Israël en Gemeente.
Israël en Gemeente - het verschil.
(De Schriftaanhalingen uit de Statenvertaling 1971)
Even vooraf.
Het hier behandelde onderwerp heeft NIETS met de zogenaamde ‘vervangingstheologie’ te maken.
God verving Israël niet door de Gemeente (of Kerk)! De Gemeente kwam er tussenin, als het internationale volk van de genadebedeling, en ze zal van de aarde verdwijnen bij haar opname. Van Israël (de Olijfboom) waren enkel de takken afgebroken en de Gemeente werd in de plaats daarvan op de edele stam geënt. Maar na het gemeentetijdperk zal God Israël terug herstellen, echter in de verdrukkingstijd (70ste jaarweek). God heeft Zijn volk beslist niet verstoten, integendeel, hun toekomstige aanneming zal een nieuwe wereldlente inluiden: zie Romeinen 11.
Dit gezegd zijnde, gaan we nu aantonen dat Gods handelen met de Gemeente geheel anders is dan met Zijn verbondsvolk Israël.
1. De Gemeente bestond niet vóór Christus.
Matth. 16:18 En Ik zeg u ook, dat gij zijt Petrus, en op deze petra zal Ik Mijn gemeente bouwen, en de poorten der hel zullen haar niet overweldigen.
Toen de Heer deze uitspraak deed bestond de Gemeente nog niet, ze moest nog gebouwd worden.
2. De Gemeente gefundeerd op Christus, de apostelen en profeten.
Ef 2:19-22 Zo zijt gij dan niet meer vreemdelingen en bijwoners, maar medeburgers der heiligen, en huisgenoten Gods; gebouwd op het fundament der apostelen en profeten, waarvan Jezus Christus is de uiterste Hoeksteen; op Welke het gehele gebouw, bekwamelijk samengevoegd zijnde, opwast tot een heilige tempel in de Heere; op Welke ook gij mede gebouwd wordt tot een woonstede Gods in de Geest.
1 Cor. 3:9-10 Want wij zijn Gods medearbeiders; Gods akkerwerk, Gods gebouw zijt gij. Naar de genade Gods, die mij gegeven is, heb ik [Paulus] als een wijs bouwmeester het fundament gelegd; en een ander bouwt daarop. Maar een ieder zie toe, hoe hij daarop bouwt.
(De Schriftaanhalingen uit de Statenvertaling 1971)
Even vooraf.
Het hier behandelde onderwerp heeft NIETS met de zogenaamde ‘vervangingstheologie’ te maken.
God verving Israël niet door de Gemeente (of Kerk)! De Gemeente kwam er tussenin, als het internationale volk van de genadebedeling, en ze zal van de aarde verdwijnen bij haar opname. Van Israël (de Olijfboom) waren enkel de takken afgebroken en de Gemeente werd in de plaats daarvan op de edele stam geënt. Maar na het gemeentetijdperk zal God Israël terug herstellen, echter in de verdrukkingstijd (70ste jaarweek). God heeft Zijn volk beslist niet verstoten, integendeel, hun toekomstige aanneming zal een nieuwe wereldlente inluiden: zie Romeinen 11.
Dit gezegd zijnde, gaan we nu aantonen dat Gods handelen met de Gemeente geheel anders is dan met Zijn verbondsvolk Israël.
1. De Gemeente bestond niet vóór Christus.
Matth. 16:18 En Ik zeg u ook, dat gij zijt Petrus, en op deze petra zal Ik Mijn gemeente bouwen, en de poorten der hel zullen haar niet overweldigen.
Toen de Heer deze uitspraak deed bestond de Gemeente nog niet, ze moest nog gebouwd worden.
2. De Gemeente gefundeerd op Christus, de apostelen en profeten.
Ef 2:19-22 Zo zijt gij dan niet meer vreemdelingen en bijwoners, maar medeburgers der heiligen, en huisgenoten Gods; gebouwd op het fundament der apostelen en profeten, waarvan Jezus Christus is de uiterste Hoeksteen; op Welke het gehele gebouw, bekwamelijk samengevoegd zijnde, opwast tot een heilige tempel in de Heere; op Welke ook gij mede gebouwd wordt tot een woonstede Gods in de Geest.
