In Bijbels Optiek
4.4. De doop als horizontaal gegeven in gemeente en gezin.
Ook voor het horizontale vlak, waar mensen met mensen leven, heeft de doop zijn betekenis. Niet alleen de leden afzonderlijk, maar ook de gemeente als geheel heeft deel aan de afwassing der zonden en dus aan de doop. “Christus heeft zijn gemeente liefgehad en zich voor haar overgegeven om haar te heiligen, haar reinigende door het waterbad met het woord” ( Ef. 5 : 26 ). En de drieduizend personen, die volgens het bericht in de Handelingen der Apostelen op het eerste christelijke Pinksterfeest zich lieten dopen, werden zo aan de gemeente toegevoegd ( Hand. 2 : 41 ).
De doop hoort thuis in het midden der gemeente. De verantwoordelijkheid voor de gedoopten berust bij de gehele gemeenschap der gelovigen. Indien bijzondere omstandigheden nopen tot de bediening van de doop aan huis, dient de gemeenschap in elk geval, zij het in een klein getal, aanwezig te zijn.
Het is bijbels om ook het gezin als een kleine geloofsgemeenschap te waarderen. En dan moet daarbij niet in de allereerste plaats gedacht worden aan het bij de wet geregelde instituut noch ook allereerst aan de biologische relatie. Die zijn wel inbegrepen. Het gezin is meer dan dat. Het is een verbondenheid, waarin mensen in liefde en trouw samen willen zijn, welke de maatschappelijke inkleding ook mag wezen.
Ook voor het horizontale vlak, waar mensen met mensen leven, heeft de doop zijn betekenis. Niet alleen de leden afzonderlijk, maar ook de gemeente als geheel heeft deel aan de afwassing der zonden en dus aan de doop. “Christus heeft zijn gemeente liefgehad en zich voor haar overgegeven om haar te heiligen, haar reinigende door het waterbad met het woord” ( Ef. 5 : 26 ). En de drieduizend personen, die volgens het bericht in de Handelingen der Apostelen op het eerste christelijke Pinksterfeest zich lieten dopen, werden zo aan de gemeente toegevoegd ( Hand. 2 : 41 ).
De doop hoort thuis in het midden der gemeente. De verantwoordelijkheid voor de gedoopten berust bij de gehele gemeenschap der gelovigen. Indien bijzondere omstandigheden nopen tot de bediening van de doop aan huis, dient de gemeenschap in elk geval, zij het in een klein getal, aanwezig te zijn.
Het is bijbels om ook het gezin als een kleine geloofsgemeenschap te waarderen. En dan moet daarbij niet in de allereerste plaats gedacht worden aan het bij de wet geregelde instituut noch ook allereerst aan de biologische relatie. Die zijn wel inbegrepen. Het gezin is meer dan dat. Het is een verbondenheid, waarin mensen in liefde en trouw samen willen zijn, welke de maatschappelijke inkleding ook mag wezen.
In Bijbels Optiek
Binnen de geloofsgemeenschap heerst liefde en trouw.
De gezinsleden zullen gewoonlijk in biologische zin wel bloedverwanten zijn. Maar dat behoeft niet. Ieder die in de leefgemeenschap een blijvende plaats heeft, behoort tot het gezin. In de bijbelse tijd betrof dat bijvoorbeeld de familie van een slaaf binnen het huisverband. Tegenwoordig kunnen wij denken aan aangenomen kinderen. Beslissend is de aard van de gemeenschap, die de gezinsleden aan elkaar verbind.
De bijbel gaat uit van de visie, dat er een geloofsrelatie mag zijn. In oud-Israël was het allereerst in het gezin, dat de grote daden van God werden doorverteld van geslacht tot geslacht. Het geloof in Israëls God beheerste de gezinsgemeenschap, ook als één der leden individueel andere wegen ging en afgoden achterna liep, zoals dat dan plastisch wordt gezegd. In het Nieuwe Testament mogen de verhoudingen er weer anders uitzien, maar altijd werd het gezin als geheel aangesproken met het evangelie en als geloofseenheid gewaardeerd. De vraag laat zich nauwelijks onderdrukken, waarom dat in de uiteraard totaal andere gezinssituatie van onze tijd niet meer zou mogen gebeuren ?
In elk geval zijn bij de doop, bijbels gezien, gemeente en gezin met elkaar verbonden in een wisselwerking, waarin het gezin tot gemeente en de gemeente tot gezin wordt.
De gezinsleden zullen gewoonlijk in biologische zin wel bloedverwanten zijn. Maar dat behoeft niet. Ieder die in de leefgemeenschap een blijvende plaats heeft, behoort tot het gezin. In de bijbelse tijd betrof dat bijvoorbeeld de familie van een slaaf binnen het huisverband. Tegenwoordig kunnen wij denken aan aangenomen kinderen. Beslissend is de aard van de gemeenschap, die de gezinsleden aan elkaar verbind.
