In Bijbels Optiek
De macht van het gebed.
Matth. 9.35-38:
“35 En Jezus ging alle steden en dorpen langs en leerde in hun synagogen en verkondigde het evangelie van het Koninkrijk en genas alle ziekte en alle kwaal.
36 Toen Hij de scharen zag, werd Hij met ontferming over hen bewogen, daar zij voortgejaagd en afgemat waren, als schapen die geen herder hebben.
37 Toen zeide Hij tot zijn discipelen: De oogst is wel groot, maar arbeiders zijn er weinig.
38 Bidt daarom de Heer van de oogst, dat Hij arbeiders uitzende in zijn oogst”.
Welke visie hebt u op de taak van de kerk? Welke visie hebt u op de plaats en de taak van de gemeente in de wereld?
Welke visie hebt u op uw eigen taak en opdracht in dit alles?
De verzen, die hierboven staan aangegeven, vormen één van de meest aangrijpende woorden uit het evangelie. In vs 36 wordt aangegeven met welke gezindheid Jezus zijn werk onder het volk doet en wat Hem daarbij beweegt. Toen Hij de scharen zag, werd Hij met ontferming over hen bewogen, daar zij voortgejaagd en afgemat waren, als schapen die geen herder hebben.
Matth. 9.35-38:
“35 En Jezus ging alle steden en dorpen langs en leerde in hun synagogen en verkondigde het evangelie van het Koninkrijk en genas alle ziekte en alle kwaal.
36 Toen Hij de scharen zag, werd Hij met ontferming over hen bewogen, daar zij voortgejaagd en afgemat waren, als schapen die geen herder hebben.
37 Toen zeide Hij tot zijn discipelen: De oogst is wel groot, maar arbeiders zijn er weinig.
38 Bidt daarom de Heer van de oogst, dat Hij arbeiders uitzende in zijn oogst”.
Welke visie hebt u op de taak van de kerk? Welke visie hebt u op de plaats en de taak van de gemeente in de wereld?
Welke visie hebt u op uw eigen taak en opdracht in dit alles?
De verzen, die hierboven staan aangegeven, vormen één van de meest aangrijpende woorden uit het evangelie. In vs 36 wordt aangegeven met welke gezindheid Jezus zijn werk onder het volk doet en wat Hem daarbij beweegt. Toen Hij de scharen zag, werd Hij met ontferming over hen bewogen, daar zij voortgejaagd en afgemat waren, als schapen die geen herder hebben.
In Bijbels Optiek
Jezus zag dat de schare opgejaagd en afgemat was en Hij was met innerlijke ontferming bewogen.
Jezus' visie op de massa
Toen Hij de scharen zag ... Zien en zien is twee. Twee mensen kunnen naar het zelfde kijken en toch ieder iets anders zien. De scharen, de massa ... Wat zie je erin? Hoe vaak worden op de massa niet woorden toegepast als gepeupel, het grauw, het plebs. Daar zit duidelijk iets van afkeer in of van onverschilligheid.
De massa kan in z'n massaliteit ook beangstigend zijn. Kijk naar een menigte in een voetbalstadion, schreeuwend en tierend en ophitsend. Of neem het krijsende, uitzinnige publiek bij een popfestival. Kijk naar een demonstrerende mensenmassa.
Jezus ziet de massa en raakt met hen bewogen. Wie ziet het volk zoals Hij? Het hart draait Hem gewoon in zijn lichaam om! Waarom dan? Wat beroert Hem dan zo?
Nu, de ergste nood is niet allerlei narigheid, die Hij ontdekt. Het ergste zijn niet de talloze ziekten, of de sociale ellende of de politieke onvrijheid, enz. Nee, Jezus ontdekt de grootste nood van het volk, de wortel van hun misère. Dat is de herderloosheid van het volk. D.w.z. de grote massa, al die mensen buiten de kerk, zij hebben geen herder, die hen leiding geeft; geen voorman die hen in de goede richting voert; niemand die hun het doel van het leven wijst. Ze zoeken ernaar, individueel, samen, in de politiek, in godsdienstige bewegingen. Men zoekt naar voormannen, goeroes, partijleiders, die de toon aangeven en visies ontwikkelen.
Maar niemand kent de waarheid van het leven. Niemand verstaat de zin van het bestaan. Het menselijk verstand is afgestompt. Er is geen openheid voor de openbaring van God. En daarom loopt alle zoeken en tasten op niets uit.
Jezus' visie op de massa
Toen Hij de scharen zag ... Zien en zien is twee. Twee mensen kunnen naar het zelfde kijken en toch ieder iets anders zien. De scharen, de massa ... Wat zie je erin? Hoe vaak worden op de massa niet woorden toegepast als gepeupel, het grauw, het plebs. Daar zit duidelijk iets van afkeer in of van onverschilligheid.
De massa kan in z'n massaliteit ook beangstigend zijn. Kijk naar een menigte in een voetbalstadion, schreeuwend en tierend en ophitsend. Of neem het krijsende, uitzinnige publiek bij een popfestival. Kijk naar een demonstrerende mensenmassa.
Jezus ziet de massa en raakt met hen bewogen. Wie ziet het volk zoals Hij? Het hart draait Hem gewoon in zijn lichaam om! Waarom dan? Wat beroert Hem dan zo?
Nu, de ergste nood is niet allerlei narigheid, die Hij ontdekt. Het ergste zijn niet de talloze ziekten, of de sociale ellende of de politieke onvrijheid, enz. Nee, Jezus ontdekt de grootste nood van het volk, de wortel van hun misère. Dat is de herderloosheid van het volk. D.w.z. de grote massa, al die mensen buiten de kerk, zij hebben geen herder, die hen leiding geeft; geen voorman die hen in de goede richting voert; niemand die hun het doel van het leven wijst. Ze zoeken ernaar, individueel, samen, in de politiek, in godsdienstige bewegingen. Men zoekt naar voormannen, goeroes, partijleiders, die de toon aangeven en visies ontwikkelen.
Maar niemand kent de waarheid van het leven. Niemand verstaat de zin van het bestaan. Het menselijk verstand is afgestompt. Er is geen openheid voor de openbaring van God. En daarom loopt alle zoeken en tasten op niets uit.
In Bijbels Optiek
Schapen (mensen) hebben een herder (leider) nodig, die voor hen zorgt, de beslissingen voor hen neemt en visie ontwikkelt.
De massa buiten de kerk heeft geen herder. Dat betekent ook, dat ze gevaarlijk is blootgesteld aan opwellingen. Dat ze uiterst beïnvloedbaar is voor valse leiding. Een politieke leider, die de gevoelige snaren van het hart weet te bespelen, krijgt de massa zomaar mee op een totaal heilloze weg. Een welbespraakte godsdienstige dweper of sekteleider verandert haar in een fanatieke meute, die blindelings hem volgt.
Die massa, die zich zo ontpoppen kan, zo beangstigend, onthutsend, die scharen wekken Jézus' ontferming! Hij distantieert zich niet van hen. Ze irriteren Hem niet. Menselijk gezien is het een wanhopig beeld. Maar niet voor Jezus. Integendeel, hun richtingloosheid roert Hem. Hij krijgt tranen in zijn ogen als Hij ziet dat hun alle houvast in leven en sterven ontbreekt. Hij peilt hun nood, die hun ondergang is, en het hart krimpt Hem samen.
