengalen naar Nederlands-Indië te vervoeren. De Portugezen begonnen in 1729 met hun opiumtransporten naar China. De Engelsen volgden spoedig. Zij legden grote papavervelden in India aan waarna de opium onder andere via Hong Kong naar China werd gebracht. Er was in China een grote markt, maar in 1833 werd de import van opium per decreet verboden. Dit leidde tot de Eerste Opiumoorlog (1839-1842), gevolgd door de tweede (1856-1860). China werd op de knieën gedwongen. Miljoenen Chinezen raakten verslaafd.
Na 1850 werd opium op steeds ruimere schaal in China zelf verbouwd. De Chinezen zijn de vernederingen die hun volk in de negentiende eeuw door het westerse 'imperialisme' werden aangedaan, nooit vergeten. Nadat de communisten in 1949 aan de macht kwamen, werd er wraak genomen. Uit opium kan morfine en uit morfine heroïne worden gemaakt (dit laatste gebeurde aan het eind van de vorige eeuw). Heroïne bleek nog meer verslavend dan morfine en opium. China en de Chinese maffia in Hong Kong en Taiwan (Triaden) gingen nu een actieve rol in de drugshandel (opium, heroïne, later ook cocaïne) spelen. In China zelf waren drugs streng verboden, maar de communistische staat was in het diepste geheim wel degelijk bij de productie van opium betrokken. Met die opium moesten vijandige ('imperialistische') staten worden ondermijnd. Volgens de Egyptische journalist Mohammed Heikal (geb. 1923) zou de Chinese premier Zhou Enlai (1898-1976) eens tegen de Egyptische president Nasser (een goede vriend van Heikal) hebben verklaard: 'Herinnert u zich wanneer het westen ons de opium opdrong? Met behulp van de opium voerden ze oorlog tegen ons. Nu gaan we hen met hun eigen wapens bestrijden. Wij gaan de methoden die zij zelf tegen ons hebben aangewend, tegen hen gebruiken.' Zhou Enlai voegde er veelzeggend aan toe: 'Speciaal voor de Amerikaanse soldaten in Vietnam planten wij de beste soorten opium.'
(kaart: https://es.wikipedia.org/.../Comunidad_de_Estados_Independiente)
Nederlanders met zakelijke belangen deden regelmatig aangifte van bedreiging en afpersing door Russische criminelen. Over hun bedrijven werd informatie verzameld over omzetcijfers en medewerkers. 'Oost-Europese medewerkers van West-Europese bedrijven die in Oost-Europa actief zijn, bleken een gewild doelwit. Er waren al diverse van deze medewerkers geliquideerd.'
In augustus 1997 meldde de Volkskrant dat Oost-Europeanen en Russen in Nederland de afgelopen jaren voor 55 miljoen gulden aan onroerend goed hebben gekocht. Een groot deel van die aankopen werd contant betaald. De meeste kopers bleken criminele antecedenten te hebben of te beschikken over contacten in de onderwereld.
Russische criminele bendes konden in Nederland relatief vrij opereren. De Nederlandse overheid was nog steeds niet echt ingespeeld op de groeiende aanwezigheid en het raffinement van buitenlandse criminele groepen. Organisaties van mensensmokkelaars uit Rusland en de Derde Wereld kenden het Nederlandse politieke klimaat zeer precies. Zij wekten bij degenen die zij hierheen wilden brengen, de indruk dat Nederland een paradijs was en dat alle buitenlanders hier in de watten werden gelegd. Er heerste bij velen hier te lande angst zich schuldig te maken aan 'discriminatie' wanneer ook maar iets ten nadele van de groeiende stroom asielzoekers zou worden gezegd (hoewel het niet om het recht op asiel gaat, maar om het misbruik dat criminele smokkelbendes ervan maakten en nog maken waardoor juist de echte vluchteling in het gedrang kwam; dit werd in 1997 ook door premier Kok meermalen benadrukt). En dus concentreerden deze criminelen zich op Nederland en niet op bijvoorbeeld Frankrijk. En werden ze opgepakt, dan kwamen ze na niet al te lange tijd weer vrij. De straffen waren hier tamelijk mild. Daarbij kwam dat de politiecoördinatie met andere EU-lidstaten ('Europol') nog steeds te wensen overliet. Te verwachten is dus dat buitenlandse criminele organisaties zich in de toekomst nog veel sterker met Nederland zullen gaan bezighouden.
De drugskartels (China/Colombia/Mexico).
Het gebruik van verdovende middelen is al een heel oud verschijnsel. Een Soemerisch kleitabletje uit ongeveer 3S00 v.Chr. maakt in spijkerschrift melding van de papaver als slaapverwekkend en bedwelmend middel. Tussen het Soemerische kleitablet je en de bloeiende miljarden business van de grote Colombiaanse drugskartels liggen 55 eeuwen.
Maar de oorsprongen van de drugshandel liggen niet in Latijns-Amerika. Ze liggen in Europa, om precies te zijn: in de lage landen. De 'Verenigde Oost-Indische Compagnie' (VOC) begon al in de zeventiende eeuw opium uit Turkije en Bengalen naar Nederlands-Indië te vervoeren. De Portugezen begonnen in 1729 met hun opiumtransporten naar China. De Engelsen volgden spoedig. Zij legden grote papavervelden in India aan waarna de opium onder andere via Hong Kong naar China werd gebracht. Er was in China een grote markt, maar in 1833 werd de import van opium per decreet verboden. Dit leidde tot de Eerste Opiumoorlog (1839-1842), gevolgd door de tweede (1856-1860). China werd op de knieën gedwongen. Miljoenen Chinezen raakten verslaafd.
Na 1850 werd opium op steeds ruimere schaal in China zelf verbouwd. De Chinezen zijn de vernederingen die hun volk in de negentiende eeuw door het westerse 'imperialisme' werden aangedaan, nooit vergeten. Nadat de communisten in 1949 aan de macht kwamen, werd er wraak genomen. Uit opium kan morfine en uit morfine heroïne worden gemaakt (dit laatste gebeurde aan het eind van de vorige eeuw). Heroïne bleek nog meer verslavend dan morfine en opium. China en de Chinese maffia in Hong Kong en Taiwan (Triaden) gingen nu een actieve rol in de drugshandel (opium, heroïne, later ook cocaïne) spelen. In China zelf waren drugs streng verboden, maar de communistische staat was in het diepste geheim wel degelijk bij de productie van opium betrokken. Met die opium moesten vijandige ('imperialistische') staten worden ondermijnd. Volgens de Egyptische journalist Mohammed Heikal (geb. 1923) zou de Chinese premier Zhou Enlai (1898-1976) eens tegen de Egyptische president Nasser (een goede vriend van Heikal) hebben verklaard: 'Herinnert u zich wanneer het westen ons de opium opdrong? Met behulp van de opium voerden ze oorlog tegen ons. Nu gaan we hen met hun eigen wapens bestrijden. Wij gaan de methoden die zij zelf tegen ons hebben aangewend, tegen hen gebruiken.' Zhou Enlai voegde er veelzeggend aan toe: 'Speciaal voor de Amerikaanse soldaten in Vietnam planten wij de beste soorten opium.'
Volgens de Egyptische journalist Mohammed Heikal zou de Chinese premier Zhou Enlai (1898-1976) eens tegen de Egyptische president Nasser hebben verklaard: 'Herinnert u zich wanneer het westen ons de opium opdrong? Met behulp van de opium voerden ze oorlog tegen ons. Nu gaan we hen met hun eigen wapens bestrijden. Wij gaan de methoden die zij zelf tegen ons hebben aangewend, tegen hen gebruiken.' Zhou Enlai voegde er veelzeggend aan toe: 'Speciaal voor de Amerikaanse soldaten in Vietnam planten wij de beste soorten opium.'
(foto: https://de.wikipedia.org/.../Datei:Nasser_and_Chou-En)
Tijdens de Vietnamoorlog waren er voor de Amerikaanse soldaten in Zuidoost Azië volop drugs. Een flink aantal nam hun verslaving mee naar Amerika dat er in de tweede helft van de jaren zestig een probleem bij kreeg: heroïne. De jaarlijkse in- komsten van communistisch China uit de illegale opiumhandel bedroegen toen 5 miljard dollar. Ook het minder gevaarlijke marihuana raakte onder Amerikaanse jongeren in zwang. Ook het minder gevaarlijke marihuana raakte onder Amerikaanse jongeren in zwang.
Overigens heeft China in de jaren negentig, net als in de vorige eeuw, met een immens binnenlands verslavingsprobleem (heroïne/cocaïne) te maken. In 1997 werd het aantal drugsverslaafden op 12 miljoen geschat. De vlakbij China gelegen 'Gouden Driehoek' is een van de grootste heroïneproducenten ter wereld.
Intussen waren er in Latijns-Amerika interessante ontwikkelingen aan de gang. In Colombia had zich tegen het midden van de jaren zeventig een kerngroep gevormd die zich intensief met de illegale cocaïnehandel was gaan bezighouden. De belangrijkste leider van de groep, Pablo Escobar Gaviria, beschikte over clandestiene keuken laboratoria waar hij uit Peru afkomstige cocapasta tot cocaïne liet verwerken. Dit werd vervolgens over land en later via de lucht de Verenigde Staten binnengesmokkeld. Eind 1977 sprak de Amerikaanse Drugs Enforcement Agency (DEA) al van een 'handelssyndicaat te Medellin'.
Dit handelssyndicaat was ertoe overgegaan Colombiaanse boeren tot de verbouw van coca te bewegen. De Amerikanen op hun beurt zaten niet stil. Zij drongen er bij de Colombiaanse regering steeds sterker op aan de leiders van het nieuwe drugssyndicaat uit te leveren. Dit resulteerde in 1979 in een verdrag dat de uitlevering van door Amerikaanse rechtbanken veroordeelde Colombiaanse narcos aan de Verenigde Staten regelde. Maar het verdrag stuitte op fel verzet. Niet alleen de narcos, maar ook overheidsorganen waren faliekant tegen.
In november 1991 werd een vrouwelijk familielid van Jorge Luis Ochoa, één van de leidende leden van het drugssyndicaat van Medellin, ontvoerd. De ontvoerders behoorden tot de guerrillagroep M-19 die om geld verlegen zat. De druglords bundelden daarop hun krachten in de MAS (Muerte A Secuestradores, 'Dood aan Ontvoerders').
Een aantal belangrijke figuren van M-19 werd vervolgens geliquideerd. Uit deze samenwerking tussen de druglords ontstond het Medellin-kartel waarvan Escobar de onbetwiste leider werd. De twee belangrijkste guerrillagroeperingen, M-19 en de communistische FARC (Fuerzas Armadas Revolucionarias de Colombia) kozen al snel eieren voor hun geld en besloten de druglords voortaan tegen betaling te assisteren. In 1984 kreeg de FARC daarvoor 3,3 miljoen dollar per maand.
De benaming 'kartel' is niet geheel juist. Afspraken over productie en prijzen zijn er niet en als ze er zijn worden ze met voeten getreden. Zelf duiden de druglords hun overkoepelende samenwerkingsverband niet aan als 'kartel'. 'Ons kent ons' en 'wij', 'eer' en 'wederzijdse bijstand' in geval van nood - daar draait alles om. Beter is het derhalve te spreken over drugssyndicaten of clans. Gemakshalve zullen we de term kartel echter blijven hanteren.
In 1984 pleegden de narcos van het Medellin-kartel hun eerste grote politieke moord: minister van Justitie Rodrigo Lara Bonilla was hun doelwit. Deze had opdracht gegeven het grootste laboratoriumcomplex van het kartel te vernietigen en zich voorstander getoond van uitlevering van Colombiaanse drugscriminelen aan de Verenigde Staten.
(foto: https://de.wikipedia.org/.../Datei:Nasser_and_Chou-En)
Tijdens de Vietnamoorlog waren er voor de Amerikaanse soldaten in Zuidoost Azië volop drugs. Een flink aantal nam hun verslaving mee naar Amerika dat er in de tweede helft van de jaren zestig een probleem bij kreeg: heroïne. De jaarlijkse in- komsten van communistisch China uit de illegale opiumhandel bedroegen toen 5 miljard dollar. Ook het minder gevaarlijke marihuana raakte onder Amerikaanse jongeren in zwang. Ook het minder gevaarlijke marihuana raakte onder Amerikaanse jongeren in zwang.
Overigens heeft China in de jaren negentig, net als in de vorige eeuw, met een immens binnenlands verslavingsprobleem (heroïne/cocaïne) te maken. In 1997 werd het aantal drugsverslaafden op 12 miljoen geschat. De vlakbij China gelegen 'Gouden Driehoek' is een van de grootste heroïneproducenten ter wereld.
Intussen waren er in Latijns-Amerika interessante ontwikkelingen aan de gang. In Colombia had zich tegen het midden van de jaren zeventig een kerngroep gevormd die zich intensief met de illegale cocaïnehandel was gaan bezighouden. De belangrijkste leider van de groep, Pablo Escobar Gaviria, beschikte over clandestiene keuken laboratoria waar hij uit Peru afkomstige cocapasta tot cocaïne liet verwerken. Dit werd vervolgens over land en later via de lucht de Verenigde Staten binnengesmokkeld. Eind 1977 sprak de Amerikaanse Drugs Enforcement Agency (DEA) al van een 'handelssyndicaat te Medellin'.
Dit handelssyndicaat was ertoe overgegaan Colombiaanse boeren tot de verbouw van coca te bewegen. De Amerikanen op hun beurt zaten niet stil. Zij drongen er bij de Colombiaanse regering steeds sterker op aan de leiders van het nieuwe drugssyndicaat uit te leveren. Dit resulteerde in 1979 in een verdrag dat de uitlevering van door Amerikaanse rechtbanken veroordeelde Colombiaanse narcos aan de Verenigde Staten regelde. Maar het verdrag stuitte op fel verzet. Niet alleen de narcos, maar ook overheidsorganen waren faliekant tegen.
In november 1991 werd een vrouwelijk familielid van Jorge Luis Ochoa, één van de leidende leden van het drugssyndicaat van Medellin, ontvoerd. De ontvoerders behoorden tot de guerrillagroep M-19 die om geld verlegen zat. De druglords bundelden daarop hun krachten in de MAS (Muerte A Secuestradores, 'Dood aan Ontvoerders').
Een aantal belangrijke figuren van M-19 werd vervolgens geliquideerd. Uit deze samenwerking tussen de druglords ontstond het Medellin-kartel waarvan Escobar de onbetwiste leider werd. De twee belangrijkste guerrillagroeperingen, M-19 en de communistische FARC (Fuerzas Armadas Revolucionarias de Colombia) kozen al snel eieren voor hun geld en besloten de druglords voortaan tegen betaling te assisteren. In 1984 kreeg de FARC daarvoor 3,3 miljoen dollar per maand.
De benaming 'kartel' is niet geheel juist. Afspraken over productie en prijzen zijn er niet en als ze er zijn worden ze met voeten getreden. Zelf duiden de druglords hun overkoepelende samenwerkingsverband niet aan als 'kartel'. 'Ons kent ons' en 'wij', 'eer' en 'wederzijdse bijstand' in geval van nood - daar draait alles om. Beter is het derhalve te spreken over drugssyndicaten of clans. Gemakshalve zullen we de term kartel echter blijven hanteren.
In 1984 pleegden de narcos van het Medellin-kartel hun eerste grote politieke moord: minister van Justitie Rodrigo Lara Bonilla was hun doelwit. Deze had opdracht gegeven het grootste laboratoriumcomplex van het kartel te vernietigen en zich voorstander getoond van uitlevering van Colombiaanse drugscriminelen aan de Verenigde Staten.
In 1984 pleegden de narcos van het Medellin-kartel hun eerste grote politieke moord: minister van Justitie Rodrigo Lara Bonilla was hun doelwit. Deze had opdracht gegeven het grootste laboratoriumcomplex van het kartel te vernietigen en zich voorstander getoond van uitlevering van Colombiaanse drugscriminelen aan de Verenigde Staten.
(foto: https://en.wikipedia.org/wiki/Rodrigo_Lara)
Daarna volgde de ene moord op de andere. Er kwamen doodseskaders voor wie niemand veilig was. Vooral rechters werden bedreigd. Uiteindelijk durfde geen rechter meer vonnis te wijzen tegen de belangen van het kartel. Politici en ministers werden op grote schaal omgekocht. Twee andere grote kartels - het Cali-kartel en het Pereira-kartel - hanteerden dezelfde methoden.
'In 1986 schatte men dat er meer dan 10 procent van de Colombiaanse congresleden banden hadden met zaken waaraan een narcolucht hing, en dat een even groot percentage economische steun ontving van erkende narcoticahandelaren. Dat betekent dat ongeveer vijftig Congresleden in een kwade reuk staan.'
De situatie verbeterde niet, ook al werd Pablo Escobar in december 1993 tijdens een gezamenlijke Amerikaans-Colombiaanse operatie doodgeschoten en verdwenen de oorspronkelijke leiders van de twee andere kartels achter de tralies.
In oktober 1995 wijdde NRC Handelsblad een paginagroot artikel aan de Colombiaanse drugsmaffia. Deze had de verkiezingscampagne van president Ernesto Samper Pesano gefinancierd. En nu 'speelde volgens conservatieve schattingen zo'n vijftig procent van de afgevaardigden en senatoren in het Colombiaanse Congres onder één hoedje met de cocaïnekartels'.
Die hadden overal hun tentakels: in de politiek, het leger, het ambtenarenapparaat en zelfs de kerk, aldus een topfunctionaris van de Colombiaanse drugsbestrijding tegenover NRC Handelsblad.
Merkwaardigerwijze was de strijd tegen de drugsmaffia onder Samper juist verhevigd. Dat had, volgens NRC Handelsblad, mogelijk te maken met Amerikaanse druk. De Amerikanen zouden over Samper en andere hoge functionarissen uit zijn Liberale Partij belastende documenten hebben gehad en hem hebben gedwongen mee te werken aan een hardere aanpak van de kartels.
Samen met de Amerikanen werd een aantal acties tegen de kartels met succes afgerond. Maar in maart 1996 beëindigden de Amerikanen de economische steun aan Colombia en in juli 1996 werd
het president Samper voor onbepaalde tijd verboden naar de Verenigde Staten te reizen. De samenwerking metde deels corrupte Colombiaanse regerings-, leger- en politiefunctionarissen was alsnog op een fiasco uitgelopen. Gebleken was buitendien dat opsluiten of doodschieten van leiders van kartels maar tijdelijk soelaas bood. Er kwamen andere leiders en nieuwe kartels. Na de dood van Escobar trad het Cali-kartel sterker dan ooit naar voren.
In 1995 verdienden ongeveer één miljoen Colombianen in de cocaïne- en heroïne-business hun brood. In 1990 werd aan de Colombiaanse cocaïne acht miljard dollar verdiend. De staat kan en wil de macht van de druglords niet breken. De politieke en economische macht van deze heren was te groot. En ze waren hard bezig die macht naar andere landen uit te breiden. Het ging vooral om Panama, Mexico, Brazilië, Suriname, Aruba, Curaçao en Europa.
Mexico nam en neemt een aparte plaats in. Het land heeft een moeilijk te controleren grens van 2000 km met de Verenigde Staten. Mexico ontwikkelde zich tot een tweede Colombia met eigen drugskartels en moordcommando's. In 1993 werd de aartsbisschop van Guadalajara, kardinaal Posadas, neergeschoten. Tijdens een schietpartij tussen twee rivaliserende drugsbendes had een van de bendes hem aangezien voor de leider van de andere bende. President van Mexico was toen Carlos Salinas.
Na zijn aftreden in 1995 werd zijn broer Raoel Salinas gearresteerd. Hij bleek geheime bankrekeningen in Europa (Nederland, Zwitserland) te hebben waarmee hij uit drugshandel verkregen gelden (het ging om meer dan 100 miljoen dollar) probeerde wit te wassen. Diezelfde Raoel werd er bovendien van verdacht achter een politieke moord op de presidentskandidaat José Francisco Ruiz Massieu te hebben gezeten. Ex-president Salinas moet van een aantal activiteiten van zijn broer op de hoogte zijn geweest.