De bijbel gaat uit van de visie, dat er een geloofsrelatie mag zijn. In oud-Israël was het allereerst in het gezin, dat de grote daden van God werden doorverteld van geslacht tot geslacht. Het geloof in Israëls God beheerste de gezinsgemeenschap, ook als één der leden individueel andere wegen ging en afgoden achterna liep, zoals dat dan plastisch wordt gezegd. In het Nieuwe Testament mogen de verhoudingen er weer anders uitzien, maar altijd werd het gezin als geheel aangesproken met het evangelie en als geloofseenheid gewaardeerd. De vraag laat zich nauwelijks onderdrukken, waarom dat in de uiteraard totaal andere gezinssituatie van onze tijd niet meer zou mogen gebeuren ?
In elk geval zijn bij de doop, bijbels gezien, gemeente en gezin met elkaar verbonden in een wisselwerking, waarin het gezin tot gemeente en de gemeente tot gezin wordt.
In Bijbels Optiek
Gezin is de hoeksteen van een samenleving.
Maar de kring moet veel wijder worden getrokken. Wij zijn leden van een volk, waarbinnen wij hier en nu wonen en werken en waaraan wij verbonden zijn. En nog ruimer gezien behoren wij tot de wereldgemeenschap van de hele mensheid. Ook deze zijn opgenomen in het horizontale perspectief van de doop. Het maakt voor een volk heel wat uit, of de kerk van Christus met haar gedoopte gezinnen in zijn midden leeft. Dat moet althans zo zijn, wanneer de christengemeente is wat zij in het geloof dient te wezen. En evenzo dient dat voor de wereld in haar geheel. Toch is het van levensbelang voor de verhoudingen, dat gewaakt wordt tegen een onkritische verbinding van doop en volk, van kerk en wereld. Het eigene van het Koninkrijk van God mag niet worden opgeofferd aan het verlangen naar goedkeuring van de mensen.
In de 19e eeuw is de term “een gedoopte natie” in kringen van het romantisch nationalisme wel op Nederland toegepast. Dan wordt het feit, dat men gedoopt is, tot het kenmerk van de, in dit geval, de goede Nederlander. En de andere zijn tweederangs burgers. Dat is de methode van de ideologieën. Zo kon het behoren tot de partij de norm zijn voor goede communistische volkeren. Weer geheel anders gold de zuiverheid van het ras als kenmerk voor een zuiver nationaal-socialistisch volk. Deze kant mag de gemeente van Christus nooit opgaan. Ze mag er zelfs niet naar lonken.
Maar de kring moet veel wijder worden getrokken. Wij zijn leden van een volk, waarbinnen wij hier en nu wonen en werken en waaraan wij verbonden zijn. En nog ruimer gezien behoren wij tot de wereldgemeenschap van de hele mensheid. Ook deze zijn opgenomen in het horizontale perspectief van de doop. Het maakt voor een volk heel wat uit, of de kerk van Christus met haar gedoopte gezinnen in zijn midden leeft. Dat moet althans zo zijn, wanneer de christengemeente is wat zij in het geloof dient te wezen. En evenzo dient dat voor de wereld in haar geheel. Toch is het van levensbelang voor de verhoudingen, dat gewaakt wordt tegen een onkritische verbinding van doop en volk, van kerk en wereld. Het eigene van het Koninkrijk van God mag niet worden opgeofferd aan het verlangen naar goedkeuring van de mensen.
In de 19e eeuw is de term “een gedoopte natie” in kringen van het romantisch nationalisme wel op Nederland toegepast. Dan wordt het feit, dat men gedoopt is, tot het kenmerk van de, in dit geval, de goede Nederlander. En de andere zijn tweederangs burgers. Dat is de methode van de ideologieën. Zo kon het behoren tot de partij de norm zijn voor goede communistische volkeren. Weer geheel anders gold de zuiverheid van het ras als kenmerk voor een zuiver nationaal-socialistisch volk. Deze kant mag de gemeente van Christus nooit opgaan. Ze mag er zelfs niet naar lonken.
In Bijbels Optiek
De christelijke doop heeft alle volken (goyim- Hebreeuws) op het oog.