Hij weet: de wereld heeft een herder nodig, die de weg weet; die voor hen zorgt, strijdt, leiding geeft, geneest. En die Herder is Hij. Dat weet Hij als zijn opdracht. Hij geeft zijn
leven voor deze wereld. Hij zet zijn bestaan op het spel voor de schapen. Hij gaat aan het kruis voor hen om hun weer leven te geven dat die naam werkelijk waard is. Daarvoor is Hij gekomen. De massa moet ontrukt aan de zinloosheid. De massa is bestemd voor God. Jezus ziet het als zijn taak de verlorenheid van hun bestaan te doorbreken en op te heffen.
De herderloze kudde, een rijpe oogst
En dat maakt dat het beeld in onze tekst plotseling verrassend verandert. Het springt over van de rampzalige, herderloze kudde naar de oogst. En zo ontmoedigend het ene beeld is, zo
hoopvol en veelbelovend is het andere beeld. Diezelfde herderloze massa vormt een oogst, die staat te rijpen op het land, goudgeel, klaar om binnengehaald te worden.
De massa buiten de kerk heeft geen herder. Dat betekent ook, dat ze gevaarlijk is blootgesteld aan opwellingen. Dat ze uiterst beïnvloedbaar is voor valse leiding. Een politieke leider, die de gevoelige snaren van het hart weet te bespelen, krijgt de massa zomaar mee op een totaal heilloze weg. Een welbespraakte godsdienstige dweper of sekteleider verandert haar in een fanatieke meute, die blindelings hem volgt.
Die massa, die zich zo ontpoppen kan, zo beangstigend, onthutsend, die scharen wekken Jézus' ontferming! Hij distantieert zich niet van hen. Ze irriteren Hem niet. Menselijk gezien is het een wanhopig beeld. Maar niet voor Jezus. Integendeel, hun richtingloosheid roert Hem. Hij krijgt tranen in zijn ogen als Hij ziet dat hun alle houvast in leven en sterven ontbreekt. Hij peilt hun nood, die hun ondergang is, en het hart krimpt Hem samen.
Hij weet: de wereld heeft een herder nodig, die de weg weet; die voor hen zorgt, strijdt, leiding geeft, geneest. En die Herder is Hij. Dat weet Hij als zijn opdracht. Hij geeft zijn
leven voor deze wereld. Hij zet zijn bestaan op het spel voor de schapen. Hij gaat aan het kruis voor hen om hun weer leven te geven dat die naam werkelijk waard is. Daarvoor is Hij gekomen. De massa moet ontrukt aan de zinloosheid. De massa is bestemd voor God. Jezus ziet het als zijn taak de verlorenheid van hun bestaan te doorbreken en op te heffen.
De herderloze kudde, een rijpe oogst
En dat maakt dat het beeld in onze tekst plotseling verrassend verandert. Het springt over van de rampzalige, herderloze kudde naar de oogst. En zo ontmoedigend het ene beeld is, zo
hoopvol en veelbelovend is het andere beeld. Diezelfde herderloze massa vormt een oogst, die staat te rijpen op het land, goudgeel, klaar om binnengehaald te worden.
In Bijbels Optiek
De evangelische velden zijn rijp om te oogsten.
En de oogst is groot, overvloedig. De velden, overgoten met de zon van Gods liefde, strekken zich uit tot de verre horizont.
Opvallend genoeg wordt hier niet gesproken over de zonde en de schuld van de scharen. Jezus' oordeel is niet een veroordeling van een groep eigenzinnige, bokkige schapen. Nee, Hij ziet die stuurloze massa in al hun goddeloosheid en ellende als een veld vol zware korenaren, rijp om te worden geoogst.
En Hij kàn het alleen zo zien, omdat Hij aan het kruis hun ellende en zonde heeft weggedragen. Als Hij, door ontferming bewogen, in hun plaats gaat staan, wat blijft er dan nog over van hun zonde, hun ellende? Hun zonde is juist hun nood, die Hij zielsgraag van hen weg wil nemen. Jezus sluit de herderloze, stuurloze massa in zijn hart. En zo wordt het een
oogst, die er op wacht om te worden binnengehaald.
Werkers gevraagd?
De herderloze schare is een immens grote oogst. Maar (en dan lijkt het alsof de hoop, die even voor de massa gloorde, toch weer de bodem wordt ingeslagen) waar zijn de arbeiders? En dan
kijkt Hij naar zijn discipelen, zijn volgelingen. Dan kijkt Hij naar hen, die het eerste begin vormen van de kerk. Jezus kijkt naar de wereld, peilt de diepste nood van de massa, en kijkt dàn naar de kerk. Hij zegt eerst iets over de massa daarbuiten. En naar aanleiding dààrvan richt Hij het woord tot zijn volgelingen. Hij stelt vast dat de wereld een immens groot werkterrein vormt. En komt dàn met zijn opdracht tot de gemeente. Een opdracht voor de wereld!
Laten we dat goed beseffen: De kerk is er voor de wereld. De gemeente van Christus heeft een roeping voor de massa. Wij zijn er ten behoeve van die herderloze menigte, die ook de
huizen en straten van onze woonplaatsen bevolkt en die (als God het niet verhoedt) haar doel niet zal bereiken en buiten de stal van de goede Herder ten prooi valt aan de vernietiging.
Hoe reageert u op Jezus' constatering dat er maar weinig arbeiders zijn? Als u ook maar iets begrepen heeft van de blik van Jezus op de scharen, als u ook maar iets meemaakt en meebeleeft van zijn ontroering over hun lot, dan stokt u bij deze vaststelling de adem in de keel. Jezus ziet de scharen in hun verlorenheid. Tegelijk weet Hij van de geweldige mogelijkheid van hun redding. Daar zal Hij zijn leven voor geven. De talloze verdwaalden kunnen worden thuisgebracht in zijn stal.
En de oogst is groot, overvloedig. De velden, overgoten met de zon van Gods liefde, strekken zich uit tot de verre horizont.
Opvallend genoeg wordt hier niet gesproken over de zonde en de schuld van de scharen. Jezus' oordeel is niet een veroordeling van een groep eigenzinnige, bokkige schapen. Nee, Hij ziet die stuurloze massa in al hun goddeloosheid en ellende als een veld vol zware korenaren, rijp om te worden geoogst.
En Hij kàn het alleen zo zien, omdat Hij aan het kruis hun ellende en zonde heeft weggedragen. Als Hij, door ontferming bewogen, in hun plaats gaat staan, wat blijft er dan nog over van hun zonde, hun ellende? Hun zonde is juist hun nood, die Hij zielsgraag van hen weg wil nemen. Jezus sluit de herderloze, stuurloze massa in zijn hart. En zo wordt het een
oogst, die er op wacht om te worden binnengehaald.
Werkers gevraagd?
De herderloze schare is een immens grote oogst. Maar (en dan lijkt het alsof de hoop, die even voor de massa gloorde, toch weer de bodem wordt ingeslagen) waar zijn de arbeiders? En dan
kijkt Hij naar zijn discipelen, zijn volgelingen. Dan kijkt Hij naar hen, die het eerste begin vormen van de kerk. Jezus kijkt naar de wereld, peilt de diepste nood van de massa, en kijkt dàn naar de kerk. Hij zegt eerst iets over de massa daarbuiten. En naar aanleiding dààrvan richt Hij het woord tot zijn volgelingen. Hij stelt vast dat de wereld een immens groot werkterrein vormt. En komt dàn met zijn opdracht tot de gemeente. Een opdracht voor de wereld!
