In Bijbels Optiek
5. God geeft als wij vragen.
Psalm 2
1 Waarom woelen de volken en zinnen de natiën op ijdelheid?
2 De koningen der aarde scharen zich in slagorde en de machthebbers spannen samen tegen de Here en zijn gezalfde:
3 Laat ons hun banden verscheuren en hun touwen van ons werpen!
4 Die in de hemel zetelt, lacht; de Here spot met hen.
5 Dan spreekt Hij tot hen in zijn toorn, en verschrikt hen in zijn gramschap:
6 Ik heb immers mijn koning gesteld over Sion, mijn heilige berg.
7 Ik wil gewagen van het besluit des Heren: Hij sprak tot mij: Mijn zoon zijt gij; Ik heb u heden verwekt.
8 Vraag Mij en Ik zal volken geven tot uw erfdeel, de einden der aarde tot uw bezit.
9 Gij zult hen verpletteren met een ijzeren knots, hen stukslaan als pottenbakkerswerk.
10 Nu dan, gij koningen, weest verstandig, laat u gezeggen, gij richters der aarde.
11 Dient de Here met vreze en verheugt u met beving.
12 Kust de zoon, opdat hij niet toorne en gij onder-weg niet te gronde gaat, want zeer licht ontbrandt zijn toorn.
Welzalig allen die bij Hem schuilen!
Psalm 2
1 Waarom woelen de volken en zinnen de natiën op ijdelheid?
2 De koningen der aarde scharen zich in slagorde en de machthebbers spannen samen tegen de Here en zijn gezalfde:
3 Laat ons hun banden verscheuren en hun touwen van ons werpen!
4 Die in de hemel zetelt, lacht; de Here spot met hen.
5 Dan spreekt Hij tot hen in zijn toorn, en verschrikt hen in zijn gramschap:
6 Ik heb immers mijn koning gesteld over Sion, mijn heilige berg.
7 Ik wil gewagen van het besluit des Heren: Hij sprak tot mij: Mijn zoon zijt gij; Ik heb u heden verwekt.
8 Vraag Mij en Ik zal volken geven tot uw erfdeel, de einden der aarde tot uw bezit.
9 Gij zult hen verpletteren met een ijzeren knots, hen stukslaan als pottenbakkerswerk.
10 Nu dan, gij koningen, weest verstandig, laat u gezeggen, gij richters der aarde.
11 Dient de Here met vreze en verheugt u met beving.
12 Kust de zoon, opdat hij niet toorne en gij onder-weg niet te gronde gaat, want zeer licht ontbrandt zijn toorn.
Welzalig allen die bij Hem schuilen!
In Bijbels Optiek
‘Ik heb Mijn Koning gesteld over Sion’, zegt de Here (al 42 % van alle Israëli’s gelooft dat de tempel te Jeruzalen herbouwd zal worden).
Efeze 1
1 Paulus, door de wil van God een apostel van Christus Jezus, aan de heiligen en gelovigen in Christus Jezus, die te Efeze zijn;
2 genade zij u en vrede van God, onze Vader, en van de Here Jezus Christus. 3 Gezegend zij de God en Vader van onze Here Jezus Christus, die ons met allerlei geestelijke zegen in de hemelse gewesten gezegend heeft in Christus. 4 Hij heeft ons immers in Hem uitverkoren vóór de grondlegging der wereld, opdat wij heilig en onberispelijk zouden zijn voor zijn aangezicht. 5 In liefde heeft Hij ons tevoren ertoe bestemd als zonen van Hem te worden aangenomen door Jezus Christus, naar het welbehagen van zijn wil, 6 tot lof van de heerlijkheid zijner genade, waarmede Hij ons begenadigd heeft in de Geliefde. 7 En in Hem hebben wij de verlossing door zijn bloed, de vergeving van de overtredingen, naar de rijkdom zijner genade, 8 welke Hij ons overvloedig heeft bewezen in alle wijsheid en verstand, 9 door ons het geheimenis van zijn wil te doen kennen, in overeenstemming met het welbehagen, dat Hij Zich in Hem had voorgenomen, 10 om, ter voorbereiding van de volheid der tijden, al wat in de hemelen en op de aarde is onder een hoofd, dat is Christus, samen te vatten, 10 maar die nu geopenbaard is door de verschijning van onze Heiland, Christus Jezus, die de dood van zijn kracht heeft beroofd en onvergankelijk leven aan het licht gebracht heeft door het evangelie. 11 in Hem, in wie wij ook het erfdeel ontvangen hebben, waartoe wij tevoren bestemd waren krachtens het voornemen van Hem, die in alles werkt naar de raad van zijn wil, 12 opdat wij zouden zijn tot lof zijner heerlijkheid, wij, die reeds tevoren onze hoop op Christus hadden gebouwd. 13 In Hem zijt ook gij, nadat gij het woord der waarheid, het evangelie uwer behoudenis, hebt gehoord; in Hem zijt gij, toen gij gelovig werd, ook verzegeld met de Heilige Geest der belofte, 14 die een onderpand is van onze erfenis, tot verlossing van het volk, dat Hij Zich verworven heeft, tot lof zijner heerlijkheid.
15 Daarom houd ook ik, gehoord hebbende van uw geloof in de Here Jezus en van uw liefde tot al de heiligen, 16 niet op te danken, u gedenkende bij mijn gebeden, 17 opdat de God van onze Here Jezus Christus, de Vader der heerlijkheid, u geve de Geest van wijsheid en van openbaring om Hem recht te kennen: 18 verlichte ogen uws harten, zodat gij weet, welke hoop zijn roeping wekt, hoe rijk de heerlijkheid is zijner erfenis bij de heiligen, 19 en hoe overweldigend groot zijn kracht is aan ons, die geloven, naar de werking van de sterkte zijner macht, 20 die Hij heeft gewrocht in Christus, door Hem uit de doden op te wekken en Hem te zetten aan zijn rechterhand in de hemelse gewesten, 21 boven alle overheid en macht en kracht en heerschappij en alle naam, die genoemd wordt niet alleen in deze, maar ook in de toekomende eeuw. 22 En Hij heeft alles onder zijn voeten gesteld en Hem als hoofd boven al wat is, gegeven aan de gemeente, 23 die zijn lichaam is, vervuld met Hem, die alles in allen volmaakt.