1 Cor. 3:9-10 Want wij zijn Gods medearbeiders; Gods akkerwerk, Gods gebouw zijt gij. Naar de genade Gods, die mij gegeven is, heb ik [Paulus] als een wijs bouwmeester het fundament gelegd; en een ander bouwt daarop. Maar een ieder zie toe, hoe hij daarop bouwt.
De Gemeente van Jezus Christus wordt vergeleken met een stad met fundamenten, die gelegd zijn door de apostelen.
Het bouwen van een huis begint met de fundamenten. De Gemeente wordt vergeleken met een gebouw, een tempel, waarvan het fundament gelegd is door de apostelen en profeten. De hoeksteen is Christus: Hij is de voornaamste bij de ontwikkeling. Vóór Christus’ apostelen en profeten bestond de Gemeente niet.
Het gaat hier om Nieuwtestamentische profeten, blijkens hun plaatsing ná de apostelen (“apostelen en profeten”)
Hand. 13:1 En er waren te Antiochië, in de gemeente, die daar was, enige profeten en leraars, namelijk Bárnabas, en Símeon, genaamd Niger, en Lucius van Cyréne, en Mánahen, die met Heródes de viervorst opgevoed was, en Saulus.
(1) De eerste druk van de Statenvertaling (SV) verscheen in 1637. Het bijzondere van deze reformatorische Bijbelvertaling is vooral dat zij direct uit de grondtalen Hebreeuws, Aramees en Grieks vertaald werd - net als de King James Version (1611) - en niet meer gebaseerd was op de Vulgata, de algemeen gebruikte Latijnse vertaling (382-405) van Hiëronymus.
De zgn. Jongbloed-editie kwam er in 1750 omdat de oude versie haast onleesbaar was geworden door de evolutie van het Nederlands. In de uitgave van 1977 werd het Nederlands opnieuw een beetje aangepast. De vertaling als zodanig bleef altijd behouden. Moderne vertalingen (sinds 1881) kan men beter mijden omdat deze mishandeld werden door vrijzinnigen en schipperaars. Zo zijn Bijbels die gebaseerd zijn op teksten van Westcott en Hort en Nestlé-Aland, corrupt te noemen. In het bijzonder de ‘bijbels’ in de omgangstaal, zoals de ‘Groot Nieuws Bijbel’, zijn dóór en dóór besmet en beslist te weren)
Hand. 15:32 Judas nu en Silas, die ook zelf profeten waren, vermaanden de broeders met vele
woorden, en versterkten hen.
Ef 4:11-12 En Dezelfde heeft gegeven sommigen tot apostelen, en sommigen tot profeten, en sommigen tot evangelisten, en sommigen tot herders en leraars …
3. De Gemeente is een verborgenheid tot aan de apostelen en profeten.
Ef 3:3-6 Dat Hij mij door openbaring heeft bekend gemaakt deze verborgenheid, (gelijk ik met weinige [woorden] te voren geschreven heb; Waaraan gij, [dit] lezende, kunt bemerken mijn wetenschap, in deze verborgenheid van Christus), Welke in andere eeuwen de kinderen der mensen niet is bekend gemaakt, gelijk zij nu is geopenbaard aan Zijn heilige apostelen en profeten, door de Geest; [namelijk] dat de heidenen medeërfgenamen zijn, en van hetzelfde lichaam, en mededeelgenoten van Zijn belofte in Christus, door het Evangelie.
De verborgenheid van Christus - Christus verbonden met de Gemeente - werd voor het eerst geopenbaard aan de apostelen en profeten:
Col. 1:24-26 Die mij nu verblijd in mijn lijden voor u, en vervul in mijn vlees de overblijfselen van de verdrukkingen van Christus, voor Zijn lichaam, hetwelk is de gemeente; welker dienaar ik geworden ben, naar de bedeling van God, die mij gegeven is aan u, om te vervullen het Woord Gods; [namelijk] de verborgenheid, die verborgen is geweest van [alle] eeuwen en van [alle] geslachten, maar nu geopenbaard is aan Zijn heiligen.