Laten we dat goed beseffen: De kerk is er voor de wereld. De gemeente van Christus heeft een roeping voor de massa. Wij zijn er ten behoeve van die herderloze menigte, die ook de
huizen en straten van onze woonplaatsen bevolkt en die (als God het niet verhoedt) haar doel niet zal bereiken en buiten de stal van de goede Herder ten prooi valt aan de vernietiging.
Hoe reageert u op Jezus' constatering dat er maar weinig arbeiders zijn? Als u ook maar iets begrepen heeft van de blik van Jezus op de scharen, als u ook maar iets meemaakt en meebeleeft van zijn ontroering over hun lot, dan stokt u bij deze vaststelling de adem in de keel. Jezus ziet de scharen in hun verlorenheid. Tegelijk weet Hij van de geweldige mogelijkheid van hun redding. Daar zal Hij zijn leven voor geven. De talloze verdwaalden kunnen worden thuisgebracht in zijn stal.
In Bijbels Optiek
Veel schapen, die buiten (in de ongelovige buitenwereld) zijn moeten nog in de stal gebracht worden, voordat de deur niet meer opengaat. De deur is Jezus, Zijn offerdood geldt nog in deze genadetijd.
Maar waar zijn de arbeiders? Hoe velen staan klaar om daaraan hun tijd en hun aandacht te geven?
Dus maar snel aan het werk, natuurlijk! Er op af! Redden wat er te redden valt. God heeft arbeiders nodig. Christus zoekt medewerkers. Aktie gevraagd! Wie biedt zich aan?
Bidders gevraagd!
Wacht even! Want nu komen we tot het hart van de tekst. Want nadat Jezus de nood heeft vastgesteld en nadat Hij van de vaste hoop gesproken heeft, maar tegelijk een ontstellend gebrek aan arbeiders heeft geconstateerd, stuurt Hij niet onmiddellijk zijn volgelingen er op uit. Nee, Hij draagt hen op te bidden!
Dat onderstreept nog eens temeer de diepte van de nood, de immense zwaarte van de taak. De verlorenheid van de scharen is niet maar eventjes door ons activisme op te heffen. De problemen van de niet-gelovige samenleving zijn niet zomaar door ons in kaart te brengen aan de hand van diepborende analyses en breed opgezet onderzoek. Niet dat dat onbelangrijk is! Dat gebeurt misschien nog wel te weinig.
Maar het moet ergens anders beginnen. Het moet beginnen met en gedragen blijven door het gebed. Alleen biddend leren wij te kijken naar de massa met de ogen van Jezus. Alleen biddend leren we samen met elkaar en ieder voor zich onze opdracht kennen, hoe en waar wij in Gods oogst aan de slag kunnen.
Bidden is een belijdenis: God in de hemel, U bent de Heer van de oogst. Wie weet beter dan U waar we aan de slag kunnen en moeten? En hoe we dat moeten doen?
Maar waar zijn de arbeiders? Hoe velen staan klaar om daaraan hun tijd en hun aandacht te geven?
Dus maar snel aan het werk, natuurlijk! Er op af! Redden wat er te redden valt. God heeft arbeiders nodig. Christus zoekt medewerkers. Aktie gevraagd! Wie biedt zich aan?
Bidders gevraagd!
Wacht even! Want nu komen we tot het hart van de tekst. Want nadat Jezus de nood heeft vastgesteld en nadat Hij van de vaste hoop gesproken heeft, maar tegelijk een ontstellend gebrek aan arbeiders heeft geconstateerd, stuurt Hij niet onmiddellijk zijn volgelingen er op uit. Nee, Hij draagt hen op te bidden!
Dat onderstreept nog eens temeer de diepte van de nood, de immense zwaarte van de taak. De verlorenheid van de scharen is niet maar eventjes door ons activisme op te heffen. De problemen van de niet-gelovige samenleving zijn niet zomaar door ons in kaart te brengen aan de hand van diepborende analyses en breed opgezet onderzoek. Niet dat dat onbelangrijk is! Dat gebeurt misschien nog wel te weinig.
Maar het moet ergens anders beginnen. Het moet beginnen met en gedragen blijven door het gebed. Alleen biddend leren wij te kijken naar de massa met de ogen van Jezus. Alleen biddend leren we samen met elkaar en ieder voor zich onze opdracht kennen, hoe en waar wij in Gods oogst aan de slag kunnen.
Bidden is een belijdenis: God in de hemel, U bent de Heer van de oogst. Wie weet beter dan U waar we aan de slag kunnen en moeten? En hoe we dat moeten doen?
In Bijbels Optiek
Bij het licht van de Bijbel kunnen we ontdekken wat God van ons wil.
Als volgelingen van Jezus weten we dàt God ons gebruiken kan. Maar in onophoudelijk gebed laten we Hem beslissen hoé en wààr Hij ons gebruiken wil. En zo'n gebed mag gebeuren in de zekere verwachting, dat Hij ons leiden zal. Dat Hij ons concreet zal duidelijk maken, wat er van ons verwacht wordt. Want Hij is de Heer van de oogst. En al biddend krijgen we deel aan de ontfermende blik van Jezus, die de nood tot op de grond doorziet.
Het geheim van ons gebed.
Bidt de Heer van de oogst dat Hij arbeiders uitzendt ... Maar is dat eigenlijk geen wonderlijke opdracht als je er goed over nadenkt? Kan Christus dat zelf niet bidden? Zou één gebed van
Hem niet meer effect hebben dan duizend van ons? En ziet God, de Heer van de oogst, dan zelf die nood niet? Zal Hij op zijn tijd geen arbeiders uitzenden, ook zonder ons gebed?
Dit zijn vragen die ons brengen tot het diepste, ondoorgrondelijke geheim van het gebed en van de macht die het heeft in het Koninkrijk van God. Het legt een enorme verantwoordelijkheid op ons. En tegelijk staat het onder een geweldige belofte. Een biddende gemeente, die daarin luistert naar de stem van haar goede Herder, die daarin niet verslapt, maar volhoudt, die mag een stroom van heil en liefde verwachten over zichzelf en haar omgeving.
Wij hebben in ons gebed de macht ontvangen om te voorzien inde nood van de wereld. Zeg maar heel concreet: de nood van de grote massa ongelovigen, overal waar wij onze plaats in de samenleving innemen. En de Heer van de oogst zal ons gebed om leniging van die nood verhoren. Hij wil toch dat de oogst wordt binnengehaald? Dat heeft de Heiland toch wel duidelijk gemaakt? En geloof maar gerust, dat Hij die ons tot dit gebed opriep, dit gebed zal bekrachtigen bij de Vader. We mogen van zulk aanhoudend bidden veel verwachten. Ik ben er dan ook van overtuigd, dat dit gebed niet gauw een te grote plaats in ons persoonlijk en gemeenteleven in kan nemen.
Als volgelingen van Jezus weten we dàt God ons gebruiken kan. Maar in onophoudelijk gebed laten we Hem beslissen hoé en wààr Hij ons gebruiken wil. En zo'n gebed mag gebeuren in de zekere verwachting, dat Hij ons leiden zal. Dat Hij ons concreet zal duidelijk maken, wat er van ons verwacht wordt. Want Hij is de Heer van de oogst. En al biddend krijgen we deel aan de ontfermende blik van Jezus, die de nood tot op de grond doorziet.
Het geheim van ons gebed.
Bidt de Heer van de oogst dat Hij arbeiders uitzendt ... Maar is dat eigenlijk geen wonderlijke opdracht als je er goed over nadenkt? Kan Christus dat zelf niet bidden? Zou één gebed van
Hem niet meer effect hebben dan duizend van ons? En ziet God, de Heer van de oogst, dan zelf die nood niet? Zal Hij op zijn tijd geen arbeiders uitzenden, ook zonder ons gebed?