(foto: https://en.wikipedia.org/wiki/Rodrigo_Lara)
Daarna volgde de ene moord op de andere. Er kwamen doodseskaders voor wie niemand veilig was. Vooral rechters werden bedreigd. Uiteindelijk durfde geen rechter meer vonnis te wijzen tegen de belangen van het kartel. Politici en ministers werden op grote schaal omgekocht. Twee andere grote kartels - het Cali-kartel en het Pereira-kartel - hanteerden dezelfde methoden.
'In 1986 schatte men dat er meer dan 10 procent van de Colombiaanse congresleden banden hadden met zaken waaraan een narcolucht hing, en dat een even groot percentage economische steun ontving van erkende narcoticahandelaren. Dat betekent dat ongeveer vijftig Congresleden in een kwade reuk staan.'
De situatie verbeterde niet, ook al werd Pablo Escobar in december 1993 tijdens een gezamenlijke Amerikaans-Colombiaanse operatie doodgeschoten en verdwenen de oorspronkelijke leiders van de twee andere kartels achter de tralies.
In oktober 1995 wijdde NRC Handelsblad een paginagroot artikel aan de Colombiaanse drugsmaffia. Deze had de verkiezingscampagne van president Ernesto Samper Pesano gefinancierd. En nu 'speelde volgens conservatieve schattingen zo'n vijftig procent van de afgevaardigden en senatoren in het Colombiaanse Congres onder één hoedje met de cocaïnekartels'.
Die hadden overal hun tentakels: in de politiek, het leger, het ambtenarenapparaat en zelfs de kerk, aldus een topfunctionaris van de Colombiaanse drugsbestrijding tegenover NRC Handelsblad.
Merkwaardigerwijze was de strijd tegen de drugsmaffia onder Samper juist verhevigd. Dat had, volgens NRC Handelsblad, mogelijk te maken met Amerikaanse druk. De Amerikanen zouden over Samper en andere hoge functionarissen uit zijn Liberale Partij belastende documenten hebben gehad en hem hebben gedwongen mee te werken aan een hardere aanpak van de kartels.
Samen met de Amerikanen werd een aantal acties tegen de kartels met succes afgerond. Maar in maart 1996 beëindigden de Amerikanen de economische steun aan Colombia en in juli 1996 werd
het president Samper voor onbepaalde tijd verboden naar de Verenigde Staten te reizen. De samenwerking metde deels corrupte Colombiaanse regerings-, leger- en politiefunctionarissen was alsnog op een fiasco uitgelopen. Gebleken was buitendien dat opsluiten of doodschieten van leiders van kartels maar tijdelijk soelaas bood. Er kwamen andere leiders en nieuwe kartels. Na de dood van Escobar trad het Cali-kartel sterker dan ooit naar voren.
In 1995 verdienden ongeveer één miljoen Colombianen in de cocaïne- en heroïne-business hun brood. In 1990 werd aan de Colombiaanse cocaïne acht miljard dollar verdiend. De staat kan en wil de macht van de druglords niet breken. De politieke en economische macht van deze heren was te groot. En ze waren hard bezig die macht naar andere landen uit te breiden. Het ging vooral om Panama, Mexico, Brazilië, Suriname, Aruba, Curaçao en Europa.
Mexico nam en neemt een aparte plaats in. Het land heeft een moeilijk te controleren grens van 2000 km met de Verenigde Staten. Mexico ontwikkelde zich tot een tweede Colombia met eigen drugskartels en moordcommando's. In 1993 werd de aartsbisschop van Guadalajara, kardinaal Posadas, neergeschoten. Tijdens een schietpartij tussen twee rivaliserende drugsbendes had een van de bendes hem aangezien voor de leider van de andere bende. President van Mexico was toen Carlos Salinas.
Na zijn aftreden in 1995 werd zijn broer Raoel Salinas gearresteerd. Hij bleek geheime bankrekeningen in Europa (Nederland, Zwitserland) te hebben waarmee hij uit drugshandel verkregen gelden (het ging om meer dan 100 miljoen dollar) probeerde wit te wassen. Diezelfde Raoel werd er bovendien van verdacht achter een politieke moord op de presidentskandidaat José Francisco Ruiz Massieu te hebben gezeten. Ex-president Salinas moet van een aantal activiteiten van zijn broer op de hoogte zijn geweest.
Salinas gold als bondgenoot van de Amerikanen, ook waar het om de strijd tegen de drugshandel ging.
(foto: https://en.wikipedia.org/wiki/Raúl_Salinas_de_Gortari)
Salinas gold als bondgenoot van de Amerikanen, ook waar het om de strijd tegen de drugshandel ging. Maar dat zegt in landen als Colombia en Mexico weinig. In februari 1997 werd het hoofd van de Mexicaanse anti-narcoticabrigade, generaal Jesus Gutiérrez Rebalo, gearresteerd. Hij bleek gelden te hebben aangenomen van een van Mexico's grootste cocaïnehandelaren. Een maand eerder was hij nog in Amerika geweest waar hij door zijn collega's van de DEA uiterst vriendelijk was ontvangen. Bij terugkeer in Mexico verstrekten DEA-agenten Gutiérrez gegevens over door Amerika betaalde informanten in vijf grote Mexicaanse drugskartels.
Alles wat hij nog meer wilde weten - en dat was heel veel - werd hem meegedeeld. Vier weken later bleek hij op de loonlijst van een van die vijf grote kartels te staan.
Mexicaanse drugshandelaren maken een jaarlijkse winst van 10 miljard dollar. Meer dan de helft van die winst wordt besteed aan het omkopen van overheidsfunctionarissen. Gouverneurs van twee staten bleken ook op de loonlijst van de Mexicaanse cocaïnemaffia te hebben gestaan. Infiltratie van het overheidsapparaat door drugshandelaren vindt niet alleen in verre Latijns-Amerikaanse landen plaats. Turkije en Marokko zijn voorbeelden van landen waar de overheid tal van drugshandelaren de hand boven het hoofd houdt. In hun eerdergenoemde studie De maffia van Turkije
Suriname en Nederland.
Suriname en Nederland speelden in de strategie van de Colombiaanse druglords een belangrijke rol. André Haakmat, die korte tijd premier en minister van Buitenlandse Zaken van Suriname is geweest (1980-1981), kreeg tijdens een bezoek aan Brazilië het verzoek of hij van Suriname niet een doorvoerhaven voor Colombiaanse cocaïne wilde maken. Hij zou dan 3 procent van de winst krijgen. Ook 'andere personen' zouden kunnen delen in de winst. Haakmat weigerde. Later boekten Colombiaanse drugscriminelen meer succes bij de toenmalige legerleider Desi Bouterse.
Kort na de decembermoorden van 1982 bleek Bouterse een aanbod voor een geldlening van 50 miljoen dollar uit Colombia te hebben gekregen. De president van de centrale bank, Jules Sedney, weigerde mee te werken en vluchtte naar Nederland waar hij het vermoeden uitsprak dat de aangeboden lening afkomstig was van de Colombiaanse cocaïnemaffia.
In maart 1986 werd Etienne Boerenveen in Miami aangehouden. Als cocaïnehandelaren vermomde agenten van de Amerikaanse drugsbestrijdingsdienst DEA hadden hem in de val gelokt. Boerenveen, in de mening met vertegenwoordigers van het Medellin-kartel te doen te hebben, had hen in ruil voor tien miljoen dollar, het gebruik van Surinaamse vliegvelden aangeboden. De DEA had de gesprekken met Boerenveen op een videoband opgenomen.
Een andere Surinamer die bij het gesprek aanwezig was, Silvion Heymans, verklaarde dat Boerenveen een van de twee machthebbers in Suriname was. De DEA-undercoveragenten begrepen direct dat de andere machthebber Bouterse was. 'Deze twee zijn de machtigste mannen, machtiger dan de president', had Heymans nog laten weten.
Suriname had zich in de jaren tachtig steeds meer tot een belangrijke schakel tussen de drugs producerende landen Peru, Bolivia en Colombia en de consumptielanden in Noord-Amerika en Europa ontwikkeld.
Volgens de Nederlandse Justitie had Bouterse, geflankeerd door enkele van zijn kompanen, in 1988 in Suriname rechtstreeks met Pablo Escobar onderhandeld.
Suriname is behalve doorvoerland van cocaïne bij uitstek de plaats waar geld wordt witgewassen. De Surinaamse president Jules Weidenbosch, die in september 1997 aantrad en een vriend en partijgenoot van Bouterse is, zou drugsdealers de hand boven het hoofd houden. Opnieuw kwam een land in de greep van de drugsmaffia. In de figuur van Bouterse diende zich in Latijns-Amerika een tweede Noriega aan.
In 1992 startte in Nederland het zogenaamde 'COPA-onderzoek' (Colombia- Paramaribo) dat de drugsconnecties van Bouterse en zijn entourage onder de loep nam. In de zomer van 1997 werd Desi Bouterse op verzoek van de Nederlandse Justitie op de signaleringslijst van Interpol gezet. Vanaf toen kon Bouterse Suriname niet meer zo gemakkelijk verlaten. Eerder dat jaar had Superprocureur-generaal Arthur Docters van Leeuwen op de Nederlandse televisie verklaard dat het onderzoek over Bouterse binnen een jaar zou zijn afgerond en dat het voor deze 'zeer belastend' zou zijn.
Een jaar later liep Bouterse nog vrij rond terwijl Docters van Leeuwen na een conflict over een andere kwestie met minister Sorgdrager van Justitie de laan was uitgestuurd. Overigens was de minister van het televisieoptreden van Docters van Leeuwen evenmin gecharmeerd geweest. Binnen het kabinet was minister Van MierIo van Buitenlandse Zaken ronduit tegen het 'signaleringsverzoek'. Toen het eenmaal een feit was (maar nog niet naar de pers was uitgelekt), zorgde Van MierIo ervoor dat Bouterse tijdens een bezoek aan Brazilië niet werd opgepakt.
(foto: https://en.wikipedia.org/wiki/Raúl_Salinas_de_Gortari)
Salinas gold als bondgenoot van de Amerikanen, ook waar het om de strijd tegen de drugshandel ging. Maar dat zegt in landen als Colombia en Mexico weinig. In februari 1997 werd het hoofd van de Mexicaanse anti-narcoticabrigade, generaal Jesus Gutiérrez Rebalo, gearresteerd. Hij bleek gelden te hebben aangenomen van een van Mexico's grootste cocaïnehandelaren. Een maand eerder was hij nog in Amerika geweest waar hij door zijn collega's van de DEA uiterst vriendelijk was ontvangen. Bij terugkeer in Mexico verstrekten DEA-agenten Gutiérrez gegevens over door Amerika betaalde informanten in vijf grote Mexicaanse drugskartels.
Alles wat hij nog meer wilde weten - en dat was heel veel - werd hem meegedeeld. Vier weken later bleek hij op de loonlijst van een van die vijf grote kartels te staan.
Mexicaanse drugshandelaren maken een jaarlijkse winst van 10 miljard dollar. Meer dan de helft van die winst wordt besteed aan het omkopen van overheidsfunctionarissen. Gouverneurs van twee staten bleken ook op de loonlijst van de Mexicaanse cocaïnemaffia te hebben gestaan. Infiltratie van het overheidsapparaat door drugshandelaren vindt niet alleen in verre Latijns-Amerikaanse landen plaats. Turkije en Marokko zijn voorbeelden van landen waar de overheid tal van drugshandelaren de hand boven het hoofd houdt. In hun eerdergenoemde studie De maffia van Turkije
Suriname en Nederland.
Suriname en Nederland speelden in de strategie van de Colombiaanse druglords een belangrijke rol. André Haakmat, die korte tijd premier en minister van Buitenlandse Zaken van Suriname is geweest (1980-1981), kreeg tijdens een bezoek aan Brazilië het verzoek of hij van Suriname niet een doorvoerhaven voor Colombiaanse cocaïne wilde maken. Hij zou dan 3 procent van de winst krijgen. Ook 'andere personen' zouden kunnen delen in de winst. Haakmat weigerde. Later boekten Colombiaanse drugscriminelen meer succes bij de toenmalige legerleider Desi Bouterse.
Kort na de decembermoorden van 1982 bleek Bouterse een aanbod voor een geldlening van 50 miljoen dollar uit Colombia te hebben gekregen. De president van de centrale bank, Jules Sedney, weigerde mee te werken en vluchtte naar Nederland waar hij het vermoeden uitsprak dat de aangeboden lening afkomstig was van de Colombiaanse cocaïnemaffia.
In maart 1986 werd Etienne Boerenveen in Miami aangehouden. Als cocaïnehandelaren vermomde agenten van de Amerikaanse drugsbestrijdingsdienst DEA hadden hem in de val gelokt. Boerenveen, in de mening met vertegenwoordigers van het Medellin-kartel te doen te hebben, had hen in ruil voor tien miljoen dollar, het gebruik van Surinaamse vliegvelden aangeboden. De DEA had de gesprekken met Boerenveen op een videoband opgenomen.
Een andere Surinamer die bij het gesprek aanwezig was, Silvion Heymans, verklaarde dat Boerenveen een van de twee machthebbers in Suriname was. De DEA-undercoveragenten begrepen direct dat de andere machthebber Bouterse was. 'Deze twee zijn de machtigste mannen, machtiger dan de president', had Heymans nog laten weten.
Suriname had zich in de jaren tachtig steeds meer tot een belangrijke schakel tussen de drugs producerende landen Peru, Bolivia en Colombia en de consumptielanden in Noord-Amerika en Europa ontwikkeld.
Volgens de Nederlandse Justitie had Bouterse, geflankeerd door enkele van zijn kompanen, in 1988 in Suriname rechtstreeks met Pablo Escobar onderhandeld.
Suriname is behalve doorvoerland van cocaïne bij uitstek de plaats waar geld wordt witgewassen. De Surinaamse president Jules Weidenbosch, die in september 1997 aantrad en een vriend en partijgenoot van Bouterse is, zou drugsdealers de hand boven het hoofd houden. Opnieuw kwam een land in de greep van de drugsmaffia. In de figuur van Bouterse diende zich in Latijns-Amerika een tweede Noriega aan.
In 1992 startte in Nederland het zogenaamde 'COPA-onderzoek' (Colombia- Paramaribo) dat de drugsconnecties van Bouterse en zijn entourage onder de loep nam. In de zomer van 1997 werd Desi Bouterse op verzoek van de Nederlandse Justitie op de signaleringslijst van Interpol gezet. Vanaf toen kon Bouterse Suriname niet meer zo gemakkelijk verlaten. Eerder dat jaar had Superprocureur-generaal Arthur Docters van Leeuwen op de Nederlandse televisie verklaard dat het onderzoek over Bouterse binnen een jaar zou zijn afgerond en dat het voor deze 'zeer belastend' zou zijn.
Een jaar later liep Bouterse nog vrij rond terwijl Docters van Leeuwen na een conflict over een andere kwestie met minister Sorgdrager van Justitie de laan was uitgestuurd. Overigens was de minister van het televisieoptreden van Docters van Leeuwen evenmin gecharmeerd geweest. Binnen het kabinet was minister Van MierIo van Buitenlandse Zaken ronduit tegen het 'signaleringsverzoek'. Toen het eenmaal een feit was (maar nog niet naar de pers was uitgelekt), zorgde Van MierIo ervoor dat Bouterse tijdens een bezoek aan Brazilië niet werd opgepakt.
Volgens de Nederlandse Justitie onderhandelde Bouterse in 1988 in Suriname rechtstreeks met Pablo Escobar over de handel en doorvoer van drugs in Suriname.
(foto: https://nl.wikipedia.org/wiki/Desi_Bouterse)
Op Schiphol werden talloze ‘drugskoeriers’ uit Suriname aangehouden. Van Surinaamse zijde zijn er doelbewuste pogingen ondernomen het Nederlandse politieapparaat te infiltreren of te corrumperen, in enkele gevallen met succes. Personeel van Schiphol stond hoog op de prioriteitenlijst. In 1995 werd er een hele smokkellijn van Zuid-Amerika naar Amsterdam/Schiphol opgerold. Een aantal Surinamers, werkzaam in de KLM-bagagekelder op Schiphol en in Suriname en Curaçao, werkte mee. 'De koffer met cocaïne werd ingecheckt op naam van een passagier die geen bagage had. Dat viel niemand op en ook de betreffende passagier wist van niets aangezien de koffer tijdig van de band werd gehaald. De koffer kon herkend worden aan een bepaald vrachtlabel.' Er was op Schiphol een hoofdrolspeler die over corrupte contacten in Suriname, Caraçao en Colombia beschikte. Alle cocaïne was afkomstig van het Medellin-kartel. Dit geval van corruptie kwam aan het licht. Maar het zou naïef zijn te veronderstellen dat er niet nog andere gevallen van corruptie op Schiphol en in de havens zouden zijn. Nederland werd voor de Colombiaanse kartels een belangrijk land voor (tijdelijke) opslag en doorvoer van drugs.
Turkse maffiagroepen.
Er waren en zijn nog andere groepen die zich in Nederland met drugshandel bezighouden. Het rapport van de Commissie-Van Traa gaat met name in op de rol van Turken, Koerden, Marokkanen en Chinezen.
'De Turkse georganiseerde misdaad is zodanig in Nederland geïntegreerd dat sommige overheidsdienaren van Turkse afkomst (politiefunaionarissen, tolken) gebruikt worden voor criminele doeleinden. In één geval is een poging waargenomen om te infiltreren in de plaatselijke politiek.'
Het boek De Turkse maffia van de Utrechtse criminologen Frank Bovenkerk (die ook meewerkte aan het onderzoek van de Commissie-Van Traa) en Yücel Yesilgöz beschrijft hoe de Turkse heroïnemaffia in Nederland en België de Chinese heroïnemaffia vrijwel geheel en zonder slag of stoot heeft verdrongen. De Turkse baba (peetvaders) zitten vooral in de groothandel. De heroïne die de laatste tien jaar in de West-Europese landen in beslag is genomen, is voor tachtig tot
negentig procent afkomstig van Turkse handelaren. Behalve met drugs hielden Turkse criminele organisaties zich, onder andere in België, bezig met wapenhandel.
In Nederland waren Amsterdam en Arnhem het hoofdkwartier van respectievelijk de Turkse en Koerdische maffiabendes. Deze maakten op grote schaal gebruik van Turkse en Koerdische migranten, volgens de beide Utrechtse onderzoekers niet zelden gewone huisvaders die voor de buitenwereld een onopvallend bestaan leidden en die in de drugshandel 'bijklusten'. Daarnaast werd gebruik gemaakt van asielzoekers en vluchtelingen. 'De enkele duizenden vluchtelingen uit Afghanistan, die in verschillende westerse landen zijn opgevangen, bieden prachtige nieuwe mogelijkheden voor deze handelaren en dat geldt ook voor Nederland', aldus een voormalig lid van een Afghaanse antidrugscommissie.
De meeste heroïne kwam uit Afghanistan, een deel kwam uit Iran. De fundamentalistische Taliban hadden de productie flink opgevoerd. Drugs vormden hun belangrijkste bron van inkomsten (voor wapenaankoop). Nederland gold als distributieland wat maakte dat de drugs hier relatief goedkoop waren.
In het Belgische Gent was er een keten van Turkse broodbakkers. 'Zij haalden kinderen die zaten opgesloten in containers op een vrachtauto uit Turkije naar België, waar ze onder mensonwaardige condities (ze moesten 's nachts doorwerken, etc.) tewerk werden gesteld.' Bovenkerk en Yesllgöz wijzen verder op de kwalijke rol van de extreemrechtse 'Grijze Wolven', die ook in Nederland actief waren. De Grijze Wolven hebben in Turkije machtige politieke vrienden en koesteren zeer nationalistische denkbeelden.
De Koerden werden te vuur en te zwaard bestreden. Liquidaties kwamen veelvuldig voor. Veel Turkse maffiabendes hadden banden met de Grijze Wolven.
Tenslotte lieten Bovenkerk en Yesilgöz zien hoe in Turkije maffia, politiek en staat nauw met elkaar verweven zijn. Zij aarzelen niet te spreken over state organised crime, misdaad gepleegd door de overheid. Turkije moest dan ook worden gezien als een typische 'narco-staat', te vergelijken met Colombia, Mexico, Suriname en Afghanistan. Turkse politici en regeringsleiders als Tansu Çiller en Turgut Özal bleken in criminele netwerken verstrikt te zijn geraakt of criminele witwaspraktijken te hebben bevorderd. Na publicatie van hun boek werden Bovenkerk en Yesilgöz fel aangevallen door de Turkse ambassade in Den Haag die erop wees dat Turkije wel degelijk een bijdrage aan de drugsbestrijding leverde en regelmatig grote partijen in beslag nam. Dit werd in de studie van de beide criminologen overigens niet ontkend. Zij kregen ook het verwijt van 'racisme' en 'discriminatie' te horen, hoewel een van de auteurs zelf van Koerdische afkomst was.