Rom. 16:25-27 Hem nu, Die machtig is u te bevestigen, naar mijn Evangelie en de prediking van Jezus Christus, naar de openbaring der verborgenheid, die [van] de tijden der eeuwen verzwegen is geweest; maar nu geopenbaard is, en door de profetische Schriften, naar het bevel van de eeuwige God, tot gehoorzaamheid des geloofs, onder al de heidenen bekend is gemaakt; de alleen wijze God [zij] door Jezus Christus de heerlijkheid in eeuwigheid. Amen.
Het bouwen van een huis begint met de fundamenten. De Gemeente wordt vergeleken met een gebouw, een tempel, waarvan het fundament gelegd is door de apostelen en profeten. De hoeksteen is Christus: Hij is de voornaamste bij de ontwikkeling. Vóór Christus’ apostelen en profeten bestond de Gemeente niet.
Het gaat hier om Nieuwtestamentische profeten, blijkens hun plaatsing ná de apostelen (“apostelen en profeten”)
Hand. 13:1 En er waren te Antiochië, in de gemeente, die daar was, enige profeten en leraars, namelijk Bárnabas, en Símeon, genaamd Niger, en Lucius van Cyréne, en Mánahen, die met Heródes de viervorst opgevoed was, en Saulus.
(1) De eerste druk van de Statenvertaling (SV) verscheen in 1637. Het bijzondere van deze reformatorische Bijbelvertaling is vooral dat zij direct uit de grondtalen Hebreeuws, Aramees en Grieks vertaald werd - net als de King James Version (1611) - en niet meer gebaseerd was op de Vulgata, de algemeen gebruikte Latijnse vertaling (382-405) van Hiëronymus.
De zgn. Jongbloed-editie kwam er in 1750 omdat de oude versie haast onleesbaar was geworden door de evolutie van het Nederlands. In de uitgave van 1977 werd het Nederlands opnieuw een beetje aangepast. De vertaling als zodanig bleef altijd behouden. Moderne vertalingen (sinds 1881) kan men beter mijden omdat deze mishandeld werden door vrijzinnigen en schipperaars. Zo zijn Bijbels die gebaseerd zijn op teksten van Westcott en Hort en Nestlé-Aland, corrupt te noemen. In het bijzonder de ‘bijbels’ in de omgangstaal, zoals de ‘Groot Nieuws Bijbel’, zijn dóór en dóór besmet en beslist te weren)
Hand. 15:32 Judas nu en Silas, die ook zelf profeten waren, vermaanden de broeders met vele
woorden, en versterkten hen.
Ef 4:11-12 En Dezelfde heeft gegeven sommigen tot apostelen, en sommigen tot profeten, en sommigen tot evangelisten, en sommigen tot herders en leraars …
3. De Gemeente is een verborgenheid tot aan de apostelen en profeten.
Ef 3:3-6 Dat Hij mij door openbaring heeft bekend gemaakt deze verborgenheid, (gelijk ik met weinige [woorden] te voren geschreven heb; Waaraan gij, [dit] lezende, kunt bemerken mijn wetenschap, in deze verborgenheid van Christus), Welke in andere eeuwen de kinderen der mensen niet is bekend gemaakt, gelijk zij nu is geopenbaard aan Zijn heilige apostelen en profeten, door de Geest; [namelijk] dat de heidenen medeërfgenamen zijn, en van hetzelfde lichaam, en mededeelgenoten van Zijn belofte in Christus, door het Evangelie.
De verborgenheid van Christus - Christus verbonden met de Gemeente - werd voor het eerst geopenbaard aan de apostelen en profeten:
Col. 1:24-26 Die mij nu verblijd in mijn lijden voor u, en vervul in mijn vlees de overblijfselen van de verdrukkingen van Christus, voor Zijn lichaam, hetwelk is de gemeente; welker dienaar ik geworden ben, naar de bedeling van God, die mij gegeven is aan u, om te vervullen het Woord Gods; [namelijk] de verborgenheid, die verborgen is geweest van [alle] eeuwen en van [alle] geslachten, maar nu geopenbaard is aan Zijn heiligen.