Efeze 1
1 Paulus, door de wil van God een apostel van Christus Jezus, aan de heiligen en gelovigen in Christus Jezus, die te Efeze zijn;
2 genade zij u en vrede van God, onze Vader, en van de Here Jezus Christus. 3 Gezegend zij de God en Vader van onze Here Jezus Christus, die ons met allerlei geestelijke zegen in de hemelse gewesten gezegend heeft in Christus. 4 Hij heeft ons immers in Hem uitverkoren vóór de grondlegging der wereld, opdat wij heilig en onberispelijk zouden zijn voor zijn aangezicht. 5 In liefde heeft Hij ons tevoren ertoe bestemd als zonen van Hem te worden aangenomen door Jezus Christus, naar het welbehagen van zijn wil, 6 tot lof van de heerlijkheid zijner genade, waarmede Hij ons begenadigd heeft in de Geliefde. 7 En in Hem hebben wij de verlossing door zijn bloed, de vergeving van de overtredingen, naar de rijkdom zijner genade, 8 welke Hij ons overvloedig heeft bewezen in alle wijsheid en verstand, 9 door ons het geheimenis van zijn wil te doen kennen, in overeenstemming met het welbehagen, dat Hij Zich in Hem had voorgenomen, 10 om, ter voorbereiding van de volheid der tijden, al wat in de hemelen en op de aarde is onder een hoofd, dat is Christus, samen te vatten, 10 maar die nu geopenbaard is door de verschijning van onze Heiland, Christus Jezus, die de dood van zijn kracht heeft beroofd en onvergankelijk leven aan het licht gebracht heeft door het evangelie. 11 in Hem, in wie wij ook het erfdeel ontvangen hebben, waartoe wij tevoren bestemd waren krachtens het voornemen van Hem, die in alles werkt naar de raad van zijn wil, 12 opdat wij zouden zijn tot lof zijner heerlijkheid, wij, die reeds tevoren onze hoop op Christus hadden gebouwd. 13 In Hem zijt ook gij, nadat gij het woord der waarheid, het evangelie uwer behoudenis, hebt gehoord; in Hem zijt gij, toen gij gelovig werd, ook verzegeld met de Heilige Geest der belofte, 14 die een onderpand is van onze erfenis, tot verlossing van het volk, dat Hij Zich verworven heeft, tot lof zijner heerlijkheid.
15 Daarom houd ook ik, gehoord hebbende van uw geloof in de Here Jezus en van uw liefde tot al de heiligen, 16 niet op te danken, u gedenkende bij mijn gebeden, 17 opdat de God van onze Here Jezus Christus, de Vader der heerlijkheid, u geve de Geest van wijsheid en van openbaring om Hem recht te kennen: 18 verlichte ogen uws harten, zodat gij weet, welke hoop zijn roeping wekt, hoe rijk de heerlijkheid is zijner erfenis bij de heiligen, 19 en hoe overweldigend groot zijn kracht is aan ons, die geloven, naar de werking van de sterkte zijner macht, 20 die Hij heeft gewrocht in Christus, door Hem uit de doden op te wekken en Hem te zetten aan zijn rechterhand in de hemelse gewesten, 21 boven alle overheid en macht en kracht en heerschappij en alle naam, die genoemd wordt niet alleen in deze, maar ook in de toekomende eeuw. 22 En Hij heeft alles onder zijn voeten gesteld en Hem als hoofd boven al wat is, gegeven aan de gemeente, 23 die zijn lichaam is, vervuld met Hem, die alles in allen volmaakt.
In Bijbels Optiek
God de Vader wekte Jezus op uit de dood en zette Hem aan zijn rechterhand in de hemelse gewesten.
God wil dat wij bidden, dat wij dus veel bidden - omdat elke zegen op geestelijke arbeid afhankelijk is van gebed. Het kan zijn dat een dominee die weinig bidt, toch vrucht op zijn arbeid mag zien, maar dan zal dat zijn omdat iemand in stilte voor hem bidt. De bidders dragen de vrucht, niet de werkers. Sommige werkers in Gods Koninkrijk zullen verbaasd zijn, als straks de dag aanbreekt en “ieder naar zijn werken loon zal ontvangen”. „Heer”, zullen ze zeggen “dat waren toch mensen, die ik tot U geleid heb! Ik deed een uitnodiging tot bekering, en velen bekeerden zich toch daardoor?”
God wil dat wij bidden, dat wij dus veel bidden - omdat elke zegen op geestelijke arbeid afhankelijk is van gebed. Het kan zijn dat een dominee die weinig bidt, toch vrucht op zijn arbeid mag zien, maar dan zal dat zijn omdat iemand in stilte voor hem bidt. De bidders dragen de vrucht, niet de werkers. Sommige werkers in Gods Koninkrijk zullen verbaasd zijn, als straks de dag aanbreekt en “ieder naar zijn werken loon zal ontvangen”. „Heer”, zullen ze zeggen “dat waren toch mensen, die ik tot U geleid heb! Ik deed een uitnodiging tot bekering, en velen bekeerden zich toch daardoor?”
In Bijbels Optiek
De Heilige Geest leert je te onderscheiden waarop het aankomt.
Iedere bekering is de vrucht van het pleiten van de Heilige Geest, in antwoord op het gebed van een of meerdere gelovigen, die tijd genomen hebben voor werkelijke voorbede.
In verband hiermee kunnen we onszelf afvragen hoever dat gebed van ons reikt? „Vraag Mij en Ik zal volken geven tot uw erfdeel, de einden der aarde tot uw bezit” luidt Ps. 2:8. Toch nemen velen niet eens de moeite om de noden van hun eigen kleine bestaan in het gebed tot God te brengen en negen van de tien christenen denken er nooit aan om voor ongelovigen te bidden! Men staat werkelijk versteld over de onwil van veel gelovige christenen om te bidden. Misschien komt dat omdat ze nooit gehoord hebben van overtuigende gebedsverhoringen en deze zelf nooit hebben ervaren.
In dit hoofdstuk willen we proberen, het onmogelijke op een rij te zetten en te begrijpen. We moeten het aandurven ,,het onmogelijke” een naam te geven. Gods beloften vragen om geloof. We moeten elkaar eraan herinneren dat de Here Jezus in een gesprek met Zijn discipelen hen vroeg om te geloven „dat Hij in de Vader en de Vader in Hem is”. En Hij voegde daaraan toe: “of anders, gelooft Mij om de werken zelf” (Joh. 14:11). Het was alsof Hij daardoor wilde zeggen: „Als mijn Persoon, mijn geheiligd leven, en mijn wonderbare woorden niet bij machte zijn u te laten geloven, kijk dan naar Mijn werken, die zullen zeker voldoende zijn om u tot geloof te brengen. “Geloof Mij om wat Ik doe”. Daarbij beloofde Hij hen dat ze, indien ze zouden geloven, „groter werken zouden doen dan deze”. En na deze uitspraak schonk Hij hun de eerste van de zes verstrekkende beloften – God geeft als wij vragen (titel hoofdstuk) - in verband met het gebed. Zouden de discipelen dan nu de weg van hun Heer volgen?
Iedere bekering is de vrucht van het pleiten van de Heilige Geest, in antwoord op het gebed van een of meerdere gelovigen, die tijd genomen hebben voor werkelijke voorbede.
In verband hiermee kunnen we onszelf afvragen hoever dat gebed van ons reikt? „Vraag Mij en Ik zal volken geven tot uw erfdeel, de einden der aarde tot uw bezit” luidt Ps. 2:8. Toch nemen velen niet eens de moeite om de noden van hun eigen kleine bestaan in het gebed tot God te brengen en negen van de tien christenen denken er nooit aan om voor ongelovigen te bidden! Men staat werkelijk versteld over de onwil van veel gelovige christenen om te bidden. Misschien komt dat omdat ze nooit gehoord hebben van overtuigende gebedsverhoringen en deze zelf nooit hebben ervaren.
