In Bijbels Optiek
2. Korte Bijbelse verantwoording van het gebed.
1. Oude Testament
1.1. Een gebed is er dikwijls op gericht, God te bewegen zijn goedheid, medelijden, gunst, genade naar de bidder toe te sturen. Soms gaat dat gepaard met zuchten en steunen. Het kan zelfs overgaan in ‘wenen’ met luide uithalen (Ps. 6: 9); ook dat de tranen over het gezicht lopen (Ps. 39: 13). Men stort zijn ziel (1 Sam. 1: 15) of hart (Ps. 62: 9) of zorg (Ps. 142: 3) voor God uit.
Bijbelbreed kunnen we de gebeden onderscheiden in:
a. het dankgebed (bijv. Ps. 21);
b. de lofprijzing of aanbidding (bijv. Ps. 33);
c. de zondebelijdenis (bijv. Ps. 51);
d. de smeekbede (bijv. Ps. 12);
e. de voorbede (bijv. Gen. 18: 16 v.v.; Ex. 32: 11 v.v., 30 v.v.) – onderwerp van deze brochure.
1.2. Het O.T. kent verschillende gebedshoudingen:
a. het zich eerbiedig ter aarde werpen, de proskunesis (Gen. 22: 5);
b. knielen. (Ps. 95:6);
1. Oude Testament
1.1. Een gebed is er dikwijls op gericht, God te bewegen zijn goedheid, medelijden, gunst, genade naar de bidder toe te sturen. Soms gaat dat gepaard met zuchten en steunen. Het kan zelfs overgaan in ‘wenen’ met luide uithalen (Ps. 6: 9); ook dat de tranen over het gezicht lopen (Ps. 39: 13). Men stort zijn ziel (1 Sam. 1: 15) of hart (Ps. 62: 9) of zorg (Ps. 142: 3) voor God uit.
Bijbelbreed kunnen we de gebeden onderscheiden in:
a. het dankgebed (bijv. Ps. 21);
b. de lofprijzing of aanbidding (bijv. Ps. 33);
c. de zondebelijdenis (bijv. Ps. 51);
d. de smeekbede (bijv. Ps. 12);
e. de voorbede (bijv. Gen. 18: 16 v.v.; Ex. 32: 11 v.v., 30 v.v.) – onderwerp van deze brochure.
1.2. Het O.T. kent verschillende gebedshoudingen:
a. het zich eerbiedig ter aarde werpen, de proskunesis (Gen. 22: 5);
b. knielen. (Ps. 95:6);
In Bijbels Perspectief
Knielen is een christelijke gebedshouding.
c. staan (1 Sam. 1: 26; Ps. 134: 1) wat gepaard gaat met het uitbreiden van de handen naar God toe (Ex. 9: 29-33; 1 Kon. 8: 54; Ps. 134: 2).
1.3. Het O.T. leert ons de volgende kenmerken van het gebed:
a. Het is gericht tot Jahweh. Voor de Israëliet betekent dit, dat hij bidt tot de levende God, die het verbond met lsraël sloot en daarom betrouwbaar is en goed, heilig en rechtvaardig. Zijn gebed wordt geheel beheerst door de relatie, die Jahweh tussen Zichzelf en Israël is aangegaan. Het verbond is niet alleen de grond van het gebed, maar ook van de verwachting, dat Jahweh horen en verhoren zal. Jahweh is volgens dat verbond Israëls God en daarom heeft het zin op Hem een beroep te doen.
b. In het gebed roept men gewoonlijk Gods hulp in voor het leven, dat in nood geraakt is. Die nood is zowel geestelijk als lichamelijk van aard, maar meestal lichamelijk. Vooral de verdrukkers veroorzaken als vijanden deze nood. Men hoopt dat Jahweh van deze vijanden verlost! De Israëliet bidt niet voor, maar tegen zijn vijanden.
c. Bij de offerdienst nam het gebed een grote plaats in. Toch is het er niet zó nauw mee verbonden, dat voor het persoonlijke gebed geen plaats zou overblijven. Denk maar aan Elia (1 Kon. 18: 36 v.) en Daniël (Dan. 9). Daarom kent het O.T. even zoveel persoonlijke gebeden (Abraham, Mozes, Gideon, Manoah, Simson, Hanna, David, Salomo, Elia, Jeremia, enz.). Vooral de persoonlijke gebeden van Jeremia verdienen aandacht (4: 10; 5: 3; 12: 1 v.v.; 15: 15; 17: 13 v.v.; 20: ? v.v.).
c. staan (1 Sam. 1: 26; Ps. 134: 1) wat gepaard gaat met het uitbreiden van de handen naar God toe (Ex. 9: 29-33; 1 Kon. 8: 54; Ps. 134: 2).
