In Bijbels Optiek
3. De grote nood van God.
Jesaja 69.
1 Zie, de hand des Heren is niet te kort om te verlossen, en zijn oor niet te onmachtig om te horen; 2 Maar uw ongerechtigheden zijn het, die scheiding brengen tussen u en uw God, en uw zonden doen zijn aangezicht voor u verborgen zijn, zodat Hij niet hoort. 3 Want uw handen zijn met bloed bezoedeld en uw vingers met ongerechtigheid; uw lippen spreken leugen, uw tong prevelt onrecht. 4 Er is niemand die een gegronde aanklacht indient, en niemand die naar waarheid richt; zij vertrouwen op ijdelheid, spreken valsheid, gaan zwanger van moeite en baren onheil. 5 Zij broeden eieren van giftige slangen uit en weven spinnenwebben. Wie van hun eieren eet, zal sterven; als er een ingedrukt wordt, berst er een adder uit. 6 Hun webben deugen niet tot kleding, en met hun maaksels kunnen zij zich niet bedekken; hun maaksels zijn maaksels van boosheid, en gewelddaden zijn in hun handen. 7 Hun voeten snellen naar het kwade en haasten zich om onschuldig bloed te vergieten; hun gedachten zijn onheilsgedachten, verwoesting en verderf zijn op hun wegen. 8 De weg des vredes kennen zij niet, en er is geen recht in hun sporen; zij gaan langs kronkelpaden; niemand die ze betreedt, kent vrede.
9 Daarom blijft het recht ver van ons en de gerechtigheid bereikt ons niet. Wij wachten op licht en zie, er is duisternis; op stralende helderheid en wandelen in dichte donkerte.10 Wij tasten als blinden langs de wand, als wie geen ogen hebben, tasten wij; wij struikelen op de middag als in de schemering, wij zijn in de kracht van ons leven aan doden gelijk. 11 Wij grommen allen als beren en kirren droevig als duiven; wij wachten op recht, maar het is er niet; op verlossing, maar zij blijft verre van ons. 12 Want onze overtredingen zijn talrijk voor U en onze zonden getuigen tegen ons; van onze overtredingen zijn wij ons bewust en onze ongerechtigheden kennen wij: 13 Overtreden, verloochenen van de Here, afvallen van onze God, spreken van onderdrukking en afwijking, zwanger gaan van leugentaal en die uit het binnenste voortbrengen. 14 Het recht wordt teruggedrongen en de gerechtigheid blijft verre staan, want de waarheid struikelt op het plein en oprechtheid vindt geen ingang. 15 Zo ontbreekt de waarheid en wie wijkt van het kwade, wordt het slachtoffer van uitbuiting.
Maar de Here zag het en het was kwaad in zijn ogen, dat er geen recht was. 16 Hij zag, dat er niemand was, en Hij ontzette Zich, omdat niemand tussenbeide trad. Toen bracht zijn arm Hem hulp en zijn gerechtigheid ondersteunde Hem; 17 Hij bekleedde Zich met gerechtigheid als met een pantser en de helm des heils was op zijn hoofd; Hij bekleedde Zich met wraak als met een gewaad en Hij hulde Zich in ijver als in een mantel. 18 Naar de daden zal Hij vergelden: grimmigheid aan zijn tegenstanders, vergelding aan zijn vijanden; aan de kustlanden zal Hij vergelding doen. 19 En men zal vanwaar de zon ondergaat de naam des Heren vrezen en vanwaar zij opgaat zijn heerlijkheid, want Hij komt als een onstuimige rivier, door de adem des Heren voortgezweept. 20 Maar als Verlosser komt Hij voor Sion en voor wie zich in Jakob van overtreding bekeren, luidt het woord des Heren. 21 En wat Mij aangaat, dit is mijn verbond met hen, zegt de Here. Mijn Geest, die op u is, en mijn woorden, die Ik in uw mond gelegd heb, zullen niet wijken uit uw mond noch uit de mond van uw kroost, noch uit de mond van het kroost van uw kroost, zegt de Here, van nu aan tot in eeuwigheid.
