In Bijbels Optiek
2.3. De praktijk.
De praktijk van het islamitisch geloof steunt op een stelsel van riten en plichten, de fiqh, waarvan de ‘vijf zuilen van de islam’ de belangrijkste zijn, namelijk de getuigenis (de shahada), het verrichten van de vijfmaal daags verplichte gebeden (de salat), het geven van aalmoezen (de zakat), het overdag vasten in de maand ramadan en het maken van een bedevaart naar Mekka (de hadj). Elke moslim is traditioneel verplicht zich, indien maar enigszins mogelijk, aan deze vijf verrichtingen te houden. Hiermee worden de persoonlijke discipline van elke gelovige zowel als de onderlinge gemeenschap en de gehoorzame dienst aan Allah uitgedrukt.
Een moslim dient zich aan deze vijf zuilen van de islam te houden, maar tevens behoort hij te geloven in de ‘zuilen van geloof’. Er is geen vastgesteld aantal, maar de meeste literatuur spreekt van zes zuilen: de eenheid van God, de engelen, de geopenbaarde Boeken, de profeten en de boodschappers, de Dag des Oordeels en de voorbeschikking Gods.
De praktijk van het islamitisch geloof steunt op een stelsel van riten en plichten, de fiqh, waarvan de ‘vijf zuilen van de islam’ de belangrijkste zijn, namelijk de getuigenis (de shahada), het verrichten van de vijfmaal daags verplichte gebeden (de salat), het geven van aalmoezen (de zakat), het overdag vasten in de maand ramadan en het maken van een bedevaart naar Mekka (de hadj). Elke moslim is traditioneel verplicht zich, indien maar enigszins mogelijk, aan deze vijf verrichtingen te houden. Hiermee worden de persoonlijke discipline van elke gelovige zowel als de onderlinge gemeenschap en de gehoorzame dienst aan Allah uitgedrukt.
Een moslim dient zich aan deze vijf zuilen van de islam te houden, maar tevens behoort hij te geloven in de ‘zuilen van geloof’. Er is geen vastgesteld aantal, maar de meeste literatuur spreekt van zes zuilen: de eenheid van God, de engelen, de geopenbaarde Boeken, de profeten en de boodschappers, de Dag des Oordeels en de voorbeschikking Gods.
In Bijbels Optiek
Het heilige boek van de moslims: de koran
De Koran geeft ook voorschriften omtrent het gebruik van voedsel. Voedsel kan halal (toegestaan) of haram (niet toegestaan) zijn. Veel van deze voorschriften komen overeen met de Thora, de boeken van Mozes. Zo is het eten van vlees afkomstig van varkensachtigen (bijvoorbeeld varkensvlees) verboden (behalve in tijd van nood?). Ook wordt volgens de meeste tafsir in de Koran (exegeses en interpretaties ervan) het drinken van alcoholische dranken verboden (zie verder in deze korte scriptie)
Moslims houden hun gezamenlijke erediensten meestal in de moskee, maar op zich kan op iedere reine plek het verplichte gebed worden verricht. Bidden kan alleen geschieden in staat van rituele reinheid (wudu) en bestaat uit een serie buigingen en ter aarde werpingen, waarbij onder meer uit de Koran wordt gereciteerd. Het gebed wordt afgesloten met een korte buiging van het hoofd naar rechts en naar links onder het uitspreken van ‘as salaamoe alaykoem wa rahmatullah’ (vrede zij met u en de genade van God) om de engelen te groeten die de goede en slechte daden van de gelovige bijhouden of om het contact met de wereld om je heen te herstellen. Tijdens het gebed richt men zich zo mogelijk naar de Ka’aba in Mekka. In het begin van Mohammeds profeetschap verrichtten de moslims hun gebeden in de richting van Jeruzalem, maar de qibla werd later tijdens zijn profeetschap veranderd naar Mekka.
Het hoogtepunt van de week ligt voor moslims op vrijdagmiddag, vergelijkbaar met de sjabbat voor Joden en de zondag voor de christenen. Er wordt voorafgaand aan het dhuhr-gebed (middaggebed) dan een preek (khutbah) gehouden, gevolgd door het gezamenlijke gebed, dat dan twee rakaat (gebeden) omvat in plaats van vier. Het betreft echter geen rustdag, er mag gewerkt worden op deze dag.