In dit hoofdstuk willen we proberen, het onmogelijke op een rij te zetten en te begrijpen. We moeten het aandurven ,,het onmogelijke” een naam te geven. Gods beloften vragen om geloof. We moeten elkaar eraan herinneren dat de Here Jezus in een gesprek met Zijn discipelen hen vroeg om te geloven „dat Hij in de Vader en de Vader in Hem is”. En Hij voegde daaraan toe: “of anders, gelooft Mij om de werken zelf” (Joh. 14:11). Het was alsof Hij daardoor wilde zeggen: „Als mijn Persoon, mijn geheiligd leven, en mijn wonderbare woorden niet bij machte zijn u te laten geloven, kijk dan naar Mijn werken, die zullen zeker voldoende zijn om u tot geloof te brengen. “Geloof Mij om wat Ik doe”. Daarbij beloofde Hij hen dat ze, indien ze zouden geloven, „groter werken zouden doen dan deze”. En na deze uitspraak schonk Hij hun de eerste van de zes verstrekkende beloften – God geeft als wij vragen (titel hoofdstuk) - in verband met het gebed. Zouden de discipelen dan nu de weg van hun Heer volgen?
In Bijbels Optiek
Het oprechte gebed verplaatst de aandacht van ons probleem naar de kracht van God.
We zullen onszelf steeds weer dezelfde vraag moeten stellen, waarop ons leven gericht is? Natuurlijk leeft bij vele christenen het grote verlangen om vrucht te mogen dragen in Gods Koninkrijk! Voorwaarde daartoe is echter wel, dat we veel tijd in gebed moeten doorbrengen. God kan namelijk veel meer doen door onze gebeden dan door onze werken, constateerden we. Een vooraanstaande christen zei eens in dit verband:”Je kunt meer doen nadat je gebeden hebt, maar je kunt nooit meer doen voordat je gebeden hebt”. Als we ons dit inzicht eens eigen zouden maken!!
De beste voorbeelden moeten we helaas uit de zending halen.
Zo was een zendelinge in India erg terneergeslagen door de tekortkomingen in haar leven en haar werk. Ze was wederom geboren, maar om de één of andere reden kwamen er geen bekeringen als vruchten op haar werk. Wel meende ze dat de Heilige Geest tot haar zei, dat ze meer moest bidden. Maar aan deze ingeving gaf ze enige tijd geen gehoor. Tenslotte gehoorzaamde ze aan deze stille stem, maar ze was bang dat haar medewerkers over haar zouden klagen, dat ze haar werk verwaarloosde. Na een paar weken van gebed mocht ze zien dat mannen en vrouwen Jezus Christus als hun Zaligmaker aannamen. Bovendien was het alsof het hele district, waarin ze werkzaam was, plotseling tot leven werd gewekt. Ook het werk van andere zendelingen, verder weg, werd gezegend als nooit te voren. God deed in zes maanden meer dan in zes jaren daarvoor. Ze vertelde later, dat nooit iemand haar had verweten dat ze haar plicht niet had gedaan.
Een andere zendelinge, eveneens in India werkzaam voelde ook een dergelijke innerlijke drang tot gebed. Ze begon er meer tijd voor vrij te maken. Er kwam echter geen tegenwerking van buiten af, maar van binnen uit. Ze bleef volhouden en binnen twee jaar was het aantal bekeerden tot Jezus Christus zesvoudig toegenomen.
We zullen onszelf steeds weer dezelfde vraag moeten stellen, waarop ons leven gericht is? Natuurlijk leeft bij vele christenen het grote verlangen om vrucht te mogen dragen in Gods Koninkrijk! Voorwaarde daartoe is echter wel, dat we veel tijd in gebed moeten doorbrengen. God kan namelijk veel meer doen door onze gebeden dan door onze werken, constateerden we. Een vooraanstaande christen zei eens in dit verband:”Je kunt meer doen nadat je gebeden hebt, maar je kunt nooit meer doen voordat je gebeden hebt”. Als we ons dit inzicht eens eigen zouden maken!!
De beste voorbeelden moeten we helaas uit de zending halen.
Zo was een zendelinge in India erg terneergeslagen door de tekortkomingen in haar leven en haar werk. Ze was wederom geboren, maar om de één of andere reden kwamen er geen bekeringen als vruchten op haar werk. Wel meende ze dat de Heilige Geest tot haar zei, dat ze meer moest bidden. Maar aan deze ingeving gaf ze enige tijd geen gehoor. Tenslotte gehoorzaamde ze aan deze stille stem, maar ze was bang dat haar medewerkers over haar zouden klagen, dat ze haar werk verwaarloosde. Na een paar weken van gebed mocht ze zien dat mannen en vrouwen Jezus Christus als hun Zaligmaker aannamen. Bovendien was het alsof het hele district, waarin ze werkzaam was, plotseling tot leven werd gewekt. Ook het werk van andere zendelingen, verder weg, werd gezegend als nooit te voren. God deed in zes maanden meer dan in zes jaren daarvoor. Ze vertelde later, dat nooit iemand haar had verweten dat ze haar plicht niet had gedaan.
Een andere zendelinge, eveneens in India werkzaam voelde ook een dergelijke innerlijke drang tot gebed. Ze begon er meer tijd voor vrij te maken. Er kwam echter geen tegenwerking van buiten af, maar van binnen uit. Ze bleef volhouden en binnen twee jaar was het aantal bekeerden tot Jezus Christus zesvoudig toegenomen.
In Bijbels Optiek
Jezus Christus alleen schenkt ons zijn genade.
God beloofde, dat Hij „de Geest der genade en der gebeden zou uitgieten” (Zach. 12:10). De vraag is echter hoeveel wij van die “Geest der gebeden” in ons leven toelaten. God moet noodgedwongen Zijn Geest terughouden, wanneer wij behoren tot degenen, die „de Heilige Geest weerstaan”. Het kan zelfs zover met ons komen, dat we deze Geest „uitblussen”. Heeft de Heer Jezus niet de Heilige Geest beloofd aan wie Hem daarom vragen? Maken de ongelovigen, die in derde wereldlanden tot Jezus komen, ons op dit punt niet beschaamd?
De volgende gebeurtenis, ook uit India, wordt ons verhaald door Pandito Ramabaï, zendelinge tevens directrice van een christelijk internaat. Op zekere dag kwamen een paar van de meisjes van haar school met hun open bijbel bij haar en vroegen wat Lucas 12:49 betekende: „Vuur ben Ik komen werpen op de aarde en wat is Mijn wil, als het reeds ontstoken is?” De zendelinge probeerde hen met een vrij vaag antwoord weg te sturen, omdat ze zelf de inhoud van deze woorden niet goed begreep. Maar daarmee waren ze niet tevreden en daarom besloten ze om dit vuur te gaan bidden. En terwijl ze baden - en omdát ze baden - kwam dit ‘hemelvuur’ in hun harten. Ze beleefden de uitstorting van de Heilige Geest, zoals we bij Pinksteren herdenken. Na deze ervaring gingen ze door met bidden!
God beloofde, dat Hij „de Geest der genade en der gebeden zou uitgieten” (Zach. 12:10). De vraag is echter hoeveel wij van die “Geest der gebeden” in ons leven toelaten. God moet noodgedwongen Zijn Geest terughouden, wanneer wij behoren tot degenen, die „de Heilige Geest weerstaan”. Het kan zelfs zover met ons komen, dat we deze Geest „uitblussen”. Heeft de Heer Jezus niet de Heilige Geest beloofd aan wie Hem daarom vragen? Maken de ongelovigen, die in derde wereldlanden tot Jezus komen, ons op dit punt niet beschaamd?