Het kleine stukje uit de dikgedrukte tekst ‘God ontzette Zich’ heeft iets opvallends. Een God, die Zich ontzet! Hij is de God, die alles weet en toch; Hij ontzette zich? Als we de oorzaak van deze „ontzetting” van God willen proberen te begrijpen, dan zullen we op zoek moeten gaan in Jesaja 59. Toch schijnen vele christenen, zo het zich laat aanzien, niet zo onderste boven van deze omschrijving. Maar wie zorgvuldig onderzoek doet, zal ontdekken dat het hier om een van de allerbelangrijkste waarheden gaat, voor ieder, die gelooft in Zijn Zoon Jezus Christus. Geen enkel ander punt is van zoveel belang, raakt zo ons leven, is zo belangrijk voor ons geestelijk welzijn.
Jesaja 69.
1 Zie, de hand des Heren is niet te kort om te verlossen, en zijn oor niet te onmachtig om te horen; 2 Maar uw ongerechtigheden zijn het, die scheiding brengen tussen u en uw God, en uw zonden doen zijn aangezicht voor u verborgen zijn, zodat Hij niet hoort. 3 Want uw handen zijn met bloed bezoedeld en uw vingers met ongerechtigheid; uw lippen spreken leugen, uw tong prevelt onrecht. 4 Er is niemand die een gegronde aanklacht indient, en niemand die naar waarheid richt; zij vertrouwen op ijdelheid, spreken valsheid, gaan zwanger van moeite en baren onheil. 5 Zij broeden eieren van giftige slangen uit en weven spinnenwebben. Wie van hun eieren eet, zal sterven; als er een ingedrukt wordt, berst er een adder uit. 6 Hun webben deugen niet tot kleding, en met hun maaksels kunnen zij zich niet bedekken; hun maaksels zijn maaksels van boosheid, en gewelddaden zijn in hun handen. 7 Hun voeten snellen naar het kwade en haasten zich om onschuldig bloed te vergieten; hun gedachten zijn onheilsgedachten, verwoesting en verderf zijn op hun wegen. 8 De weg des vredes kennen zij niet, en er is geen recht in hun sporen; zij gaan langs kronkelpaden; niemand die ze betreedt, kent vrede.
9 Daarom blijft het recht ver van ons en de gerechtigheid bereikt ons niet. Wij wachten op licht en zie, er is duisternis; op stralende helderheid en wandelen in dichte donkerte.10 Wij tasten als blinden langs de wand, als wie geen ogen hebben, tasten wij; wij struikelen op de middag als in de schemering, wij zijn in de kracht van ons leven aan doden gelijk. 11 Wij grommen allen als beren en kirren droevig als duiven; wij wachten op recht, maar het is er niet; op verlossing, maar zij blijft verre van ons. 12 Want onze overtredingen zijn talrijk voor U en onze zonden getuigen tegen ons; van onze overtredingen zijn wij ons bewust en onze ongerechtigheden kennen wij: 13 Overtreden, verloochenen van de Here, afvallen van onze God, spreken van onderdrukking en afwijking, zwanger gaan van leugentaal en die uit het binnenste voortbrengen. 14 Het recht wordt teruggedrongen en de gerechtigheid blijft verre staan, want de waarheid struikelt op het plein en oprechtheid vindt geen ingang. 15 Zo ontbreekt de waarheid en wie wijkt van het kwade, wordt het slachtoffer van uitbuiting.
Maar de Here zag het en het was kwaad in zijn ogen, dat er geen recht was. 16 Hij zag, dat er niemand was, en Hij ontzette Zich, omdat niemand tussenbeide trad. Toen bracht zijn arm Hem hulp en zijn gerechtigheid ondersteunde Hem; 17 Hij bekleedde Zich met gerechtigheid als met een pantser en de helm des heils was op zijn hoofd; Hij bekleedde Zich met wraak als met een gewaad en Hij hulde Zich in ijver als in een mantel. 18 Naar de daden zal Hij vergelden: grimmigheid aan zijn tegenstanders, vergelding aan zijn vijanden; aan de kustlanden zal Hij vergelding doen. 19 En men zal vanwaar de zon ondergaat de naam des Heren vrezen en vanwaar zij opgaat zijn heerlijkheid, want Hij komt als een onstuimige rivier, door de adem des Heren voortgezweept. 20 Maar als Verlosser komt Hij voor Sion en voor wie zich in Jakob van overtreding bekeren, luidt het woord des Heren. 21 En wat Mij aangaat, dit is mijn verbond met hen, zegt de Here. Mijn Geest, die op u is, en mijn woorden, die Ik in uw mond gelegd heb, zullen niet wijken uit uw mond noch uit de mond van uw kroost, noch uit de mond van het kroost van uw kroost, zegt de Here, van nu aan tot in eeuwigheid.