Dit neemt niet weg, dat de doop wel degelijk ook het volk op het oog heeft. In het doopbevel zijn het de volken, die tot discipelen van Christus worden gemaakt. En de bedoeling van het evangelie is, dat de vólken tot genezing zullen komen aan het geboomte des levens, zoals het te lezen staat in de beeldende taal van het laatste bijbelboek ( Openb. 22 : 2 ). Daartoe is er binnen de volken in etnologische zin ( gojím, ethnè ) een volk van God ( ‘am, laos ). Het is altijd een kritisch element, als het goed is. Het volk van God leeft in het volk als natie, met alle vezels van afkomst en verwantschap er aan verbonden, en toch niet van het volk, omdat het de roepstem van het evangelie boven alles wil. Daarom kan het gedoopte volk van God nooit leiden tot een gedoopte natie. De doop bindt ons aan Christus en Hij roept zijn nieuwe volk uit alle geslacht en taal en volk en natie tot de lof van het Lam ( Openb. 5 : 9;7 : 9 ). Zo ziet de bijbel de verhoudingen : het gedoopte volk, dat gemeente van Christus is, heengewend naar het leven van het gehele volk. Het is uitgezonden tot dienst en getuigenis. Het is een geheiligde gemeenschap, een volk dat van God is en de roeping heeft de grote daden van God voor allen te betuigen. Want niet-Gods-volk is moet gaan zoeken naar hetgeen de roem van toch-Gods-volk is ( zie 1 Petr. 2 : 9 vv. ). Het is een verhouding van verbondenheid én kritische afstand tegelijk.
Ongeveer evenzo staat het met het perspectief van de gedoopte gemeente op de wereld als geheel, in al haar veelvormigheid en tegenstellingen.
Dit neemt niet weg, dat de doop wel degelijk ook het volk op het oog heeft. In het doopbevel zijn het de volken, die tot discipelen van Christus worden gemaakt. En de bedoeling van het evangelie is, dat de vólken tot genezing zullen komen aan het geboomte des levens, zoals het te lezen staat in de beeldende taal van het laatste bijbelboek ( Openb. 22 : 2 ). Daartoe is er binnen de volken in etnologische zin ( gojím, ethnè ) een volk van God ( ‘am, laos ). Het is altijd een kritisch element, als het goed is. Het volk van God leeft in het volk als natie, met alle vezels van afkomst en verwantschap er aan verbonden, en toch niet van het volk, omdat het de roepstem van het evangelie boven alles wil. Daarom kan het gedoopte volk van God nooit leiden tot een gedoopte natie. De doop bindt ons aan Christus en Hij roept zijn nieuwe volk uit alle geslacht en taal en volk en natie tot de lof van het Lam ( Openb. 5 : 9;7 : 9 ). Zo ziet de bijbel de verhoudingen : het gedoopte volk, dat gemeente van Christus is, heengewend naar het leven van het gehele volk. Het is uitgezonden tot dienst en getuigenis. Het is een geheiligde gemeenschap, een volk dat van God is en de roeping heeft de grote daden van God voor allen te betuigen. Want niet-Gods-volk is moet gaan zoeken naar hetgeen de roem van toch-Gods-volk is ( zie 1 Petr. 2 : 9 vv. ). Het is een verhouding van verbondenheid én kritische afstand tegelijk.
Ongeveer evenzo staat het met het perspectief van de gedoopte gemeente op de wereld als geheel, in al haar veelvormigheid en tegenstellingen.
In Bijbels Optiek
De kerk is er via de christelijke gemeente voor de samenleving bedoeld.
De kerk is er niet voor zichzelf, maar uitsluitend voor de wereld. Zij heeft niet anders te doen dan het heil van de wereld te verkondigen, die immers naar haar diepste geloof Gods wereld blijft. Zij lijkt daarin op haar Heer, die mens werd om de wereld te behouden. Maar zij mag zich nooit met die wereld vereenzelvigen. Het kritische “neen” mag ook hier niet verstommen. Anders zou er geen taak meer zijn ( Joh. 17 : 15-19 ).
Zo wijst de doop op het nieuwe begin, dat er ook voor de mensheid is. Want het einddoel van Gods zijn bij de mensen, waar de doop van spreekt, is een nieuwe wereld, die voorgoed zijn Naam zal dragen en waar gerechtigheid blijvend zijn domicilie zal hebben.
De kerk is er niet voor zichzelf, maar uitsluitend voor de wereld. Zij heeft niet anders te doen dan het heil van de wereld te verkondigen, die immers naar haar diepste geloof Gods wereld blijft. Zij lijkt daarin op haar Heer, die mens werd om de wereld te behouden. Maar zij mag zich nooit met die wereld vereenzelvigen. Het kritische “neen” mag ook hier niet verstommen. Anders zou er geen taak meer zijn ( Joh. 17 : 15-19 ).
Zo wijst de doop op het nieuwe begin, dat er ook voor de mensheid is. Want het einddoel van Gods zijn bij de mensen, waar de doop van spreekt, is een nieuwe wereld, die voorgoed zijn Naam zal dragen en waar gerechtigheid blijvend zijn domicilie zal hebben.