Rom. 16:25-27 Hem nu, Die machtig is u te bevestigen, naar mijn Evangelie en de prediking van Jezus Christus, naar de openbaring der verborgenheid, die [van] de tijden der eeuwen verzwegen is geweest; maar nu geopenbaard is, en door de profetische Schriften, naar het bevel van de eeuwige God, tot gehoorzaamheid des geloofs, onder al de heidenen bekend is gemaakt; de alleen wijze God [zij] door Jezus Christus de heerlijkheid in eeuwigheid. Amen.
De heidenen zijn medeërfgenamen van het heil in Jezus Christus, en leden van hetzelfde lichaam, en mededeelgenoten van de belofte in Christus, door het Evangelie.
4. De Gemeente onderscheidt zich door samenvoeging van Joden en heidenen.
Kenmerkend voor de Gemeente - haar essentie - is dat in Christus Joden en heidenen worden samengevoegd tot één lichaam. Twee onderscheiden klassen werden tot één lichaam gedoopt:
1 Cor. 12:12-13 Want gelijk het lichaam één is, en vele leden heeft, en al de leden van dit éne lichaam, vele zijnde, [maar] één lichaam zijn, alzo ook Christus. Want ook wij allen zijn door één Geest tot één lichaam gedoopt; hetzij Joden, hetzij Grieken, hetzij dienstknechten, hetzij vrijen; en wij zijn allen tot één Geest gedrenkt!
Ef. 2:14-15 Want Hij is onze vrede, Die deze beiden één gemaakt heeft, en de middelmuur des afscheidsels gebroken hebbende, heeft Hij de vijandschap in Zijn vlees te niet gemaakt, [namelijk] de wet der geboden in inzettingen [bestaande]; opdat Hij die twee in Zichzelf tot een nieuwe mens zou scheppen, vrede makende.
Ef. 3:6 [Namelijk] dat de heidenen medeërfgenamen zijn, en van hetzelfde lichaam, en mededeelgenoten van Zijn belofte in Christus, door het Evangelie.
5. De Gemeente is het resultaat van het kruis.
Ef. 2:15-16 Heeft Hij de vijandschap in Zijn vlees te niet gemaakt, [namelijk] de wet der geboden in inzettingen [bestaande]; opdat Hij die twee in Zichzelf tot een nieuwe mens zou scheppen, vrede makende; en [opdat] Hij die beiden met God in één lichaam zou verzoenen door het kruis, de vijandschap daaraan gedood hebbende.
God heeft de twee volken pas in de Gemeente verenigd nádat de Heer Jezus was gestorven aan het kruis.
6. De Gemeente is ontstaan op Pinksterdag.
De Gemeente veronderstelt het volgende: De verheerlijkte Christus zit aan Gods rechterhand, en op aarde is de Heilige Geest uitgestort, die het lichaam heeft samengevoegd uit alle soorten mensen, en waarin Hij woont als in een tempel. Op grond van Jezus’ belofte dat de discipelen met de Heilige Geest gedoopt zouden worden (Hand 1:6-8) ontstond de Gemeente op Pinksterdag, wat in Handelingen 2 genoemd wordt. Vóór die tijd was de Geest er als zodanig nog niet:
Joh. 7:39 En dit zeide Hij van de Geest, Die ontvangen zouden, die in Hem geloven; want de Heilige Geest was nog niet, aangezien Jezus nog niet verheerlijkt was.
Joh. 16:7 Doch Ik zeg u de waarheid: Het is u nut, dat Ik wegga; want indien Ik niet wegga, zo zal de Trooster tot u niet komen; maar indien Ik heenga, zo zal Ik Hem tot u zenden.
De Heilige Geest kon dus pas komen nádat de Heer verheerlijkt was.
4. De Gemeente onderscheidt zich door samenvoeging van Joden en heidenen.
Kenmerkend voor de Gemeente - haar essentie - is dat in Christus Joden en heidenen worden samengevoegd tot één lichaam. Twee onderscheiden klassen werden tot één lichaam gedoopt:
1 Cor. 12:12-13 Want gelijk het lichaam één is, en vele leden heeft, en al de leden van dit éne lichaam, vele zijnde, [maar] één lichaam zijn, alzo ook Christus. Want ook wij allen zijn door één Geest tot één lichaam gedoopt; hetzij Joden, hetzij Grieken, hetzij dienstknechten, hetzij vrijen; en wij zijn allen tot één Geest gedrenkt!