Het kleine stukje uit de dikgedrukte tekst ‘God ontzette Zich’ heeft iets opvallends. Een God, die Zich ontzet! Hij is de God, die alles weet en toch; Hij ontzette zich? Als we de oorzaak van deze „ontzetting” van God willen proberen te begrijpen, dan zullen we op zoek moeten gaan in Jesaja 59. Toch schijnen vele christenen, zo het zich laat aanzien, niet zo onderste boven van deze omschrijving. Maar wie zorgvuldig onderzoek doet, zal ontdekken dat het hier om een van de allerbelangrijkste waarheden gaat, voor ieder, die gelooft in Zijn Zoon Jezus Christus. Geen enkel ander punt is van zoveel belang, raakt zo ons leven, is zo belangrijk voor ons geestelijk welzijn.
In Bijbels Optiek
Wie zorgvuldig onderzoek doet in de Schriften (de Bijbel) zal Jezus Christus ontdekken. Een ontmoeting met Hem raakt ons leven fundamenteel.
God „ontzette Zich, omdat niemand tussenbeide trad” (Jes. 59:16) omdat er geen voorbidder was, vertaalt de Statenvertaling in dit verband beter.
Maar dit werd toch lang voor de komst van de Here Jezus Christus gezegd, lang voor de uitstorting van de Heilige Geest, de Geest van genade en kracht, „die onze zwakheden te hulp komt”, „die zelf voor ons pleit” en „voor ons bidt”? (Rom. 8:26).
Inderdaad, het werd gezegd lang voor de beloften van onze Here Jezus Christus, wat het bidden betreft, lang voordat wij als christenen zoveel over het gebed wisten, in die dagen, waarin de offers voor de zonden van de individuele Israëliet zwaarder schenen te wegen dan de voorbede voor andere zondaars.
Maar... hoe groot moet Gods ontzetting dan vandaag wel niet zijn! Want er zijn weinig christenen onder ons, die weten wat overwinnend gebed is! Ieder van ons zal toegeven dat hij gelooft, dat er gebeden moet worden, maar velen van ons geloven niet werkelijk in de macht van het gebed.
Voor we een stap verder gaan is er eerst een dringend verzoek, namelijk om datgene wat in de nu volgende hoofdstukken geschreven wordt, als bijbelstudie door te nemen. Alles hangt namelijk af van de manier, waarop je de bijbelse boodschap als lezer verwerkt. Alles in het leven van een christen hangt samen met gebed of heeft er indirect mee te maken.
Waarom lijden zoveel christenen de nederlaag in hun dagelijks leven? Dat komt hoofdzakelijk omdat ze te weinig bidden! Waarom zijn vele werkers in Gods Koninkrijk zo vaak ontmoedigd en teleurgesteld? Dat is om dezelfde reden!
Waarom zien de meesten van ons zo weinig medemensen „uit de duisternis tot het licht komen"”door hun getuigenis? Het is eveneens omdat ze te weinig bidden.
Waarom staan de kerken niet zonder meer “in vuur en vlam” als het over God gaat? Omdat er zo weinig werkelijk gebed is.
God „ontzette Zich, omdat niemand tussenbeide trad” (Jes. 59:16) omdat er geen voorbidder was, vertaalt de Statenvertaling in dit verband beter.
Maar dit werd toch lang voor de komst van de Here Jezus Christus gezegd, lang voor de uitstorting van de Heilige Geest, de Geest van genade en kracht, „die onze zwakheden te hulp komt”, „die zelf voor ons pleit” en „voor ons bidt”? (Rom. 8:26).
Inderdaad, het werd gezegd lang voor de beloften van onze Here Jezus Christus, wat het bidden betreft, lang voordat wij als christenen zoveel over het gebed wisten, in die dagen, waarin de offers voor de zonden van de individuele Israëliet zwaarder schenen te wegen dan de voorbede voor andere zondaars.
Maar... hoe groot moet Gods ontzetting dan vandaag wel niet zijn! Want er zijn weinig christenen onder ons, die weten wat overwinnend gebed is! Ieder van ons zal toegeven dat hij gelooft, dat er gebeden moet worden, maar velen van ons geloven niet werkelijk in de macht van het gebed.
Voor we een stap verder gaan is er eerst een dringend verzoek, namelijk om datgene wat in de nu volgende hoofdstukken geschreven wordt, als bijbelstudie door te nemen. Alles hangt namelijk af van de manier, waarop je de bijbelse boodschap als lezer verwerkt. Alles in het leven van een christen hangt samen met gebed of heeft er indirect mee te maken.