De feiten die hierboven werden aangedragen, zouden nooit zo mogen worden uitgelegd dat leden van etnische minderheden per definitie tot criminelen bestempelde.
(foto: https://nl.wikipedia.org/wiki/Desi_Bouterse)
Op Schiphol werden talloze ‘drugskoeriers’ uit Suriname aangehouden. Van Surinaamse zijde zijn er doelbewuste pogingen ondernomen het Nederlandse politieapparaat te infiltreren of te corrumperen, in enkele gevallen met succes. Personeel van Schiphol stond hoog op de prioriteitenlijst. In 1995 werd er een hele smokkellijn van Zuid-Amerika naar Amsterdam/Schiphol opgerold. Een aantal Surinamers, werkzaam in de KLM-bagagekelder op Schiphol en in Suriname en Curaçao, werkte mee. 'De koffer met cocaïne werd ingecheckt op naam van een passagier die geen bagage had. Dat viel niemand op en ook de betreffende passagier wist van niets aangezien de koffer tijdig van de band werd gehaald. De koffer kon herkend worden aan een bepaald vrachtlabel.' Er was op Schiphol een hoofdrolspeler die over corrupte contacten in Suriname, Caraçao en Colombia beschikte. Alle cocaïne was afkomstig van het Medellin-kartel. Dit geval van corruptie kwam aan het licht. Maar het zou naïef zijn te veronderstellen dat er niet nog andere gevallen van corruptie op Schiphol en in de havens zouden zijn. Nederland werd voor de Colombiaanse kartels een belangrijk land voor (tijdelijke) opslag en doorvoer van drugs.
Turkse maffiagroepen.
Er waren en zijn nog andere groepen die zich in Nederland met drugshandel bezighouden. Het rapport van de Commissie-Van Traa gaat met name in op de rol van Turken, Koerden, Marokkanen en Chinezen.
'De Turkse georganiseerde misdaad is zodanig in Nederland geïntegreerd dat sommige overheidsdienaren van Turkse afkomst (politiefunaionarissen, tolken) gebruikt worden voor criminele doeleinden. In één geval is een poging waargenomen om te infiltreren in de plaatselijke politiek.'
Het boek De Turkse maffia van de Utrechtse criminologen Frank Bovenkerk (die ook meewerkte aan het onderzoek van de Commissie-Van Traa) en Yücel Yesilgöz beschrijft hoe de Turkse heroïnemaffia in Nederland en België de Chinese heroïnemaffia vrijwel geheel en zonder slag of stoot heeft verdrongen. De Turkse baba (peetvaders) zitten vooral in de groothandel. De heroïne die de laatste tien jaar in de West-Europese landen in beslag is genomen, is voor tachtig tot
negentig procent afkomstig van Turkse handelaren. Behalve met drugs hielden Turkse criminele organisaties zich, onder andere in België, bezig met wapenhandel.
In Nederland waren Amsterdam en Arnhem het hoofdkwartier van respectievelijk de Turkse en Koerdische maffiabendes. Deze maakten op grote schaal gebruik van Turkse en Koerdische migranten, volgens de beide Utrechtse onderzoekers niet zelden gewone huisvaders die voor de buitenwereld een onopvallend bestaan leidden en die in de drugshandel 'bijklusten'. Daarnaast werd gebruik gemaakt van asielzoekers en vluchtelingen. 'De enkele duizenden vluchtelingen uit Afghanistan, die in verschillende westerse landen zijn opgevangen, bieden prachtige nieuwe mogelijkheden voor deze handelaren en dat geldt ook voor Nederland', aldus een voormalig lid van een Afghaanse antidrugscommissie.
De meeste heroïne kwam uit Afghanistan, een deel kwam uit Iran. De fundamentalistische Taliban hadden de productie flink opgevoerd. Drugs vormden hun belangrijkste bron van inkomsten (voor wapenaankoop). Nederland gold als distributieland wat maakte dat de drugs hier relatief goedkoop waren.
In het Belgische Gent was er een keten van Turkse broodbakkers. 'Zij haalden kinderen die zaten opgesloten in containers op een vrachtauto uit Turkije naar België, waar ze onder mensonwaardige condities (ze moesten 's nachts doorwerken, etc.) tewerk werden gesteld.' Bovenkerk en Yesllgöz wijzen verder op de kwalijke rol van de extreemrechtse 'Grijze Wolven', die ook in Nederland actief waren. De Grijze Wolven hebben in Turkije machtige politieke vrienden en koesteren zeer nationalistische denkbeelden.
De Koerden werden te vuur en te zwaard bestreden. Liquidaties kwamen veelvuldig voor. Veel Turkse maffiabendes hadden banden met de Grijze Wolven.
Tenslotte lieten Bovenkerk en Yesilgöz zien hoe in Turkije maffia, politiek en staat nauw met elkaar verweven zijn. Zij aarzelen niet te spreken over state organised crime, misdaad gepleegd door de overheid. Turkije moest dan ook worden gezien als een typische 'narco-staat', te vergelijken met Colombia, Mexico, Suriname en Afghanistan. Turkse politici en regeringsleiders als Tansu Çiller en Turgut Özal bleken in criminele netwerken verstrikt te zijn geraakt of criminele witwaspraktijken te hebben bevorderd. Na publicatie van hun boek werden Bovenkerk en Yesilgöz fel aangevallen door de Turkse ambassade in Den Haag die erop wees dat Turkije wel degelijk een bijdrage aan de drugsbestrijding leverde en regelmatig grote partijen in beslag nam. Dit werd in de studie van de beide criminologen overigens niet ontkend. Zij kregen ook het verwijt van 'racisme' en 'discriminatie' te horen, hoewel een van de auteurs zelf van Koerdische afkomst was.
De feiten die hierboven werden aangedragen, zouden nooit zo mogen worden uitgelegd dat leden van etnische minderheden per definitie tot criminelen bestempelde.
Na publicatie van hun boek werden Bovenkerk en Yesilgöz fel aangevallen door de Turkse ambassade in Den Haag die erop wees dat Turkije wel degelijk een bijdrage aan de drugsbestrijding leverde en regelmatig grote partijen in beslag nam. Turkse politici en regeringsleiders als Tansu Çiller en Turgut Özal (zie foto) echter bleken zelf in criminele netwerken verstrikt te zijn geraakt of criminele witwaspraktijken te hebben bevorderd.
(foto: https://nl.wikipedia.org/wiki/Turgut_Özal)
Er waren ook veel Turken, Marokkanen en Surinamers die niets met criminaliteit en drugshandel te maken wilden hebben. Bovendien waren autochtone Nederlanders zeker niet allemaal brave jongens. Zij deden net zo hard mee aan afpersing, drugssmokkel en vrouwenhandel. Het kwaad zit in ieder mens. Wel is het zo dat de botsing van culturen en gewoonten gevolgen heeft voor de samenleving als geheel. In Turkije bijvoorbeeld werd, volgens Bovenkerk en Yesilgöz, de maffiabaas die het had 'gemaakt', in brede kring bewonderd en hij had belangrijke politieke connecties. Zo'n mentaliteit was zeker van invloed op Turkse minderheden in West-Europa.
Ook de Italiaanse maffia bleek zich op grote schaal te bedienen van Italianen die zich elders hadden gevestigd. Dit pleitte autochtone Nederlanders niet vrij. De XTC-handel bijvoorbeeld was voor een groot deel in hun handen. Uit de IRT-affaire is gebleken dat een aantal Nederlandse politiefunctionarissen van plaatselijke criminele inlichtingendiensten vergaand met criminelen hadden samengewerkt. Soms was niet meer duidelijk wie nu eigenlijk wie controleerde. Het ging er steeds duidelijker op lijken dat criminele informanten de politie voorschreven wat er moest gebeuren in plaats van andersom. Deze misstanden leidden tot het beruchte IRT-schandaal naar aanleiding waarvan de Tweede Kamer een parlementair enquête-onderzoek instelde waarbij nog veel meer dubieuze zaken aan het licht kwamen. Nederland werd voor de drugshandel toch een beetje een paradijs. Dat geldt zowel voor hard- als softdrugs en hallucinatiepillen als 'XTC' (Ecstasy). Nederland behoort tot de grootste producenten van synthetische drugs, die vooral in het milieu van de houseparty's gretig aftrek vinden. Van die houseparty's heeft de criminele wereld zich al lang meester gemaakt.
XTC en andere amfetamine-producten zijn zeer schadelijk voor de gezondheid. Hersenen en nieren worden aangetast. In de eerste helft van 1996 stierven in Duitsland 14 jongeren na gebruik van XTC. Laboratoria voor synthetische drugs vindt men nu over heel Europa. Het maken van dergelijke pillen is eenvoudiger en gaat sneller dan het maken van heroïne of cocaïne. Om die reden kan het hele productieproces veel beter geheim worden gehouden. Zelfs in de 'Gouden Driehoek' - het kerngebied van de Aziatische heroïne - gingen enkele drugsbaronnen, nadat hun opiumvelden door het leger waren vernietigd, op de productie van synthetische drugs over.
Nederland wist ook nu aan de wurgende greep van criminelen ontkomen. Ze hebben de macht zelf (nog) niet in handen, maar ze kregen de laatste tien jaar wel heel erg veel macht. In december 1997 toonde minister Dijkstal van Binnenlandse Zaken zich 'uitermate verontrust' over wangedrag en normvervaging bij de hele Nederlandse overheid en over corruptie bij de politie. Helaas geldt dat niet alleen voor Nederland. Het geldt voor steeds meer landen in en buiten Europa.
(foto: https://nl.wikipedia.org/wiki/Turgut_Özal)
Er waren ook veel Turken, Marokkanen en Surinamers die niets met criminaliteit en drugshandel te maken wilden hebben. Bovendien waren autochtone Nederlanders zeker niet allemaal brave jongens. Zij deden net zo hard mee aan afpersing, drugssmokkel en vrouwenhandel. Het kwaad zit in ieder mens. Wel is het zo dat de botsing van culturen en gewoonten gevolgen heeft voor de samenleving als geheel. In Turkije bijvoorbeeld werd, volgens Bovenkerk en Yesilgöz, de maffiabaas die het had 'gemaakt', in brede kring bewonderd en hij had belangrijke politieke connecties. Zo'n mentaliteit was zeker van invloed op Turkse minderheden in West-Europa.
Ook de Italiaanse maffia bleek zich op grote schaal te bedienen van Italianen die zich elders hadden gevestigd. Dit pleitte autochtone Nederlanders niet vrij. De XTC-handel bijvoorbeeld was voor een groot deel in hun handen. Uit de IRT-affaire is gebleken dat een aantal Nederlandse politiefunctionarissen van plaatselijke criminele inlichtingendiensten vergaand met criminelen hadden samengewerkt. Soms was niet meer duidelijk wie nu eigenlijk wie controleerde. Het ging er steeds duidelijker op lijken dat criminele informanten de politie voorschreven wat er moest gebeuren in plaats van andersom. Deze misstanden leidden tot het beruchte IRT-schandaal naar aanleiding waarvan de Tweede Kamer een parlementair enquête-onderzoek instelde waarbij nog veel meer dubieuze zaken aan het licht kwamen. Nederland werd voor de drugshandel toch een beetje een paradijs. Dat geldt zowel voor hard- als softdrugs en hallucinatiepillen als 'XTC' (Ecstasy). Nederland behoort tot de grootste producenten van synthetische drugs, die vooral in het milieu van de houseparty's gretig aftrek vinden. Van die houseparty's heeft de criminele wereld zich al lang meester gemaakt.
XTC en andere amfetamine-producten zijn zeer schadelijk voor de gezondheid. Hersenen en nieren worden aangetast. In de eerste helft van 1996 stierven in Duitsland 14 jongeren na gebruik van XTC. Laboratoria voor synthetische drugs vindt men nu over heel Europa. Het maken van dergelijke pillen is eenvoudiger en gaat sneller dan het maken van heroïne of cocaïne. Om die reden kan het hele productieproces veel beter geheim worden gehouden. Zelfs in de 'Gouden Driehoek' - het kerngebied van de Aziatische heroïne - gingen enkele drugsbaronnen, nadat hun opiumvelden door het leger waren vernietigd, op de productie van synthetische drugs over.
Nederland wist ook nu aan de wurgende greep van criminelen ontkomen. Ze hebben de macht zelf (nog) niet in handen, maar ze kregen de laatste tien jaar wel heel erg veel macht. In december 1997 toonde minister Dijkstal van Binnenlandse Zaken zich 'uitermate verontrust' over wangedrag en normvervaging bij de hele Nederlandse overheid en over corruptie bij de politie. Helaas geldt dat niet alleen voor Nederland. Het geldt voor steeds meer landen in en buiten Europa.
Clandestiene drugslaboratoria werden en worden met de regelmaat van de klok ontdekt en ontmanteld. Het afval wordt vervolgens in het milieu gedumpt om niet gesnapt te worden.
(foto: www.hartvannederland.nl/top-nieuws)
Rechtsstaat in gevaar.
In november en december 1997 wijdde het Duitse opinieweekblad Der Spiegel een serie artikelen aan de internationale drugshandel waarin jaarlijks naar schatting 760 miljard gulden omging. 'De oorlog tegen de drugs is verloren', luidde de kop boven het eerste artikel. Hetzelfde werd in 1995 in het Britse blad The Economist gesuggereerd. Er was inderdaad alle reden om pessimistisch te zijn. Maar fatalisme leidde tot niets.
Het grootste gevaar voor onze rechtsstaat en democratie, en dus voor mensenrechten en vrijheid, vormden en vormen des te meer de criminele netwerken. Daarvan ging een corrumperende invloed op de overheid en de samenleving uit. Politie, justitie en burgers werden geïntimideerd en bedreigd. De openbare orde en het openbaar bestuur waren in het geding. Criminele syndicaten zochten macht en infiltreerden op grote schaal en met succes in de bovenwereld. Hiertegen moesten we ons krachtig weren.
Politieke partijen moesten de strijd tegen criminelen en de criminaliteit veel grotere prioriteit geven dan tot nu toe geval was. Hier lag ook een belangrijke taak voor de kerken. Soms waren kerken 'om humanitaire redenen' geneigd groepen of personen die door Justitie werden gezocht, in bescherming te nemen. In tijden van stormvloed moesten de dijken worden bewaakt en waar nodig verzwaard. Gebeurde dat niet dan werden we allen vroeg of laat overspoeld.
In de beschrijving van de Bijbelse Apocalyps wordt een situatie beschreven waarin criminelen de staat hebben overgenomen. Het 'beest uit de zee' dat in Openb. 13 wordt beschreven is niets anders dan een dictator die al zijn macht ontleent aan leugen en bedrog. De apostel Paulus omschrijft deze dictator als iemand die komt 'in alle verleiding der onrechtvaardigheid' (1 Thess. 2: I 0). Dit was precies wat er in Hitler-Duitsland gebeurde.
Het hele nationaal-socialisme kwam neer op een machtsgreep van criminelen die zich aan geen wetten of geboden iets gelegen lieten liggen en die met hun eigen onrechtvaardige wetten en decreten hun machtsgreep consolideerden: een typische Verbrecherstaat (een staat van misdadigers). Wat de gevolgen daarvan waren, weten we allen: een oorlog bloediger, wreder en omvangrijker dan alle vorige oorlogen tezamen.
Aan het eind van de twintigste eeuw zagen we hoe criminelen opnieuw bezig waren zich van de staatsmacht meester te maken. In Rusland waren de staat en het openbare leven dermate gecorrumpeerd dat het steeds moeilijker werd onderscheid te maken tussen de legitieme bovenwereld en de illegale onderwereld. In een groeiend aantal Latijns-Amerikaanse landen speelde hetzelfde probleem. In Turkije en Marokko eveneens.
In Azië en Afrika waren corruptie en wanbeheer dermate verbreid dat sommige regeringen nauwelijks meer normaal konden functioneren. Het enige dat telde is tijdelijk gewin.
De Heere Jezus waarschuwt ons voor een tijd waarin 'de ongerechtigheid zal worden vermenigvuldigd' waardoor 'de liefde van velen zal verkoelen' (Matth. 24: 12). Die tijd leek en lijkt nu te zijn aangebroken.
'De geldgierigheid is een wortel van alle kwaad', schrijft de apostel Paulus aan zijn leerling en vriend Timotheüs (I Tim. 6: I 0). En de Spreukendichter laat ons weten: 'Beter is een weinig met de vreze des Heeren, dan een grote schat, en onrust daarbij' (Spr. 15: 16). Geld maakt niet gelukkig, vroeger niet en nu niet.
(foto: www.hartvannederland.nl/top-nieuws)
Rechtsstaat in gevaar.
In november en december 1997 wijdde het Duitse opinieweekblad Der Spiegel een serie artikelen aan de internationale drugshandel waarin jaarlijks naar schatting 760 miljard gulden omging. 'De oorlog tegen de drugs is verloren', luidde de kop boven het eerste artikel. Hetzelfde werd in 1995 in het Britse blad The Economist gesuggereerd. Er was inderdaad alle reden om pessimistisch te zijn. Maar fatalisme leidde tot niets.
Het grootste gevaar voor onze rechtsstaat en democratie, en dus voor mensenrechten en vrijheid, vormden en vormen des te meer de criminele netwerken. Daarvan ging een corrumperende invloed op de overheid en de samenleving uit. Politie, justitie en burgers werden geïntimideerd en bedreigd. De openbare orde en het openbaar bestuur waren in het geding. Criminele syndicaten zochten macht en infiltreerden op grote schaal en met succes in de bovenwereld. Hiertegen moesten we ons krachtig weren.
Politieke partijen moesten de strijd tegen criminelen en de criminaliteit veel grotere prioriteit geven dan tot nu toe geval was. Hier lag ook een belangrijke taak voor de kerken. Soms waren kerken 'om humanitaire redenen' geneigd groepen of personen die door Justitie werden gezocht, in bescherming te nemen. In tijden van stormvloed moesten de dijken worden bewaakt en waar nodig verzwaard. Gebeurde dat niet dan werden we allen vroeg of laat overspoeld.
In de beschrijving van de Bijbelse Apocalyps wordt een situatie beschreven waarin criminelen de staat hebben overgenomen. Het 'beest uit de zee' dat in Openb. 13 wordt beschreven is niets anders dan een dictator die al zijn macht ontleent aan leugen en bedrog. De apostel Paulus omschrijft deze dictator als iemand die komt 'in alle verleiding der onrechtvaardigheid' (1 Thess. 2: I 0). Dit was precies wat er in Hitler-Duitsland gebeurde.
Het hele nationaal-socialisme kwam neer op een machtsgreep van criminelen die zich aan geen wetten of geboden iets gelegen lieten liggen en die met hun eigen onrechtvaardige wetten en decreten hun machtsgreep consolideerden: een typische Verbrecherstaat (een staat van misdadigers). Wat de gevolgen daarvan waren, weten we allen: een oorlog bloediger, wreder en omvangrijker dan alle vorige oorlogen tezamen.
Aan het eind van de twintigste eeuw zagen we hoe criminelen opnieuw bezig waren zich van de staatsmacht meester te maken. In Rusland waren de staat en het openbare leven dermate gecorrumpeerd dat het steeds moeilijker werd onderscheid te maken tussen de legitieme bovenwereld en de illegale onderwereld. In een groeiend aantal Latijns-Amerikaanse landen speelde hetzelfde probleem. In Turkije en Marokko eveneens.
In Azië en Afrika waren corruptie en wanbeheer dermate verbreid dat sommige regeringen nauwelijks meer normaal konden functioneren. Het enige dat telde is tijdelijk gewin.
De Heere Jezus waarschuwt ons voor een tijd waarin 'de ongerechtigheid zal worden vermenigvuldigd' waardoor 'de liefde van velen zal verkoelen' (Matth. 24: 12). Die tijd leek en lijkt nu te zijn aangebroken.
