In Bijbels Optiek
Het Kruis
Sommige kerkgenootschappen beweren, dat Jezus niet aan een kruis zou zijn gespijkerd, maar aan een paal was opgehangen. Puur taalkundig gezien lijkt het erop dat zij hierin gelijk hebben omdat in de Griekse teksten van het Nieuwe Testament met betrekking op het voorwerp waaraan Jezus ter dood is gebracht inderdaad het woordje stauros wordt gebruikt, hetgeen "paal" betekent.
Welnu, het ophangen aan een paal was echter geen Romeinse straf, maar een typische executiemethode bij al de volken in het Midden-Oosten. Denk maar aan sommige verhalen in TeNaCH. Ik zal een aantal noemen: "Binnen drie dagen zal Farao uw hoofd verhogen, boven u, en u aan een paal hangen en het gevogelte zal het vlees van u afeten." (Genesis 40:19).
"Wanneer iemand een zonde begaat, waarop de doodstraf staat, en hij wordt ter dood gebracht en gij hangt hem aan een paal, dan zal zijn lijk gedurende de nacht niet aan de paal blijven, maar gij zult hem dezelfde dag nog begraven, want een gehangene is door God vervloekt en gij zult het land dat de Here, uw God, u als erfdeel geven zal niet verontreinigen." (Deuteronomium 21:22-23).
"De koning van Ai spietste hij op een paal tot aan de avondstond; tegen zonsondergang gebood Jozua, dat men zijn lijk van de paal zou afnemen en men wierp het neer bij de ingang van de stadspoort; daarna richtte men boven hem een grote steenhoop op, die er is tot op de huidige dag." (Jozua 8:29).
"Voorts is door mij bevel gegeven, dat er van ieder die dit besluit overtreedt, een paal uit zijn huis zal worden gerukt, opdat hij daaraan gehangen en vastgeslagen worde, en dat daarom zijn huis tot een puinhoop zal gemaakt worden." (Ezra 6:11).
In al deze teksten (er zijn nog meer, dit zijn maar een paar voorbeelden) wordt terecht het Hebreeuwse woord haEtz gebruikt voor "de Paal", omdat het hangen aan een paal destijds een verbreide vorm van de doodstraf was bij de Israëlieten en hun buurvolkeren.
In alle Hebreeuwse uitgaven van het Nieuwe Testament, die ik in huis heb, komt men het woord “ha Etz” in dit verband echter nergens tegen, omdat er tijdens de Romeinse overheersing in Judea niemand bevoegd was om de doodstraf te voltrekken dan de Romeinen alleen!
Daarom wordt in het Nieuwe testament voor de executie van Jezus consequent het Hebreeuwse woord ha “Tzlav” gebruikt, dat toch echt wel "het Kruis" betekent en niet “de Paal”. Er is namelijk geen enkel historisch bewijs dat Jezus aan een paalstierf, want de Romeinse geschiedschrijving zelf wijst uit dat niet het ophangen aan een paal, maar aan een kruis destijds de gebruikelijke Romeinse straf was.
Tacitus, maar vooral ook de in Romeinse dienst staande Joodse geschiedschrijver Josephus Flavius maken hier bijvoorbeeld melding van. Zij noemen de martelpaal, die in het Grieks stauros genoemd wordt, in het Latijn”crux”, dus "kruis".
Sommige kerkgenootschappen beweren, dat Jezus niet aan een kruis zou zijn gespijkerd, maar aan een paal was opgehangen. Puur taalkundig gezien lijkt het erop dat zij hierin gelijk hebben omdat in de Griekse teksten van het Nieuwe Testament met betrekking op het voorwerp waaraan Jezus ter dood is gebracht inderdaad het woordje stauros wordt gebruikt, hetgeen "paal" betekent.
Welnu, het ophangen aan een paal was echter geen Romeinse straf, maar een typische executiemethode bij al de volken in het Midden-Oosten. Denk maar aan sommige verhalen in TeNaCH. Ik zal een aantal noemen: "Binnen drie dagen zal Farao uw hoofd verhogen, boven u, en u aan een paal hangen en het gevogelte zal het vlees van u afeten." (Genesis 40:19).