1.3. Het O.T. leert ons de volgende kenmerken van het gebed:
a. Het is gericht tot Jahweh. Voor de Israëliet betekent dit, dat hij bidt tot de levende God, die het verbond met lsraël sloot en daarom betrouwbaar is en goed, heilig en rechtvaardig. Zijn gebed wordt geheel beheerst door de relatie, die Jahweh tussen Zichzelf en Israël is aangegaan. Het verbond is niet alleen de grond van het gebed, maar ook van de verwachting, dat Jahweh horen en verhoren zal. Jahweh is volgens dat verbond Israëls God en daarom heeft het zin op Hem een beroep te doen.
b. In het gebed roept men gewoonlijk Gods hulp in voor het leven, dat in nood geraakt is. Die nood is zowel geestelijk als lichamelijk van aard, maar meestal lichamelijk. Vooral de verdrukkers veroorzaken als vijanden deze nood. Men hoopt dat Jahweh van deze vijanden verlost! De Israëliet bidt niet voor, maar tegen zijn vijanden.
c. Bij de offerdienst nam het gebed een grote plaats in. Toch is het er niet zó nauw mee verbonden, dat voor het persoonlijke gebed geen plaats zou overblijven. Denk maar aan Elia (1 Kon. 18: 36 v.) en Daniël (Dan. 9). Daarom kent het O.T. even zoveel persoonlijke gebeden (Abraham, Mozes, Gideon, Manoah, Simson, Hanna, David, Salomo, Elia, Jeremia, enz.). Vooral de persoonlijke gebeden van Jeremia verdienen aandacht (4: 10; 5: 3; 12: 1 v.v.; 15: 15; 17: 13 v.v.; 20: ? v.v.).
In Bijbels Optiek
Handgemaakt Psalmen gebedenboek, in Israël gefabriceerd.
Het bijbelboek de Psalmen is het gebedenboek van Israël. De Hebreeuwse titel luidt niet zonder reden: Tehillim == gebeden.
2. Jodendom
De Joden ontwikkelde het gebed zich tot twee of driemaal per dag (komt reeds voor in Ps. 55: 18). In Hand. 3: 1; en 10: 9 zijn deze dagelijkse gebedstijden bekend (ook de christenen hielden en houden zich nog steeds aan de tijden).
Men bad dan het Sjema`, bestaande uit Deut. 6 : 4-9; 11 : 13-21 enNum.15 :37-41.Het wordt zo genoemd naar het eerste woord van Deut. 6 : 4:Sjema` Israël=Hoor Israël. Het behoort tot de oudste bestanddelen van de dienst in de synagoge. Het werd vaak omringd met allerlei andere gebeden.
Het hoofdgebed van de Joden heette: Sjemone-Esre. Het bestaat uit achttien zegenbeden (benedicties), die uit verschillende tijden stammen. De huidige lezing dateert van ± 100 n.C. Het is als volgt samengesteld:
a. drie lofprijzingen;
b. gebeden om kennis, een boetvaardig hart, vergeving van zonden, verlossing, genezing van ziel en lichaam, vruchtbaarheid van de aarde, bevrijding en verzameling van het Joodse volk naar Israël, herstel van de theocratie (God als Koning), verwerping van de afvalligen, opneming van proselieten ( de zgn. Jodengenoten), wederopbouw van Jeruzalem en de tempel, verhoring van gebeden, aanneming van offers (na de verwoesting van de tempel vervangen door: vernieuwing van de offerdienst) ;
c. dankzegging voor Gods liefde-regering en gebed om vrede.