De islam kent geen priesterschap, maar wel geestelijken zowel als politieke leiders, theologen en rechtsgeleerden. Bij soennitische moslims wordt geestelijk en politiek leiderschap niet gecombineerd, bij sjiieten wel. Een voorganger in de moskee wordt bij soennitische moslims ima (van het Arabische ‘amma’ = vooraan lopen) genoemd, bij sjiieten wordt de term ook gebruikt voor een belangrijk geestelijk leider. Andere religieuze titels zijn: sjeich (soefileider), alim (meervoud oelema) (jurist/theoloog), ayatollah (sjiisme), moefti (juridisch adviseur) en kali (hoofd van het kalifaat). Verder wordt een vernieuwer van het geloof een mujaddid genoemd en een strijder voor het geloof een mujahed. Een qadi tenslotte is een islamitisch rechter.
Van plaats tot plaats wordt de islam anders beleden, vaak binnen de culturele kaders van het volk dat de islam aanhangt of heeft aangenomen. Vaak zijn de initiële (religieuze) gebruiken van een volk of groepering verweven met die van de islamitische (Arabische) uitgangspunten. In deze context spreekt men ook wel van volksislam. Van koranische moslims spreekt men in het geval van moslims die alleen de Koran accepteren en de Hadith verwerpen.
De Koran geeft ook voorschriften omtrent het gebruik van voedsel. Voedsel kan halal (toegestaan) of haram (niet toegestaan) zijn. Veel van deze voorschriften komen overeen met de Thora, de boeken van Mozes. Zo is het eten van vlees afkomstig van varkensachtigen (bijvoorbeeld varkensvlees) verboden (behalve in tijd van nood?). Ook wordt volgens de meeste tafsir in de Koran (exegeses en interpretaties ervan) het drinken van alcoholische dranken verboden (zie verder in deze korte scriptie)
Moslims houden hun gezamenlijke erediensten meestal in de moskee, maar op zich kan op iedere reine plek het verplichte gebed worden verricht. Bidden kan alleen geschieden in staat van rituele reinheid (wudu) en bestaat uit een serie buigingen en ter aarde werpingen, waarbij onder meer uit de Koran wordt gereciteerd. Het gebed wordt afgesloten met een korte buiging van het hoofd naar rechts en naar links onder het uitspreken van ‘as salaamoe alaykoem wa rahmatullah’ (vrede zij met u en de genade van God) om de engelen te groeten die de goede en slechte daden van de gelovige bijhouden of om het contact met de wereld om je heen te herstellen. Tijdens het gebed richt men zich zo mogelijk naar de Ka’aba in Mekka. In het begin van Mohammeds profeetschap verrichtten de moslims hun gebeden in de richting van Jeruzalem, maar de qibla werd later tijdens zijn profeetschap veranderd naar Mekka.
Het hoogtepunt van de week ligt voor moslims op vrijdagmiddag, vergelijkbaar met de sjabbat voor Joden en de zondag voor de christenen. Er wordt voorafgaand aan het dhuhr-gebed (middaggebed) dan een preek (khutbah) gehouden, gevolgd door het gezamenlijke gebed, dat dan twee rakaat (gebeden) omvat in plaats van vier. Het betreft echter geen rustdag, er mag gewerkt worden op deze dag.
De islam kent geen priesterschap, maar wel geestelijken zowel als politieke leiders, theologen en rechtsgeleerden. Bij soennitische moslims wordt geestelijk en politiek leiderschap niet gecombineerd, bij sjiieten wel. Een voorganger in de moskee wordt bij soennitische moslims ima (van het Arabische ‘amma’ = vooraan lopen) genoemd, bij sjiieten wordt de term ook gebruikt voor een belangrijk geestelijk leider. Andere religieuze titels zijn: sjeich (soefileider), alim (meervoud oelema) (jurist/theoloog), ayatollah (sjiisme), moefti (juridisch adviseur) en kali (hoofd van het kalifaat). Verder wordt een vernieuwer van het geloof een mujaddid genoemd en een strijder voor het geloof een mujahed. Een qadi tenslotte is een islamitisch rechter.
Van plaats tot plaats wordt de islam anders beleden, vaak binnen de culturele kaders van het volk dat de islam aanhangt of heeft aangenomen. Vaak zijn de initiële (religieuze) gebruiken van een volk of groepering verweven met die van de islamitische (Arabische) uitgangspunten. In deze context spreekt men ook wel van volksislam. Van koranische moslims spreekt men in het geval van moslims die alleen de Koran accepteren en de Hadith verwerpen.