"Wanneer iemand een zonde begaat, waarop de doodstraf staat, en hij wordt ter dood gebracht en gij hangt hem aan een paal, dan zal zijn lijk gedurende de nacht niet aan de paal blijven, maar gij zult hem dezelfde dag nog begraven, want een gehangene is door God vervloekt en gij zult het land dat de Here, uw God, u als erfdeel geven zal niet verontreinigen." (Deuteronomium 21:22-23).
"De koning van Ai spietste hij op een paal tot aan de avondstond; tegen zonsondergang gebood Jozua, dat men zijn lijk van de paal zou afnemen en men wierp het neer bij de ingang van de stadspoort; daarna richtte men boven hem een grote steenhoop op, die er is tot op de huidige dag." (Jozua 8:29).
"Voorts is door mij bevel gegeven, dat er van ieder die dit besluit overtreedt, een paal uit zijn huis zal worden gerukt, opdat hij daaraan gehangen en vastgeslagen worde, en dat daarom zijn huis tot een puinhoop zal gemaakt worden." (Ezra 6:11).
In al deze teksten (er zijn nog meer, dit zijn maar een paar voorbeelden) wordt terecht het Hebreeuwse woord haEtz gebruikt voor "de Paal", omdat het hangen aan een paal destijds een verbreide vorm van de doodstraf was bij de Israëlieten en hun buurvolkeren.
In alle Hebreeuwse uitgaven van het Nieuwe Testament, die ik in huis heb, komt men het woord “ha Etz” in dit verband echter nergens tegen, omdat er tijdens de Romeinse overheersing in Judea niemand bevoegd was om de doodstraf te voltrekken dan de Romeinen alleen!
Daarom wordt in het Nieuwe testament voor de executie van Jezus consequent het Hebreeuwse woord ha “Tzlav” gebruikt, dat toch echt wel "het Kruis" betekent en niet “de Paal”. Er is namelijk geen enkel historisch bewijs dat Jezus aan een paalstierf, want de Romeinse geschiedschrijving zelf wijst uit dat niet het ophangen aan een paal, maar aan een kruis destijds de gebruikelijke Romeinse straf was.
Tacitus, maar vooral ook de in Romeinse dienst staande Joodse geschiedschrijver Josephus Flavius maken hier bijvoorbeeld melding van. Zij noemen de martelpaal, die in het Grieks stauros genoemd wordt, in het Latijn”crux”, dus "kruis".
In Bijbels Optiek
Voor veel Joden, net na het begin van onze jaartelling, was Flavius Josephus een verrader die met de Romeinen heulde. Maar voor de geschiedsschrijving is Flavius Josephus van onschatbare waarde gebleken door zijn vele optekeningen van gebeurtenissen, in het wat we nu het Midden-Oosten noemen. Deze Romein, van Joodse komaf, schrijft twee keer een tekst wat direct spreekt of verwijst over Jezus.
Zo zou bijv. Alexander Iannaeus na een Farizeeënopstand 800 van zijn tegenstanders hebben gekruisigd (Jos. Ant. XIII, 380). Over andere massakruisigingen als gevolg van Joodse opstanden tegen Rome bericht Josephus in Ant. XVII, 295 en XX, 129.
De kruisiging werd door de Romeinen gezien als de meest schandelijke doodstraf, ongehoord voor Romeinse burgers en daarom ook uitsluitend toegepast op misdadigers en tegenstanders uit onderworpen volken. Zij zullen derhalve voor de Jood Jezus hierin geen uitzondering gemaakt hebben.
Volgens gedetailleerde Romeinse verslagen geschiedde de kruisiging door ophanging aan een paal met een dwarsbalk, waaraan de handen met touwen of spijkers waren bevestigd. In Johannes 20:25 lezen wij: "Maar hij zeide tot hen: Indien ik in Zijn handen niet zie de tekenen der nagels en mijn vinger niet steek in de plaats der nagels en mijn hand niet steek in Zijn zijde, zal ik geenszins geloven"
Er wordt hier inderdaad gesproken van nagels ofwel spijkers in de handen van Jezus, en in meervoud, want er waren blijkbaar meer spijkers gebruikt bij de terechtstelling, wat alleen kan als Jezus met gespreide armen aan de dwarsbalk van het kruis genageld werd, en niet met de handen op elkaar aan een paal zoals wij vaak zien op afbeeldingen in de Wachttoren. Daarna werd de dwarsbalk met het naakte lichaam volgens de Romeinse beschrijvingen aan de reeds gereedstaande paal omhooggetrokken en de voeten eveneens met twee spijkers hieraan bevestigd, wat ook bij Jezus het geval was, zoals duidelijk in Lucas 24:39 geschreven staat: "Ziet Mijn handen en Mijn voeten, dat Ik het zelf ben; betast Mij en ziet, dat een geest geen vlees en beenderen heeft, zoals gij ziet, dat Ik heb."