'De geldgierigheid is een wortel van alle kwaad', schrijft de apostel Paulus aan zijn leerling en vriend Timotheüs (I Tim. 6: I 0). En de Spreukendichter laat ons weten: 'Beter is een weinig met de vreze des Heeren, dan een grote schat, en onrust daarbij' (Spr. 15: 16). Geld maakt niet gelukkig, vroeger niet en nu niet.
Geldzucht is de wortel van alle kwaad.
(afb.: www.christusleeftenkomtweer.nl/wortelkwaad)
Misdaad is er altijd geweest, maar in onze tijd hebben criminele groepen meer geld en macht vergaard dan ooit in de geschiedenis het geval is geweest.
Onze wereld is drastisch aan het veranderen en het geen keer ten goede nemen.
De misdaadpleging verandert de tijd waarin we leven.
Steeds meer vormen van misdaad ontwrichten de maatschappij van Europa (Nederland incluis).
Of misdaad, criminaliteit (of een delict) bedreigend is voor onze rechtsstaat, hangt af van verschillende factoren. Fietsendiefstal, een delict dat vaak voorkomt in Nederland, is niet te aan te duiden als ‘bedreigend’. De schade is namelijk niet groot (hoewel het vervelend is als het u overkomt) en fietsendiefstal heeft niet zoveel impact op het welzijn van mensen. Criminaliteit zoals inbraken, geweld en kinderporno vallen wel onder de noemer ‘bedreigend’.
Of een bepaalde vorm van misdaad Nederland bedreigt, wordt bepaald door: de mate waarin het voorkomt (cijfers); de ernst van het delict; de houding van Nederland ten opzichte van het delict of misdrijf. De minister van Veiligheid en Justitie stelt vast welke vormen van misdaad politie en justitie met voorrang aanpakken. Dit betekent dat de Nederlandse politie extra capaciteit inzet om te onderzoeken wat er precies aan de hand is en hoe die misdaad te voorkomen is. Vormen van misdaad die op dit moment prioriteit krijgen zijn:
cybercrime- drugs - fraude en witwassen – geweld- inbraken in woningen en bedrijven- kinderporno – mensenhandel – overvallen – straatroof - zware milieucriminaliteit.
Wat is ondermijning?
Een van de grote gevaren voor de Nederlandse samenleving is de vermenging van onder- en bovenwereld. Dit heet ondermijning. Illegale activiteiten zijn bijna niet uit te voeren zonder gebruik te maken van legale diensten zoals transport, opslag, financiën, vergunningen en huisvesting.
De ligging van ons land, de aanwezigheid van Schiphol en de haven Rotterdam ‘maken’ dat criminelen graag via Nederland opereren. Nederland is hierbij belangrijker als doorvoerhaven en transitland, dan als afzetmarkt van illegale goederen. Criminele activiteiten vinden plaats via Nederland vanwege de open grenzen, de sterk ontwikkelde handelsgeest, het gunstige financiële klimaat en de internationale oriëntatie.
De belangrijkste kenmerken van georganiseerde criminaliteit in Nederland zijn:
Transit.
Het doorvoeren van (illegale) goederen zoals drugs en geld is het belangrijkste kenmerk van de georganiseerde criminaliteit in Nederland. Dit heeft gevolgen voor de manier waarop Nederland de georganiseerde criminaliteit aanpakt. Het betekent dat de opsporing zich in het bijzonder moet richten op wegen, vaarwegen en luchtverkeer en op knooppunten zoals Schiphol en de haven Rotterdam. Politie, justitie, douane en andere instanties moeten vat hebben op het personen-, goederen- en geldverkeer dat Nederland binnenkomt en weer uitgaat. Dat is niet eenvoudig. Om een voorbeeld te geven: Rotterdam verwerkt 35.000 zeeschepen per jaar, 12 ton lading per seconde, 500 zeecontainers per uur. Met de schepen komen elk jaar 350.000 bemanningsleden binnen. In de haven werken 60.000 mensen. Zie daar maar eens toezicht op te houden. Belangrijke overweging bij het aanpakken van de criminaliteit in Nederland is het economische belang van Nederland. Scherpere controles vertragen Nederlands snelle, efficiënte en klantvriendelijk transitproces. Drugssmokkel neemt dan waarschijnlijk wel af, maar het vervoer van legale goederen waarschijnlijk ook. De kans is groot dat handelaars en vervoerders van legale goederen een andere route (niet via Nederland) kiezen. Effectieve bestrijding van de georganiseerde misdaad is niet mogelijk zonder intensieve internationale samenwerking. Goederen-, informatie- en kapitaalstromen sluiten wereldwijd naadloos op elkaar aan. De georganiseerde misdaad is grenzeloos. In transitland Nederland is het bestrijden van criminele samenwerkingsverbanden niet mogelijk zonder kennis van de internationale dynamiek en goede contacten met opsporingsdiensten in het buitenland.
(afb.: www.christusleeftenkomtweer.nl/wortelkwaad)
Misdaad is er altijd geweest, maar in onze tijd hebben criminele groepen meer geld en macht vergaard dan ooit in de geschiedenis het geval is geweest.
Onze wereld is drastisch aan het veranderen en het geen keer ten goede nemen.
De misdaadpleging verandert de tijd waarin we leven.
Steeds meer vormen van misdaad ontwrichten de maatschappij van Europa (Nederland incluis).
Of misdaad, criminaliteit (of een delict) bedreigend is voor onze rechtsstaat, hangt af van verschillende factoren. Fietsendiefstal, een delict dat vaak voorkomt in Nederland, is niet te aan te duiden als ‘bedreigend’. De schade is namelijk niet groot (hoewel het vervelend is als het u overkomt) en fietsendiefstal heeft niet zoveel impact op het welzijn van mensen. Criminaliteit zoals inbraken, geweld en kinderporno vallen wel onder de noemer ‘bedreigend’.
Of een bepaalde vorm van misdaad Nederland bedreigt, wordt bepaald door: de mate waarin het voorkomt (cijfers); de ernst van het delict; de houding van Nederland ten opzichte van het delict of misdrijf. De minister van Veiligheid en Justitie stelt vast welke vormen van misdaad politie en justitie met voorrang aanpakken. Dit betekent dat de Nederlandse politie extra capaciteit inzet om te onderzoeken wat er precies aan de hand is en hoe die misdaad te voorkomen is. Vormen van misdaad die op dit moment prioriteit krijgen zijn:
cybercrime- drugs - fraude en witwassen – geweld- inbraken in woningen en bedrijven- kinderporno – mensenhandel – overvallen – straatroof - zware milieucriminaliteit.
Wat is ondermijning?
Een van de grote gevaren voor de Nederlandse samenleving is de vermenging van onder- en bovenwereld. Dit heet ondermijning. Illegale activiteiten zijn bijna niet uit te voeren zonder gebruik te maken van legale diensten zoals transport, opslag, financiën, vergunningen en huisvesting.
De ligging van ons land, de aanwezigheid van Schiphol en de haven Rotterdam ‘maken’ dat criminelen graag via Nederland opereren. Nederland is hierbij belangrijker als doorvoerhaven en transitland, dan als afzetmarkt van illegale goederen. Criminele activiteiten vinden plaats via Nederland vanwege de open grenzen, de sterk ontwikkelde handelsgeest, het gunstige financiële klimaat en de internationale oriëntatie.
De belangrijkste kenmerken van georganiseerde criminaliteit in Nederland zijn:
Transit.
Het doorvoeren van (illegale) goederen zoals drugs en geld is het belangrijkste kenmerk van de georganiseerde criminaliteit in Nederland. Dit heeft gevolgen voor de manier waarop Nederland de georganiseerde criminaliteit aanpakt. Het betekent dat de opsporing zich in het bijzonder moet richten op wegen, vaarwegen en luchtverkeer en op knooppunten zoals Schiphol en de haven Rotterdam. Politie, justitie, douane en andere instanties moeten vat hebben op het personen-, goederen- en geldverkeer dat Nederland binnenkomt en weer uitgaat. Dat is niet eenvoudig. Om een voorbeeld te geven: Rotterdam verwerkt 35.000 zeeschepen per jaar, 12 ton lading per seconde, 500 zeecontainers per uur. Met de schepen komen elk jaar 350.000 bemanningsleden binnen. In de haven werken 60.000 mensen. Zie daar maar eens toezicht op te houden. Belangrijke overweging bij het aanpakken van de criminaliteit in Nederland is het economische belang van Nederland. Scherpere controles vertragen Nederlands snelle, efficiënte en klantvriendelijk transitproces. Drugssmokkel neemt dan waarschijnlijk wel af, maar het vervoer van legale goederen waarschijnlijk ook. De kans is groot dat handelaars en vervoerders van legale goederen een andere route (niet via Nederland) kiezen. Effectieve bestrijding van de georganiseerde misdaad is niet mogelijk zonder intensieve internationale samenwerking. Goederen-, informatie- en kapitaalstromen sluiten wereldwijd naadloos op elkaar aan. De georganiseerde misdaad is grenzeloos. In transitland Nederland is het bestrijden van criminele samenwerkingsverbanden niet mogelijk zonder kennis van de internationale dynamiek en goede contacten met opsporingsdiensten in het buitenland.
Het doorvoeren van (illegale) goederen zoals drugs en geld is het belangrijkste kenmerk van de georganiseerde criminaliteit in Nederland. Belangrijke overweging bij het aanpakken van de criminaliteit in Nederland is het economische belang van ons land.
(foto: www.maritiemnederland.com/achtergrond)
Lokale marktplaatsen.
Marktplaatsen zijn overal waar criminelen terecht kunnen met hun diensten of producten. Internationale vrouwenhandel vindt zijn weg naar seksboerderijen op het platteland. De handel in en productie van XTC vindt vooral plaats in Brabant. In die geografische gebieden treffen criminelen lokale maatregelen en zoeken ze bijvoorbeeld mensen die valse papieren voor ze maken. Opsporingsdiensten ontkomen er niet aan, verder dan knooppunten en doorvoerhavens te kijken. Ze moeten ook de lokale situatie aanpakken.
Criminele samenwerkingsverbanden.
Tien jaar geleden overheerste de opvatting dat een criminele groep een afgebakend geheel vormde met een brede basis en een smalle top bazen. Inmiddels is helder dat criminele organisaties netwerkorganisaties zijn.
Hoewel corruptie in Nederland weinig voorkomt, komen er toch steeds meer signalen dat criminelen het legale systeem aantasten. Ze verwerven zich een plek in de bovenwereld. Het aantal manieren waarop de politie hiertegen kan optreden is groot.
Cybercrime.
De computer en internet zijn niet meer weg te denken. Computertechnologie (ICT) vernieuwt zich razendsnel. Hiermee is ook cybercrime onderdeel geworden van onze dagelijkse wereld. Cybercrime is criminaliteit met ICT als middel én doelwit. U hoeft geen computer of internetaansluiting te hebben om er slachtoffer van te worden. Zo bevatten de meeste telefoons en bankpassen computerchips, die kunnen worden gemanipuleerd door cybercriminelen. Maar ook bedrijfssystemen, moderne auto’s en chipkaarten zijn vatbaar voor cybercrime. Voor het plegen van cybercrime gebruiken criminelen speciale apparatuur en software.
Wie zijn de plegers en wat doen zij?
Bij cybercrime denken veel mensen aan jonge hackers die voor de lol of vanuit een ideologie de website van een bedrijf kraken. Maar er zijn ook criminele bendes die er op uit zijn om geld te ontfutselen. Voorbeelden van cybercrime zijn het ‘gijzelen’ van gegevens op een computer (ransomware), het kopiëren van de chip op een bankpas of het verspreiden van kwaadaardige software om internetbankieren te manipuleren.
Gedigitaliseerde criminaliteit?
Naast cybercrime kennen we 'gedigitaliseerde criminaliteit'. Dat is ‘ouderwetse’ criminaliteit die een nieuwe impuls heeft gekregen door de opkomst van computertechnologie. Denk hierbij onder meer aan internetoplichting (fraude op online handelsplaatsen), bedreiging of het witwassen van geld via digitale betaalmethoden. Veel vormen van gedigitaliseerde criminaliteit worden met eenzelfde technologie gepleegd als cybercrime.
Bankrekeningfraude.
Steeds meer jongeren worden slachtoffer van criminelen die via de bankrekeningen van deze jongeren geld witwassen. Met een financiële beloning in het vooruitzicht geven de scholieren toestemming grote bedragen tijdelijk op hun rekening te zetten. Zodra de bank dat merkt, moet de jongere het vaak alweer verdwenen geld terugbetalen. Met een enorme schuld tot gevolg. Ook hangt de jongere een zware straf boven het hoofd wegens fraude.
Criminele organisaties benaderen scholieren regelmatig met een smoes of ze geld op hun bankrekening mogen storten. De criminelen doen dit om illegaal verkregen geld wit te wassen. Stemmen de jongeren in? Dan krijgen ze een aanzienlijk geldbedrag op hun bankrekening gestort. De jongeren krijgen de opdracht het geld op te nemen en af te dragen aan de ronselaar. Als beloning voor het gebruik van de rekening stellen de criminele organisaties een leuk geldbedrag in het vooruitzicht. Dat wordt meestal niet uitbetaald, omdat de ronselaar dan al met de buit is verdwenen.
(foto: www.maritiemnederland.com/achtergrond)
Lokale marktplaatsen.
Marktplaatsen zijn overal waar criminelen terecht kunnen met hun diensten of producten. Internationale vrouwenhandel vindt zijn weg naar seksboerderijen op het platteland. De handel in en productie van XTC vindt vooral plaats in Brabant. In die geografische gebieden treffen criminelen lokale maatregelen en zoeken ze bijvoorbeeld mensen die valse papieren voor ze maken. Opsporingsdiensten ontkomen er niet aan, verder dan knooppunten en doorvoerhavens te kijken. Ze moeten ook de lokale situatie aanpakken.
Criminele samenwerkingsverbanden.
Tien jaar geleden overheerste de opvatting dat een criminele groep een afgebakend geheel vormde met een brede basis en een smalle top bazen. Inmiddels is helder dat criminele organisaties netwerkorganisaties zijn.
Hoewel corruptie in Nederland weinig voorkomt, komen er toch steeds meer signalen dat criminelen het legale systeem aantasten. Ze verwerven zich een plek in de bovenwereld. Het aantal manieren waarop de politie hiertegen kan optreden is groot.
Cybercrime.
De computer en internet zijn niet meer weg te denken. Computertechnologie (ICT) vernieuwt zich razendsnel. Hiermee is ook cybercrime onderdeel geworden van onze dagelijkse wereld. Cybercrime is criminaliteit met ICT als middel én doelwit. U hoeft geen computer of internetaansluiting te hebben om er slachtoffer van te worden. Zo bevatten de meeste telefoons en bankpassen computerchips, die kunnen worden gemanipuleerd door cybercriminelen. Maar ook bedrijfssystemen, moderne auto’s en chipkaarten zijn vatbaar voor cybercrime. Voor het plegen van cybercrime gebruiken criminelen speciale apparatuur en software.
Wie zijn de plegers en wat doen zij?
Bij cybercrime denken veel mensen aan jonge hackers die voor de lol of vanuit een ideologie de website van een bedrijf kraken. Maar er zijn ook criminele bendes die er op uit zijn om geld te ontfutselen. Voorbeelden van cybercrime zijn het ‘gijzelen’ van gegevens op een computer (ransomware), het kopiëren van de chip op een bankpas of het verspreiden van kwaadaardige software om internetbankieren te manipuleren.
Gedigitaliseerde criminaliteit?
Naast cybercrime kennen we 'gedigitaliseerde criminaliteit'. Dat is ‘ouderwetse’ criminaliteit die een nieuwe impuls heeft gekregen door de opkomst van computertechnologie. Denk hierbij onder meer aan internetoplichting (fraude op online handelsplaatsen), bedreiging of het witwassen van geld via digitale betaalmethoden. Veel vormen van gedigitaliseerde criminaliteit worden met eenzelfde technologie gepleegd als cybercrime.
Bankrekeningfraude.
Steeds meer jongeren worden slachtoffer van criminelen die via de bankrekeningen van deze jongeren geld witwassen. Met een financiële beloning in het vooruitzicht geven de scholieren toestemming grote bedragen tijdelijk op hun rekening te zetten. Zodra de bank dat merkt, moet de jongere het vaak alweer verdwenen geld terugbetalen. Met een enorme schuld tot gevolg. Ook hangt de jongere een zware straf boven het hoofd wegens fraude.
Criminele organisaties benaderen scholieren regelmatig met een smoes of ze geld op hun bankrekening mogen storten. De criminelen doen dit om illegaal verkregen geld wit te wassen. Stemmen de jongeren in? Dan krijgen ze een aanzienlijk geldbedrag op hun bankrekening gestort. De jongeren krijgen de opdracht het geld op te nemen en af te dragen aan de ronselaar. Als beloning voor het gebruik van de rekening stellen de criminele organisaties een leuk geldbedrag in het vooruitzicht. Dat wordt meestal niet uitbetaald, omdat de ronselaar dan al met de buit is verdwenen.
Criminele organisaties benaderen scholieren regelmatig met een smoes of ze geld op hun bankrekening mogen storten. De jongeren krijgen de opdracht het geld op te nemen en af te dragen aan de ronselaar (catfanger). Als beloning voor het gebruik van de rekening stellen de criminele organisaties een leuk geldbedrag in het vooruitzicht. Dat wordt meestal niet uitbetaald, omdat de ronselaar dan al met de buit is verdwenen.
(afb.: https://www.bankenvergelijking.nl/prive-bankrekening)
De gevolgen voor de jongeren (en hun ouders) zijn ingrijpend. De pakkans vanuit de banken is namelijk zeer hoog. De jongeren draaien op voor de schade, die vaak oploopt tot duizenden euro’s. Ook worden de jongeren strafrechtelijk vervolgd. Met als gevolg: een forse schuld met bijbehorende afbetalingsregeling en een strafblad. Verder kunnen deze jongeren acht jaar lang geen gebruikmaken van financiële diensten van banken. Ze kunnen dan bijvoorbeeld geen lening afsluiten of een nieuwe rekening openen. Dat laatste is zeer lastig als de jongeren geld gaan verdienen en hun werkgever het salaris niet kan overmaken.
Bij fraude met bankrekeningen worden overschrijvingsformulieren vervalst. Zo komt het overgemaakte geld op een andere dan de gewenste bankrekening terecht. Als fraudeurs het geld hun eigen bankrekening laten overmaken, kan hun identiteit worden achterhaald. Bij het openen van de bankrekening moeten ze zich immers identificeren. Dit wordt opgelost door zogeheten ‘katvangers’ in te schakelen. Zij openen een bankrekening die fraudeurs kunnen gebruiken zonder dat hun identiteit bekend wordt. De katvanger wordt dan echter wel medeplichtig aan de fraude.
Bij een moderne variant hiervan wordt het geld overgemaakt door middel van internetbankieren. Fraudeurs gebruiken illegaal (bijvoorbeeld via Spyware) verkregen toegangscodes.
Bij een ander soort fraude worden goederen via internet aangeboden. Hierbij wordt vooruitbetaling per bank gevraagd. De goederen worden echter nooit geleverd. Fraudeurs gebruiken hierbij soms bankrekeningen die op naam van katvangers staan. Zo kan de gedupeerde klant geen verhaal halen.
Cash trapping.
Cash trapping is een vorm van diefstal waarbij dieven pinautomaten zo manipuleren dat ze geen geld uitgeven bij het pinnen. Pinners denken dat de pinautomaat stuk is, lopen de bank binnen of lopen weg, waarop de criminelen het geld snel uit de automaat halen. Cash trapping komt steeds vaker in Nederland voor.
Bij cash trapping is de gleuf van de geldautomaat door de criminelen gemanipuleerd met een afdekplaatje. Daarmee wordt het gepinde geld tegengehouden. U denkt waarschijnlijk dat de automaat defect is. De geldautomaat doorloopt de hele (gelduitgifte)procedure. Op het scherm ziet u dus ‘neem pas uit’ of ‘geld uitnemen’, maar het geld komt niet uit de automaat. Als de bank open is, loopt u misschien naar binnen om het bankpersoneel te waarschuwen. Of als de bank niet open is, loopt u waarschijnlijk weg. Zodra u de bank binnenloopt of de hoek om bent, gaan de cash trappers er met uw geld vandoor.