Dit zijn vragen die ons brengen tot het diepste, ondoorgrondelijke geheim van het gebed en van de macht die het heeft in het Koninkrijk van God. Het legt een enorme verantwoordelijkheid op ons. En tegelijk staat het onder een geweldige belofte. Een biddende gemeente, die daarin luistert naar de stem van haar goede Herder, die daarin niet verslapt, maar volhoudt, die mag een stroom van heil en liefde verwachten over zichzelf en haar omgeving.
Wij hebben in ons gebed de macht ontvangen om te voorzien inde nood van de wereld. Zeg maar heel concreet: de nood van de grote massa ongelovigen, overal waar wij onze plaats in de samenleving innemen. En de Heer van de oogst zal ons gebed om leniging van die nood verhoren. Hij wil toch dat de oogst wordt binnengehaald? Dat heeft de Heiland toch wel duidelijk gemaakt? En geloof maar gerust, dat Hij die ons tot dit gebed opriep, dit gebed zal bekrachtigen bij de Vader. We mogen van zulk aanhoudend bidden veel verwachten. Ik ben er dan ook van overtuigd, dat dit gebed niet gauw een te grote plaats in ons persoonlijk en gemeenteleven in kan nemen.
In Bijbels Optiek
We vinden onszelf nog vaak veel te belangrijk, maar eigenlijk moet de wil van God in het middelpunt van ons leven staan.
Maar moeten we niet eerlijk vaststellen, dat die bewogenheid om de wereld ons nog al teveel ontbreekt? En zou dat niet de oorzaak zijn voor het schreeuwende gebrek aan arbeiders in de
oogst, ook vandaag nog, na zoveel eeuwen christendom? Hebben we het als gelovigen en als kerk eigenlijk niet veel te druk met ons zelf en de binnenkerkelijke en interkerkelijke problemen, dan dat we ons ook nog kunnen bekommeren om hen die buiten zijn? Maar missen we zo niet het doel van ons gemeente-zijn? Lopen we zo niet onze roeping mis?
Daarom, laten onze huizen gebedshuizen zijn. Laten onze bijbel- en contactkringen gebedskringen zijn. Laten onze erediensten nog meer gebedsdiensten zijn. Wat zullen we zo kunnen uitgroeien tot bereidwillige arbeiders in Gods grote oogst! Wat zullen we zo deel kunnen nemen aan Christus' herderschap over een herderloze wereld. Als we als kinderen
van God en als gemeente van Christus deze opdracht serieus nemen en bidden voor de omgeving waarin we leven en werken, dan zullen we verhoord worden.
De macht van het gebed in Mr 9.14-29:
14 En toen zij bij de discipelen kwamen, zagen zij een grote schare om hen heen, en schriftgeleerden met hen aan het redetwisten.
15 En terstond, toen de gehele schare Hem zag, waren zij zeer verbaasd, en zij liepen op Hem toe en begroetten Hem.
16 En Hij vroeg hun: Waarom zijt gij met hen aan het redetwisten?
17 En een uit de schare antwoordde Hem: Meester, ik heb mijn zoon tot U gebracht, die een stomme geest heeft.
18 En waar hij hem aangrijpt, werpt hij hem op de grond; en hij heeft het schuim op de mond, en hij knerst met zijn tanden en verstijft. En ik heb uw discipelen gezegd, dat zij hem zouden uitdrijven, en zij hebben het niet gekund.
19 En Hij antwoordde hun en zeide: O, ongelovig geslacht, hoelang zal Ik nog bij u zijn? Hoelang zal Ik u nog verdragen? Brengt hem tot Mij.
20 En zij brachten hem tot Hem. En toen de geest Hem zag, deed hij hem terstond stuiptrekken en, op de grond gevallen, wentelde hij zich, al schuimende.
21 En Hij vroeg zijn vader: Hoelang is het al, dat dit hem overkomt?
22 Hij zeide: Van zijn kindsheid af; en dikwijls heeft hij hem ook in het vuur en in het water gedreven om hem een ongeluk te doen krijgen. Maar als Gij iets kunt doen, help ons en heb medelijden met ons!
23 Jezus zeide tot hem: Als Gij kunt! Alle dingen zijn mogelijk voor wie gelooft.
Maar moeten we niet eerlijk vaststellen, dat die bewogenheid om de wereld ons nog al teveel ontbreekt? En zou dat niet de oorzaak zijn voor het schreeuwende gebrek aan arbeiders in de
oogst, ook vandaag nog, na zoveel eeuwen christendom? Hebben we het als gelovigen en als kerk eigenlijk niet veel te druk met ons zelf en de binnenkerkelijke en interkerkelijke problemen, dan dat we ons ook nog kunnen bekommeren om hen die buiten zijn? Maar missen we zo niet het doel van ons gemeente-zijn? Lopen we zo niet onze roeping mis?
Daarom, laten onze huizen gebedshuizen zijn. Laten onze bijbel- en contactkringen gebedskringen zijn. Laten onze erediensten nog meer gebedsdiensten zijn. Wat zullen we zo kunnen uitgroeien tot bereidwillige arbeiders in Gods grote oogst! Wat zullen we zo deel kunnen nemen aan Christus' herderschap over een herderloze wereld. Als we als kinderen
van God en als gemeente van Christus deze opdracht serieus nemen en bidden voor de omgeving waarin we leven en werken, dan zullen we verhoord worden.
De macht van het gebed in Mr 9.14-29:
14 En toen zij bij de discipelen kwamen, zagen zij een grote schare om hen heen, en schriftgeleerden met hen aan het redetwisten.
15 En terstond, toen de gehele schare Hem zag, waren zij zeer verbaasd, en zij liepen op Hem toe en begroetten Hem.
16 En Hij vroeg hun: Waarom zijt gij met hen aan het redetwisten?
17 En een uit de schare antwoordde Hem: Meester, ik heb mijn zoon tot U gebracht, die een stomme geest heeft.
18 En waar hij hem aangrijpt, werpt hij hem op de grond; en hij heeft het schuim op de mond, en hij knerst met zijn tanden en verstijft. En ik heb uw discipelen gezegd, dat zij hem zouden uitdrijven, en zij hebben het niet gekund.
19 En Hij antwoordde hun en zeide: O, ongelovig geslacht, hoelang zal Ik nog bij u zijn? Hoelang zal Ik u nog verdragen? Brengt hem tot Mij.
20 En zij brachten hem tot Hem. En toen de geest Hem zag, deed hij hem terstond stuiptrekken en, op de grond gevallen, wentelde hij zich, al schuimende.
21 En Hij vroeg zijn vader: Hoelang is het al, dat dit hem overkomt?
22 Hij zeide: Van zijn kindsheid af; en dikwijls heeft hij hem ook in het vuur en in het water gedreven om hem een ongeluk te doen krijgen. Maar als Gij iets kunt doen, help ons en heb medelijden met ons!
23 Jezus zeide tot hem: Als Gij kunt! Alle dingen zijn mogelijk voor wie gelooft.
In Bijbels Optiek
Alle dingen zijn mogelijk voor wie gelooft.
24 Terstond riep de vader van de knaap uit en zeide: Ik geloof, kom mijn ongeloof te hulp!
25 En toen Jezus zag, dat de schare samenstroomde, bestrafte Hij de onreine geest en zeide tot hem: Gij, stomme en dove geest, Ik beveel u: ga van hem uit en kom niet meer in hem.