De volgende gebeurtenis, ook uit India, wordt ons verhaald door Pandito Ramabaï, zendelinge tevens directrice van een christelijk internaat. Op zekere dag kwamen een paar van de meisjes van haar school met hun open bijbel bij haar en vroegen wat Lucas 12:49 betekende: „Vuur ben Ik komen werpen op de aarde en wat is Mijn wil, als het reeds ontstoken is?” De zendelinge probeerde hen met een vrij vaag antwoord weg te sturen, omdat ze zelf de inhoud van deze woorden niet goed begreep. Maar daarmee waren ze niet tevreden en daarom besloten ze om dit vuur te gaan bidden. En terwijl ze baden - en omdát ze baden - kwam dit ‘hemelvuur’ in hun harten. Ze beleefden de uitstorting van de Heilige Geest, zoals we bij Pinksteren herdenken. Na deze ervaring gingen ze door met bidden!
In Bijbels Optiek
Alleen de Heilige Geest kan de geest van gebed in Jezus naam uitstorten.
Enkele van deze meisjes, op wie God „de Geest der gebeden” had uitgestort, kwamen op een verder gelegen zendingspost terecht. Ze vroegen aan de zendeling of ze voor hem mochten bidden. Deze was niet erg enthousiast over hun plan. Hij meende dat ze op hun school behoorden te zijn, en niet zo „uithuizig”. Maar ze vroegen alleen om een zaaltje of een schuur waar ze konden bidden. Ze kregen waar ze om vroegen.
Tijdens het avondeten dacht de zendeling nog eens over dit alles na. Toen de avond verliep kwam er een inheemse predikant bij hem op bezoek. Deze vertelde, dat Gods Geest hem van zonde had overtuigd en dat hij zich gedrongen voelde zijn fouten openlijk te belijden. Na hem volgde al heel spoedig de ene gelovige na de andere, allen diep overtuigd van hun zonden.
Het werd een merkwaardig gezegende tijd. Velen, die in hun geestelijk leven verslapt waren, ontvingen nieuwe kracht en velen werden aan de gemeente toegevoegd. En dat alles gebeurde, omdat een paar kinderen waren gaan bidden!
Bij God is geen aanzien des persoons. Als iemand bereid is aan Zijn voorwaarden te voldoen, zal Hij beslist al Zijn beloften waarmaken. Er zijn natuurlijk voorwaarden, waaraan voldaan moet worden. Maar u en ik kunnen deze alle vervullen in Christus. En degenen die niet het voorrecht hebben God in India te mogen dienen of op welk andere plek in de wereld dan ook, kunnen evengoed hun bijdragen leveren in eigen gemeente.
Enkele van deze meisjes, op wie God „de Geest der gebeden” had uitgestort, kwamen op een verder gelegen zendingspost terecht. Ze vroegen aan de zendeling of ze voor hem mochten bidden. Deze was niet erg enthousiast over hun plan. Hij meende dat ze op hun school behoorden te zijn, en niet zo „uithuizig”. Maar ze vroegen alleen om een zaaltje of een schuur waar ze konden bidden. Ze kregen waar ze om vroegen.
Tijdens het avondeten dacht de zendeling nog eens over dit alles na. Toen de avond verliep kwam er een inheemse predikant bij hem op bezoek. Deze vertelde, dat Gods Geest hem van zonde had overtuigd en dat hij zich gedrongen voelde zijn fouten openlijk te belijden. Na hem volgde al heel spoedig de ene gelovige na de andere, allen diep overtuigd van hun zonden.
Het werd een merkwaardig gezegende tijd. Velen, die in hun geestelijk leven verslapt waren, ontvingen nieuwe kracht en velen werden aan de gemeente toegevoegd. En dat alles gebeurde, omdat een paar kinderen waren gaan bidden!
Bij God is geen aanzien des persoons. Als iemand bereid is aan Zijn voorwaarden te voldoen, zal Hij beslist al Zijn beloften waarmaken. Er zijn natuurlijk voorwaarden, waaraan voldaan moet worden. Maar u en ik kunnen deze alle vervullen in Christus. En degenen die niet het voorrecht hebben God in India te mogen dienen of op welk andere plek in de wereld dan ook, kunnen evengoed hun bijdragen leveren in eigen gemeente.
In Bijbels Optiek
In ongeveer 1904-1905 was er een grote opwekking in Wales (Engeland)
Toen de wereldbekende opwekking in Wales in de 19e eeuw op zijn hoogtepunt was, schreef een zendeling, die uit Ierland afkomstig was, een brief naar huis, waarin hij de gelovigen van het thuisfront smeekte om te bidden dat ook de ongelovigen in India zou worden ‘aangeraakt’. Enkele mijnwerkers, die ervan hoorden, besloten iedere dag een half uur aan de ingang van hun mijnschacht bijeen te komen om voor deze zendeling en zijn werk te bidden. Binnen enkele weken kwam het blijde bericht: „De zegen is gekomen!”
Het is fascinerend te mogen weten dat wij door onze gebeden stromen van zegen niet alleen over India, Afrika en China kunnen brengen, maar ook in ons eigen kleine land.
Het volgende voorbeeld uit Korea is nog de moeite van het noemen waard. Een aantal zendelingen besloten daar iedere dag 's middags om twaalf bij elkaar te komen om te bidden. Aan het einde van maand stelde een van hen voor maar op te houden, omdat er „toch niets gebeurde”. „Laten we ieder maar afzonderlijk bidden zoals het ons het beste uitkomt”, zei hij. Maar de anderen verklaarden dat ze daar anders over dachten en juist nog meer tijd wilden nemen om gezamenlijk te bidden. Deze dagelijkse bidstond werd vier maanden voortgezet. Toen werd plotseling de zegen uitgestort. In verscheidene kerkdiensten stonden eensklaps mensen op om heel emotioneel hun zonden te belijden. A1 spoedig ontstond er een wijdverbreide opwekking. Tijdens een zondagavonddienst in de hoofdstad Seoel stond een der invloedrijkste geestelijke leiders van Korea op, kwam naar voren en beleed dat hij een geldbedrag van een weduwe had gestolen, tijdens het beheer van haar erfenis. Ogenblikkelijk kwam er een diepe overtuiging van zonde over alle aanwezigen (overtuiging van zonde is het werk van de Heilige Geest). Gods grote kracht werd op bijzondere wijze openbaar in deze kerkdienst. Toen de leden van deze gemeente ‘gereinigd’ waren, kwamen veel ongelovigen tot de Here Jezus Christus, omdat de nieuw ontstane gemeente bad voor eigen omgeving.
Toen de wereldbekende opwekking in Wales in de 19e eeuw op zijn hoogtepunt was, schreef een zendeling, die uit Ierland afkomstig was, een brief naar huis, waarin hij de gelovigen van het thuisfront smeekte om te bidden dat ook de ongelovigen in India zou worden ‘aangeraakt’. Enkele mijnwerkers, die ervan hoorden, besloten iedere dag een half uur aan de ingang van hun mijnschacht bijeen te komen om voor deze zendeling en zijn werk te bidden. Binnen enkele weken kwam het blijde bericht: „De zegen is gekomen!”
Het is fascinerend te mogen weten dat wij door onze gebeden stromen van zegen niet alleen over India, Afrika en China kunnen brengen, maar ook in ons eigen kleine land.