(afb.: https://www.bankenvergelijking.nl/prive-bankrekening)
De gevolgen voor de jongeren (en hun ouders) zijn ingrijpend. De pakkans vanuit de banken is namelijk zeer hoog. De jongeren draaien op voor de schade, die vaak oploopt tot duizenden euro’s. Ook worden de jongeren strafrechtelijk vervolgd. Met als gevolg: een forse schuld met bijbehorende afbetalingsregeling en een strafblad. Verder kunnen deze jongeren acht jaar lang geen gebruikmaken van financiële diensten van banken. Ze kunnen dan bijvoorbeeld geen lening afsluiten of een nieuwe rekening openen. Dat laatste is zeer lastig als de jongeren geld gaan verdienen en hun werkgever het salaris niet kan overmaken.
Bij fraude met bankrekeningen worden overschrijvingsformulieren vervalst. Zo komt het overgemaakte geld op een andere dan de gewenste bankrekening terecht. Als fraudeurs het geld hun eigen bankrekening laten overmaken, kan hun identiteit worden achterhaald. Bij het openen van de bankrekening moeten ze zich immers identificeren. Dit wordt opgelost door zogeheten ‘katvangers’ in te schakelen. Zij openen een bankrekening die fraudeurs kunnen gebruiken zonder dat hun identiteit bekend wordt. De katvanger wordt dan echter wel medeplichtig aan de fraude.
Bij een moderne variant hiervan wordt het geld overgemaakt door middel van internetbankieren. Fraudeurs gebruiken illegaal (bijvoorbeeld via Spyware) verkregen toegangscodes.
Bij een ander soort fraude worden goederen via internet aangeboden. Hierbij wordt vooruitbetaling per bank gevraagd. De goederen worden echter nooit geleverd. Fraudeurs gebruiken hierbij soms bankrekeningen die op naam van katvangers staan. Zo kan de gedupeerde klant geen verhaal halen.
Cash trapping.
Cash trapping is een vorm van diefstal waarbij dieven pinautomaten zo manipuleren dat ze geen geld uitgeven bij het pinnen. Pinners denken dat de pinautomaat stuk is, lopen de bank binnen of lopen weg, waarop de criminelen het geld snel uit de automaat halen. Cash trapping komt steeds vaker in Nederland voor.
Bij cash trapping is de gleuf van de geldautomaat door de criminelen gemanipuleerd met een afdekplaatje. Daarmee wordt het gepinde geld tegengehouden. U denkt waarschijnlijk dat de automaat defect is. De geldautomaat doorloopt de hele (gelduitgifte)procedure. Op het scherm ziet u dus ‘neem pas uit’ of ‘geld uitnemen’, maar het geld komt niet uit de automaat. Als de bank open is, loopt u misschien naar binnen om het bankpersoneel te waarschuwen. Of als de bank niet open is, loopt u waarschijnlijk weg. Zodra u de bank binnenloopt of de hoek om bent, gaan de cash trappers er met uw geld vandoor.
Cash trapping is een vorm van diefstal waarbij dieven pinautomaten zo manipuleren dat ze geen geld uitgeven bij het pinnen.
Drugs.
Drugsgebruik brengt risico’s met zich mee voor de gebruiker en zijn of haar omgeving. De laatste jaren verandert de drugsproblematiek sterk. Zo zijn er meer gevaarlijke middelen op de markt en wordt duidelijk dat drugsgebruik met name onder jongeren tot ernstige problemen leidt. De regering wil overlast en criminaliteit bestrijden en jongeren bewust maken van de gevolgen van drugsgebruik.
Drugs zijn:
Verdovende middelen: alcohol, slaapmiddelen, kalmerende middelen en opiaten. Deze middelen zorgen voor een loom en gelukkig gevoel.
Oppeppende middelen: nicotine, cafeïne, cocaïne en speed. Deze middelen zorgen voor alertheid en energie.
Middelen die een andere bewustzijnstoestand veroorzaken: LSD, hasj en marihuana. Deze middelen laten de gebruiker de werkelijkheid anders zien, voelen en horen. Ze veroorzaken een soort van droomtoestand, ook wel hallucinatie genoemd.
Harddrugs zijn middelen waarvan de overheid vindt dat ze een onaanvaardbaar risico met zich meebrengen. Bijvoorbeeld drugs als heroïne, cocaïne, paddo's, amfetamine, LSD en XTC.
Van softdrugs worden de risico's minder groot geacht. Bijvoorbeeld hasj, marihuana en slaap- en kalmeringsmiddelen. Toch is het zo dat bij veel gebruik van softdrugs het effect nagenoeg hetzelfde is als bij harddrugs.
Aan het gebruik van drugs kleven (gezondheids)risico’s. Zo kan GHB-gebruik leiden tot coma, hartstilstand, ademstilstand en bloeddrukproblemen. En langdurig gebruik van heroïne kan onder andere het risico op een ademstilstand verhogen.
Illegale hennepteelt.
Criminele organisaties maken enorme winsten met de illegale teelt van hennep. Daarbij schuwen ze geweld, afpersing, corruptie en zelfs liquidaties niet. Deze alarmerende signalen leiden ertoe dat de aanpak van de hennepteelt en -handel hoog op de politieagenda staat. Het gaat immers niet meer om een paar ‘onschuldige’ planten in de achtertuin. Op hennepteelt staat een gevangenisstraf van drie jaar.
Criminelen zetten 80 tot 90 procent van de in Nederland gekweekte hennep in het buitenland af.
Belangrijke afzetlanden voor in Nederland geteelde hennep zijn Groot-Brittannië, Duitsland, Italië en Scandinavië.
Het geld dat criminelen verdienen met illegale hennepteelt investeren ze vaak in Nederland in vastgoed, luxegoederen en in ‘normale’ activiteiten zoals sportverenigingen.
Misdaadondernemingen die zich bezighouden met de productie van hennep beheren vaak meerdere kwekerijen. Dit betekent dat zij het kweekproces organiseren, toezichthouders regelen, hulpkrachten aansturen en eventueel de geoogste hennep bewerken en afzetten.
Criminelen die zich bezighouden met illegale hennepteelt gebruiken onderling veel geweld. De schade die de hennepteelt veroorzaakt is groot. Woningcorporaties en energiebedrijven draaien op voor de kosten veroorzaakt door lekkages, brandschade en illegaal afgetapte energie.
Drugs.
Drugsgebruik brengt risico’s met zich mee voor de gebruiker en zijn of haar omgeving. De laatste jaren verandert de drugsproblematiek sterk. Zo zijn er meer gevaarlijke middelen op de markt en wordt duidelijk dat drugsgebruik met name onder jongeren tot ernstige problemen leidt. De regering wil overlast en criminaliteit bestrijden en jongeren bewust maken van de gevolgen van drugsgebruik.
Drugs zijn:
Verdovende middelen: alcohol, slaapmiddelen, kalmerende middelen en opiaten. Deze middelen zorgen voor een loom en gelukkig gevoel.
Oppeppende middelen: nicotine, cafeïne, cocaïne en speed. Deze middelen zorgen voor alertheid en energie.
Middelen die een andere bewustzijnstoestand veroorzaken: LSD, hasj en marihuana. Deze middelen laten de gebruiker de werkelijkheid anders zien, voelen en horen. Ze veroorzaken een soort van droomtoestand, ook wel hallucinatie genoemd.
Harddrugs zijn middelen waarvan de overheid vindt dat ze een onaanvaardbaar risico met zich meebrengen. Bijvoorbeeld drugs als heroïne, cocaïne, paddo's, amfetamine, LSD en XTC.
Van softdrugs worden de risico's minder groot geacht. Bijvoorbeeld hasj, marihuana en slaap- en kalmeringsmiddelen. Toch is het zo dat bij veel gebruik van softdrugs het effect nagenoeg hetzelfde is als bij harddrugs.
Aan het gebruik van drugs kleven (gezondheids)risico’s. Zo kan GHB-gebruik leiden tot coma, hartstilstand, ademstilstand en bloeddrukproblemen. En langdurig gebruik van heroïne kan onder andere het risico op een ademstilstand verhogen.
Illegale hennepteelt.
Criminele organisaties maken enorme winsten met de illegale teelt van hennep. Daarbij schuwen ze geweld, afpersing, corruptie en zelfs liquidaties niet. Deze alarmerende signalen leiden ertoe dat de aanpak van de hennepteelt en -handel hoog op de politieagenda staat. Het gaat immers niet meer om een paar ‘onschuldige’ planten in de achtertuin. Op hennepteelt staat een gevangenisstraf van drie jaar.
Criminelen zetten 80 tot 90 procent van de in Nederland gekweekte hennep in het buitenland af.
Belangrijke afzetlanden voor in Nederland geteelde hennep zijn Groot-Brittannië, Duitsland, Italië en Scandinavië.
Het geld dat criminelen verdienen met illegale hennepteelt investeren ze vaak in Nederland in vastgoed, luxegoederen en in ‘normale’ activiteiten zoals sportverenigingen.
Misdaadondernemingen die zich bezighouden met de productie van hennep beheren vaak meerdere kwekerijen. Dit betekent dat zij het kweekproces organiseren, toezichthouders regelen, hulpkrachten aansturen en eventueel de geoogste hennep bewerken en afzetten.
Criminelen die zich bezighouden met illegale hennepteelt gebruiken onderling veel geweld. De schade die de hennepteelt veroorzaakt is groot. Woningcorporaties en energiebedrijven draaien op voor de kosten veroorzaakt door lekkages, brandschade en illegaal afgetapte energie.
Misdaadondernemingen die zich bezighouden met de productie van hennep beheren vaak meerdere kwekerijen. Dit betekent dat zij het kweekproces organiseren, toezichthouders regelen, hulpkrachten aansturen en eventueel de geoogste hennep bewerken en afzetten.
(foto: panorama.nl/blog/.../de-grootste-wietplantage-ooit-in-limburg-18-500-planten)
Hennep (Latijnse naam: cannabis) is een plant waarvan wiet ( marihuana) en hasj kan worden gemaakt. Bij wiet worden de groenbruine toppen van de (vrouwelijke) plant gebruikt. Van hasj is dit alleen de hars van de toppen. De belangrijkste werkzame stof van hasj en wiet is tetrahydrocannabinol (THC).
Illegale activiteiten in de hennepteelt zijn onder andere het inrichten van een kweeklocatie, het uitvoeren van het kweekproces, handel, transport, distributie en verkoop van hennep/nederwiet.
Criminelen beveiligen hun hennepkwekerijen steeds vaker, bijvoorbeeld met bewakingscamera’s en beveiligingspersoneel. Dit om te voorkomen dat ze beroofd worden door een andere criminele organisatie (RIP-deal).
Vaak tappen criminelen die een hennepkwekerij hebben illegaal energie af. Ze hebben namelijk veel licht/warmte nodig om de hennep snel te laten groeien.
Handel in en export van hennep vindt plaats via handelaren zoals growshophouders, hennepmakelaars en buitenlandse criminelen.
Hennep wordt eerst opgeslagen in voorraadplekken voordat het wordt geëxporteerd.
Binnen Nederland vindt transport van hennep plaats in geprepareerde auto’s, bussen of vrachtwagens naar distributie-, opslag-, verhandelings- of verkooppunten.
Henneptranporten worden vaak gecombineerd met het vervoer van hasj, ecstasy en/of cocaïne.
De productie van hasj komt ook in Nederland voor.
Thuistelers zijn financieel afhankelijk van criminelen/criminele organisaties, vaak growshops.
Zelfstandige telers werken voor eigen rekening en risico. Ze zetten hennep af bij verschillende opkopers. Zelfstandige telers kweken in eigen huis.
Net zoals zelfstandige telers werken bedrijfstelers voor eigen rekening en risico. Zelfstandige bedrijfstelers kweken echter niet in eigen huis, maar hebben grote aantallen hennepplanten in meerdere kwekerijen staan.
Hennepexploitanten hebben meerdere kwekerijen in ruimten van anderen. Ze maken deel uit van criminele organisaties. Ze maken gebruik van verhuurders/beheerders om de kwekerijen te runnen. Zo blijven ze zelf uit beeld. Hennepexploitanten houden zich vaak ook bezig met andere criminele activiteiten zoals heling, diefstal, inbraak, productie van en handel in harddrugs, vuurwapenhandel en -smokkel, BTW-fraude, valsheid in geschrifte, hypotheekfraude, identiteitsfraude en mensenhandel. Exploitanten wassen geld wit en gebruiken geweld waarbij ook doden vallen.
Hennepkwekerijen komen in elke Nederlandse woonplaats voor. Op zolders, in kelders, in (grote) schuren, tuinhuisjes, bedrijfspanden, in de glastuinbouw, in achtertuinen, maisvelden, bossen, parken, in vastgoedobjecten, op boerderijen, in ingegraven containers en op schepen. Van Delfzijl tot Maastricht.
Het aantal zelfstandige bedrijfstelers en exploitanten van hennep lijkt toe te nemen.
Steeds vaker vormen Oost-Europeanen goedkopen arbeidskrachten in de hennepteelt.
De handel in hennep vermengt zich met de handel in harddrugs.
De rol van bijvoorbeeld financiële dienstverleners in de hennepmarkt wordt steeds belangrijker, waardoor de onderwereld en sterkere vinger in de pap krijgt in de bovenwereld. Banken en bestuurders gaan (on)bewust relaties aan met malafide investeerders.
Kinderporno.
Met kinderporno worden afbeeldingen of video’s bedoeld waarin het seksueel misbruik van (een) minderjarige(n) (iemand onder 18 jaar) is vastgelegd. Kinderporno is niet nieuw, maar het internet heeft voor een enorme toename gezorgd als het gaat om verspreiding en uitwisseling van kinderporno. Het bekijken, verspreiden, tentoonstellen, vervaardigen, invoeren, doorvoeren, uitvoeren of in voorraad hebben van kinderporno is strafbaar.
(foto: panorama.nl/blog/.../de-grootste-wietplantage-ooit-in-limburg-18-500-planten)
Hennep (Latijnse naam: cannabis) is een plant waarvan wiet ( marihuana) en hasj kan worden gemaakt. Bij wiet worden de groenbruine toppen van de (vrouwelijke) plant gebruikt. Van hasj is dit alleen de hars van de toppen. De belangrijkste werkzame stof van hasj en wiet is tetrahydrocannabinol (THC).
Illegale activiteiten in de hennepteelt zijn onder andere het inrichten van een kweeklocatie, het uitvoeren van het kweekproces, handel, transport, distributie en verkoop van hennep/nederwiet.
Criminelen beveiligen hun hennepkwekerijen steeds vaker, bijvoorbeeld met bewakingscamera’s en beveiligingspersoneel. Dit om te voorkomen dat ze beroofd worden door een andere criminele organisatie (RIP-deal).
Vaak tappen criminelen die een hennepkwekerij hebben illegaal energie af. Ze hebben namelijk veel licht/warmte nodig om de hennep snel te laten groeien.
Handel in en export van hennep vindt plaats via handelaren zoals growshophouders, hennepmakelaars en buitenlandse criminelen.
Hennep wordt eerst opgeslagen in voorraadplekken voordat het wordt geëxporteerd.
Binnen Nederland vindt transport van hennep plaats in geprepareerde auto’s, bussen of vrachtwagens naar distributie-, opslag-, verhandelings- of verkooppunten.
Henneptranporten worden vaak gecombineerd met het vervoer van hasj, ecstasy en/of cocaïne.
De productie van hasj komt ook in Nederland voor.
Thuistelers zijn financieel afhankelijk van criminelen/criminele organisaties, vaak growshops.
Zelfstandige telers werken voor eigen rekening en risico. Ze zetten hennep af bij verschillende opkopers. Zelfstandige telers kweken in eigen huis.
Net zoals zelfstandige telers werken bedrijfstelers voor eigen rekening en risico. Zelfstandige bedrijfstelers kweken echter niet in eigen huis, maar hebben grote aantallen hennepplanten in meerdere kwekerijen staan.
Hennepexploitanten hebben meerdere kwekerijen in ruimten van anderen. Ze maken deel uit van criminele organisaties. Ze maken gebruik van verhuurders/beheerders om de kwekerijen te runnen. Zo blijven ze zelf uit beeld. Hennepexploitanten houden zich vaak ook bezig met andere criminele activiteiten zoals heling, diefstal, inbraak, productie van en handel in harddrugs, vuurwapenhandel en -smokkel, BTW-fraude, valsheid in geschrifte, hypotheekfraude, identiteitsfraude en mensenhandel. Exploitanten wassen geld wit en gebruiken geweld waarbij ook doden vallen.
Hennepkwekerijen komen in elke Nederlandse woonplaats voor. Op zolders, in kelders, in (grote) schuren, tuinhuisjes, bedrijfspanden, in de glastuinbouw, in achtertuinen, maisvelden, bossen, parken, in vastgoedobjecten, op boerderijen, in ingegraven containers en op schepen. Van Delfzijl tot Maastricht.
Het aantal zelfstandige bedrijfstelers en exploitanten van hennep lijkt toe te nemen.
Steeds vaker vormen Oost-Europeanen goedkopen arbeidskrachten in de hennepteelt.
De handel in hennep vermengt zich met de handel in harddrugs.
De rol van bijvoorbeeld financiële dienstverleners in de hennepmarkt wordt steeds belangrijker, waardoor de onderwereld en sterkere vinger in de pap krijgt in de bovenwereld. Banken en bestuurders gaan (on)bewust relaties aan met malafide investeerders.
Kinderporno.
Met kinderporno worden afbeeldingen of video’s bedoeld waarin het seksueel misbruik van (een) minderjarige(n) (iemand onder 18 jaar) is vastgelegd. Kinderporno is niet nieuw, maar het internet heeft voor een enorme toename gezorgd als het gaat om verspreiding en uitwisseling van kinderporno. Het bekijken, verspreiden, tentoonstellen, vervaardigen, invoeren, doorvoeren, uitvoeren of in voorraad hebben van kinderporno is strafbaar.
We spreken van kinderporno als het gaat om een afbeelding of een video van een minderjarige (iemand onder de 18 jaar) die seksuele handelingen verricht. Kinderpornografie op het internet is bijna altijd een bewijs van seksueel misbruik van minderjarigen. Het gaat om op beeld vastgelegde seksuele activiteiten door (een) minderjarige(n).
(foto: https://www.dreamstime.com/photos.../father-son-holding-hands)
We spreken van kinderporno als het gaat om een afbeelding of een video van een minderjarige (iemand onder de 18 jaar) die seksuele handelingen verricht. Kinderpornografie op het internet is bijna altijd een bewijs van seksueel misbruik van minderjarigen. Deze zaken waarbij sprake is van misbruik en productie van kinderpornomateriaal krijgen voorrang in de aanpak door politie en Justitie. Bij kinderporno hoeft er echter geen sprake te zijn van dwang of onwil. Ook als de seksuele handelingen met instemming van de minderjarige(n) zijn vastgelegd -bijvoorbeeld in het geval van sexting- is er sprake van kinderporno. Het gaat immers om op beeld vastgelegde seksuele activiteiten door (een) minderjarige(n). Dus ook als een minderjarige zich uitkleedt voor een webcam of een meerderjarige een minderjarige benadert met seksuele verzoeken via (social) media als Hyves of Whats App hebben we het over kinderporno. Het gaat niet alleen om seksuele foto’s en video’s van kinderen, ook virtueel beeldmateriaal is strafbaar, zoals tekeningen of samengevoegde foto’s. Dit soort materiaal suggereert seksueel misbruik van kinderen.
Door de komst van internet is het makkelijker geworden kinderporno te bekijken, uit te wisselen en te verspreiden. Internet bestaat niet alleen uit een openbaar deel, maar bevat ook afgeschermde delen. Onder andere afgeschermde netwerken, maken de opsporing naar illegale activiteiten ingewikkeld. Online wordt een grote hoeveelheid aan kinderpornografische afbeeldingen en films aangeboden. In eerste instantie gebeurde dit op websites die voor iedereen toegankelijk waren, openbaar dus. De eigenaren van die websites waren makkelijk te achterhalen.
Tegenwoordig gebruiken criminelen steeds vaker technieken die zorgen voor afscherming om zo binnen een select netwerk hun beelden te verspreiden. Foto’s worden bijvoorbeeld in delen op verschillende servers gezet, zodat ze alleen te vinden zijn door een beperkte groep geïnteresseerden. De verzamelaars van kinderporno maken meestal gebruik van besloten netwerken. Binnen deze netwerken gebruiken zij versleutelde bestanden of e-mail.