Waarom lijden zoveel christenen de nederlaag in hun dagelijks leven? Dat komt hoofdzakelijk omdat ze te weinig bidden! Waarom zijn vele werkers in Gods Koninkrijk zo vaak ontmoedigd en teleurgesteld? Dat is om dezelfde reden!
Waarom zien de meesten van ons zo weinig medemensen „uit de duisternis tot het licht komen"”door hun getuigenis? Het is eveneens omdat ze te weinig bidden.
Waarom staan de kerken niet zonder meer “in vuur en vlam” als het over God gaat? Omdat er zo weinig werkelijk gebed is.
In Bijbels Optiek
Veel christenen en kerken ontvangen niets omdat ze weinig bidden.
De Here Jezus is vandaag nog even machtig als voorheen. Hij verlangt er nog even sterk naar dat mensen gered worden als in de eeuwen, die achter ons liggen. Zijn arm is niet verkort dat Hij niet zou kunnen redden (Jes. 59: 1), maar Hij kan zijn arm alleen uitbreiden, tenzij wij meer bidden, vooral werkelijk bidden. De oorzaak van al ons falen is ons falen in het gebedsleven. Dus kunnen we zelf op onderzoek uitgaan en hoeven we niet een rechtstreekse aanwijzing uit de hemel te verwachten.
Als God „Zich ontzette” in de dagen van Jesaja, hoeft het ons niet te verbazen dat de Here Jezus in de dagen dat Hij in het vlees onder ons was, „Zich ook verwonderde”. Hij verwonderde Zich over het ongeloof van Zijn toehoorders, een ongeloof dat het Hem beslist onmogelijk maakte Zijn kracht te openbaren in hun steden (Marc. 6:6).
De meesten die zich aan dat ongeloof schuldig maakten, zagen in Hem geen materieel gewin, ‘dat zij Hem zouden begeerd hebben’. Hoe groot zal Zijn „verbazing” daarom in onze dagen zijn, als Hij onder ons, die Hem hopelijk van harte liefhebben en aanbidden, ook maar weinigen vindt, die zich werkelijk „beijveren om aan Hem vast te houden”! (Jes. 64:7). Eigenlijk is het verbazingwekkend dat een christen niet bidt. We leven in een veelbewogen tijd vol dreiging.
De Here Jezus is vandaag nog even machtig als voorheen. Hij verlangt er nog even sterk naar dat mensen gered worden als in de eeuwen, die achter ons liggen. Zijn arm is niet verkort dat Hij niet zou kunnen redden (Jes. 59: 1), maar Hij kan zijn arm alleen uitbreiden, tenzij wij meer bidden, vooral werkelijk bidden. De oorzaak van al ons falen is ons falen in het gebedsleven. Dus kunnen we zelf op onderzoek uitgaan en hoeven we niet een rechtstreekse aanwijzing uit de hemel te verwachten.
Als God „Zich ontzette” in de dagen van Jesaja, hoeft het ons niet te verbazen dat de Here Jezus in de dagen dat Hij in het vlees onder ons was, „Zich ook verwonderde”. Hij verwonderde Zich over het ongeloof van Zijn toehoorders, een ongeloof dat het Hem beslist onmogelijk maakte Zijn kracht te openbaren in hun steden (Marc. 6:6).
De meesten die zich aan dat ongeloof schuldig maakten, zagen in Hem geen materieel gewin, ‘dat zij Hem zouden begeerd hebben’. Hoe groot zal Zijn „verbazing” daarom in onze dagen zijn, als Hij onder ons, die Hem hopelijk van harte liefhebben en aanbidden, ook maar weinigen vindt, die zich werkelijk „beijveren om aan Hem vast te houden”! (Jes. 64:7). Eigenlijk is het verbazingwekkend dat een christen niet bidt. We leven in een veelbewogen tijd vol dreiging.
In Bijbels Optiek
Tsunami.
Er zijn veel tekenen (als laatste de zeebeving in Azië), die er op wijzen dat dit „de laatste dagen” zijn, waarin God beloofde Zijn Geest uit te storten - de Geest der genade en van gebeden - op alle vlees (Joël 2:28). Toch weet de meerderheid van de belijdende christenen nauwelijks wat “smeken in het gebed” (Ef. 6: 18) inhoudt en veel kerken houden niet alleen geen bidstond meer, maar maken dergelijke bijeenkomsten ook belachelijk door er over te zwijgen.