Voorts was het bij de Romeinen toen gebruikelijk, dat op weg naar de kruisiging voor de veroordeelde uit een plankje met daarop zijn beschuldiging werd gedragen, soms werd het hem ook omgehangen. Bij de kruisiging werd dit plankje, dat in het Latijn “titulus” (opschrift) heette, aan het kruis boven het hoofd bevestigd. Ook bij Jezus was dat niet anders, zoals uit Matthéüs 27:37 blijkt: "En boven zijn hoofd brachten zij op schrift de beschuldiging tegen Hem aan: dit is Jezus, de Koning der Joden".
Wanneer een paal zou zijn gebruikt in plaats van een kruis, dan zou het niet mogelijk geweest zijn om dit plankje boven zijn hoofd te plaatsen. In de Wachttoren wordt dan ook een opschrift boven de handen van Jezus afgebeeld, wat dus in strijd is met Mt. 27:37. Maar wat stond er precies op het “titulus”?
Volgens Marcus 15:26 dit: "En het opschrift, dat de beschuldiging tegen Hem vermeldde. luidde: De Koning der Joden". In Lucas 23:38 staat het net ietsje anders: "Er was ook een opschrift boven Hem: Dit is de Koning der Joden".
Het feit dat al deze beschrijvingen niet echt eensluidend zijn zou men kunnen toeschrijven aan de afstand van het opschrift aan het kruis naar de toeschouwers. Ik zou mij best kunnen voorstellen dat de mensen die verder achterin stonden aan de voorste toeschouwers vroegen wat er eigenlijk precies op het plankje stond en het antwoord werd dan waarschijnlijk via via naar achteren doorgegeven, ieder met zijn eigen woorden.
Het meest gedetailleerd vinden wij het opschrift echter in Johannes 19:19-20, waar wij aldus lezen: "En Pilatus liet ook een opschrift schrijven en op het kruis plaatsen; er was geschreven: Jezus, de Nazoreeër, de Koning der Joden. Dit opschrift dan lazen vele der Joden, want de plaats, waar Jezus gekruisigd werd, was dicht bij de stad, en het was geschreven in het Hebreeuws, in het Latijn en in het Grieks."
Zo zou bijv. Alexander Iannaeus na een Farizeeënopstand 800 van zijn tegenstanders hebben gekruisigd (Jos. Ant. XIII, 380). Over andere massakruisigingen als gevolg van Joodse opstanden tegen Rome bericht Josephus in Ant. XVII, 295 en XX, 129.
De kruisiging werd door de Romeinen gezien als de meest schandelijke doodstraf, ongehoord voor Romeinse burgers en daarom ook uitsluitend toegepast op misdadigers en tegenstanders uit onderworpen volken. Zij zullen derhalve voor de Jood Jezus hierin geen uitzondering gemaakt hebben.
Volgens gedetailleerde Romeinse verslagen geschiedde de kruisiging door ophanging aan een paal met een dwarsbalk, waaraan de handen met touwen of spijkers waren bevestigd. In Johannes 20:25 lezen wij: "Maar hij zeide tot hen: Indien ik in Zijn handen niet zie de tekenen der nagels en mijn vinger niet steek in de plaats der nagels en mijn hand niet steek in Zijn zijde, zal ik geenszins geloven"
Er wordt hier inderdaad gesproken van nagels ofwel spijkers in de handen van Jezus, en in meervoud, want er waren blijkbaar meer spijkers gebruikt bij de terechtstelling, wat alleen kan als Jezus met gespreide armen aan de dwarsbalk van het kruis genageld werd, en niet met de handen op elkaar aan een paal zoals wij vaak zien op afbeeldingen in de Wachttoren. Daarna werd de dwarsbalk met het naakte lichaam volgens de Romeinse beschrijvingen aan de reeds gereedstaande paal omhooggetrokken en de voeten eveneens met twee spijkers hieraan bevestigd, wat ook bij Jezus het geval was, zoals duidelijk in Lucas 24:39 geschreven staat: "Ziet Mijn handen en Mijn voeten, dat Ik het zelf ben; betast Mij en ziet, dat een geest geen vlees en beenderen heeft, zoals gij ziet, dat Ik heb."