Veel kinderlokkers gebruiken het internet om in contact te komen met kinderen. Dit heet ‘grooming’. De groomers benaderen hun slachtoffers meestal in chatboxen, waar ze zich al dan niet voordoen als iemand anders. Door het kind te chanteren, te misleiden of te manipuleren probeert de groomer controle te krijgen over het slachtoffer. Vervolgens spoort hij het kind aan om over zijn of haar grenzen heen te gaan.
Mensenhandel.
Mensenhandel houdt in dat mensen worden uitgebuit of onder mensonterende omstandigheden moeten werken. Anderen profiteren daarvan. Het is een ernstige schending van de mensenrechten en een zware vorm van criminaliteit.
Van mensenhandel spreken we als mensen worden uitgebuit of onder dwang bepaalde dingen moeten doen waarvoor ze niet kiezen en waar andere mensen van profiteren. Het gaat bijvoorbeeld om: onder minimumloon laten werken of dwingen tot prostitutie. De uitbuiting kan samengaan met dwang, geweld, chantage en misleiding.
Mensensmokkel is mensen helpen om op illegale wijze in een land te komen en er eventueel te verblijven. De gesmokkelde mensen zijn meestal illegale vreemdelingen. Mensensmokkel hoeft daarom niet altijd gericht te zijn op een persoonsgerichte uitbuiting, zoals mensenhandel.
Uitbuiting in de prostitutie.
- De grootste groep slachtoffers bestaat uit vrouwen en meisjes die worden gedwongen om seksuele handelingen te verrichten met mannen tegen betaling. De slachtoffers zelf zien vaak niets van het verdiende geld terug. Ook mannen en vooral jonge jongens worden het slachtoffer van seksuele uitbuiting.
- In Nederland komt het fenomeen loverboys ook regelmatig voor: veelal jonge mannen verleiden meisjes met cadeautjes en aandacht. Op subtiele manier brengen zij de meisjes zo ver dat zij in de prostitutie gaan werken. Ook komt het voor dat de meisjes worden gedwongen om een lening af te sluiten of drugs te koerieren.
Economische uitbuiting: alle vormen van uitbuiting in elke arbeidssector zijn strafbaar en vallen onder ‘mensenhandel’. Bijvoorbeeld: meisjes die in Nederland als au pair werken en worden uitgebuit; uitbuiting in de horeca; en misstanden in de agrarische sector.
Een groot deel van de vrouwen die gedwongen in de prostitutie werken, komt uit Nederland zelf. Verder komen de slachtoffers vooral uit Midden- en Oost-Europa en Afrika.
Signalen kunnen duiden op mensenhandel als mensen:
niet zelf een reis of visa hebben geregeld;
in het bezit zijn van een vals paspoort;
illegaal verblijven in Nederland;
niet over een eigen woonruimte beschikken;
bang zijn voor uitzetting of mishandeling;
ernstige schulden hebben;
een onredelijk groot deel van hun inkomsten moeten afdragen;
geen medische hulp ontvangen;
geen of weinig contact hebben met de buitenwereld;
beperkte bewegingsvrijheid hebben;
gehanteerd, afgeperst of bedreigd worden (eventueel door eigen familie);
uitzonderlijk lange werkdagen maken;
sporen van lichamelijke mishandeling dragen.
(foto: https://www.dreamstime.com/photos.../father-son-holding-hands)
We spreken van kinderporno als het gaat om een afbeelding of een video van een minderjarige (iemand onder de 18 jaar) die seksuele handelingen verricht. Kinderpornografie op het internet is bijna altijd een bewijs van seksueel misbruik van minderjarigen. Deze zaken waarbij sprake is van misbruik en productie van kinderpornomateriaal krijgen voorrang in de aanpak door politie en Justitie. Bij kinderporno hoeft er echter geen sprake te zijn van dwang of onwil. Ook als de seksuele handelingen met instemming van de minderjarige(n) zijn vastgelegd -bijvoorbeeld in het geval van sexting- is er sprake van kinderporno. Het gaat immers om op beeld vastgelegde seksuele activiteiten door (een) minderjarige(n). Dus ook als een minderjarige zich uitkleedt voor een webcam of een meerderjarige een minderjarige benadert met seksuele verzoeken via (social) media als Hyves of Whats App hebben we het over kinderporno. Het gaat niet alleen om seksuele foto’s en video’s van kinderen, ook virtueel beeldmateriaal is strafbaar, zoals tekeningen of samengevoegde foto’s. Dit soort materiaal suggereert seksueel misbruik van kinderen.
Door de komst van internet is het makkelijker geworden kinderporno te bekijken, uit te wisselen en te verspreiden. Internet bestaat niet alleen uit een openbaar deel, maar bevat ook afgeschermde delen. Onder andere afgeschermde netwerken, maken de opsporing naar illegale activiteiten ingewikkeld. Online wordt een grote hoeveelheid aan kinderpornografische afbeeldingen en films aangeboden. In eerste instantie gebeurde dit op websites die voor iedereen toegankelijk waren, openbaar dus. De eigenaren van die websites waren makkelijk te achterhalen.
Tegenwoordig gebruiken criminelen steeds vaker technieken die zorgen voor afscherming om zo binnen een select netwerk hun beelden te verspreiden. Foto’s worden bijvoorbeeld in delen op verschillende servers gezet, zodat ze alleen te vinden zijn door een beperkte groep geïnteresseerden. De verzamelaars van kinderporno maken meestal gebruik van besloten netwerken. Binnen deze netwerken gebruiken zij versleutelde bestanden of e-mail.
Veel kinderlokkers gebruiken het internet om in contact te komen met kinderen. Dit heet ‘grooming’. De groomers benaderen hun slachtoffers meestal in chatboxen, waar ze zich al dan niet voordoen als iemand anders. Door het kind te chanteren, te misleiden of te manipuleren probeert de groomer controle te krijgen over het slachtoffer. Vervolgens spoort hij het kind aan om over zijn of haar grenzen heen te gaan.
Mensenhandel.
Mensenhandel houdt in dat mensen worden uitgebuit of onder mensonterende omstandigheden moeten werken. Anderen profiteren daarvan. Het is een ernstige schending van de mensenrechten en een zware vorm van criminaliteit.
Van mensenhandel spreken we als mensen worden uitgebuit of onder dwang bepaalde dingen moeten doen waarvoor ze niet kiezen en waar andere mensen van profiteren. Het gaat bijvoorbeeld om: onder minimumloon laten werken of dwingen tot prostitutie. De uitbuiting kan samengaan met dwang, geweld, chantage en misleiding.
Mensensmokkel is mensen helpen om op illegale wijze in een land te komen en er eventueel te verblijven. De gesmokkelde mensen zijn meestal illegale vreemdelingen. Mensensmokkel hoeft daarom niet altijd gericht te zijn op een persoonsgerichte uitbuiting, zoals mensenhandel.
Uitbuiting in de prostitutie.
- De grootste groep slachtoffers bestaat uit vrouwen en meisjes die worden gedwongen om seksuele handelingen te verrichten met mannen tegen betaling. De slachtoffers zelf zien vaak niets van het verdiende geld terug. Ook mannen en vooral jonge jongens worden het slachtoffer van seksuele uitbuiting.
- In Nederland komt het fenomeen loverboys ook regelmatig voor: veelal jonge mannen verleiden meisjes met cadeautjes en aandacht. Op subtiele manier brengen zij de meisjes zo ver dat zij in de prostitutie gaan werken. Ook komt het voor dat de meisjes worden gedwongen om een lening af te sluiten of drugs te koerieren.
Economische uitbuiting: alle vormen van uitbuiting in elke arbeidssector zijn strafbaar en vallen onder ‘mensenhandel’. Bijvoorbeeld: meisjes die in Nederland als au pair werken en worden uitgebuit; uitbuiting in de horeca; en misstanden in de agrarische sector.
Een groot deel van de vrouwen die gedwongen in de prostitutie werken, komt uit Nederland zelf. Verder komen de slachtoffers vooral uit Midden- en Oost-Europa en Afrika.
Signalen kunnen duiden op mensenhandel als mensen:
niet zelf een reis of visa hebben geregeld;
in het bezit zijn van een vals paspoort;
illegaal verblijven in Nederland;
niet over een eigen woonruimte beschikken;
bang zijn voor uitzetting of mishandeling;
ernstige schulden hebben;
een onredelijk groot deel van hun inkomsten moeten afdragen;
geen medische hulp ontvangen;
geen of weinig contact hebben met de buitenwereld;
beperkte bewegingsvrijheid hebben;
gehanteerd, afgeperst of bedreigd worden (eventueel door eigen familie);
uitzonderlijk lange werkdagen maken;
sporen van lichamelijke mishandeling dragen.
Mensensmokkel is mensen helpen om op illegale wijze in een land te komen en er eventueel te verblijven.
(foto: https://nos.nl/.../2172244-bel-malta-maar-zei-italie-tegen-zinkende-vluchtelingen)
Phishing.
Phishing is een vorm van internetfraude, waarmee fraudeurs proberen om via e-mail achter uw bankgegevens te komen. Fraudeurs lokken u naar een valse (bank)website. Dit is echter een kopie van de echte website van de bank. Hier wordt u verzocht om uw inlognaam en wachtwoord in te voeren. Op deze manier krijgt de fraudeur de beschikking over uw gegevens. Met alle gevolgen van dien.
Met een phishingmail lokken fraudeurs u naar een vals webadres, waarop u wordt verzocht uw bank- en privégegevens (zoals inlogcodes en/of pincode) te vermelden. U ontvangt bijvoorbeeld een mail dat er iets mis is met uw bankrekening en dat er controle moet plaatsvinden. In deze mails, of daarna per telefoon, doen de fraudeurs zich voor als medewerker van uw bank. Met de verkregen gegevens plunderen de fraudeurs uw bankrekening.
Skimming.
Skimming is het op onrechtmatige wijze bemachtigen (en met behulp van technische middelen) kopiëren van gegevens uit de magneetstrip van een betaal- of waardepas. De op deze manier verkregen gegevens vormen de basis van het namaken van de betaal- of waardepas. Ook het afkijken van de pincode is een vorm van skimming.
Skimmers gaan op verschillende manieren te werk. Op geldautomaten en betaalautomaten plaatsen zij opzetstukken/voorzetmondjes waarmee ze de magneetstrip van een betaalpas kunnen aflezen. Daarna wordt de pincode door middel van diverse trucs onderschept. Bijvoorbeeld door een camera die boven het toetsenbord is geïnstalleerd of simpelweg door over de schouder mee te kijken. Vervolgens kunnen criminelen geld opnemen en betalingen verrichten in landen buiten Europa.
Skimmen komt steeds minder voor. Alleen automaten waar u de pas helemaal moet insteken, lopen het risico op skimmen. Dit geldt voor parkeerautomaten, geldautomaten en onbemande benzinestations. Dat het skimmen afneemt, komt door het ‘nieuwe pinnen’. In plaats van uw pas door de gleuf te halen (waardoor de magneetstrip wordt gelezen) stopt u uw pas boven of onder in de betaalautomaat. Het grote verschil is dat niet de magneetstrip wordt gelezen, maar de EMV-chip. Die is vooralsnog niet te kopiëren. Meer informatie hierover vindt u op Veiligbankieren.nl
Witwassen.
Witwassen is het uitvoeren van transacties om de herkomst van illegaal verkregen geld te verbergen. Het gaat om geld afkomstig van criminele activiteiten zoals drugshandel, mensenhandel, diefstal, sociale en fiscale fraude.
Zeehavenpolitie.
Samen met partners als de douane en het Havenbedrijf zorgt de zeehavenpolitie voor de veiligheid in de Rotterdamse haven en op de haventerreinen. Het werk van de zeehavenpolitie richt zich onder meer op nautisch toezicht, milieuhandhaving, bestrijding van criminaliteit, grensbewaking en het afhandelen van incidenten op het water. De Zeehavenpolitie is onderdeel van Politie Nederland, en telt ruim 350 medewerkers.
De zeehavenpolitie kent vier werkprocessen: wijkpolitie, opsporing, grenstoezicht, en intake, service & ondersteuning.
(foto: https://nos.nl/.../2172244-bel-malta-maar-zei-italie-tegen-zinkende-vluchtelingen)
Phishing.
Phishing is een vorm van internetfraude, waarmee fraudeurs proberen om via e-mail achter uw bankgegevens te komen. Fraudeurs lokken u naar een valse (bank)website. Dit is echter een kopie van de echte website van de bank. Hier wordt u verzocht om uw inlognaam en wachtwoord in te voeren. Op deze manier krijgt de fraudeur de beschikking over uw gegevens. Met alle gevolgen van dien.
Met een phishingmail lokken fraudeurs u naar een vals webadres, waarop u wordt verzocht uw bank- en privégegevens (zoals inlogcodes en/of pincode) te vermelden. U ontvangt bijvoorbeeld een mail dat er iets mis is met uw bankrekening en dat er controle moet plaatsvinden. In deze mails, of daarna per telefoon, doen de fraudeurs zich voor als medewerker van uw bank. Met de verkregen gegevens plunderen de fraudeurs uw bankrekening.
Skimming.
Skimming is het op onrechtmatige wijze bemachtigen (en met behulp van technische middelen) kopiëren van gegevens uit de magneetstrip van een betaal- of waardepas. De op deze manier verkregen gegevens vormen de basis van het namaken van de betaal- of waardepas. Ook het afkijken van de pincode is een vorm van skimming.
Skimmers gaan op verschillende manieren te werk. Op geldautomaten en betaalautomaten plaatsen zij opzetstukken/voorzetmondjes waarmee ze de magneetstrip van een betaalpas kunnen aflezen. Daarna wordt de pincode door middel van diverse trucs onderschept. Bijvoorbeeld door een camera die boven het toetsenbord is geïnstalleerd of simpelweg door over de schouder mee te kijken. Vervolgens kunnen criminelen geld opnemen en betalingen verrichten in landen buiten Europa.
Skimmen komt steeds minder voor. Alleen automaten waar u de pas helemaal moet insteken, lopen het risico op skimmen. Dit geldt voor parkeerautomaten, geldautomaten en onbemande benzinestations. Dat het skimmen afneemt, komt door het ‘nieuwe pinnen’. In plaats van uw pas door de gleuf te halen (waardoor de magneetstrip wordt gelezen) stopt u uw pas boven of onder in de betaalautomaat. Het grote verschil is dat niet de magneetstrip wordt gelezen, maar de EMV-chip. Die is vooralsnog niet te kopiëren. Meer informatie hierover vindt u op Veiligbankieren.nl
Witwassen.
Witwassen is het uitvoeren van transacties om de herkomst van illegaal verkregen geld te verbergen. Het gaat om geld afkomstig van criminele activiteiten zoals drugshandel, mensenhandel, diefstal, sociale en fiscale fraude.
Zeehavenpolitie.
Samen met partners als de douane en het Havenbedrijf zorgt de zeehavenpolitie voor de veiligheid in de Rotterdamse haven en op de haventerreinen. Het werk van de zeehavenpolitie richt zich onder meer op nautisch toezicht, milieuhandhaving, bestrijding van criminaliteit, grensbewaking en het afhandelen van incidenten op het water. De Zeehavenpolitie is onderdeel van Politie Nederland, en telt ruim 350 medewerkers.
De zeehavenpolitie kent vier werkprocessen: wijkpolitie, opsporing, grenstoezicht, en intake, service & ondersteuning.
De zeehavenpolitie kent vier werkprocessen: wijkpolitie, opsporing, grenstoezicht, en intake, service en ondersteuning.
(foto: https://en.wikipedia.org/wiki/Police_officer)
Wijkpolitie.
De wijkpolitie houdt toezicht op het water, op de kades en op de bedrijfsterreinen in het havengebied en verleent hulp bij ongevallen. Het werk is zeer divers: van alcoholcontroles op land en water, tot controles op de binnenvaart, zeevaart, recreatievaart en passagiersvaart, het beroepsgoederenvervoer en straatracerij. Ook is er veel aandacht voor de veiligheid op de haventerreinen. Een andere belangrijke taak van de wijkpolitie is het handhaven van milieuwetgeving. Het werkgebied telt vier ‘wijken’: Botlek, Europoort, Maasvlakte en Stadshavens, waarbij elke wijk een eigen agent heeft.
Opsporing.
De recherche richt zich op havengerelateerde criminaliteit die de veiligheid, het belang en de integriteit van de haven raken. Daarnaast doet de recherche (inter)nationaal havengerelateerd onderzoek naar criminele organisaties of netwerken die zich bezighouden met zware, georganiseerde criminaliteit in de haven. Dit betreft onder meer drugshandel, (zware) milieucriminaliteit, witwassen, en container- en ladingdiefstallen. Er wordt zowel nationaal als internationaal samengewerkt met andere opsporingsdiensten zoals de FIOD en douane.
Grenstoezicht
Alle schepen die Rotterdam binnenkomen of verlaten, worden door een computersysteem automatisch administratief gecontroleerd. Deze kent alle schepen een risicofactor toe. Op basis van deze risicoanalyse worden schepen geselecteerd voor een fysieke controle. Bij een fysieke controle gaan de grenstoezichthouders aan boord om bemanningslijsten, bemanning en paspoorten te controleren. Zij kijken of de verblijfsrechtelijke status, zeemansboekjes en andere papieren in orde zijn. Wanneer wordt vermoed dat een verstekeling aan boord is, schakelen de grenstoezichthouders onder meer de collega’s van het Havengerelateerd Vreemdelingentoezicht Team in. Zij zijn gespecialiseerd in grensbewaking, illegale migratie opsporen en grensoverschrijdende criminaliteit.
Intake, Service & Ondersteuning (ISO)
Zeelieden die in Rotterdam af- of aanmonsteren kunnen bij de medewerkers van Intake, Service & Ondersteuning terecht voor een stempel in het paspoort of een visum. Onder ISO valt ook de regiekamer. Op dit punt komt alle informatie van politie, agentschappen, rederijen, het Havenbedrijf Rotterdam en andere havenpartners samen. Op basis van deze informatie stuurt de regiekamer de politieagenten aan.
Dit vrij uitgebreide overzicht is gegeven, dat u zich als lezer realiseert, wat er op dit moment in onze maatschappij speelt en u zich kunt wapenen, voor zover u dit kunt.
De maffia neemt door haar ‘veelzijdigheid’ langzamerhand de macht in een land als Nederland en in ons werelddeel Europa over. Het politieaanbod kan de bestrijding niet aan, verliest het overzicht. De liberale en socialistische politiek wordt alleen voortgedreven door bezuinigingen en trekken zich niets aan van de publieke opinie. Burgers voelen zich onbeschermd, nemen zelf maatregelen, komen daardoor in botsing met haar eigen overheid, die haar gaat bestrijden. Langzamerhand ontstaat een machtsvacuüm , het criminele circuit ruikt zijn kans en wordt nog brutaler. Ook moslimbendes zie hiervan misbruik maken en ‘dragen hun geloof in Allah’ heel gewelddadig uit en moorden waar ze kunnen om zich op die manier een ereplaats in het ‘paradijs’ te verwerven. Hoe meer bloed je meeneemt, des te dankbaarder is deze god zonder geweten.
De meest recente criminaliteit is de georganiseerde misdaad onder Marokkanen in Nederland.
Wat zien we van alle beschreven criminele activiteiten in Marokko in Nederland? In de sfeer van de ‘zwarte economie’ zou men zeker moeten denken aan de invoer in Marokko van aanzienlijke hoeveelheden spullen die van diefstal in Nederland afkomstig zijn en die meereizen met de jaarlijkse grote parade van Marokkaanse vakantiegangers. Op zichzelf is dit nog geen georganiseerde misdaad. Dat is al meer het geval waar - en daar zijn systematische politieberichten over - deze goederen afkomstig zijn uit heling. Ook door niet-Marokkanen gestolen goederen worden geruild tegen drugs en die goederen worden weer naar Marokko gebracht. Wat er zeker wel toe hoort, is gesignaleerd in Midden-Nederland. Een Marokkaanse groep die uit ongeveer twintig personen bestond, vervoerde nu al meer dan vier jaar lang drie tot acht gestolen auto's per week naar Marokko. De auto's werden 's avonds gestolen en op een groot parkeerterrein enkele dagen koud gezet. De kentekens werden met zwarte tape veranderd. De chauffeur die 's nachts tussen 23.00 en 01.00 uur vertrok, ontving tweeduizend gulden voor zijn taak en nog eens duizend voor zijn kosten onderweg.
