In Bijbels Optiek
Het Paasoffer.
Ons paaslam Jezus Christus.
In Lucas 22:1 staat geschreven: “Het feest nu der ongezuurde broden dat Pesach (Pascha) genoemd wordt, naderde” en in vers 7: “De dag der ongezuurde broden kwam, waarop het Pesach (Pascha) moest geslacht worden.”
Iets verderop, in vers 15, zegt Jezus: “Ik heb vurig begeerd dit Pascha met u te eten, eer Ik lijd.”
De apostel Paulus schrijft in zijn eerste brief aan de Corintiërs met betrekking tot het feest der ongezuurde broden het volgende: “Weet gij niet, dat een weinig zuurdeeg het gehele deeg zuur maakt? Doet het oude zuurdeeg weg, opdat gij een vers deeg moogt zijn; gij zijt immers ongezuurd. Want ook ons Paaslam, (SV: Pascha) is geslacht: de Christus. Laten wij daarom feest vieren, niet met oud zuurdeeg, noch met zuurdeeg van slechtheid en boosheid, maar met het ongezuurde brood van reinheid en waarheid” (1 Cor 5:6-8).
Volgens Paulus is de Messias dus het Lam dat voor ons geslacht is en ook Johannes de Doper noemt Jezus het Lam Gods (Johannes 1:29).
Bij het lezen van deze teksten rijst bij velen de concrete vraag: hoe kon Jezus het Paaslam eten en tegelijkertijd zelf het Paasoffer zijn, dat voor ons geslacht is? Met andere woorden: als Hij het Offerlam gegeten heeft op hetzelfde tijdstip waarop alle Israëlieten het aten, dan kan Zijn lijden en sterven op de volgende dag onmogelijk in verband gebracht worden met het offeren van het lam.
Ons paaslam Jezus Christus.
In Lucas 22:1 staat geschreven: “Het feest nu der ongezuurde broden dat Pesach (Pascha) genoemd wordt, naderde” en in vers 7: “De dag der ongezuurde broden kwam, waarop het Pesach (Pascha) moest geslacht worden.”
Iets verderop, in vers 15, zegt Jezus: “Ik heb vurig begeerd dit Pascha met u te eten, eer Ik lijd.”
De apostel Paulus schrijft in zijn eerste brief aan de Corintiërs met betrekking tot het feest der ongezuurde broden het volgende: “Weet gij niet, dat een weinig zuurdeeg het gehele deeg zuur maakt? Doet het oude zuurdeeg weg, opdat gij een vers deeg moogt zijn; gij zijt immers ongezuurd. Want ook ons Paaslam, (SV: Pascha) is geslacht: de Christus. Laten wij daarom feest vieren, niet met oud zuurdeeg, noch met zuurdeeg van slechtheid en boosheid, maar met het ongezuurde brood van reinheid en waarheid” (1 Cor 5:6-8).
Volgens Paulus is de Messias dus het Lam dat voor ons geslacht is en ook Johannes de Doper noemt Jezus het Lam Gods (Johannes 1:29).
Bij het lezen van deze teksten rijst bij velen de concrete vraag: hoe kon Jezus het Paaslam eten en tegelijkertijd zelf het Paasoffer zijn, dat voor ons geslacht is? Met andere woorden: als Hij het Offerlam gegeten heeft op hetzelfde tijdstip waarop alle Israëlieten het aten, dan kan Zijn lijden en sterven op de volgende dag onmogelijk in verband gebracht worden met het offeren van het lam.
In Bijbels Optiek
Het triomferende paaslam met een vaandel is een symbool van de Opstanding. Het Lam opende eens het Boek des Levens en troont nu boven de wereld. Een lange golvende witte vlag met een rood kruis daarop is het christelijke symbool van de overwinning op de dood, de 'Banier van de Opstanding'. Dit symbool is afgeleid van het visioen van Constantijn de Grote, die de adelaar op de Romeinse standaard verving door een kruisvormig embleem. De Banier wordt meestal vastgehouden door Christus of door het Lam Gods.
Maar als Jezus daarentegen gestorven is op hetzelfde tijdstip waarop het offerlam werd geslacht, dan neemt Hij weliswaar inderdaad symbolisch de plaats in van het Offerlam, maar Hij kan dan onmogelijk op de vooravond de sedermaaltijd gevierd hebben omdat deze volgens het evangelie van Johannes pas op de avond na Zijn sterven plaats vond (Johannes 18:28).
De drie synoptische evangeliën lijken daarom dus in tegenspraak te zijn met dit laatste evangelie. Wie heeft gelijk?
Maar als Jezus daarentegen gestorven is op hetzelfde tijdstip waarop het offerlam werd geslacht, dan neemt Hij weliswaar inderdaad symbolisch de plaats in van het Offerlam, maar Hij kan dan onmogelijk op de vooravond de sedermaaltijd gevierd hebben omdat deze volgens het evangelie van Johannes pas op de avond na Zijn sterven plaats vond (Johannes 18:28).
De drie synoptische evangeliën lijken daarom dus in tegenspraak te zijn met dit laatste evangelie. Wie heeft gelijk?