De Engelse kerk, die het grote belang van aanbidding en gebed wel enigermate erkent, verwacht nog van haar geestelijken dat er dagelijks, zowel 's morgens als 's avonds, in de kerk gebeden en voorgelezen wordt. Maar dit gebeurt dikwijls in een lege kerk? De gebeden worden meestal afgeraffeld op een manier, die iedere vorm van aanbidding uitsluit? Ook moet dit „gemeenschappelijk gebed” - hoe kan het anders - vrij vaag en onpersoonlijk worden gehouden.
En hoe staat het met die kerken, waar nog wel vastgehouden wordt aan de ouderwetse gewoonte van een wekelijkse bidstond? Kunnen we ze niet het beste met ‘slecht bezocht’ betitelen? De Engelse opwekkingsprediker en wereldbekende bijbelleraar C. H. Spurgeon mocht in zijn leven het resultaat van zijn prediking ervaren. Hij had namelijk iedere maandagavond een bidstond waarin hij bijna nooit minder dan duizend en soms wel twaalfhonderd deelnemers telde!
Er zijn veel tekenen (als laatste de zeebeving in Azië), die er op wijzen dat dit „de laatste dagen” zijn, waarin God beloofde Zijn Geest uit te storten - de Geest der genade en van gebeden - op alle vlees (Joël 2:28). Toch weet de meerderheid van de belijdende christenen nauwelijks wat “smeken in het gebed” (Ef. 6: 18) inhoudt en veel kerken houden niet alleen geen bidstond meer, maar maken dergelijke bijeenkomsten ook belachelijk door er over te zwijgen.
De Engelse kerk, die het grote belang van aanbidding en gebed wel enigermate erkent, verwacht nog van haar geestelijken dat er dagelijks, zowel 's morgens als 's avonds, in de kerk gebeden en voorgelezen wordt. Maar dit gebeurt dikwijls in een lege kerk? De gebeden worden meestal afgeraffeld op een manier, die iedere vorm van aanbidding uitsluit? Ook moet dit „gemeenschappelijk gebed” - hoe kan het anders - vrij vaag en onpersoonlijk worden gehouden.
En hoe staat het met die kerken, waar nog wel vastgehouden wordt aan de ouderwetse gewoonte van een wekelijkse bidstond? Kunnen we ze niet het beste met ‘slecht bezocht’ betitelen? De Engelse opwekkingsprediker en wereldbekende bijbelleraar C. H. Spurgeon mocht in zijn leven het resultaat van zijn prediking ervaren. Hij had namelijk iedere maandagavond een bidstond waarin hij bijna nooit minder dan duizend en soms wel twaalfhonderd deelnemers telde!
In Bijbels Optiek
De opwekkingsprediker Spurgeon
Veel christenen hebben opgehouden in het gebed te geloven? En mocht u zelf nog wekelijks met anderen samenkomen om te bidden, is het dan toch niet zo, dat de grote meerderheid van de gemeenteleden daaraan nooit deelneemt? Er zelfs niet aan denkt zich er bij aan te sluiten? Hoe komt dit? Wie zijn fout is dat?
„'t Is maar een bidstond” – hoor je vaak zeggen! Hoeveel mensen nemen werkelijk met blijdschap deel aan een bidstond? De vraag aan ons adres kan daarom ook pijnlijk zijn: is het voor ons een vreugde of een plicht? Zo zijn er veel meer vragen te stellen om erachter te komen wat de oorzaak van de tekortkomingen op dit gebied in onze kerken is. Het gaat er niet om kritiek uit te oefenen en nog minder om een oordeel te vellen. Dat kan iedereen. Natuurlijk is het diepste verlangen in dit schrijven christenen op te wekken God „vast te houden” als nooit te voren. De wens is om te bemoedigen, anderen een riem onder het hart te steken, elkaar op te bouwen in het geloof! We staan het hoogst in Gods oog, als we tijd voor gebed nemen. Hij wordt dan gekend in de noden van de bidder en dat is Zijn wil.
Als we ons eigen leven overzien en nagaan hoeveel gebedsloosheid daarin was en is, dan besterft ieder woord van kritiek op medechristenen ons op de lippen. Maar dat de tijd gekomen is, waarin het nodig is om met klem op te roepen tot gebed, dat staat vast.