Voorts was het bij de Romeinen toen gebruikelijk, dat op weg naar de kruisiging voor de veroordeelde uit een plankje met daarop zijn beschuldiging werd gedragen, soms werd het hem ook omgehangen. Bij de kruisiging werd dit plankje, dat in het Latijn “titulus” (opschrift) heette, aan het kruis boven het hoofd bevestigd. Ook bij Jezus was dat niet anders, zoals uit Matthéüs 27:37 blijkt: "En boven zijn hoofd brachten zij op schrift de beschuldiging tegen Hem aan: dit is Jezus, de Koning der Joden".
Wanneer een paal zou zijn gebruikt in plaats van een kruis, dan zou het niet mogelijk geweest zijn om dit plankje boven zijn hoofd te plaatsen. In de Wachttoren wordt dan ook een opschrift boven de handen van Jezus afgebeeld, wat dus in strijd is met Mt. 27:37. Maar wat stond er precies op het “titulus”?
Volgens Marcus 15:26 dit: "En het opschrift, dat de beschuldiging tegen Hem vermeldde. luidde: De Koning der Joden". In Lucas 23:38 staat het net ietsje anders: "Er was ook een opschrift boven Hem: Dit is de Koning der Joden".
Het feit dat al deze beschrijvingen niet echt eensluidend zijn zou men kunnen toeschrijven aan de afstand van het opschrift aan het kruis naar de toeschouwers. Ik zou mij best kunnen voorstellen dat de mensen die verder achterin stonden aan de voorste toeschouwers vroegen wat er eigenlijk precies op het plankje stond en het antwoord werd dan waarschijnlijk via via naar achteren doorgegeven, ieder met zijn eigen woorden.
Het meest gedetailleerd vinden wij het opschrift echter in Johannes 19:19-20, waar wij aldus lezen: "En Pilatus liet ook een opschrift schrijven en op het kruis plaatsen; er was geschreven: Jezus, de Nazoreeër, de Koning der Joden. Dit opschrift dan lazen vele der Joden, want de plaats, waar Jezus gekruisigd werd, was dicht bij de stad, en het was geschreven in het Hebreeuws, in het Latijn en in het Grieks."
In Bijbels Optiek
Jezus, de Nazireeër, de koning van de Joden.
Op het titulus stond dus in het Latijn IESUS NAZARENUS REX IUDAEORUM geschreven; in het Hebreeuws: YESHUA HANOTZRI VEMELECH HAYEHUDIM! - Ziet u het ook welke beginletters daar staan? In het Hebreeuws zijn dat van rechts naar links de letters y Yod, h He, v Vav en h He: YHVH ofwel JHWH en dat geeft duidelijk aan wie Hij is!
Boven het hoofd van Jezus stond dus de vierletterige naam van God aan het kruis gespijkerd!!! Wonderlijk... Er zijn ook andere Hebreeuwse vertalingen van het Nieuwe Testament, waarin dit niet zo duidelijk naar voren komt, zoals ook in de vier Evangeliën verschillende versies van het opschrift bestaan, en daar moet ook geen twistpunt van gemaakt worden. Maar het is toch evengoed een prachtige teken dat de Here hier geeft!
Op het titulus stond dus in het Latijn IESUS NAZARENUS REX IUDAEORUM geschreven; in het Hebreeuws: YESHUA HANOTZRI VEMELECH HAYEHUDIM! - Ziet u het ook welke beginletters daar staan? In het Hebreeuws zijn dat van rechts naar links de letters y Yod, h He, v Vav en h He: YHVH ofwel JHWH en dat geeft duidelijk aan wie Hij is!
Boven het hoofd van Jezus stond dus de vierletterige naam van God aan het kruis gespijkerd!!! Wonderlijk... Er zijn ook andere Hebreeuwse vertalingen van het Nieuwe Testament, waarin dit niet zo duidelijk naar voren komt, zoals ook in de vier Evangeliën verschillende versies van het opschrift bestaan, en daar moet ook geen twistpunt van gemaakt worden. Maar het is toch evengoed een prachtige teken dat de Here hier geeft!