Het volgende voorbeeld uit Korea is nog de moeite van het noemen waard. Een aantal zendelingen besloten daar iedere dag 's middags om twaalf bij elkaar te komen om te bidden. Aan het einde van maand stelde een van hen voor maar op te houden, omdat er „toch niets gebeurde”. „Laten we ieder maar afzonderlijk bidden zoals het ons het beste uitkomt”, zei hij. Maar de anderen verklaarden dat ze daar anders over dachten en juist nog meer tijd wilden nemen om gezamenlijk te bidden. Deze dagelijkse bidstond werd vier maanden voortgezet. Toen werd plotseling de zegen uitgestort. In verscheidene kerkdiensten stonden eensklaps mensen op om heel emotioneel hun zonden te belijden. A1 spoedig ontstond er een wijdverbreide opwekking. Tijdens een zondagavonddienst in de hoofdstad Seoel stond een der invloedrijkste geestelijke leiders van Korea op, kwam naar voren en beleed dat hij een geldbedrag van een weduwe had gestolen, tijdens het beheer van haar erfenis. Ogenblikkelijk kwam er een diepe overtuiging van zonde over alle aanwezigen (overtuiging van zonde is het werk van de Heilige Geest). Gods grote kracht werd op bijzondere wijze openbaar in deze kerkdienst. Toen de leden van deze gemeente ‘gereinigd’ waren, kwamen veel ongelovigen tot de Here Jezus Christus, omdat de nieuw ontstane gemeente bad voor eigen omgeving.
In Bijbels Optiek
De opwekking in Korea begon in kleine groepjes.
Aanvankelijk stroomden velen de kerk binnen uit louter nieuwsgierigheid. Sommigen kwamen om te spotten, maar een zekere vrees weerhield hen daarvan, en als ze bleven, begonnen ze te bidden. Onder deze nieuwsgierigen bevond zich de leider van een roversbende. Hij werd overtuigd van zonde door de Heilige Geest en kwam tot bekering. Daarna ging hij regelrecht naar de politierechter en gaf zichzelf aan. „Maar u hebt geen aanklager”, zei de verbaasde ambtenaar „U beschuldigt uzelf. Voor zo'n geval bestaat er geen wet in Korea” Daarom werd hij van strafvervolging ontslagen. Eén van de zendelingen verklaarde later: „Het loont rijkelijk de moeite om enige maanden met elkaar te bidden, want toen God de Heilige Geest uitstortte kwam er in een halve dag meer tot stand, dan alle zendelingen samen in een half jaar hadden bereikt”. Binnen twee maanden kwamen meer dan tweeduizend ongelovigen tot bekering! Sommigen van deze jongbekeerden maakten overal diepe indruk. Sommigen van hen gaven alles wat ze bezaten om een nieuwe kerk te bouwen, en ze huilden toen ze niet meer konden geven.
Het is overbodig hier nog bij te vermelden, dat alles het gevolg was van de juiste kijk die zij op de kracht van gebed hadden gekregen?
In één kerk werd zelfs aangekondigd, dat er elke dag ‘s morgens om half vijf een bidstond zou worden gehouden. De eerste dag waren er ruim vierhonderd mensen aanwezig, lang vóór het aangekondigde uur. Maar het aantal deelnemers liep al heel gauw op tot zeshonderd per dag. In Seoul was het gemiddelde aantal bezoekers van de wekelijkse bidstonden zelfs elfhonderd. Zij, die het evangelie nog niet kenden, kwamen hier ook een kijkje nemen, om te zien wat er toch wel te doen was. Verwonderd riepen ze uit: „De levende God is bij u!” Zo was het inderdaad, want zei de Here Jezus niet: „Waar twee of drie in mijn Naam (of meer) vergaderd zijn ben Ik in het midden” (Matth.18 vs. 20).
Wat in Korea mogelijk is, kan ook in Nederland gebeuren. God kent geen „voorkeur” voor bepaalde volkeren. Hij verlangt er slechts naar te zegenen en Zijn Geest uit te storten.
Als wij in de zogenaamde „christelijke" landen werkelijk in het gebed zouden geloven, in de fascinerende beloften die de Here Jezus zelf aan het bidden heeft verbonden, zouden we onze plaatsen in de bidstonden dan onbezet laten? Als we ons werkelijk ook maar een klein beetje verantwoordelijk voelden voor de verloren toestand van duizenden in ons eigen land en tienduizenden in heidense landen, zouden we het bidden dan nog wel durven nalaten?
Maar daar staan wij in onze Nederlandse reformatorische kerken beslist weinig bij stil, anders zouden we wel meer bidden.
„Vraag Mij.... Ik zal geven!” zegt de Here God, Schepper van hemel en aarde en velen slaan er nauwelijks acht op. We kunnen een voorbeeld nemen aan bekeerde gelovigen in zendingslanden. Zij beschamen ons in dit opzicht.
Aanvankelijk stroomden velen de kerk binnen uit louter nieuwsgierigheid. Sommigen kwamen om te spotten, maar een zekere vrees weerhield hen daarvan, en als ze bleven, begonnen ze te bidden. Onder deze nieuwsgierigen bevond zich de leider van een roversbende. Hij werd overtuigd van zonde door de Heilige Geest en kwam tot bekering. Daarna ging hij regelrecht naar de politierechter en gaf zichzelf aan. „Maar u hebt geen aanklager”, zei de verbaasde ambtenaar „U beschuldigt uzelf. Voor zo'n geval bestaat er geen wet in Korea” Daarom werd hij van strafvervolging ontslagen. Eén van de zendelingen verklaarde later: „Het loont rijkelijk de moeite om enige maanden met elkaar te bidden, want toen God de Heilige Geest uitstortte kwam er in een halve dag meer tot stand, dan alle zendelingen samen in een half jaar hadden bereikt”. Binnen twee maanden kwamen meer dan tweeduizend ongelovigen tot bekering! Sommigen van deze jongbekeerden maakten overal diepe indruk. Sommigen van hen gaven alles wat ze bezaten om een nieuwe kerk te bouwen, en ze huilden toen ze niet meer konden geven.
Het is overbodig hier nog bij te vermelden, dat alles het gevolg was van de juiste kijk die zij op de kracht van gebed hadden gekregen?
In één kerk werd zelfs aangekondigd, dat er elke dag ‘s morgens om half vijf een bidstond zou worden gehouden. De eerste dag waren er ruim vierhonderd mensen aanwezig, lang vóór het aangekondigde uur. Maar het aantal deelnemers liep al heel gauw op tot zeshonderd per dag. In Seoul was het gemiddelde aantal bezoekers van de wekelijkse bidstonden zelfs elfhonderd. Zij, die het evangelie nog niet kenden, kwamen hier ook een kijkje nemen, om te zien wat er toch wel te doen was. Verwonderd riepen ze uit: „De levende God is bij u!” Zo was het inderdaad, want zei de Here Jezus niet: „Waar twee of drie in mijn Naam (of meer) vergaderd zijn ben Ik in het midden” (Matth.18 vs. 20).
Wat in Korea mogelijk is, kan ook in Nederland gebeuren. God kent geen „voorkeur” voor bepaalde volkeren. Hij verlangt er slechts naar te zegenen en Zijn Geest uit te storten.