Hebben we de moed om met elkaar de vragen die er zijn rondom het gebed onder ogen te zien? Het schijnt een dwaze poging, want is niet juist het gebed een bezit dat alle godsdiensten gemeen hebben! Toch moet je als individu en als kerkelijke gemeenschap deze zaak eerlijk en open durven te onderzoeken. Geloven wij werkelijk dat het gebed een macht is? En is het de grootste macht op aarde, of is het dat niet? Is bidden inderdaad „de Hand in beweging brengen van Hem, die het heelal beweegt”? (Jes. 19: 16)
Veel christenen hebben opgehouden in het gebed te geloven? En mocht u zelf nog wekelijks met anderen samenkomen om te bidden, is het dan toch niet zo, dat de grote meerderheid van de gemeenteleden daaraan nooit deelneemt? Er zelfs niet aan denkt zich er bij aan te sluiten? Hoe komt dit? Wie zijn fout is dat?
„'t Is maar een bidstond” – hoor je vaak zeggen! Hoeveel mensen nemen werkelijk met blijdschap deel aan een bidstond? De vraag aan ons adres kan daarom ook pijnlijk zijn: is het voor ons een vreugde of een plicht? Zo zijn er veel meer vragen te stellen om erachter te komen wat de oorzaak van de tekortkomingen op dit gebied in onze kerken is. Het gaat er niet om kritiek uit te oefenen en nog minder om een oordeel te vellen. Dat kan iedereen. Natuurlijk is het diepste verlangen in dit schrijven christenen op te wekken God „vast te houden” als nooit te voren. De wens is om te bemoedigen, anderen een riem onder het hart te steken, elkaar op te bouwen in het geloof! We staan het hoogst in Gods oog, als we tijd voor gebed nemen. Hij wordt dan gekend in de noden van de bidder en dat is Zijn wil.
Als we ons eigen leven overzien en nagaan hoeveel gebedsloosheid daarin was en is, dan besterft ieder woord van kritiek op medechristenen ons op de lippen. Maar dat de tijd gekomen is, waarin het nodig is om met klem op te roepen tot gebed, dat staat vast.
Hebben we de moed om met elkaar de vragen die er zijn rondom het gebed onder ogen te zien? Het schijnt een dwaze poging, want is niet juist het gebed een bezit dat alle godsdiensten gemeen hebben! Toch moet je als individu en als kerkelijke gemeenschap deze zaak eerlijk en open durven te onderzoeken. Geloven wij werkelijk dat het gebed een macht is? En is het de grootste macht op aarde, of is het dat niet? Is bidden inderdaad „de Hand in beweging brengen van Hem, die het heelal beweegt”? (Jes. 19: 16)
In Bijbels Optiek
Gebed is een kracht, die Gods hand in beweging brengt.
Geldt Gods bevel om te bidden werkelijk ook voor ieder van ons persoonlijk? Zijn de beloften van God betreffende het gebed, nog altijd van kracht? We mompelen vaak ieder voor ons instemmend als deze vragen op ons afkomen. We hebben de moed niet om er „nee” tegen te zeggen. En toch...
De Here Jezus kan elke belofte vervullen. De bevelen van Hem, die wij hebben op te volgen, zijn:
- te allen tijde bidden!
- doen wat Hij beveelt!
- daar heen gaan waar Hij ons heen stuurt!
De vraag is of we willen gehoorzamen? Zijn bevel om te doen wordt door onze dominees nog wel herhaald in deze tijd! Men zou haast denken dat dit Gods enige opdracht is!
Hoe weinig komt het echter voor dat we herinnerd worden aan het tweede woord, dat er bij hoort bidden!
Het is inderdaad niet moeilijk om aan te tonen dat ieder uitblijven van resultaat en iedere mislukking in ons geestelijk leven en in het werk in onze gemeenten, voor rekening van ons gebrekkig, onvoldoende bidden komt. Als we niet op de juiste wijze bidden, kunnen we niet op de juiste wijze leven en ook niet op de juiste wijze dienen. Dit lijkt op het eerste gezicht vreselijk overdreven, maar hoe meer we dat overdenken bij het licht dat de Bijbel hierover laat schijnen, des te meer zullen we overtuigd raken van de waarheid van deze bewering.