Ef. 2:14-15 Want Hij is onze vrede, Die deze beiden één gemaakt heeft, en de middelmuur des afscheidsels gebroken hebbende, heeft Hij de vijandschap in Zijn vlees te niet gemaakt, [namelijk] de wet der geboden in inzettingen [bestaande]; opdat Hij die twee in Zichzelf tot een nieuwe mens zou scheppen, vrede makende.
Ef. 3:6 [Namelijk] dat de heidenen medeërfgenamen zijn, en van hetzelfde lichaam, en mededeelgenoten van Zijn belofte in Christus, door het Evangelie.
5. De Gemeente is het resultaat van het kruis.
Ef. 2:15-16 Heeft Hij de vijandschap in Zijn vlees te niet gemaakt, [namelijk] de wet der geboden in inzettingen [bestaande]; opdat Hij die twee in Zichzelf tot een nieuwe mens zou scheppen, vrede makende; en [opdat] Hij die beiden met God in één lichaam zou verzoenen door het kruis, de vijandschap daaraan gedood hebbende.
God heeft de twee volken pas in de Gemeente verenigd nádat de Heer Jezus was gestorven aan het kruis.
6. De Gemeente is ontstaan op Pinksterdag.
De Gemeente veronderstelt het volgende: De verheerlijkte Christus zit aan Gods rechterhand, en op aarde is de Heilige Geest uitgestort, die het lichaam heeft samengevoegd uit alle soorten mensen, en waarin Hij woont als in een tempel. Op grond van Jezus’ belofte dat de discipelen met de Heilige Geest gedoopt zouden worden (Hand 1:6-8) ontstond de Gemeente op Pinksterdag, wat in Handelingen 2 genoemd wordt. Vóór die tijd was de Geest er als zodanig nog niet:
Joh. 7:39 En dit zeide Hij van de Geest, Die ontvangen zouden, die in Hem geloven; want de Heilige Geest was nog niet, aangezien Jezus nog niet verheerlijkt was.
Joh. 16:7 Doch Ik zeg u de waarheid: Het is u nut, dat Ik wegga; want indien Ik niet wegga, zo zal de Trooster tot u niet komen; maar indien Ik heenga, zo zal Ik Hem tot u zenden.
De Heilige Geest kon dus pas komen nádat de Heer verheerlijkt was.
De Heilige Geest is een persoon, net als God de Vader en Jezus de Zoon. Echter het is, zelfs voor veel christenen, moeilijk om de Heilige Geest zo te zien en te ervaren. Er is veel onwetendheid over Hem. Maar Hij is wel degelijk een Goddelijk Persoon en Hij heeft ook persoonlijke eigenschappen: Hij denkt, spreekt, leidt en kan bedroefd zijn.
Hand. 1:5 Want Johannes doopte wel met water, maar gij zult met de Heilige Geest gedoopt worden, niet lang na deze dagen.
Hand. 2:1-33 En toen de dag van het Pinkster [feest] vervuld werd, waren zij allen eendrachtig bijeen ... 4 En zij werden allen vervuld met de Heilige Geest ... 33 Hij dan, door de rechter[hand] Gods verhoogd zijnde, en de belofte des Heiligen Geestes, ontvangen hebbende van de Vader, heeft dit uitgestort, dat gij nu ziet en hoort.
7. De Gemeente is een tempel waarin de Heilige Geest woont.
De Gemeente werd op Pinksteren een tempel van Gods Heilige Geest:
1 Cor. 12:13 Want ook wij allen zijn door één Geest tot één lichaam gedoopt; hetzij Joden, hetzij
Grieken, hetzij dienstknechten, hetzij vrijen; en wij zijn allen tot één Geest gedrenkt!
1 Cor. 3:16 Weet gij niet, dat gij Gods tempel zijt, en de Geest Gods in u woont?
2 Cor. 6:16 Want gij zijt de tempel van de levende God; gelijk God gezegd heeft: Ik zal in hen wonen, en Ik zal onder [hen] wandelen; en Ik zal hun God zijn, en zij zullen Mij een volk zijn.