Als wij in de zogenaamde „christelijke" landen werkelijk in het gebed zouden geloven, in de fascinerende beloften die de Here Jezus zelf aan het bidden heeft verbonden, zouden we onze plaatsen in de bidstonden dan onbezet laten? Als we ons werkelijk ook maar een klein beetje verantwoordelijk voelden voor de verloren toestand van duizenden in ons eigen land en tienduizenden in heidense landen, zouden we het bidden dan nog wel durven nalaten?
Maar daar staan wij in onze Nederlandse reformatorische kerken beslist weinig bij stil, anders zouden we wel meer bidden.
„Vraag Mij.... Ik zal geven!” zegt de Here God, Schepper van hemel en aarde en velen slaan er nauwelijks acht op. We kunnen een voorbeeld nemen aan bekeerde gelovigen in zendingslanden. Zij beschamen ons in dit opzicht.
In Bijbels Optiek
Pandita Ramabaï, de zendelinge waarnaar de kostschool genoemd is.
Laten we nog eens teruggaan naar het voorbeeld aan het begin van dit hoofdstuk, naar de kostschool van Pandita Ramabaï. Enkele meisjes van deze kostschool gingen in Rawal Pindi in Noordwest India kamperen. Maar voordat ze weggingen zei Pandita Ramabai tegen haar meisjes: „Welke zegen er ook voor India is, we kunnen deze verkrijgen. Laten we God vragen wat we moeten doen om alles te ontvangen wat Hij wil geven”.
Onder bet bijbellezen dachten ze na over het gedeelte uit Handelingen 1:4-8, waarin Jezus tegen zijn discipelen zei te blijven wachten op de belofte van de Heilige Geest. Hij zei : „Maar gij zult kracht ontvangen, wanneer de Heilige Geest over u komt”. De kostschoolmeisjes constateerden dat ze daar nog nooit goed over hadden nagedacht. Ze besloten om een grote zegen van God te ontvangen. Hun bidstond duurde zes uur; en God zegende hen in antwoord op hun bidden!
Terwijl deze meisjes in Rawal Pindi waren, zag een zendelinge, die ‘s nachts uit haar raam keek, een lichtje branden in een van de tenten van de meisjes, iets wat geheel tegen de regels was. Ze wilde hen gaan vertellen dat dit verboden was, maar ontdekte dat de jongste van het tiental in de verste hoek van de tent op haar knieën lag. In de ene hand hield ze een kandelaar omhoog en in de andere een lijst met namen van personen voor wie ze bad. Het waren die van vijfhonderd van de vijftienhonderd meisjes van de school van Pandita! God zegende ook hier.
Een bekende dominee Li Mei van China had de namen van elfhonderd studenten op zijn gebedslijst genoteerd. Honderden werden voor Jezus Christus gewonnen door zijn gebeden. En deze bekeringen waren zo grondig, dat velen zich geheel aan de dienst van de Here Jezus hebben gewijd. Aan deze lijst van voorbeelden zijn er nog vele uit de zending toe te voegen. Dat is echter niet nodig. U mag er van overtuigd zijn dat God wil dat u bidt.
Als er geen zegen voor ons land is, kunnen we deze krijgen, meer zelfs, iedere zegen die God in Christus voor ons heeft, wil Hij ons geven. „Gezegend zij de God van onze Here Jezus Christus, die ons met allerlei zegen in de hemelse gewesten gezegend heeft in Christus (Ef. 1:3).
Laten we nog eens teruggaan naar het voorbeeld aan het begin van dit hoofdstuk, naar de kostschool van Pandita Ramabaï. Enkele meisjes van deze kostschool gingen in Rawal Pindi in Noordwest India kamperen. Maar voordat ze weggingen zei Pandita Ramabai tegen haar meisjes: „Welke zegen er ook voor India is, we kunnen deze verkrijgen. Laten we God vragen wat we moeten doen om alles te ontvangen wat Hij wil geven”.
Onder bet bijbellezen dachten ze na over het gedeelte uit Handelingen 1:4-8, waarin Jezus tegen zijn discipelen zei te blijven wachten op de belofte van de Heilige Geest. Hij zei : „Maar gij zult kracht ontvangen, wanneer de Heilige Geest over u komt”. De kostschoolmeisjes constateerden dat ze daar nog nooit goed over hadden nagedacht. Ze besloten om een grote zegen van God te ontvangen. Hun bidstond duurde zes uur; en God zegende hen in antwoord op hun bidden!
Terwijl deze meisjes in Rawal Pindi waren, zag een zendelinge, die ‘s nachts uit haar raam keek, een lichtje branden in een van de tenten van de meisjes, iets wat geheel tegen de regels was. Ze wilde hen gaan vertellen dat dit verboden was, maar ontdekte dat de jongste van het tiental in de verste hoek van de tent op haar knieën lag. In de ene hand hield ze een kandelaar omhoog en in de andere een lijst met namen van personen voor wie ze bad. Het waren die van vijfhonderd van de vijftienhonderd meisjes van de school van Pandita! God zegende ook hier.
Een bekende dominee Li Mei van China had de namen van elfhonderd studenten op zijn gebedslijst genoteerd. Honderden werden voor Jezus Christus gewonnen door zijn gebeden. En deze bekeringen waren zo grondig, dat velen zich geheel aan de dienst van de Here Jezus hebben gewijd. Aan deze lijst van voorbeelden zijn er nog vele uit de zending toe te voegen. Dat is echter niet nodig. U mag er van overtuigd zijn dat God wil dat u bidt.
Als er geen zegen voor ons land is, kunnen we deze krijgen, meer zelfs, iedere zegen die God in Christus voor ons heeft, wil Hij ons geven. „Gezegend zij de God van onze Here Jezus Christus, die ons met allerlei zegen in de hemelse gewesten gezegend heeft in Christus (Ef. 1:3).
In Bijbels Optiek
Door Jezus offer aan het kruis heeft ieder christen een plaats in de hemelde gewesten.
Gods ‘schatkamer’ is vol zegen. Slechts het gebed kan deze voor ons ontsluiten. Gebed is de sleutel en samen met geloof wordt de sleutel omgedraaid en de deur geopend en wordt de zegen ons bezit. Zalig de reinen van hart ( dat is: overtuigd van zonden), want zij zullen God zien. En Hem “zien” ontstaat door te bidden.
We zijn opnieuw aangekomen op een punt waar zich de wegen scheiden. Laten we ons ontmoedigen door het feit dat een aantal gebedprincipes, ons nooit verteld zijn?
Wat we in de toekomst bezitten hangt af van de beslissing, die we vanaf vandaag nemen. Gelovig gebed uit een geheel gereinigd hart kan nooit het doel missen. Daar heeft God ons Zijn Woord op gegeven. Daarom moet het ons des te meer verbazen, dat christenen òf Gods Woord niet geloven, òf in gebreke zijn gebleven om het als waar te beproeven.
Bij God is geen aanzien des persoons. Als we nederig en oprecht tot Hem komen, zal Hij dan niet Zijn kracht in ons openbaren?
Zo was er in Engeland een prediker, John Hyde geheten, die bekend stond als „biddende Hyde”. Door het gebed van deze man veranderden de dingen werkelijk. De mensen zeiden dat zij ontroerden als John Hyde bad. Zij werden tot in het diepst van hun ziel geraakt als hij alleen maar de naam „Jezus - Jezus !” uitsprak.