(foto: https://en.wikipedia.org/wiki/Police_officer)
Wijkpolitie.
De wijkpolitie houdt toezicht op het water, op de kades en op de bedrijfsterreinen in het havengebied en verleent hulp bij ongevallen. Het werk is zeer divers: van alcoholcontroles op land en water, tot controles op de binnenvaart, zeevaart, recreatievaart en passagiersvaart, het beroepsgoederenvervoer en straatracerij. Ook is er veel aandacht voor de veiligheid op de haventerreinen. Een andere belangrijke taak van de wijkpolitie is het handhaven van milieuwetgeving. Het werkgebied telt vier ‘wijken’: Botlek, Europoort, Maasvlakte en Stadshavens, waarbij elke wijk een eigen agent heeft.
Opsporing.
De recherche richt zich op havengerelateerde criminaliteit die de veiligheid, het belang en de integriteit van de haven raken. Daarnaast doet de recherche (inter)nationaal havengerelateerd onderzoek naar criminele organisaties of netwerken die zich bezighouden met zware, georganiseerde criminaliteit in de haven. Dit betreft onder meer drugshandel, (zware) milieucriminaliteit, witwassen, en container- en ladingdiefstallen. Er wordt zowel nationaal als internationaal samengewerkt met andere opsporingsdiensten zoals de FIOD en douane.
Grenstoezicht
Alle schepen die Rotterdam binnenkomen of verlaten, worden door een computersysteem automatisch administratief gecontroleerd. Deze kent alle schepen een risicofactor toe. Op basis van deze risicoanalyse worden schepen geselecteerd voor een fysieke controle. Bij een fysieke controle gaan de grenstoezichthouders aan boord om bemanningslijsten, bemanning en paspoorten te controleren. Zij kijken of de verblijfsrechtelijke status, zeemansboekjes en andere papieren in orde zijn. Wanneer wordt vermoed dat een verstekeling aan boord is, schakelen de grenstoezichthouders onder meer de collega’s van het Havengerelateerd Vreemdelingentoezicht Team in. Zij zijn gespecialiseerd in grensbewaking, illegale migratie opsporen en grensoverschrijdende criminaliteit.
Intake, Service & Ondersteuning (ISO)
Zeelieden die in Rotterdam af- of aanmonsteren kunnen bij de medewerkers van Intake, Service & Ondersteuning terecht voor een stempel in het paspoort of een visum. Onder ISO valt ook de regiekamer. Op dit punt komt alle informatie van politie, agentschappen, rederijen, het Havenbedrijf Rotterdam en andere havenpartners samen. Op basis van deze informatie stuurt de regiekamer de politieagenten aan.
Dit vrij uitgebreide overzicht is gegeven, dat u zich als lezer realiseert, wat er op dit moment in onze maatschappij speelt en u zich kunt wapenen, voor zover u dit kunt.
De maffia neemt door haar ‘veelzijdigheid’ langzamerhand de macht in een land als Nederland en in ons werelddeel Europa over. Het politieaanbod kan de bestrijding niet aan, verliest het overzicht. De liberale en socialistische politiek wordt alleen voortgedreven door bezuinigingen en trekken zich niets aan van de publieke opinie. Burgers voelen zich onbeschermd, nemen zelf maatregelen, komen daardoor in botsing met haar eigen overheid, die haar gaat bestrijden. Langzamerhand ontstaat een machtsvacuüm , het criminele circuit ruikt zijn kans en wordt nog brutaler. Ook moslimbendes zie hiervan misbruik maken en ‘dragen hun geloof in Allah’ heel gewelddadig uit en moorden waar ze kunnen om zich op die manier een ereplaats in het ‘paradijs’ te verwerven. Hoe meer bloed je meeneemt, des te dankbaarder is deze god zonder geweten.
De meest recente criminaliteit is de georganiseerde misdaad onder Marokkanen in Nederland.
Wat zien we van alle beschreven criminele activiteiten in Marokko in Nederland? In de sfeer van de ‘zwarte economie’ zou men zeker moeten denken aan de invoer in Marokko van aanzienlijke hoeveelheden spullen die van diefstal in Nederland afkomstig zijn en die meereizen met de jaarlijkse grote parade van Marokkaanse vakantiegangers. Op zichzelf is dit nog geen georganiseerde misdaad. Dat is al meer het geval waar - en daar zijn systematische politieberichten over - deze goederen afkomstig zijn uit heling. Ook door niet-Marokkanen gestolen goederen worden geruild tegen drugs en die goederen worden weer naar Marokko gebracht. Wat er zeker wel toe hoort, is gesignaleerd in Midden-Nederland. Een Marokkaanse groep die uit ongeveer twintig personen bestond, vervoerde nu al meer dan vier jaar lang drie tot acht gestolen auto's per week naar Marokko. De auto's werden 's avonds gestolen en op een groot parkeerterrein enkele dagen koud gezet. De kentekens werden met zwarte tape veranderd. De chauffeur die 's nachts tussen 23.00 en 01.00 uur vertrok, ontving tweeduizend gulden voor zijn taak en nog eens duizend voor zijn kosten onderweg.
Drugs worden vaak vervoerd in de wanden van koelwagens en wordt moeilijk ontdekt. Tegenwoordig boort de politie bij de minste verdenking met een elektrische boor lukraak een gat dwars door de wand heen.
(foto: www.pp-group.nl)
Tot het donkere gedeelte van de Marokkaanse informele economie rekenen we ook georganiseerde prostitutie. Ook in Nederland werd in verschillende plaatsen onder Marokkanen pooierij vastgesteld. Dit geschiedde ook in georganiseerd verband. In Agadir in het zuiden van Marokko bestond een organisatie waarvoor een zeer welgestelde dame vrouwen ronselde om als prostitué naar Nederland te gaan. In Nederland gescheiden Marokkaanse vrouwen waren door criminele organisaties benaderd om in deze sfeer werkzaam te zijn en trouwens ook om hun legale status te gebruiken om Marokkaanse mannen aan een verblijfstitel te helpen. Een stel broers had kans gezien om via een Nederlandse vriendin die plotseling onder verdachte omstandigheden stierf, een seksclub over te nemen. Andere vormen van mensenhandel werden en worden eveneens waargenomen.
In het Westland en andere tuinbouwgebieden, zoals bijvoorbeeld rond Rotterdam, zijn veel illegale Marokkanen aangetroffen (vergelijk ook Buijs, 1988 en Meinsma, 1994) maar niet duidelijk is in hoeverre hun overkomst door criminele organisaties was georganiseerd. Voorts zijn Nederlanders zelfs betrokken geweest bij het smokkelen van illegalen naar Europa. Kinderen klampten zich onder Nederlandse vrachtauto's vast om de overtocht te maken en er waren ook verstekelingen die het in het laadruim tot Nederland hebben gehaald. Tot zover het kleine werk.
Georganiseerde misdaad onder Marokkanen sloeg natuurlijk in hoofdzaak op de handel in drugs. Cannabis wordt Nederland binnengebracht op veel verschillende manieren. Er zijn ten eerste de zogenaamde ‘mieren’ die in hun personenauto iets meenemen. Soms zijn dit Nederlandse vakantiegangers of speciaal geronselde koerier(ster)s, soms Marokkanen die naar Nederland terugkomen van vakantie. Zij zijn kieskeurig en kleine partijen zijn doorgaans van de allerbeste kwaliteit. Grotere partijen gaan via campers die met de pont meereizen naar Spanje. Met oneindig veel nieuwe varianten wordt getracht de douane en de politie te omzeilen. Wat te denken van een behoorlijk groot transport dat is verstopt in een zogenaamd bij een verkeersongeluk gestrande caravan, die door de ANWB wordt gerepatrieerd? Grotere hoeveelheden gaan mee met de ongeveer 2000 tochten die vrachtauto's per jaar uit Marokko naar Nederland maken. De smokkelwaar kan verborgen zijn in de vracht - het is aangetroffen in partijen textiel, in speelgoed en tussen aardappelen, groenten en fruit. Het kan ook zijn verstopt in speciaal geprepareerde bergplaatsen in het karkas van de vrachtauto zelf. Koelauto's zijn populair, omdat door de douane moeilijk is vast te stellen of het dakschot een decimeter hoger is dan normaal, of er ruimte zit tussen het kopschot of dat het hele huis hydraulisch kan worden opgekrikt om laadruimte voor hash te maken.
De transportbedrijven die daarvoor worden gebruikt zijn van twee soorten: op zichzelf bona fide firma's die er zich gewild (meestal) of ongewild (zelden) voor lenen, of bedrijven die speciaal voor dit doel zijn opgericht. De chauffeur rijdt zijn wagen naar een aangewezen plaats en komt hem, zonder de lading te inspecteren, na bijvoorbeeld twee dagen weer ophalen. Een veel voorkomende variant bestaat eruit een en dezelfde chauffeur van Marokko naar Spanje, Portugal en Frankrijk te laten rijden om dan onderweg de aanhanger met drugs los te koppelen en over te doen aan een chauffeur die met een trekker uit Nederland komt. De eerste chauffeur rijdt dan weer terug naar Marokko om een nieuwe lading op te halen. Over smokkelmethoden over de weg is meer te vinden in het branche-rapport over het wegvervoer in deze serie. Drugs kunnen voorts ook worden verstopt in autobussen die de oversteek maken. Het wordt verder per schip aangevoerd in kleinere hoeveelheden in plezierbootjes. Verder via vissersschepen die de hash op volle zee overladen op zeeschepen. Of het reist verstopt mee in zeecontainers met reguliere lading.
(foto: www.pp-group.nl)
Tot het donkere gedeelte van de Marokkaanse informele economie rekenen we ook georganiseerde prostitutie. Ook in Nederland werd in verschillende plaatsen onder Marokkanen pooierij vastgesteld. Dit geschiedde ook in georganiseerd verband. In Agadir in het zuiden van Marokko bestond een organisatie waarvoor een zeer welgestelde dame vrouwen ronselde om als prostitué naar Nederland te gaan. In Nederland gescheiden Marokkaanse vrouwen waren door criminele organisaties benaderd om in deze sfeer werkzaam te zijn en trouwens ook om hun legale status te gebruiken om Marokkaanse mannen aan een verblijfstitel te helpen. Een stel broers had kans gezien om via een Nederlandse vriendin die plotseling onder verdachte omstandigheden stierf, een seksclub over te nemen. Andere vormen van mensenhandel werden en worden eveneens waargenomen.
In het Westland en andere tuinbouwgebieden, zoals bijvoorbeeld rond Rotterdam, zijn veel illegale Marokkanen aangetroffen (vergelijk ook Buijs, 1988 en Meinsma, 1994) maar niet duidelijk is in hoeverre hun overkomst door criminele organisaties was georganiseerd. Voorts zijn Nederlanders zelfs betrokken geweest bij het smokkelen van illegalen naar Europa. Kinderen klampten zich onder Nederlandse vrachtauto's vast om de overtocht te maken en er waren ook verstekelingen die het in het laadruim tot Nederland hebben gehaald. Tot zover het kleine werk.
Georganiseerde misdaad onder Marokkanen sloeg natuurlijk in hoofdzaak op de handel in drugs. Cannabis wordt Nederland binnengebracht op veel verschillende manieren. Er zijn ten eerste de zogenaamde ‘mieren’ die in hun personenauto iets meenemen. Soms zijn dit Nederlandse vakantiegangers of speciaal geronselde koerier(ster)s, soms Marokkanen die naar Nederland terugkomen van vakantie. Zij zijn kieskeurig en kleine partijen zijn doorgaans van de allerbeste kwaliteit. Grotere partijen gaan via campers die met de pont meereizen naar Spanje. Met oneindig veel nieuwe varianten wordt getracht de douane en de politie te omzeilen. Wat te denken van een behoorlijk groot transport dat is verstopt in een zogenaamd bij een verkeersongeluk gestrande caravan, die door de ANWB wordt gerepatrieerd? Grotere hoeveelheden gaan mee met de ongeveer 2000 tochten die vrachtauto's per jaar uit Marokko naar Nederland maken. De smokkelwaar kan verborgen zijn in de vracht - het is aangetroffen in partijen textiel, in speelgoed en tussen aardappelen, groenten en fruit. Het kan ook zijn verstopt in speciaal geprepareerde bergplaatsen in het karkas van de vrachtauto zelf. Koelauto's zijn populair, omdat door de douane moeilijk is vast te stellen of het dakschot een decimeter hoger is dan normaal, of er ruimte zit tussen het kopschot of dat het hele huis hydraulisch kan worden opgekrikt om laadruimte voor hash te maken.
De transportbedrijven die daarvoor worden gebruikt zijn van twee soorten: op zichzelf bona fide firma's die er zich gewild (meestal) of ongewild (zelden) voor lenen, of bedrijven die speciaal voor dit doel zijn opgericht. De chauffeur rijdt zijn wagen naar een aangewezen plaats en komt hem, zonder de lading te inspecteren, na bijvoorbeeld twee dagen weer ophalen. Een veel voorkomende variant bestaat eruit een en dezelfde chauffeur van Marokko naar Spanje, Portugal en Frankrijk te laten rijden om dan onderweg de aanhanger met drugs los te koppelen en over te doen aan een chauffeur die met een trekker uit Nederland komt. De eerste chauffeur rijdt dan weer terug naar Marokko om een nieuwe lading op te halen. Over smokkelmethoden over de weg is meer te vinden in het branche-rapport over het wegvervoer in deze serie. Drugs kunnen voorts ook worden verstopt in autobussen die de oversteek maken. Het wordt verder per schip aangevoerd in kleinere hoeveelheden in plezierbootjes. Verder via vissersschepen die de hash op volle zee overladen op zeeschepen. Of het reist verstopt mee in zeecontainers met reguliere lading.
Drugs worden heel vaak in kleinere hoeveelheden in plezierbootjes aangevoerd.
(foto: https://www.shutterstock.com)
In de jaren zeventig en tachtig zijn al deze smokkelsystemen op Nederland bedacht door Nederlandse drugshandelaren en -transporteurs. Zij wonen thans (nog) in Nederland, maar een kolonie heeft zich gevestigd in Malaga (van waaruit men heel gemakkelijk op en neer kan naar Marokko) en enkelingen ook in Marokko zelf. Met het uitroepen van de oorlog tegen de drugs, de groeiende macht van autochtone Marokkaanse drugsbaronnen en de steviger greep van (delen van) de overheid op deze handel, is het voor Nederlandse drugsondernemers moeilijker geworden om zelfstandig zaken te doen. De douane controleert strenger.
Op grond van een kort geleden geïntroduceerde wet heeft de douane de bevoegdheid om zelfs bij het minste vermoeden van drugs de gehele (vracht)auto grondig te onderzoeken. In de wanden van koelwagens worden op een aantal plaatsen zonder pardon met een lange elektrische boor gaten geboord. Voorheen was het nog wel eens mogelijk om een kleine partij aan de grens te offeren: op het moment dat de complete douane zich daarop concentreerde, passeerden grote partijen in trucks de grens gezien. Nu weet de douane wel beter. De slachtoffers van deze thans primitief geworden smokkelmethode zijn individuele chauffeurs die wel eens wat willen proberen.
Nederlandse vrachtwagenchauffeurs brengen hun wagens in grote compounds (tegen diefstal) en bij voorbeeld in Casablanca komen zij samen in vaste café’s. Zij worden daar, en ook zo maar op straat, door Marokkaanse handelaren benaderd met de vraag of ze iets mee willen nemen. Wie daar tegenwoordig op ingaat - het aanbod is een verdienste van f.50.000,- of meer - loopt een aardige kans dat hij op grond van een een-tweetje tussen de handelaar en een individuele douanebeambte wordt betrapt en in de gevangenis verdwijnt. Maar het is voorgekomen dat zijn lading dezelfde dag nog door een ander werd uitgevoerd met hetzelfde noodlottige resultaat.
In het tijdschrift voor wegtransporteurs en chauffeurs Truckstar staan het laatste jaar regelmatig reportages met de strekking dat je als chauffeur op geen enkel aantrekkelijk Marokkaans aanbod in moet gaan. Er zijn trouwens ook enkele voormalige Nederlandse chauffeurs die nu voor Marokkaanse organisaties werken en aan Nederlandse chauffeurs aanbiedingen doen. Wie geen risico wil lopen en de chauffeur geldt bij een vondst altijd als aansprakelijk, wordt overigens een elegante uitweg geboden. Bij de politie kan men tegen een gering bedrag zijn (vracht)auto geheel laten onderzoeken en verzegelen om deze tegen inspectie te vrijwaren.
(foto: https://www.shutterstock.com)
In de jaren zeventig en tachtig zijn al deze smokkelsystemen op Nederland bedacht door Nederlandse drugshandelaren en -transporteurs. Zij wonen thans (nog) in Nederland, maar een kolonie heeft zich gevestigd in Malaga (van waaruit men heel gemakkelijk op en neer kan naar Marokko) en enkelingen ook in Marokko zelf. Met het uitroepen van de oorlog tegen de drugs, de groeiende macht van autochtone Marokkaanse drugsbaronnen en de steviger greep van (delen van) de overheid op deze handel, is het voor Nederlandse drugsondernemers moeilijker geworden om zelfstandig zaken te doen. De douane controleert strenger.
Op grond van een kort geleden geïntroduceerde wet heeft de douane de bevoegdheid om zelfs bij het minste vermoeden van drugs de gehele (vracht)auto grondig te onderzoeken. In de wanden van koelwagens worden op een aantal plaatsen zonder pardon met een lange elektrische boor gaten geboord. Voorheen was het nog wel eens mogelijk om een kleine partij aan de grens te offeren: op het moment dat de complete douane zich daarop concentreerde, passeerden grote partijen in trucks de grens gezien. Nu weet de douane wel beter. De slachtoffers van deze thans primitief geworden smokkelmethode zijn individuele chauffeurs die wel eens wat willen proberen.
Nederlandse vrachtwagenchauffeurs brengen hun wagens in grote compounds (tegen diefstal) en bij voorbeeld in Casablanca komen zij samen in vaste café’s. Zij worden daar, en ook zo maar op straat, door Marokkaanse handelaren benaderd met de vraag of ze iets mee willen nemen. Wie daar tegenwoordig op ingaat - het aanbod is een verdienste van f.50.000,- of meer - loopt een aardige kans dat hij op grond van een een-tweetje tussen de handelaar en een individuele douanebeambte wordt betrapt en in de gevangenis verdwijnt. Maar het is voorgekomen dat zijn lading dezelfde dag nog door een ander werd uitgevoerd met hetzelfde noodlottige resultaat.
In het tijdschrift voor wegtransporteurs en chauffeurs Truckstar staan het laatste jaar regelmatig reportages met de strekking dat je als chauffeur op geen enkel aantrekkelijk Marokkaans aanbod in moet gaan. Er zijn trouwens ook enkele voormalige Nederlandse chauffeurs die nu voor Marokkaanse organisaties werken en aan Nederlandse chauffeurs aanbiedingen doen. Wie geen risico wil lopen en de chauffeur geldt bij een vondst altijd als aansprakelijk, wordt overigens een elegante uitweg geboden. Bij de politie kan men tegen een gering bedrag zijn (vracht)auto geheel laten onderzoeken en verzegelen om deze tegen inspectie te vrijwaren.
In het tijdschrift voor wegtransporteurs en chauffeurs Truckstar staan het laatste jaren regelmatig reportages met de strekking dat je als chauffeur op geen enkel aantrekkelijk Marokkaans aanbod in moet gaan.
(foto: www.daf.com/nl-nl/products)
Wie thans grote partijen hash wil importeren, ziet zich genoodzaakt om bepaald andere maatregelen te nemen dan de Hollandse hashhandelaren van de jaren zeventig en tachtig. De balans van de macht tussen Marokkaanse producenten en Nederlandse transporteurs is gelijk getrokken. De export van drugs uit Marokko moet volkomen gecontroleerd gebeuren en de relevante autoriteiten moeten zijn omgekocht. Dit gaat niet meer zonder belangrijke Marokkaanse drugshandelaren en dat is de reden waarom ook in Nederland Marokkanen zelf de kans hebben gekregen een groot deel van de handel in handen te krijgen.