Ef. 2:19-22 Zo zijt gij dan … huisgenoten Gods; Gebouwd op het fundament der apostelen en profeten, waarvan Jezus Christus is de uiterste Hoeksteen; Op Welke het gehele gebouw, bekwamelijk samengevoegd zijnde, opwast tot een heilige tempel in de Heere; Op Welke ook gij mede gebouwd wordt tot een woonstede Gods in de Geest.
Een tempel van alle soorten mensen:
1 Cor. 12:13 Want ook wij allen zijn door één Geest tot één lichaam gedoopt; hetzij Joden, hetzij
Grieken, hetzij dienstknechten, hetzij vrijen; en wij zijn allen tot één Geest gedrenkt!
De gelovigen uit Israël en de volken waren voorheen nog gescheiden door “de middelmuur des afscheidsels” (Ef. 2:14).
Van Israël maakte men deel uit door geboorte. Zij waren op de aarde en op aardse zegeningen gericht.
Zij werden eertijds niet wedergeboren om deel uit te maken van een tempel van de Heilige Geest. Zij waren “kinderen Gods die verstrooid waren” (vgl. Joh. 11:52).
8. De Gemeente is het Lichaam van Christus.
Rom. 12:4-5 Want gelijk wij in een lichaam vele leden hebben, en de leden alle niet dezelfde werking hebben; alzo zijn wij velen één lichaam in Christus ...
1 Cor. 10:16-17 Het brood, dat wij breken, is dat niet een gemeenschap aan het lichaam van Christus? Want één brood [is het, zo] zijn wij velen één lichaam …
1 Cor. 12:27 En gij zijt het lichaam van Christus, en leden in het bijzonder.
Ef 1:23 ... en heeft Hem de Gemeente gegeven tot een Hoofd boven alle dingen; welke Zijn lichaam is, [en] de vervulling van Hem, Die alles in allen vervult.
Ef. 4:11-12 En Dezelfde heeft gegeven sommigen tot apostelen, en sommigen tot profeten … tot opbouwing van het lichaam van Christus.
Ef 4:16 Uit Wie het gehele lichaam bekwamelijk samengevoegd …
Ef . 5:23 ... gelijk ook Christus het Hoofd der gemeente is; en Hij is de Behouder des lichaams.
Ef. 5:29-30 Want niemand heeft ooit zijn eigen vlees gehaat, maar hij voedt het, en onderhoudt
het, gelijk ook de Heere de gemeente. Want wij zijn leden van Zijn lichaam, van Zijn vlees en van Zijn gebeente.
Col. 1:18 En Hij is het Hoofd van het lichaam, [namelijk] van de gemeente.
Col. 1:24 ... voor Zijn lichaam, hetwelk is de gemeente.
De Gemeente wordt voorgesteld als het Lichaam van Christus. De Gemeente is uniek in Christus verenigd. Ze heeft met het oude Wetsverbond niets te maken, maar is, zoals haar Heer, van een hemelse natuur.
Hand. 1:5 Want Johannes doopte wel met water, maar gij zult met de Heilige Geest gedoopt worden, niet lang na deze dagen.
Hand. 2:1-33 En toen de dag van het Pinkster [feest] vervuld werd, waren zij allen eendrachtig bijeen ... 4 En zij werden allen vervuld met de Heilige Geest ... 33 Hij dan, door de rechter[hand] Gods verhoogd zijnde, en de belofte des Heiligen Geestes, ontvangen hebbende van de Vader, heeft dit uitgestort, dat gij nu ziet en hoort.
7. De Gemeente is een tempel waarin de Heilige Geest woont.
De Gemeente werd op Pinksteren een tempel van Gods Heilige Geest:
1 Cor. 12:13 Want ook wij allen zijn door één Geest tot één lichaam gedoopt; hetzij Joden, hetzij
Grieken, hetzij dienstknechten, hetzij vrijen; en wij zijn allen tot één Geest gedrenkt!
1 Cor. 3:16 Weet gij niet, dat gij Gods tempel zijt, en de Geest Gods in u woont?
2 Cor. 6:16 Want gij zijt de tempel van de levende God; gelijk God gezegd heeft: Ik zal in hen wonen, en Ik zal onder [hen] wandelen; en Ik zal hun God zijn, en zij zullen Mij een volk zijn.