26 En hij ging uit onder geschreeuw en hevige stuiptrekkingen. En hij werd als een dode, zodat men algemeen zeide, dat hij gestorven was.
27 Doch Jezus vatte zijn hand, richtte hem op, en hij stond op.
28 En toen Hij een huis was binnengegaan, vroegen zijn discipelen Hem, terwijl zij met Hem alleen waren: Waarom hebben wij hem niet kunnen uitdrijven?
29 En Hij zeide tot hen: Dit geslacht kan door niets uitvaren, tenzij door gebed.
Licht en duister
In Mr 8:27 lezen we van een hoogtepunt in het evangelie. Voor het eerst klinkt de belijdenis dat Jezus de Christus is, de Zoon van God. Maar tegelijk wordt duidelijk, dat Petrus en de anderen niet weten wat ze zeggen. Zo zien alleen Jezus' grootheid. Ze hebben geen oog voor de noodzaak van zijn lijden. Onthutsend klinken hun de woorden in de oren over kruisdragen, zelfverloochening en levensverlies op de weg achter de Meester.
Goede Vrijdag werpt zijn schaduw vooruit. Onmiddellijk daarna is er dan het gebeuren op de berg, met drie van de twaalf discipelen als getuigen. De verheerlijking op de berg is a.h.w. een vooruitgrijpen op Pasen. Het is als een blik in Gods toekomst. Maar de weg daarheen zal moeten worden volbracht door de diepten heen. Het zal gaan met vallen en opstaan. Dat is voor Jezus zelf: kruis en opstanding. Dat is voor zijn discipelen: Hem volgen op dat spoor!
24 Terstond riep de vader van de knaap uit en zeide: Ik geloof, kom mijn ongeloof te hulp!
25 En toen Jezus zag, dat de schare samenstroomde, bestrafte Hij de onreine geest en zeide tot hem: Gij, stomme en dove geest, Ik beveel u: ga van hem uit en kom niet meer in hem.
26 En hij ging uit onder geschreeuw en hevige stuiptrekkingen. En hij werd als een dode, zodat men algemeen zeide, dat hij gestorven was.
27 Doch Jezus vatte zijn hand, richtte hem op, en hij stond op.
28 En toen Hij een huis was binnengegaan, vroegen zijn discipelen Hem, terwijl zij met Hem alleen waren: Waarom hebben wij hem niet kunnen uitdrijven?
29 En Hij zeide tot hen: Dit geslacht kan door niets uitvaren, tenzij door gebed.
Licht en duister
In Mr 8:27 lezen we van een hoogtepunt in het evangelie. Voor het eerst klinkt de belijdenis dat Jezus de Christus is, de Zoon van God. Maar tegelijk wordt duidelijk, dat Petrus en de anderen niet weten wat ze zeggen. Zo zien alleen Jezus' grootheid. Ze hebben geen oog voor de noodzaak van zijn lijden. Onthutsend klinken hun de woorden in de oren over kruisdragen, zelfverloochening en levensverlies op de weg achter de Meester.
Goede Vrijdag werpt zijn schaduw vooruit. Onmiddellijk daarna is er dan het gebeuren op de berg, met drie van de twaalf discipelen als getuigen. De verheerlijking op de berg is a.h.w. een vooruitgrijpen op Pasen. Het is als een blik in Gods toekomst. Maar de weg daarheen zal moeten worden volbracht door de diepten heen. Het zal gaan met vallen en opstaan. Dat is voor Jezus zelf: kruis en opstanding. Dat is voor zijn discipelen: Hem volgen op dat spoor!
In Bijbels Optiek
Jezus volgen vormt voor de meesten van ons christenen een moeilijke opdracht.
En uit dat hemels licht gaat het dan ook weer de duisternis van deze wereld in. Aan de voet van de berg staat Jezus plotseling weer te midden van de werkelijkheid, die staat in het teken van de alles verlammende menselijke onmacht, het niet-kunnen.
Kunnen of niet-kunnen, dat is het sleutelwoord in deze geschiedenis. We komen het tegen in vs 18 over de discipelen, die de demon niet hebben kunnen uitdrijven. We horen het in vs 22 en 23 in het gesprek tussen de vader van de bezeten jongen en Jezus. En het keert tenslotte terug in de vraag van de discipelen in vs 28: Waarom hebben wij het niet gekund? Een verlammende onmacht, waardoor demonische, duistere krachten de overhand behouden.
De onmacht van kerk en wereld
Wat is er precies gebeurd? Terwijl Jezus met drie van zijn volgelingen op de berg vertoeft, zijn de negen achtergebleven discipelen in een netelige situatie verzeild geraakt. Een radeloze vader heeft hun hulp ingeroepen voor zijn wel uiterst meelijwekkende zoon. Maar wat de discipelen ook proberen, het heeft geen enkel resultaat. De kracht van Jezus' Naam, waarin ze ziekten genazen en demonen uitdreven (Mr 6.13), lijkt niet meer te werken. En kennelijk is dit voor een aantal Schriftgeleerden aanleiding om hiervoor met de discipelen in dispuut te gaan. De negen worden bestormd met vragen en kritiek.
Wat zullen ze zich beroerd hebben gevoeld, dat ze zo afgaan voor het front van een grote menigte. Maar wat is er dan aan de hand? Jezus had hun toch volmacht gegeven om demonen uit te drijven in zijn Naam? Vanwaar hun onmacht?
Eén ding is duidelijk: hun volmacht om demonen uit te drijven en zieken te genezen was niet een tovermiddel. Het was niet een bepaalde techniek, die je onder de knie kunt krijgen en dan kunt toepassen wanneer je maar wilt ...
Zou het kunnen zijn dat hun onmacht samenhangt met wat we lezen aan het slot van Mr 8, wat Jezus hun vertelde over zijn lijden en over de kruisweg, waarop zij Hem moeten volgen? Zullen ze daardoor niet behoorlijk zijn geschokt in het vertrouwen op de kracht van zijn Naam? En in die situatie van innerlijke onzekerheid wordt hun plotseling gevraagd een zieke en bezetene te genezen. Daarbij ook nog op de vingers gekeken door wantrouwige rabbijnen, die hun mislukking natuurlijk rechtstreeks op de Meester verhalen.
En uit dat hemels licht gaat het dan ook weer de duisternis van deze wereld in. Aan de voet van de berg staat Jezus plotseling weer te midden van de werkelijkheid, die staat in het teken van de alles verlammende menselijke onmacht, het niet-kunnen.
Kunnen of niet-kunnen, dat is het sleutelwoord in deze geschiedenis. We komen het tegen in vs 18 over de discipelen, die de demon niet hebben kunnen uitdrijven. We horen het in vs 22 en 23 in het gesprek tussen de vader van de bezeten jongen en Jezus. En het keert tenslotte terug in de vraag van de discipelen in vs 28: Waarom hebben wij het niet gekund? Een verlammende onmacht, waardoor demonische, duistere krachten de overhand behouden.
De onmacht van kerk en wereld
Wat is er precies gebeurd? Terwijl Jezus met drie van zijn volgelingen op de berg vertoeft, zijn de negen achtergebleven discipelen in een netelige situatie verzeild geraakt. Een radeloze vader heeft hun hulp ingeroepen voor zijn wel uiterst meelijwekkende zoon. Maar wat de discipelen ook proberen, het heeft geen enkel resultaat. De kracht van Jezus' Naam, waarin ze ziekten genazen en demonen uitdreven (Mr 6.13), lijkt niet meer te werken. En kennelijk is dit voor een aantal Schriftgeleerden aanleiding om hiervoor met de discipelen in dispuut te gaan. De negen worden bestormd met vragen en kritiek.