Evenals het Onze Vader heeft het gebed de wij-stijl; Israël voelde zich reeds gemeente. Men bad dit gebed twee of driemaal per dag, soms in verkorte vorm.
Naast dit hoofdgebed kenden de Joden tafelgebeden: voor het eten wordt de Schepper geprezen.
Zij kenden natuurlijk ook het vrije gebed. Dikwijls laste men deze in het zgn. achttien-beden-gebed in. Een voorbeeld van een dergelijk vrij gebed lezen we in Luc. 18: 10 v.v.
Het bijbelboek de Psalmen is het gebedenboek van Israël. De Hebreeuwse titel luidt niet zonder reden: Tehillim == gebeden.
2. Jodendom
De Joden ontwikkelde het gebed zich tot twee of driemaal per dag (komt reeds voor in Ps. 55: 18). In Hand. 3: 1; en 10: 9 zijn deze dagelijkse gebedstijden bekend (ook de christenen hielden en houden zich nog steeds aan de tijden).
Men bad dan het Sjema`, bestaande uit Deut. 6 : 4-9; 11 : 13-21 enNum.15 :37-41.Het wordt zo genoemd naar het eerste woord van Deut. 6 : 4:Sjema` Israël=Hoor Israël. Het behoort tot de oudste bestanddelen van de dienst in de synagoge. Het werd vaak omringd met allerlei andere gebeden.
Het hoofdgebed van de Joden heette: Sjemone-Esre. Het bestaat uit achttien zegenbeden (benedicties), die uit verschillende tijden stammen. De huidige lezing dateert van ± 100 n.C. Het is als volgt samengesteld:
a. drie lofprijzingen;
b. gebeden om kennis, een boetvaardig hart, vergeving van zonden, verlossing, genezing van ziel en lichaam, vruchtbaarheid van de aarde, bevrijding en verzameling van het Joodse volk naar Israël, herstel van de theocratie (God als Koning), verwerping van de afvalligen, opneming van proselieten ( de zgn. Jodengenoten), wederopbouw van Jeruzalem en de tempel, verhoring van gebeden, aanneming van offers (na de verwoesting van de tempel vervangen door: vernieuwing van de offerdienst) ;
c. dankzegging voor Gods liefde-regering en gebed om vrede.
Evenals het Onze Vader heeft het gebed de wij-stijl; Israël voelde zich reeds gemeente. Men bad dit gebed twee of driemaal per dag, soms in verkorte vorm.
Naast dit hoofdgebed kenden de Joden tafelgebeden: voor het eten wordt de Schepper geprezen.
Zij kenden natuurlijk ook het vrije gebed. Dikwijls laste men deze in het zgn. achttien-beden-gebed in. Een voorbeeld van een dergelijk vrij gebed lezen we in Luc. 18: 10 v.v.
In Bijbels Optiek
Het traditionele Joodse gebed.
Strenge voorschriften over gebedsriemen en -kwasten hielden het bewustzijn levend, dat men tot de Allerhoogste sprak. Jezus bekritiseert de misbruiken in Matth. 6: 5; Marc. 12:40; Luc. 18: 10 v.v.
3. Nieuwe Testament
Dikwijls zocht Jezus de eenzaamheid om te bidden. Zijn genezingen gingen soms met een gebed gepaard; soms in de vorm van een blik naar de hemel of een zucht. Hartelijk dankt Hij voor iedere spijze. Vurig bidt Hij voor de zijnen (Gethsémané, Luc. 22: 31 v.v., en het hogepriesterlijk gebed van Joh. 17). Hij kent zijn hemelse Vader en weet, dat deze Hem hoort in liefde. Daarom brengt Hij alles in zijn gebeden vóór God (Marc. 11: 24). Hij brengt de eenvoud van het kinderlijk gebed in het bidden en verzet Zich tegen de farizeese gewichtigdoenerij. Een groot, blij vertrouwen, een rustig zich overgeven aan de Vader blijkt uit Jezus’ bidden. Juist in Zijn gebeden toont Hij hoe Hij geheel voor God gaat. Daarom bad Hij om dingen, die voor God aangenaam waren. Hij vroeg niets voor Zichzelf. Zijn bidden was gericht op de komst van het rijk van God. Het Onze Vader is daar een samenvatting van.