Ef. 2:19-22 Zo zijt gij dan … huisgenoten Gods; Gebouwd op het fundament der apostelen en profeten, waarvan Jezus Christus is de uiterste Hoeksteen; Op Welke het gehele gebouw, bekwamelijk samengevoegd zijnde, opwast tot een heilige tempel in de Heere; Op Welke ook gij mede gebouwd wordt tot een woonstede Gods in de Geest.
Een tempel van alle soorten mensen:
1 Cor. 12:13 Want ook wij allen zijn door één Geest tot één lichaam gedoopt; hetzij Joden, hetzij
Grieken, hetzij dienstknechten, hetzij vrijen; en wij zijn allen tot één Geest gedrenkt!
De gelovigen uit Israël en de volken waren voorheen nog gescheiden door “de middelmuur des afscheidsels” (Ef. 2:14).
Van Israël maakte men deel uit door geboorte. Zij waren op de aarde en op aardse zegeningen gericht.
Zij werden eertijds niet wedergeboren om deel uit te maken van een tempel van de Heilige Geest. Zij waren “kinderen Gods die verstrooid waren” (vgl. Joh. 11:52).
8. De Gemeente is het Lichaam van Christus.
Rom. 12:4-5 Want gelijk wij in een lichaam vele leden hebben, en de leden alle niet dezelfde werking hebben; alzo zijn wij velen één lichaam in Christus ...
1 Cor. 10:16-17 Het brood, dat wij breken, is dat niet een gemeenschap aan het lichaam van Christus? Want één brood [is het, zo] zijn wij velen één lichaam …
1 Cor. 12:27 En gij zijt het lichaam van Christus, en leden in het bijzonder.
Ef 1:23 ... en heeft Hem de Gemeente gegeven tot een Hoofd boven alle dingen; welke Zijn lichaam is, [en] de vervulling van Hem, Die alles in allen vervult.
Ef. 4:11-12 En Dezelfde heeft gegeven sommigen tot apostelen, en sommigen tot profeten … tot opbouwing van het lichaam van Christus.
Ef 4:16 Uit Wie het gehele lichaam bekwamelijk samengevoegd …
Ef . 5:23 ... gelijk ook Christus het Hoofd der gemeente is; en Hij is de Behouder des lichaams.
Ef. 5:29-30 Want niemand heeft ooit zijn eigen vlees gehaat, maar hij voedt het, en onderhoudt
het, gelijk ook de Heere de gemeente. Want wij zijn leden van Zijn lichaam, van Zijn vlees en van Zijn gebeente.
Col. 1:18 En Hij is het Hoofd van het lichaam, [namelijk] van de gemeente.
Col. 1:24 ... voor Zijn lichaam, hetwelk is de gemeente.
De Gemeente wordt voorgesteld als het Lichaam van Christus. De Gemeente is uniek in Christus verenigd. Ze heeft met het oude Wetsverbond niets te maken, maar is, zoals haar Heer, van een hemelse natuur.
De Gemeente wordt voorgesteld als het Lichaam van Christus. De Gemeente is uniek in Christus verenigd. Ze heeft met het oude Wetsverbond niets te maken, maar is, zoals haar Heer, van een hemelse natuur.
9. De Gemeente is uit de Geest geboren.
Joh. 3:3-8 Jezus antwoordde en zeide tot hem: Voorwaar, voorwaar zeg Ik u: Tenzij dat iemand wederom geboren wordt, hij kan het Koninkrijk Gods niet zien. 4 Nicodémus zeide tot Hem: Hoe kan een mens geboren worden, [nu] oud zijnde? Kan hij ook andermaal in de buik van zijn moeder ingaan, en geboren worden? 5 Jezus antwoordde: Voorwaar, voorwaar zeg Ik u: Zo iemand niet geboren wordt uit water en Geest, hij kan in het Koninkrijk Gods niet ingaan. 6 Wat uit het vlees geboren is, [dat] is vlees; en wat uit de Geest geboren is, [dat] is geest. 7 Verwonder u niet, dat Ik u gezegd heb: Gij moet wederom geboren worden. 8 De wind blaast, waarheen hij wil, en gij hoort zijn geluid; maar gij weet niet, van waar hij komt, en waar hij heen gaat; alzo is een ieder, die uit de Geest geboren is.