Wat zullen ze zich beroerd hebben gevoeld, dat ze zo afgaan voor het front van een grote menigte. Maar wat is er dan aan de hand? Jezus had hun toch volmacht gegeven om demonen uit te drijven in zijn Naam? Vanwaar hun onmacht?
Eén ding is duidelijk: hun volmacht om demonen uit te drijven en zieken te genezen was niet een tovermiddel. Het was niet een bepaalde techniek, die je onder de knie kunt krijgen en dan kunt toepassen wanneer je maar wilt ...
Zou het kunnen zijn dat hun onmacht samenhangt met wat we lezen aan het slot van Mr 8, wat Jezus hun vertelde over zijn lijden en over de kruisweg, waarop zij Hem moeten volgen? Zullen ze daardoor niet behoorlijk zijn geschokt in het vertrouwen op de kracht van zijn Naam? En in die situatie van innerlijke onzekerheid wordt hun plotseling gevraagd een zieke en bezetene te genezen. Daarbij ook nog op de vingers gekeken door wantrouwige rabbijnen, die hun mislukking natuurlijk rechtstreeks op de Meester verhalen.
In Bijbels Optiek
Jezus’ leven stond in het teken van genezing om zodoende tekenen op te richten van het komende koninkrijk van God.
In die netelige situatie verschijnt Jezus zelf. Wat moet voor Jezus het kontrast enorm groot geweest zijn tussen die uren van hemelse harmonie in onmiddellijk contact met de Vader en
aan de voet van de berg die conflictsituatie. Op de berg waren de hemelse geesten Hem zo heerlijk nabij. Hier kwellen weer de geesten van de afgrond.
Als Jezus hoort wat er aan de hand is, is zijn eerste reactie een verzuchting: O ongelovig geslacht, hoe lang zal Ik nog bij u zijn? Hoe lang zal Ik u nog verdragen? Maar dat woord, daar en toen in een heel bijzondere situatie gesproken, reikt veel verder dan alleen die verzameling van mensen, de paniekerige discipelen, de vitterige Schriftgeleerden, de radeloze vader en zijn hulpeloze zoon. Het typeert de hele mensheid, gevangen in ongeloof en onmacht. Het typeert de wereld, die zichzelf geen vrede geven kan.
En in die wereld leeft de gemeente van Christus. Maar hoe? Wat stralen we uit in die wereld? Is er niet een ontstellend gebrek aan kracht en aan gezag? Is er niet een schrijnend gebrek aan geloof om Jezus te verkondigen en de ban van de duisternis te breken en in zijn Naam tekenen op te richten van het Rijk dat Hij gevestigd heeft? Is onze prediking niet gebroken door onze kerkelijke verdeeldheid? Onze schuldige verscheurdheid? En blijft het niet bij praten en confereren en delibereren over wat er mis is en hoe het anders zou moeten?
In die netelige situatie verschijnt Jezus zelf. Wat moet voor Jezus het kontrast enorm groot geweest zijn tussen die uren van hemelse harmonie in onmiddellijk contact met de Vader en
aan de voet van de berg die conflictsituatie. Op de berg waren de hemelse geesten Hem zo heerlijk nabij. Hier kwellen weer de geesten van de afgrond.
Als Jezus hoort wat er aan de hand is, is zijn eerste reactie een verzuchting: O ongelovig geslacht, hoe lang zal Ik nog bij u zijn? Hoe lang zal Ik u nog verdragen? Maar dat woord, daar en toen in een heel bijzondere situatie gesproken, reikt veel verder dan alleen die verzameling van mensen, de paniekerige discipelen, de vitterige Schriftgeleerden, de radeloze vader en zijn hulpeloze zoon. Het typeert de hele mensheid, gevangen in ongeloof en onmacht. Het typeert de wereld, die zichzelf geen vrede geven kan.
En in die wereld leeft de gemeente van Christus. Maar hoe? Wat stralen we uit in die wereld? Is er niet een ontstellend gebrek aan kracht en aan gezag? Is er niet een schrijnend gebrek aan geloof om Jezus te verkondigen en de ban van de duisternis te breken en in zijn Naam tekenen op te richten van het Rijk dat Hij gevestigd heeft? Is onze prediking niet gebroken door onze kerkelijke verdeeldheid? Onze schuldige verscheurdheid? En blijft het niet bij praten en confereren en delibereren over wat er mis is en hoe het anders zou moeten?
In Bijbels Optiek
Steeds meer mensen komen in de greep van het materialisme, een struikelblok voor het christelijk geloof.
En ondertussen raken steeds meer mensen vervreemd van het evangelie, raken op drift, komen in de greep van het materialisme of drijven mee met allerlei geestelijke stromingen die veel beloven, maar weinig bieden. En ook daarover kunnen we eindeloos praten en we schrijven weekbladen en boeken vol over het probleem van kerkverlating en secularisatie. Maar we ontplooien nauwelijks enige kracht om aan de afkalving van het kerkelijk leven weerstand te bieden. Met de wereld blijken ook wij onmachtig.
De macht van Christus
... hoe lang zal Ik nog bij u zijn? Hoe lang zal Ik u nog verdragen? Ja, dat is ook tegen ons gericht. Wij doen onze Heiland zuchten. Hij klaagt over de weerbarstigheid van kerk en wereld.
Dat zuchten is de uitdrukking van het heimwee waarmee de Zoon verlangt naar het Vaderhuis, dat kort daarvoor voor zijn ogen even weer was opengegaan.
Maar desondanks is er bij de Heiland geen moment de gedachte om deze ongelovige mensheid en zijn kleingelovige discipelen de rug toe te keren. Onmiddellijk daarna klinkt het bevel. Brengt hem bij Mij! Jezus gaat zijn macht tonen. Ja, nog voordat Hij ook maar iets gedaan heeft, laat zijn invloed zich al blijken. Zodra de jongen bij Hem is gekomen, krijgt hij een vreselijke aanval. Tussen de discipelen en hun tegenstanders was Christus' macht een onderwerp van discussie. Maar voor de demon, die deze jongen in z'n greep hield, is het een werkelijkheid. Hij voelt zich bedreigd en gaat in machteloze woede tekeer. Hij wéét dat hij het verliezen gaat. Midden in die spanning opeens zoiets als een doktersvraag: Hoe lang heeft hij dit al? Al jarenlang blijkt de jongen constant in levensgevaar te verkeren. Is het dus geen hopeloos geval? En dat moet je dan allemaal maar vertellen. Terwijl ondertussen je kind met het schuim op de lippen over de grond kronkelt. De vader houdt het niet langer. Als u iets kunt doen, help ons dan. Het is een wanhoopskreet. Zijn vertrouwen in Jezus heeft door de onmacht van zijn discipelen een geduchte knauw gekregen. Gaat dit niet alle mensenmogelijkheden te boven? Zal ook de rabbi uit Nazareth hier niet machteloos staan? De man borduurt eigenlijk verder op het twistgesprek tussen de Schriftgeleerden en de discipelen. In zijn vraag wordt de macht van Jezus ter discussie gesteld. Jézus' macht wordt ter
discussie gesteld. Wat een intens trieste situatie eigenlijk.