Met reden werd zelfs gezegd dat in 1991 min of meer officieel een echt drugskartel is opgericht waarbij vooraanstaande Marokkanen uit heel Europa zijn betrokken. Bij de oprichting zou een overeenkomst zijn gesloten die inhoudt dat grote partijen verstopt in blikken olijfolie per schip naar Antwerpen zullen worden vervoerd en dat ze, na daar te zijn opgeslagen, in kleinere partijen zullen worden verdeeld om ze onder andere ook op de Nederlandse markt te verspreiden. Het is evenwel niet eenvoudig om zicht te krijgen op de omvang van de Marokkaanse drugshandel in Nederland. Voor de politie is het een gesloten wereld en van uitwisseling van informatie met collega's in Marokko is nauwelijks sprake. Er zijn berichten dat medewerkers van consulaten zijn betrokken en op die overheid wil men niet vertrouwen. Moeilijk te volgen zijn de transacties op zichzelf overigens helemaal niet. Het vergt weinig verbeeldingskracht om te begrijpen wat drugshandelaren bedoelen als zij per telefoon spreken over film, onderwerp, linnen, witte en gele zijde, een kwaliteit van honderd procent, of wanneer (andere groep) zij het hebben over zeep, cassettes, kaas, thee en vliegtuigen. Hoewel de aanwijzingen binnenstromen dat Marokkanen zich in Nederland in allerlei steden met de handel in hash bezighouden, in Amsterdam, Rotterdam, Den Haag, Utrecht, Helmond, Groningen, Venlo, Eindhoven, Maastricht, Tilburg en Leeuwarden, en ook dat de organisaties in kwestie hele ketens van coffeeshops, shoarma-zaken en broodjes-winkels van drugs voorzien, gaan de Nederlandse politie en justitie er slechts op beperkte schaal achteraan.
In 1990 en 1991 ontdekte de politie van Gooi- en Vechtstreek een grote Marokkaanse hashhandelsorganisatie (onder te verdelen in drie families) met een hoofdkwartier in Hilversum. De vreemdelingendienst leverde de sociologische achtergrondinformatie. Het ging om Marokkaanse arbeiders die in de jaren zeventig waren gekomen om bij bedrijven te werken in het Gooi. Het waren mensen zonder veel opleiding: de meesten waren analfabeet en nadat de meeste mannen in de jaren zeventig en tachtig uit het arbeidsproces waren getreden, was een overgrote meerderheid thans werkloos. De vreemdelingendienst kenschetste ze als een ongeïntegreerd, kansloze groep en onder de tweede generatie had een aantal jongens reeds een flinke criminele antecedentenlijst opgebouwd.
Hilversum bleek te fungeren als distributiecentrum voor (door Nederlandse transporteurs) uit Marokko aangevoerde hash. Nederlandse en Marokkaanse klanten kwamen hier in het groot (tot duizend kilo toe) inkopen. De klant zette zijn auto neer op een aangewezen plek en overhandigde de groothandelaar in het koffiehuis zijn sleutels als de koop was gesloten. Een koerier reed de auto naar een geheime plaats waar de gekochte hash achterin werd geladen en daarna werd de auto op een andere plaats neergezet. De klant kreeg zijn autosleutels terug en kreeg te horen waar hij zijn auto op kon halen. De politie was verbaasd over de openheid waarmee deze handel werd bedreven. Zij ontdekte een soort raad van bestuur van de organisatie in engere zin. De oudste zonen beheerden tien koffiehuizen, een slagerij, een videotheek, een lunchroom en een shoarmazaak. Andere familieleden vormden het personeel in deze middenstand. Sommigen fungeerden als koeriers en daar waren ook kinderen bij die hoeveelheden hash achter op hun fiets vervoerden. Anderen stelden (tegen betaling van f.25,- per kilo) hun huis of schuurtje ter beschikking als stash-plaats.
Toen was de Marokkaanse gemeenschap in het Gooi maar klein (in Hilversum woonden 1.250 Marokkanen) en het aantal van hen dat bij de handel in hash was betrokken, was zo groot dat de politie besloot te gaan tellen. Zij kwam tot de slotsom dat in een meerderheid van de Marokkaanse families in het Gooi tenminste één gezinslid direct aan de hashhandel deelnam of daar indirect van profiteerde (bij dat laatste moet men bijvoorbeeld denken aan een zuster van een handelaar die een fraai huis liet bouwen in Marokko). De geschatte jaaropbrengst van deze familie was tenminste 150 miljoen gulden, maar waarschijnlijk benaderde het bedrag van 300 miljoen de werkelijkheid beter. Thans is deze organisatie opgerold en de koffieshops zijn bij wijze van bestuurlijke maatregel dichtgespijkerd. Het ging hier echt om een concentratiepunt en de Gooise ervaring is helemaal niet representatief voor Nederland.
Wat de politie met haar onderzoek had blootgelegd, was een schaduw-economie die het antwoord vormde op de uitzichtloze sociaal-economische positie waarin de Marokkanen zich bevonden. In Nederland leefden de bazen zo sober als van afgekeurde of ontslagen gastarbeiders werd verwacht; in Marokko bezaten zij hotels en ander onroerend goed. Het geld werd via de verzamelrekening van een filiaal van een Marokkaanse bank naar Marokko gesluisd.
Intussen is Nederland bedekt met een fijnmazig Marokkaans netwerk van cannabisgroothandelaren en detaillisten. Marokkaanse instituties worden er diep door geraakt. Nog in 1983 heeft een toentertijd invloedrijke niet-ambtelijke werkgroep ad hoc onder leiding van de islamoloog J.D.J. Waardenburg vurig gepleit voor het stimuleren van de sociale functie van religieuze voorzieningen in het islamitische milieu in Nederland. De Nederlandse welzijnsinstellingen boden misschien geen geëigend kader voor groepen mensen in wier cultuur het onderscheid tussen kerk en staat niet of althans anders bestond dan in Holland en als de overheid deze groep met haar hulp wilde bereiken, bood de moskee een authentieke uitweg. Nu stelt de politie vast dat moskeeën in enkele gevallen de plaats vormen waar drugshandelaren elkaar ongestoord ontmoeten en zaken doen.
Ook het familieverband blijkt een functie van verspreiding te vervullen. Mensen die betrokken zijn bij de import, stimuleren familieleden om mee te doen aan de groothandel en die doen weer een beroep op hun familienetwerk om mensen te vinden die hun huis als stash-ruimte willen verhuren (voor 25 gulden de kilo) zodat weer een ander familielid die in de coffeeshop over de sleutel beschikt als koerier kan dienen om de verkoper via de achterdeur van nieuwe hash te voorzien. De familie die in de drugshandel gaat, legt hutje bij mutje om een partij te financieren en vervoegt zich met haar plannen bij een drugslord in Marokko. Daar worden de werkelijke beslissingen genomen. De Nederlandse handelaren hebben hun rol teruggedrongen zien worden tot die van transporteurs. Zij beschikken over de transportfirma's, het wagenpark en de loodsen op tal van industrieterreinen waar de grote partijen hash worden opgeslagen voor verdere distributie in kleinere partijen. Nederlandse groepen zijn bruikbaar omdat zij de transportschakel in de handelsketen beheersen en minder kans lopen te worden aangehouden door politie of douane, maar geld komt er niet eens meer aan te pas. De afrekening geschiedt door de Nederlandse drugshandelaars met een afgesproken quantum van de vervoerde hoeveelheid huns weegs te laten gaan. Deze ontvangen dan bijvoorbeeld een derde of een vierde om (bijvoorbeeld in Engeland) voor eigen rekening te verkopen.
(foto: www.daf.com/nl-nl/products)
Wie thans grote partijen hash wil importeren, ziet zich genoodzaakt om bepaald andere maatregelen te nemen dan de Hollandse hashhandelaren van de jaren zeventig en tachtig. De balans van de macht tussen Marokkaanse producenten en Nederlandse transporteurs is gelijk getrokken. De export van drugs uit Marokko moet volkomen gecontroleerd gebeuren en de relevante autoriteiten moeten zijn omgekocht. Dit gaat niet meer zonder belangrijke Marokkaanse drugshandelaren en dat is de reden waarom ook in Nederland Marokkanen zelf de kans hebben gekregen een groot deel van de handel in handen te krijgen.
Met reden werd zelfs gezegd dat in 1991 min of meer officieel een echt drugskartel is opgericht waarbij vooraanstaande Marokkanen uit heel Europa zijn betrokken. Bij de oprichting zou een overeenkomst zijn gesloten die inhoudt dat grote partijen verstopt in blikken olijfolie per schip naar Antwerpen zullen worden vervoerd en dat ze, na daar te zijn opgeslagen, in kleinere partijen zullen worden verdeeld om ze onder andere ook op de Nederlandse markt te verspreiden. Het is evenwel niet eenvoudig om zicht te krijgen op de omvang van de Marokkaanse drugshandel in Nederland. Voor de politie is het een gesloten wereld en van uitwisseling van informatie met collega's in Marokko is nauwelijks sprake. Er zijn berichten dat medewerkers van consulaten zijn betrokken en op die overheid wil men niet vertrouwen. Moeilijk te volgen zijn de transacties op zichzelf overigens helemaal niet. Het vergt weinig verbeeldingskracht om te begrijpen wat drugshandelaren bedoelen als zij per telefoon spreken over film, onderwerp, linnen, witte en gele zijde, een kwaliteit van honderd procent, of wanneer (andere groep) zij het hebben over zeep, cassettes, kaas, thee en vliegtuigen. Hoewel de aanwijzingen binnenstromen dat Marokkanen zich in Nederland in allerlei steden met de handel in hash bezighouden, in Amsterdam, Rotterdam, Den Haag, Utrecht, Helmond, Groningen, Venlo, Eindhoven, Maastricht, Tilburg en Leeuwarden, en ook dat de organisaties in kwestie hele ketens van coffeeshops, shoarma-zaken en broodjes-winkels van drugs voorzien, gaan de Nederlandse politie en justitie er slechts op beperkte schaal achteraan.
In 1990 en 1991 ontdekte de politie van Gooi- en Vechtstreek een grote Marokkaanse hashhandelsorganisatie (onder te verdelen in drie families) met een hoofdkwartier in Hilversum. De vreemdelingendienst leverde de sociologische achtergrondinformatie. Het ging om Marokkaanse arbeiders die in de jaren zeventig waren gekomen om bij bedrijven te werken in het Gooi. Het waren mensen zonder veel opleiding: de meesten waren analfabeet en nadat de meeste mannen in de jaren zeventig en tachtig uit het arbeidsproces waren getreden, was een overgrote meerderheid thans werkloos. De vreemdelingendienst kenschetste ze als een ongeïntegreerd, kansloze groep en onder de tweede generatie had een aantal jongens reeds een flinke criminele antecedentenlijst opgebouwd.
Hilversum bleek te fungeren als distributiecentrum voor (door Nederlandse transporteurs) uit Marokko aangevoerde hash. Nederlandse en Marokkaanse klanten kwamen hier in het groot (tot duizend kilo toe) inkopen. De klant zette zijn auto neer op een aangewezen plek en overhandigde de groothandelaar in het koffiehuis zijn sleutels als de koop was gesloten. Een koerier reed de auto naar een geheime plaats waar de gekochte hash achterin werd geladen en daarna werd de auto op een andere plaats neergezet. De klant kreeg zijn autosleutels terug en kreeg te horen waar hij zijn auto op kon halen. De politie was verbaasd over de openheid waarmee deze handel werd bedreven. Zij ontdekte een soort raad van bestuur van de organisatie in engere zin. De oudste zonen beheerden tien koffiehuizen, een slagerij, een videotheek, een lunchroom en een shoarmazaak. Andere familieleden vormden het personeel in deze middenstand. Sommigen fungeerden als koeriers en daar waren ook kinderen bij die hoeveelheden hash achter op hun fiets vervoerden. Anderen stelden (tegen betaling van f.25,- per kilo) hun huis of schuurtje ter beschikking als stash-plaats.
Toen was de Marokkaanse gemeenschap in het Gooi maar klein (in Hilversum woonden 1.250 Marokkanen) en het aantal van hen dat bij de handel in hash was betrokken, was zo groot dat de politie besloot te gaan tellen. Zij kwam tot de slotsom dat in een meerderheid van de Marokkaanse families in het Gooi tenminste één gezinslid direct aan de hashhandel deelnam of daar indirect van profiteerde (bij dat laatste moet men bijvoorbeeld denken aan een zuster van een handelaar die een fraai huis liet bouwen in Marokko). De geschatte jaaropbrengst van deze familie was tenminste 150 miljoen gulden, maar waarschijnlijk benaderde het bedrag van 300 miljoen de werkelijkheid beter. Thans is deze organisatie opgerold en de koffieshops zijn bij wijze van bestuurlijke maatregel dichtgespijkerd. Het ging hier echt om een concentratiepunt en de Gooise ervaring is helemaal niet representatief voor Nederland.
Wat de politie met haar onderzoek had blootgelegd, was een schaduw-economie die het antwoord vormde op de uitzichtloze sociaal-economische positie waarin de Marokkanen zich bevonden. In Nederland leefden de bazen zo sober als van afgekeurde of ontslagen gastarbeiders werd verwacht; in Marokko bezaten zij hotels en ander onroerend goed. Het geld werd via de verzamelrekening van een filiaal van een Marokkaanse bank naar Marokko gesluisd.
Intussen is Nederland bedekt met een fijnmazig Marokkaans netwerk van cannabisgroothandelaren en detaillisten. Marokkaanse instituties worden er diep door geraakt. Nog in 1983 heeft een toentertijd invloedrijke niet-ambtelijke werkgroep ad hoc onder leiding van de islamoloog J.D.J. Waardenburg vurig gepleit voor het stimuleren van de sociale functie van religieuze voorzieningen in het islamitische milieu in Nederland. De Nederlandse welzijnsinstellingen boden misschien geen geëigend kader voor groepen mensen in wier cultuur het onderscheid tussen kerk en staat niet of althans anders bestond dan in Holland en als de overheid deze groep met haar hulp wilde bereiken, bood de moskee een authentieke uitweg. Nu stelt de politie vast dat moskeeën in enkele gevallen de plaats vormen waar drugshandelaren elkaar ongestoord ontmoeten en zaken doen.
Ook het familieverband blijkt een functie van verspreiding te vervullen. Mensen die betrokken zijn bij de import, stimuleren familieleden om mee te doen aan de groothandel en die doen weer een beroep op hun familienetwerk om mensen te vinden die hun huis als stash-ruimte willen verhuren (voor 25 gulden de kilo) zodat weer een ander familielid die in de coffeeshop over de sleutel beschikt als koerier kan dienen om de verkoper via de achterdeur van nieuwe hash te voorzien. De familie die in de drugshandel gaat, legt hutje bij mutje om een partij te financieren en vervoegt zich met haar plannen bij een drugslord in Marokko. Daar worden de werkelijke beslissingen genomen. De Nederlandse handelaren hebben hun rol teruggedrongen zien worden tot die van transporteurs. Zij beschikken over de transportfirma's, het wagenpark en de loodsen op tal van industrieterreinen waar de grote partijen hash worden opgeslagen voor verdere distributie in kleinere partijen. Nederlandse groepen zijn bruikbaar omdat zij de transportschakel in de handelsketen beheersen en minder kans lopen te worden aangehouden door politie of douane, maar geld komt er niet eens meer aan te pas. De afrekening geschiedt door de Nederlandse drugshandelaars met een afgesproken quantum van de vervoerde hoeveelheid huns weegs te laten gaan. Deze ontvangen dan bijvoorbeeld een derde of een vierde om (bijvoorbeeld in Engeland) voor eigen rekening te verkopen.
Mensen die betrokken zijn bij de import van drugs, stimuleren familieleden om mee te doen aan de groothandel en die doen weer een beroep op hun familienetwerk om mensen te vinden die hun huis als stash-ruimte willen verhuren voor een klein bedrag. Die ruimten waren meestal gehuurd.
Over de manier waarop de opbrengst wordt weggesluisd, kunnen we na het bovenstaande op zichzelf kort zijn. Een deel gaat via banken, een deel via het traditionele leencircuit, maar meestal, is onze indruk, worden de harde valuta zo maar in een zak of weggestopt in een reeks bergplaatsen aan de binnenkant van een grote jas, naar Marokko gebracht. Er wordt in Nederland nog nauwelijks geïnvesteerd, de ruimten waar men woont, werkt en dealt, zijn meestal gehuurd. De thans volwassen Marokkanen in Nederland zien hun aanwezigheid in Nederland nog steeds overwegend als een tijdelijke aangelegenheid. De familie brengt wel chique auto's naar Marokko (oud gastarbeiders-ideaal) en koopt overigens grond, onroerend goed en een winkel. De Mas (1995) heeft in de Rif waar de Marokkanen in Nederland vandaan komen, een koortsachtige bouwactiviteit vastgesteld. Velen beleggen hun geld in een huis in de streek westelijk van de Rif en in de steden Tanger, Ttouan, Al Hocema, Nador en Oujda. Nergens worden zulke hoge economische groeicijfers gehaald als in dit gebied. Langs de kust tussen Ceuta en Ttouan verschijnen luxe villa's, jachthavens en hotels.
Nu zijn er moslimbendes die gewelddadig misbruik maken van hun geloof in Allah en dat ‘uitdragen’ via massamoorden waar ze kunnen om zich op die manier een ‘ereplaats in het ‘paradijs’ te verwerven. Hoe meer bloed je meeneemt, des te dankbaarder is deze god zonder geweten. Belangrijker bij deze is dat ze zo misdadig zijn dat ze de hele wereld onder hun gezag willen proberen te krijgen door moord, roof, marteling, onthoofding om zo de westerse samenleving angst aan te jagen, zodat deze zich zonder slag of stoot overgeeft. De duivel zal een man inspireren om de leiding van deze wereld in deze op zich te nemen en hem bovennatuurlijke macht te geven. Deze op het oog sociale figuur doet wonderen en verblindt zo de mensheid. Lees in dit verband eerst op www.inbijbelsperspectief.nl onder Studies: “De antichrist: ontwikkeling tot ‘de mens zonder wet’.
Lees het vervolg: Misdaadbendes heersten in Europa en moslimbendes nemen de macht over dl. 2
Over de manier waarop de opbrengst wordt weggesluisd, kunnen we na het bovenstaande op zichzelf kort zijn. Een deel gaat via banken, een deel via het traditionele leencircuit, maar meestal, is onze indruk, worden de harde valuta zo maar in een zak of weggestopt in een reeks bergplaatsen aan de binnenkant van een grote jas, naar Marokko gebracht. Er wordt in Nederland nog nauwelijks geïnvesteerd, de ruimten waar men woont, werkt en dealt, zijn meestal gehuurd. De thans volwassen Marokkanen in Nederland zien hun aanwezigheid in Nederland nog steeds overwegend als een tijdelijke aangelegenheid. De familie brengt wel chique auto's naar Marokko (oud gastarbeiders-ideaal) en koopt overigens grond, onroerend goed en een winkel. De Mas (1995) heeft in de Rif waar de Marokkanen in Nederland vandaan komen, een koortsachtige bouwactiviteit vastgesteld. Velen beleggen hun geld in een huis in de streek westelijk van de Rif en in de steden Tanger, Ttouan, Al Hocema, Nador en Oujda. Nergens worden zulke hoge economische groeicijfers gehaald als in dit gebied. Langs de kust tussen Ceuta en Ttouan verschijnen luxe villa's, jachthavens en hotels.
Nu zijn er moslimbendes die gewelddadig misbruik maken van hun geloof in Allah en dat ‘uitdragen’ via massamoorden waar ze kunnen om zich op die manier een ‘ereplaats in het ‘paradijs’ te verwerven. Hoe meer bloed je meeneemt, des te dankbaarder is deze god zonder geweten. Belangrijker bij deze is dat ze zo misdadig zijn dat ze de hele wereld onder hun gezag willen proberen te krijgen door moord, roof, marteling, onthoofding om zo de westerse samenleving angst aan te jagen, zodat deze zich zonder slag of stoot overgeeft. De duivel zal een man inspireren om de leiding van deze wereld in deze op zich te nemen en hem bovennatuurlijke macht te geven. Deze op het oog sociale figuur doet wonderen en verblindt zo de mensheid. Lees in dit verband eerst op www.inbijbelsperspectief.nl onder Studies: “De antichrist: ontwikkeling tot ‘de mens zonder wet’.
Lees het vervolg: Misdaadbendes heersten in Europa en moslimbendes nemen de macht over dl. 2