Maar dat deed Hyde niet, het was de Heilige Geest, die door deze toegewijde man, die met de Geest vervuld was, werkte naar allen toe, die rondom hem heen waren. Hoe had deze man deze gave gekregen? Hij was daarvóór net zo'n gewone christen als u en ik.
Menselijk gesproken dankte hij dit leven van gebed aan de gebeden van een vriend van zijn vader. Misschien is het voor een goed begrip noodzakelijk de gehele geschiedenis van deze bijzondere christen te vertellen, want dit draagt bij tot beter begrip. We zullen John Hyde zelf aan het woord laten?
Gods ‘schatkamer’ is vol zegen. Slechts het gebed kan deze voor ons ontsluiten. Gebed is de sleutel en samen met geloof wordt de sleutel omgedraaid en de deur geopend en wordt de zegen ons bezit. Zalig de reinen van hart ( dat is: overtuigd van zonden), want zij zullen God zien. En Hem “zien” ontstaat door te bidden.
We zijn opnieuw aangekomen op een punt waar zich de wegen scheiden. Laten we ons ontmoedigen door het feit dat een aantal gebedprincipes, ons nooit verteld zijn?
Wat we in de toekomst bezitten hangt af van de beslissing, die we vanaf vandaag nemen. Gelovig gebed uit een geheel gereinigd hart kan nooit het doel missen. Daar heeft God ons Zijn Woord op gegeven. Daarom moet het ons des te meer verbazen, dat christenen òf Gods Woord niet geloven, òf in gebreke zijn gebleven om het als waar te beproeven.
Bij God is geen aanzien des persoons. Als we nederig en oprecht tot Hem komen, zal Hij dan niet Zijn kracht in ons openbaren?
Zo was er in Engeland een prediker, John Hyde geheten, die bekend stond als „biddende Hyde”. Door het gebed van deze man veranderden de dingen werkelijk. De mensen zeiden dat zij ontroerden als John Hyde bad. Zij werden tot in het diepst van hun ziel geraakt als hij alleen maar de naam „Jezus - Jezus !” uitsprak.
Maar dat deed Hyde niet, het was de Heilige Geest, die door deze toegewijde man, die met de Geest vervuld was, werkte naar allen toe, die rondom hem heen waren. Hoe had deze man deze gave gekregen? Hij was daarvóór net zo'n gewone christen als u en ik.
Menselijk gesproken dankte hij dit leven van gebed aan de gebeden van een vriend van zijn vader. Misschien is het voor een goed begrip noodzakelijk de gehele geschiedenis van deze bijzondere christen te vertellen, want dit draagt bij tot beter begrip. We zullen John Hyde zelf aan het woord laten?
In Bijbels Optiek
John Hyde zeilde in 1892 voor de Amerikaanse Presbyteriaanse zending naar India. Hij wordt’ biddende Hyde’ genoemd.
Hij was aan boord van een schip dat naar India voer, waar hij als zendeling zou gaan werken. Hij vertelt: „Mijn vader had een vriend, die heel erg verlangd had om naar de heidenlanden te mogen gaan om het evangelie te vertellen. Maar dat was hem niet vergund. Deze schreef mij een brief, geadresseerd aan de maatschappij van het schip, dat mij naar mijn werkterrein zou brengen. Ik ontving de brief een paar uur voor wij de haven van New Horkzouden verlaten. Er stonden maar een paar woorden in, de strekking was als volgt: „Beste John, ik zal niet ophouden voor je te bidden tot je met de Heilige Geest vervuld bent”. Toen ik deze woorden had gelezen, verfrommelde ik de brief boos en wierp hem op het dek. Wat dacht deze man wel? Dat ik de Heilige Geest niet had ontvangen, dat ik zo maar naar India ging, zonder de noodzakelijke uitrusting? Ik was woedend. Maar geleidelijk werd mijn oordeel minder; ik raapte de brief weer op en las deze nog eens door. Misschien had ik toch iets nodig dat ik nog niet had ontvangen. Ik liep het dek op en neer terwijl er in mij een hevige strijd woedde. Ik voelde me onbehagelijk; ik hield van de schrijver, ik wist dat hij een geheiligd leven leidde en. diep in mijn hart was ik er reeds van overtuigd dat hij gelijk had en dat ik niet klaar was om naar het zendingsveld re gaan. Dat duurde zo twee of drie dagen, tot ik me volkomen ellendig voelde. Tenslotte vroeg ik de Here Jezus wanhopig of Hij mij met de Heilige Geest wilde vervullen. Op het moment dat ik dit gebed uitsprak kreeg ik een blik op mijzelf en zag ik in hoe eerzuchtig ik was”.
Maar hij kreeg de zegen waarnaar hij zocht nog niet. Hij ging in India aan land en bezocht met een andere zendeling een openluchtsamenkomst. „De zendeling sprak de mensen in hun taal toe en men vertelde mij dat hij hen over de Here Jezus over de werkelijke Verlosser van hun zonden had gesproken. Toen hij zijn boodschap had gebracht, kwam er een keurige heer naar voren, die goed Engels sprak en hij vroeg de spreker of deze zelf de redding had ervaren, waarover hij had gesproken. Deze vraag drong als een pijl in mijn hart, want als ze tot mij gericht was geweest, had ik moeten belijden dat Christus mij niet volkomen gered had, omdat ik wist dat er een zonde in mijn leven was, waarvan ik nog niet bevrijd was.
Het drong tot mij door wat een schande het voor de naam van de Here Jezus Christus zou zijn als ik zou moeten belijden dat ik een Verlosser predikte, die mijzelf niet geheel vrij had gemaakt. Ik zei tegen de Heer dat er òf het een òf het ander zou moeten gebeuren. Hij moest mij de volkomen overwinning schenken, ook over die ene zonde, die mij telkens weer de baas was - of ik zou naar Amerika terug moeten keren en naar een andere werkkring uitzien. Ik bekende Hem dat ik geen evangelie kon prediken, waarvan ik de kracht niet in mijn eigen leven ervaren had. Ik zag duidelijk het redelijke van mijn voorstel in en Zijn Woord verzekerde mij dat Hij zowel machtig als bereid was om mij van al mijn zonden te verlossen. Hij deed het ook en sindsdien heb ik daar nooit meer aan getwijfeld”.
Dat was het ogenblik dat John Hyde een „biddende Hyde”. werd. En het is alleen door deze gehele overgave en door dit besliste beroep op Gods bevrijdende macht van de zonde in zijn leven, dat ook u als lezer zo’n mens kunt worden als hij. Mensen, die deze keuze maken hebben geleerd te overwinnen in het gebed. Hier bad een betrekkelijk onbekende man voor iemand, die eveneens een onbekende was voor de wereld, en door zijn gebeden bracht hij zo’n geweldige zegen over dat leven, dat deze nu bij iedereen bekend werd als „biddende Hyde”. Misschien kunnen we niet zo worden als deze ‘Hyde’ en het kan zijn dat we niet allemaal in de gelegenheid zijn om zoveel tijd aan het gebed te besteden als deze man. Er kunnen lichamelijke of andere redenen zijn die ons beletten om langdurig te bidden. Maar we kunnen wel dezelfde Geest van gebed bezitten. En misschien mogen wij voor anderen doen wat deze John Hyde voor anderen deed?