En ondertussen raken steeds meer mensen vervreemd van het evangelie, raken op drift, komen in de greep van het materialisme of drijven mee met allerlei geestelijke stromingen die veel beloven, maar weinig bieden. En ook daarover kunnen we eindeloos praten en we schrijven weekbladen en boeken vol over het probleem van kerkverlating en secularisatie. Maar we ontplooien nauwelijks enige kracht om aan de afkalving van het kerkelijk leven weerstand te bieden. Met de wereld blijken ook wij onmachtig.
De macht van Christus
... hoe lang zal Ik nog bij u zijn? Hoe lang zal Ik u nog verdragen? Ja, dat is ook tegen ons gericht. Wij doen onze Heiland zuchten. Hij klaagt over de weerbarstigheid van kerk en wereld.
Dat zuchten is de uitdrukking van het heimwee waarmee de Zoon verlangt naar het Vaderhuis, dat kort daarvoor voor zijn ogen even weer was opengegaan.
Maar desondanks is er bij de Heiland geen moment de gedachte om deze ongelovige mensheid en zijn kleingelovige discipelen de rug toe te keren. Onmiddellijk daarna klinkt het bevel. Brengt hem bij Mij! Jezus gaat zijn macht tonen. Ja, nog voordat Hij ook maar iets gedaan heeft, laat zijn invloed zich al blijken. Zodra de jongen bij Hem is gekomen, krijgt hij een vreselijke aanval. Tussen de discipelen en hun tegenstanders was Christus' macht een onderwerp van discussie. Maar voor de demon, die deze jongen in z'n greep hield, is het een werkelijkheid. Hij voelt zich bedreigd en gaat in machteloze woede tekeer. Hij wéét dat hij het verliezen gaat. Midden in die spanning opeens zoiets als een doktersvraag: Hoe lang heeft hij dit al? Al jarenlang blijkt de jongen constant in levensgevaar te verkeren. Is het dus geen hopeloos geval? En dat moet je dan allemaal maar vertellen. Terwijl ondertussen je kind met het schuim op de lippen over de grond kronkelt. De vader houdt het niet langer. Als u iets kunt doen, help ons dan. Het is een wanhoopskreet. Zijn vertrouwen in Jezus heeft door de onmacht van zijn discipelen een geduchte knauw gekregen. Gaat dit niet alle mensenmogelijkheden te boven? Zal ook de rabbi uit Nazareth hier niet machteloos staan? De man borduurt eigenlijk verder op het twistgesprek tussen de Schriftgeleerden en de discipelen. In zijn vraag wordt de macht van Jezus ter discussie gesteld. Jézus' macht wordt ter
discussie gesteld. Wat een intens trieste situatie eigenlijk.
In Bijbels Optiek
Jezus’ macht is onbeperkt. Hij is de allerhoogste Heer, de almachtige Koning.
Demonen hoeven Jezus maar te zien of ze sidderen voor zijn macht. Maar de mensen vragen zich af wat Jezus eigenlijk kan. Staat Jézus' kunnen ter discussie? Zit het dààr op vast, dat vastgelopen situaties niet worden opengebroken? Man, roept Jezus uit, dàt is het punt niet! Het zit vast op jou, op je geloof.
Onmacht is ongeloof.
Alle dingen zijn mogelijk voor wie gelooft. Dit woord is de kern van het verhaal. Hier komt het op aan. Hier wordt de onmacht van mensen aan de kaak gesteld als ongeloof, als gebrek aan vertrouwen, als blindheid voor de macht van God in Jezus Christus. Hier ligt de kern van het probleem van de nood van onze wereld. Hier wordt de zwakheid van de kerk ontmaskerd. Dat men niet beseft wat men aan Christus heeft. Dat men voor de uitkomst uit allerlei noodsituaties toch altijd maar weer begint met zoeken bij zichzelf of andere menselijke mogelijkheden.
Hoe breekt een mens hieruit? Let op de vader van die bezeten jongen. Hij geeft zich gewonnen aan Jezus. Wat heeft de vader zover gebracht? Het is het machtswoord van Jezus. Het is Jezus' belofte, die hem in beweging brengt. Zijn koninklijke machtswoord overweldigt hem. Het grijpt hem aan in zijn binnenste. Het trekt hem plotseling over de streep. Daardoor
is hij bekeerd. Hij belijdt zijn geloof. Maar het is een geloofsbelijdenis, die een innerlijke spanning kent. Een ondubbelzinnig ik geloof kan hij niet uitspreken. Hij wordt getrokken door Jezus' belofte en door de macht die Hij uitstraalt. Maar hij voelt tegelijk de duisternis van deze wereld aan hem trekken. De weerbarstige werkelijkheid, die Jezus' macht schijnt te logenstraffen en die verleidt tot ongeloof.
Demonen hoeven Jezus maar te zien of ze sidderen voor zijn macht. Maar de mensen vragen zich af wat Jezus eigenlijk kan. Staat Jézus' kunnen ter discussie? Zit het dààr op vast, dat vastgelopen situaties niet worden opengebroken? Man, roept Jezus uit, dàt is het punt niet! Het zit vast op jou, op je geloof.
Onmacht is ongeloof.
Alle dingen zijn mogelijk voor wie gelooft. Dit woord is de kern van het verhaal. Hier komt het op aan. Hier wordt de onmacht van mensen aan de kaak gesteld als ongeloof, als gebrek aan vertrouwen, als blindheid voor de macht van God in Jezus Christus. Hier ligt de kern van het probleem van de nood van onze wereld. Hier wordt de zwakheid van de kerk ontmaskerd. Dat men niet beseft wat men aan Christus heeft. Dat men voor de uitkomst uit allerlei noodsituaties toch altijd maar weer begint met zoeken bij zichzelf of andere menselijke mogelijkheden.
Hoe breekt een mens hieruit? Let op de vader van die bezeten jongen. Hij geeft zich gewonnen aan Jezus. Wat heeft de vader zover gebracht? Het is het machtswoord van Jezus. Het is Jezus' belofte, die hem in beweging brengt. Zijn koninklijke machtswoord overweldigt hem. Het grijpt hem aan in zijn binnenste. Het trekt hem plotseling over de streep. Daardoor
is hij bekeerd. Hij belijdt zijn geloof. Maar het is een geloofsbelijdenis, die een innerlijke spanning kent. Een ondubbelzinnig ik geloof kan hij niet uitspreken. Hij wordt getrokken door Jezus' belofte en door de macht die Hij uitstraalt. Maar hij voelt tegelijk de duisternis van deze wereld aan hem trekken. De weerbarstige werkelijkheid, die Jezus' macht schijnt te logenstraffen en die verleidt tot ongeloof.
In Bijbels Optiek
Twijfelen betekent geen keuze en houdt ook in dat je Jezus’ macht niet serieus neemt.
Wat is ongeloof? Geen vertrouwen hebben. Twijfelen aan de waarheid van Gods beloften. Ongeloof is Christus voor een praatjesmaker houden. Ongeloof is schuld. Ongeloof is, ondanks alle woorden van God, denken dat we er in wezen toch alleen voor staan en het zelf moeten doen. De vader uit het verhaal voelt zich te zwak aan dit ongeloof weerstand te bieden. En daarom kan hij zijn geloof alleen maar belijden in de vorm van een gebed: Ik geloof, maar kom mij te hulp in mijn ongeloof. Geloven, beseft hij, kun je alleen maar biddend doen. En Christus laat geen bidder staan. Hij toont ogenblikkelijk zijn macht. Een laatste worsteling volgt, zo hevig, dat de dood van de jongen gevreesd wordt. Maar de demon moet zijn prooi loslaten. Jezus blijft overwinnaar. Want Hij heeft de macht. En Hij houdt de macht. Die draagt Hij niet over aan zijn kerk. Hij houdt die zelf.