Wanneer we ons er nu toe gaan zetten, opnieuw te onderzoeken wat de bijbel te zeggen heeft over dit diepgaande en intrigerende onderwerp, laten wij dan proberen enkele beloften van de Here Jezus zó te lezen, alsof we er nog nooit eerder van gehoord hebben. Dat zal zeker zijn uitwerking op ons hebben. Eigenlijk hangt de weg van onderzoek die we hierin gaan van slechts twee dingen af: geloof en gebed. Juist daarin falen we keer op keer. En daarom moeten we met ‘nieuwe ogen’ de Schrift leren lezen. We moeten elkaar herinneren aan een geloof dat hernieuwd.
Geldt Gods bevel om te bidden werkelijk ook voor ieder van ons persoonlijk? Zijn de beloften van God betreffende het gebed, nog altijd van kracht? We mompelen vaak ieder voor ons instemmend als deze vragen op ons afkomen. We hebben de moed niet om er „nee” tegen te zeggen. En toch...
De Here Jezus kan elke belofte vervullen. De bevelen van Hem, die wij hebben op te volgen, zijn:
- te allen tijde bidden!
- doen wat Hij beveelt!
- daar heen gaan waar Hij ons heen stuurt!
De vraag is of we willen gehoorzamen? Zijn bevel om te doen wordt door onze dominees nog wel herhaald in deze tijd! Men zou haast denken dat dit Gods enige opdracht is!
Hoe weinig komt het echter voor dat we herinnerd worden aan het tweede woord, dat er bij hoort bidden!
Het is inderdaad niet moeilijk om aan te tonen dat ieder uitblijven van resultaat en iedere mislukking in ons geestelijk leven en in het werk in onze gemeenten, voor rekening van ons gebrekkig, onvoldoende bidden komt. Als we niet op de juiste wijze bidden, kunnen we niet op de juiste wijze leven en ook niet op de juiste wijze dienen. Dit lijkt op het eerste gezicht vreselijk overdreven, maar hoe meer we dat overdenken bij het licht dat de Bijbel hierover laat schijnen, des te meer zullen we overtuigd raken van de waarheid van deze bewering.
Wanneer we ons er nu toe gaan zetten, opnieuw te onderzoeken wat de bijbel te zeggen heeft over dit diepgaande en intrigerende onderwerp, laten wij dan proberen enkele beloften van de Here Jezus zó te lezen, alsof we er nog nooit eerder van gehoord hebben. Dat zal zeker zijn uitwerking op ons hebben. Eigenlijk hangt de weg van onderzoek die we hierin gaan van slechts twee dingen af: geloof en gebed. Juist daarin falen we keer op keer. En daarom moeten we met ‘nieuwe ogen’ de Schrift leren lezen. We moeten elkaar herinneren aan een geloof dat hernieuwd.
In Bijbels Optiek
Bij onderzoek in de Bijbel naar de zin van gebed heb je geloof en ‘nieuwe geestelijke ogen’ nodig.
We moeten ons in de eerste plaats afvragen: Waarom faalde ik? Niet: waarin faalde de ander maar ikzelf? Waarom gebeurde er verder niets en hoe kwam dat?
Hebben we nagelaten ons levenspeil op te trekken tot de standaard van de „volmaakte liefde” die ons in 1 Corinthiërs zo prachtig wordt beschreven?
We moeten inzien dat „bidden” niet “het in werking stellen van een voornemen om te gaan bidden” is. Evenals David, moeten we leren bidden: „Schep mij een rein hart, o God!” (Psalm 51) voor we echt kunnen bidden. En ook in onze positie van vandaag.hebben we meer dan ooit te letten op de geïnspireerde woorden van de apostel Paulus: „Geliefden, als ons hart ons niet veroordeelt, hebben wij vrijmoedigheid tegenover God, en ontvangen wij van Hem al wat wij bidden” (1 Joh. 3: ?1, 22), eerder niet!
Er moet weer die „verbazing” en die „verwondering” over ons komen, die er vroeger was, die ons ertoe bracht christen te worden. Er moet in heel de Kerk liefst een dringende oproep tot gebed doorgegeven worden.
Hopelijk slaan we acht op deze woorden? Doen we dat, dan kunnen we er alleen maar ons voordeel mee doen? Of zal het ook nu weer zoals zoveel oproepen aan dovemans oren gericht zijn en zal ons leven toch zonder gebed en dus zonder resultaat blijven?
We zullen geestelijk wakker moeten worden! De duivel verblindt onze ogen. Hij tracht te verhinderen dat wij deze vragen over het gebed onder ogen zien. Er zijn machten, die ons willen tegenhouden en deze zijn net zo reëel als de Heilige Geest die ons wil zegenen.
