4.1. Moslimfundamentalisme.
In Bijbels Optiek
Jamal al-Din al-Afghani
Verschillende islamitische denkers als Jamal al-Din al-Afghani, Mohammed Abdoe, Hassan al-Banna en later Sayyid Qutb keerden zich in de twintigste eeuw af van de universele mensenrechten en seculiere westerse waarden. Vooral het gelijkheidsbeginsel tussen man en vrouw, de vrijheid van meningsuiting en godsdienstvrijheid, en dan met name verlaten van de islam (ridda), is voor hen niet bespreekbaar of totaal onaanvaardbaar. Zij willen zich hiervan afkeren en richtten op een terugkeer naar de waarden en normen van de vroege islamitische gemeenschap.
Het moslimfundamentalisme wordt door analisten als Karen Armstrong als een in wezen moderne stroming beschouwd. Zij stelt dat dit fundamentalisme, net als het christenfundamentalisme gezien moet worden als een tegenreactie op het dwingende karakter van de secularisering. De gelovigen die zich tot het fundamentalisme keren zijn vaak teleurgesteld in het moderne experiment. Ook zijn zij bang dat de secularisatie tot beperkingen van hun mogelijkheden tot uitoefening van hun religie zullen leiden. In het Midden-Oosten waren in de jaren 60 en 70 van de twintigste eeuw diverse seculiere leiders aan de macht (waaronder Nasser in Egypte en de Sjah in Iran) die de politiek fundamentalistische stromingen soms hardhandig onderdrukten, terwijl zij de maatschappij naar westers model trachtten te hervormen.
De Franse islamkenner Olivier Roy stelt dat de in westerse landen wonende moslimextremisten - vaak immigranten van de tweede generatie - zichzelf een identiteit aanmeten met een fundamentalistische vorm van de islam. Roy spreekt in dit geval wel van born again moslims.
De terroristische organisatie Al Qaida, verantwoordelijk voor de aanslagen van 11 september 2001, komt voort uit de takfirieenstroming (onderwijzen de leringen van het wahabisme, de grootste stroming van het soennisme).
Verschillende islamitische denkers als Jamal al-Din al-Afghani, Mohammed Abdoe, Hassan al-Banna en later Sayyid Qutb keerden zich in de twintigste eeuw af van de universele mensenrechten en seculiere westerse waarden. Vooral het gelijkheidsbeginsel tussen man en vrouw, de vrijheid van meningsuiting en godsdienstvrijheid, en dan met name verlaten van de islam (ridda), is voor hen niet bespreekbaar of totaal onaanvaardbaar. Zij willen zich hiervan afkeren en richtten op een terugkeer naar de waarden en normen van de vroege islamitische gemeenschap.
Het moslimfundamentalisme wordt door analisten als Karen Armstrong als een in wezen moderne stroming beschouwd. Zij stelt dat dit fundamentalisme, net als het christenfundamentalisme gezien moet worden als een tegenreactie op het dwingende karakter van de secularisering. De gelovigen die zich tot het fundamentalisme keren zijn vaak teleurgesteld in het moderne experiment. Ook zijn zij bang dat de secularisatie tot beperkingen van hun mogelijkheden tot uitoefening van hun religie zullen leiden. In het Midden-Oosten waren in de jaren 60 en 70 van de twintigste eeuw diverse seculiere leiders aan de macht (waaronder Nasser in Egypte en de Sjah in Iran) die de politiek fundamentalistische stromingen soms hardhandig onderdrukten, terwijl zij de maatschappij naar westers model trachtten te hervormen.
De Franse islamkenner Olivier Roy stelt dat de in westerse landen wonende moslimextremisten - vaak immigranten van de tweede generatie - zichzelf een identiteit aanmeten met een fundamentalistische vorm van de islam. Roy spreekt in dit geval wel van born again moslims.
De terroristische organisatie Al Qaida, verantwoordelijk voor de aanslagen van 11 september 2001, komt voort uit de takfirieenstroming (onderwijzen de leringen van het wahabisme, de grootste stroming van het soennisme).