Geloof uit zich in gebed.
Maar wel laat Hij zijn kerk daarin delen. Daarin geven de slotverzen nog een verhelderend inzicht. Bij thuiskomst vragen de discipelen toch nog een nadere toelichting, waar het bij hen misgelopen was dat zij niet in staat waren de ban van de demon te breken. Het is opnieuw een vraag naar het kunnen. Waarom konden zij de werkelijkheid niet aan? Waarom konden zij de macht van de duisternis niet overwinnen? Waarom ging hun die kunst zo slecht af?
Deze vraag, nà wat er is gebeurd, getuigt van hardleersheid. En Jezus' antwoord spaart de discipelen niet. Dit geslacht, dit soort kan alleen verjaagd worden met gebed. Het is geen
truc die je kunt aanleren. Het gaat erom dat je voortdurend biddend terugvalt op Christus en je beroept op zijn macht: dat je in een ononderbroken geloofsrelatie staat met Hem.
Het gebed: dat is het geheim van leven uit de overwinning. Ook vandaag! Waar niet gebeden wordt, staat de kerk schuldig aan haar eigen onmacht. Waar niet de Heer gesmeekt wordt: Heer, zie ons aan in onze onmacht om onze kinderen bij U te houden. Heer van de kerk, zie ons aan in onze onmacht om de eenheid van uw kerk terug te vinden! Zie ons aan in onze onmacht om de afkalving van het kerkelijk leven tegen te houden! Zie ons aan in onze onmacht om de wereld te ontrukken aan de demonische machten van chaos en ontreddering! Waar niet gebeden wordt: Heer, wij kunnen niet! Maar U bent machtig! Dat geloven wij, Heer! Maar help ons in ons ongeloof! Help ons de vijand in onszelf te overwinnen, die ons er toe verleidt de werkelijkheid die we zien reëler te achten, dan de werkelijkheid die ons door U met gezag wordt voorgehouden.
Waar zo niet gebeden wordt, smékend gebeden wordt, individueel en door ons samen met elkaar, daar bevestigen we onszelf in onze onmacht. Er zijn geen trucs te leren om die te overwinnen. Praten, schrijven, confereren, debatteren, organiseren, het helpt op zichzelf geen steek verder. Het bevestigt ons slechts in onze machteloosheid.
Maar Jezus, Hij is de Machtige. Geloof Hem! Acht Hem betrouwbaar. Ja, roep Hem aan om uw geloof te versterken. Daartoe roept Hij ons in deze geschiedenis op. Want om dit geloof te leren is Jezus weer afgedaald van de berg tot een schare, die door haar ongeloof Hem doet lijden. En tot leerlingen die het geloven nog beter moeten leren.
Wat is ongeloof? Geen vertrouwen hebben. Twijfelen aan de waarheid van Gods beloften. Ongeloof is Christus voor een praatjesmaker houden. Ongeloof is schuld. Ongeloof is, ondanks alle woorden van God, denken dat we er in wezen toch alleen voor staan en het zelf moeten doen. De vader uit het verhaal voelt zich te zwak aan dit ongeloof weerstand te bieden. En daarom kan hij zijn geloof alleen maar belijden in de vorm van een gebed: Ik geloof, maar kom mij te hulp in mijn ongeloof. Geloven, beseft hij, kun je alleen maar biddend doen. En Christus laat geen bidder staan. Hij toont ogenblikkelijk zijn macht. Een laatste worsteling volgt, zo hevig, dat de dood van de jongen gevreesd wordt. Maar de demon moet zijn prooi loslaten. Jezus blijft overwinnaar. Want Hij heeft de macht. En Hij houdt de macht. Die draagt Hij niet over aan zijn kerk. Hij houdt die zelf.
Geloof uit zich in gebed.
Maar wel laat Hij zijn kerk daarin delen. Daarin geven de slotverzen nog een verhelderend inzicht. Bij thuiskomst vragen de discipelen toch nog een nadere toelichting, waar het bij hen misgelopen was dat zij niet in staat waren de ban van de demon te breken. Het is opnieuw een vraag naar het kunnen. Waarom konden zij de werkelijkheid niet aan? Waarom konden zij de macht van de duisternis niet overwinnen? Waarom ging hun die kunst zo slecht af?
Deze vraag, nà wat er is gebeurd, getuigt van hardleersheid. En Jezus' antwoord spaart de discipelen niet. Dit geslacht, dit soort kan alleen verjaagd worden met gebed. Het is geen
truc die je kunt aanleren. Het gaat erom dat je voortdurend biddend terugvalt op Christus en je beroept op zijn macht: dat je in een ononderbroken geloofsrelatie staat met Hem.
Het gebed: dat is het geheim van leven uit de overwinning. Ook vandaag! Waar niet gebeden wordt, staat de kerk schuldig aan haar eigen onmacht. Waar niet de Heer gesmeekt wordt: Heer, zie ons aan in onze onmacht om onze kinderen bij U te houden. Heer van de kerk, zie ons aan in onze onmacht om de eenheid van uw kerk terug te vinden! Zie ons aan in onze onmacht om de afkalving van het kerkelijk leven tegen te houden! Zie ons aan in onze onmacht om de wereld te ontrukken aan de demonische machten van chaos en ontreddering! Waar niet gebeden wordt: Heer, wij kunnen niet! Maar U bent machtig! Dat geloven wij, Heer! Maar help ons in ons ongeloof! Help ons de vijand in onszelf te overwinnen, die ons er toe verleidt de werkelijkheid die we zien reëler te achten, dan de werkelijkheid die ons door U met gezag wordt voorgehouden.
Waar zo niet gebeden wordt, smékend gebeden wordt, individueel en door ons samen met elkaar, daar bevestigen we onszelf in onze onmacht. Er zijn geen trucs te leren om die te overwinnen. Praten, schrijven, confereren, debatteren, organiseren, het helpt op zichzelf geen steek verder. Het bevestigt ons slechts in onze machteloosheid.
Maar Jezus, Hij is de Machtige. Geloof Hem! Acht Hem betrouwbaar. Ja, roep Hem aan om uw geloof te versterken. Daartoe roept Hij ons in deze geschiedenis op. Want om dit geloof te leren is Jezus weer afgedaald van de berg tot een schare, die door haar ongeloof Hem doet lijden. En tot leerlingen die het geloven nog beter moeten leren.
In Bijbels Optiek
Jezus is opgestaan uit de dood en wij met Hem. Hij is de grote overwinnaar en wij delen in Zijn kracht.
En daartoe is Hij opgestaan uit de dood als de grote Overwinnaar om ons te laten delen in zijn kracht. Om tekenen op te richten van het Rijk dat is en dat komt! Hij kan dat doen. Ook vandaag! Ook in uw leven! Ook in deze wereld! Als er maar een kerk is die bidt en die veel van Hem verwacht. Als we maar bidden: We geloven, Heer! Kom ons te hulp in ons ongeloof.
En daartoe is Hij opgestaan uit de dood als de grote Overwinnaar om ons te laten delen in zijn kracht. Om tekenen op te richten van het Rijk dat is en dat komt! Hij kan dat doen. Ook vandaag! Ook in uw leven! Ook in deze wereld! Als er maar een kerk is die bidt en die veel van Hem verwacht. Als we maar bidden: We geloven, Heer! Kom ons te hulp in ons ongeloof.