We moeten ons in de eerste plaats afvragen: Waarom faalde ik? Niet: waarin faalde de ander maar ikzelf? Waarom gebeurde er verder niets en hoe kwam dat?
Hebben we nagelaten ons levenspeil op te trekken tot de standaard van de „volmaakte liefde” die ons in 1 Corinthiërs zo prachtig wordt beschreven?
We moeten inzien dat „bidden” niet “het in werking stellen van een voornemen om te gaan bidden” is. Evenals David, moeten we leren bidden: „Schep mij een rein hart, o God!” (Psalm 51) voor we echt kunnen bidden. En ook in onze positie van vandaag.hebben we meer dan ooit te letten op de geïnspireerde woorden van de apostel Paulus: „Geliefden, als ons hart ons niet veroordeelt, hebben wij vrijmoedigheid tegenover God, en ontvangen wij van Hem al wat wij bidden” (1 Joh. 3: ?1, 22), eerder niet!
Er moet weer die „verbazing” en die „verwondering” over ons komen, die er vroeger was, die ons ertoe bracht christen te worden. Er moet in heel de Kerk liefst een dringende oproep tot gebed doorgegeven worden.
Hopelijk slaan we acht op deze woorden? Doen we dat, dan kunnen we er alleen maar ons voordeel mee doen? Of zal het ook nu weer zoals zoveel oproepen aan dovemans oren gericht zijn en zal ons leven toch zonder gebed en dus zonder resultaat blijven?
We zullen geestelijk wakker moeten worden! De duivel verblindt onze ogen. Hij tracht te verhinderen dat wij deze vragen over het gebed onder ogen zien. Er zijn machten, die ons willen tegenhouden en deze zijn net zo reëel als de Heilige Geest die ons wil zegenen.
In Bijbels Optiek
Duivelse machten proberen gelovige christenen van God af te houden.
Zijn wij ons ervan bewust dat de duivel nergens zo beducht voor is als voor gebed? Zijn grote zorg is ons daarvan af te houden. Het doet hem goed als hij ziet dat we „bedolven” zijn onder veel werk, als we er maar niet bij bidden. Hij maakt zich geen zorgen als we ernstige en ijverige onderzoekers van de bijbel zijn, als we er maar weinig bij bidden. Iemand heeft de wijze opmerking gemaakt: „Satan lacht om ons zwoegen; spot met onze wijsheid; maar beeft als we bidden!”
Dit alles moge ons misschien bekend in de oren klinken, de vraag is: bidden we werkelijk? Als dat niet zo is, dan zullen we slechts nederlagen ervaren, welke tekenen van schijnbaar resultaat er ook mogen zijn. We kunnen heel wat meer bereiken door onze gebeden dan door ons werk. Gebed is almachtig, het kan alles bewerken wat God kan! Als wíj bidden gaat God aan het werk. Ieder resultaat door de gemeente van Jezus Christus is een gevolg van gebed van de bidders zelf. Jezus leerde ons God de hoogste eer te geven door het dankgebed.
We weten allemaal wat bidden is, maar blijkbaar moeten we net als de discipelen leren roepen: “Heer, leer ons bidden!”
Zijn wij ons ervan bewust dat de duivel nergens zo beducht voor is als voor gebed? Zijn grote zorg is ons daarvan af te houden. Het doet hem goed als hij ziet dat we „bedolven” zijn onder veel werk, als we er maar niet bij bidden. Hij maakt zich geen zorgen als we ernstige en ijverige onderzoekers van de bijbel zijn, als we er maar weinig bij bidden. Iemand heeft de wijze opmerking gemaakt: „Satan lacht om ons zwoegen; spot met onze wijsheid; maar beeft als we bidden!”
Dit alles moge ons misschien bekend in de oren klinken, de vraag is: bidden we werkelijk? Als dat niet zo is, dan zullen we slechts nederlagen ervaren, welke tekenen van schijnbaar resultaat er ook mogen zijn. We kunnen heel wat meer bereiken door onze gebeden dan door ons werk. Gebed is almachtig, het kan alles bewerken wat God kan! Als wíj bidden gaat God aan het werk. Ieder resultaat door de gemeente van Jezus Christus is een gevolg van gebed van de bidders zelf. Jezus leerde ons God de hoogste eer te geven door het dankgebed.
We weten allemaal wat bidden is, maar blijkbaar moeten we net als de discipelen leren roepen: “Heer, leer ons bidden!”