In deze lijn gingen de christenen voort. Zij baden om alles, wat zij als burgers van het Koninkrijk, die nog op aarde waren, nodig hadden. Niet altijd werd hun gebed verhoord ( 2 Cor. 12: 7-9). Ook de voorbede neemt een grote plaats in. Paulus begint al zijn brieven met de vermelding van zijn gebeden en dankzeggingen voor de gemeenten. Zie ook Hand. 12: 5 en Jac. 5: 14 vv. Ook voor de overheden en de vervolgers werd gebeden.
Men bad tot God of tot Jezus. Het evangelie van Johannes legt nadruk op het gebed in Jezus’ naam (14: 13, 15: 16,
16: 23 vv).
Strenge voorschriften over gebedsriemen en -kwasten hielden het bewustzijn levend, dat men tot de Allerhoogste sprak. Jezus bekritiseert de misbruiken in Matth. 6: 5; Marc. 12:40; Luc. 18: 10 v.v.
3. Nieuwe Testament
Dikwijls zocht Jezus de eenzaamheid om te bidden. Zijn genezingen gingen soms met een gebed gepaard; soms in de vorm van een blik naar de hemel of een zucht. Hartelijk dankt Hij voor iedere spijze. Vurig bidt Hij voor de zijnen (Gethsémané, Luc. 22: 31 v.v., en het hogepriesterlijk gebed van Joh. 17). Hij kent zijn hemelse Vader en weet, dat deze Hem hoort in liefde. Daarom brengt Hij alles in zijn gebeden vóór God (Marc. 11: 24). Hij brengt de eenvoud van het kinderlijk gebed in het bidden en verzet Zich tegen de farizeese gewichtigdoenerij. Een groot, blij vertrouwen, een rustig zich overgeven aan de Vader blijkt uit Jezus’ bidden. Juist in Zijn gebeden toont Hij hoe Hij geheel voor God gaat. Daarom bad Hij om dingen, die voor God aangenaam waren. Hij vroeg niets voor Zichzelf. Zijn bidden was gericht op de komst van het rijk van God. Het Onze Vader is daar een samenvatting van.
In deze lijn gingen de christenen voort. Zij baden om alles, wat zij als burgers van het Koninkrijk, die nog op aarde waren, nodig hadden. Niet altijd werd hun gebed verhoord ( 2 Cor. 12: 7-9). Ook de voorbede neemt een grote plaats in. Paulus begint al zijn brieven met de vermelding van zijn gebeden en dankzeggingen voor de gemeenten. Zie ook Hand. 12: 5 en Jac. 5: 14 vv. Ook voor de overheden en de vervolgers werd gebeden.
Men bad tot God of tot Jezus. Het evangelie van Johannes legt nadruk op het gebed in Jezus’ naam (14: 13, 15: 16,
16: 23 vv).
In Bijbels Optiek
Ook Jezus bad eerst voordat Hij tot actie overging. Hij deed voorbede.
Ook wist men, dat Jezus voorbede voor hen deed bij God (Rom. 8: 34, 1 Joh. 2: 1). In Rom. 8: 26 vv. wordt de Heilige Geest genoemd als de Geest die voor ons pleit met onuitsprekelijke verzuchtingen. Daarin komt Hij onze zwakheden te hulp, want wij weten niet wat wij bidden zullen naar behoren, zodat wij gevaar lopen God te bidden om dingen, die niet in overeenstemming zijn met zijn heilsplan.
Tot zover een korte inleiding aangaande het bijbelse gebed.
Ook wist men, dat Jezus voorbede voor hen deed bij God (Rom. 8: 34, 1 Joh. 2: 1). In Rom. 8: 26 vv. wordt de Heilige Geest genoemd als de Geest die voor ons pleit met onuitsprekelijke verzuchtingen. Daarin komt Hij onze zwakheden te hulp, want wij weten niet wat wij bidden zullen naar behoren, zodat wij gevaar lopen God te bidden om dingen, die niet in overeenstemming zijn met zijn heilsplan.
Tot zover een korte inleiding aangaande het bijbelse gebed.