We kunnen een zegen uit de hemel vragen voor anderen, voor onze dominee bijv., voor onze gezinsleden? Maar om dat te doen, zullen we tot dezelfde volledige overgave moeten komen als John Hyde. Falen in het gebed vindt zijn oorzaak in de fouten van het hart. Slechts de „reinen van hart” zullen God zien. Alleen zij, die Hem aanroepen uit een rein hart (2 Tim. 2: 22) kunnen vol vertrouwen rekenen op gebedsverhoringen.
Nu gaat u als lezer waarschijnlijk begrijpen waarom God wil dat we zullen bidden? Het is u nu misschien duidelijk dat alles afhankelijk is gesteld van onze gebeden?
Hij was aan boord van een schip dat naar India voer, waar hij als zendeling zou gaan werken. Hij vertelt: „Mijn vader had een vriend, die heel erg verlangd had om naar de heidenlanden te mogen gaan om het evangelie te vertellen. Maar dat was hem niet vergund. Deze schreef mij een brief, geadresseerd aan de maatschappij van het schip, dat mij naar mijn werkterrein zou brengen. Ik ontving de brief een paar uur voor wij de haven van New Horkzouden verlaten. Er stonden maar een paar woorden in, de strekking was als volgt: „Beste John, ik zal niet ophouden voor je te bidden tot je met de Heilige Geest vervuld bent”. Toen ik deze woorden had gelezen, verfrommelde ik de brief boos en wierp hem op het dek. Wat dacht deze man wel? Dat ik de Heilige Geest niet had ontvangen, dat ik zo maar naar India ging, zonder de noodzakelijke uitrusting? Ik was woedend. Maar geleidelijk werd mijn oordeel minder; ik raapte de brief weer op en las deze nog eens door. Misschien had ik toch iets nodig dat ik nog niet had ontvangen. Ik liep het dek op en neer terwijl er in mij een hevige strijd woedde. Ik voelde me onbehagelijk; ik hield van de schrijver, ik wist dat hij een geheiligd leven leidde en. diep in mijn hart was ik er reeds van overtuigd dat hij gelijk had en dat ik niet klaar was om naar het zendingsveld re gaan. Dat duurde zo twee of drie dagen, tot ik me volkomen ellendig voelde. Tenslotte vroeg ik de Here Jezus wanhopig of Hij mij met de Heilige Geest wilde vervullen. Op het moment dat ik dit gebed uitsprak kreeg ik een blik op mijzelf en zag ik in hoe eerzuchtig ik was”.
Maar hij kreeg de zegen waarnaar hij zocht nog niet. Hij ging in India aan land en bezocht met een andere zendeling een openluchtsamenkomst. „De zendeling sprak de mensen in hun taal toe en men vertelde mij dat hij hen over de Here Jezus over de werkelijke Verlosser van hun zonden had gesproken. Toen hij zijn boodschap had gebracht, kwam er een keurige heer naar voren, die goed Engels sprak en hij vroeg de spreker of deze zelf de redding had ervaren, waarover hij had gesproken. Deze vraag drong als een pijl in mijn hart, want als ze tot mij gericht was geweest, had ik moeten belijden dat Christus mij niet volkomen gered had, omdat ik wist dat er een zonde in mijn leven was, waarvan ik nog niet bevrijd was.
Het drong tot mij door wat een schande het voor de naam van de Here Jezus Christus zou zijn als ik zou moeten belijden dat ik een Verlosser predikte, die mijzelf niet geheel vrij had gemaakt. Ik zei tegen de Heer dat er òf het een òf het ander zou moeten gebeuren. Hij moest mij de volkomen overwinning schenken, ook over die ene zonde, die mij telkens weer de baas was - of ik zou naar Amerika terug moeten keren en naar een andere werkkring uitzien. Ik bekende Hem dat ik geen evangelie kon prediken, waarvan ik de kracht niet in mijn eigen leven ervaren had. Ik zag duidelijk het redelijke van mijn voorstel in en Zijn Woord verzekerde mij dat Hij zowel machtig als bereid was om mij van al mijn zonden te verlossen. Hij deed het ook en sindsdien heb ik daar nooit meer aan getwijfeld”.
Dat was het ogenblik dat John Hyde een „biddende Hyde”. werd. En het is alleen door deze gehele overgave en door dit besliste beroep op Gods bevrijdende macht van de zonde in zijn leven, dat ook u als lezer zo’n mens kunt worden als hij. Mensen, die deze keuze maken hebben geleerd te overwinnen in het gebed. Hier bad een betrekkelijk onbekende man voor iemand, die eveneens een onbekende was voor de wereld, en door zijn gebeden bracht hij zo’n geweldige zegen over dat leven, dat deze nu bij iedereen bekend werd als „biddende Hyde”. Misschien kunnen we niet zo worden als deze ‘Hyde’ en het kan zijn dat we niet allemaal in de gelegenheid zijn om zoveel tijd aan het gebed te besteden als deze man. Er kunnen lichamelijke of andere redenen zijn die ons beletten om langdurig te bidden. Maar we kunnen wel dezelfde Geest van gebed bezitten. En misschien mogen wij voor anderen doen wat deze John Hyde voor anderen deed?
We kunnen een zegen uit de hemel vragen voor anderen, voor onze dominee bijv., voor onze gezinsleden? Maar om dat te doen, zullen we tot dezelfde volledige overgave moeten komen als John Hyde. Falen in het gebed vindt zijn oorzaak in de fouten van het hart. Slechts de „reinen van hart” zullen God zien. Alleen zij, die Hem aanroepen uit een rein hart (2 Tim. 2: 22) kunnen vol vertrouwen rekenen op gebedsverhoringen.
Nu gaat u als lezer waarschijnlijk begrijpen waarom God wil dat we zullen bidden? Het is u nu misschien duidelijk dat alles afhankelijk is gesteld van onze gebeden?
In Bijbels Optiek
God hoort wel al onze gebeden, maar verhoort niet altijd op onze manier en op onze tijd.
Er zijn veel verschillende redenen om te bidden. Eén daarvan is ons na het lezen van dit hoofdstuk misschien volkomen duidelijk geworden, namelijk als wij vragen en God ons het gevraagde niet geeft, dan ligt de fout bij onszelf. Ieder onbeantwoord gebed is een signaal om onze harten te onderzoeken en na te gaan wat daarin voor zonde is, want de belofte laat aan duidelijkheid niets te wensen over: „Als gij iets vraagt in Mijn Naam, Ik zal het doen” (Joh. 14:14). Dus kort gezegd: degene die bidt stelt God niet op de proef, maar zijn eigen geestelijk leven!
Er zijn veel verschillende redenen om te bidden. Eén daarvan is ons na het lezen van dit hoofdstuk misschien volkomen duidelijk geworden, namelijk als wij vragen en God ons het gevraagde niet geeft, dan ligt de fout bij onszelf. Ieder onbeantwoord gebed is een signaal om onze harten te onderzoeken en na te gaan wat daarin voor zonde is, want de belofte laat aan duidelijkheid niets te wensen over: „Als gij iets vraagt in Mijn Naam, Ik zal het doen” (Joh. 14:14). Dus kort gezegd: degene die bidt stelt God niet op de proef, maar zijn eigen geestelijk leven!