Rom. 8:9 Doch gij zijt niet in het vlees, maar in de Geest, zo anders de Geest Gods in u woont. Maar zo iemand de Geest van Christus niet heeft, die komt Hem niet toe.
De Heilige Geest, de Geest van God, de Geest van Christus woont permanent in de Gemeente, Zijn tempel, Zijn Lichaam. Dit is een wedergeboorte die in het Oude Testament niet bestond.
1 Petr. 1:3 Geloofd zij de God en Vader van onze Heere Jezus Christus, Die naar Zijn grote barmhartigheid ons heeft wedergeboren, tot een levende hoop, door de opstanding van Jezus Christus uit de doden.
10. De Gemeente staat onder een geheel nieuw verbond.
De Gemeente staat onder een nieuw verbond (nieuw testament), een nieuwe bedeling met een
Geestelijke staat, dat het oude verbond (oude testament) teniet doet.
Luc. 22:20 Desgelijks ook de drinkbeker na het avondmaal, zeggende: Deze drinkbeker [is] het Nieuwe Testament in Mijn bloed, dat voor u vergoten wordt.
1 Cor. 11:25 Evenzo [nam] Hij ook de drinkbeker, na het eten van het avondmaal, en zeide: Deze drinkbeker is het Nieuwe Testament in Mijn bloed. Doet dat, zo dikwijls als gij [die] zult drinken, tot Mijn gedachtenis.
2 Cor. 3:14 Maar hun [= de Joden] zinnen zijn verhard geworden; want tot op [de dag] van heden blijft dezelfde bedekking in het lezen van het Oude Testament, zonder weggenomen te worden, hetwelk door Christus te niet gedaan wordt.
Gal. 4:24, 26 want deze zijn de twee verbonden; het ene van de berg Sinaï, tot dienstbaarheid barende, hetwelk is Agar … Maar Jeruzalem, dat boven is, dat is vrij, hetwelk is ons aller moeder.
9. De Gemeente is uit de Geest geboren.
Joh. 3:3-8 Jezus antwoordde en zeide tot hem: Voorwaar, voorwaar zeg Ik u: Tenzij dat iemand wederom geboren wordt, hij kan het Koninkrijk Gods niet zien. 4 Nicodémus zeide tot Hem: Hoe kan een mens geboren worden, [nu] oud zijnde? Kan hij ook andermaal in de buik van zijn moeder ingaan, en geboren worden? 5 Jezus antwoordde: Voorwaar, voorwaar zeg Ik u: Zo iemand niet geboren wordt uit water en Geest, hij kan in het Koninkrijk Gods niet ingaan. 6 Wat uit het vlees geboren is, [dat] is vlees; en wat uit de Geest geboren is, [dat] is geest. 7 Verwonder u niet, dat Ik u gezegd heb: Gij moet wederom geboren worden. 8 De wind blaast, waarheen hij wil, en gij hoort zijn geluid; maar gij weet niet, van waar hij komt, en waar hij heen gaat; alzo is een ieder, die uit de Geest geboren is.
Rom. 8:9 Doch gij zijt niet in het vlees, maar in de Geest, zo anders de Geest Gods in u woont. Maar zo iemand de Geest van Christus niet heeft, die komt Hem niet toe.
De Heilige Geest, de Geest van God, de Geest van Christus woont permanent in de Gemeente, Zijn tempel, Zijn Lichaam. Dit is een wedergeboorte die in het Oude Testament niet bestond.
1 Petr. 1:3 Geloofd zij de God en Vader van onze Heere Jezus Christus, Die naar Zijn grote barmhartigheid ons heeft wedergeboren, tot een levende hoop, door de opstanding van Jezus Christus uit de doden.
10. De Gemeente staat onder een geheel nieuw verbond.
De Gemeente staat onder een nieuw verbond (nieuw testament), een nieuwe bedeling met een
Geestelijke staat, dat het oude verbond (oude testament) teniet doet.
Luc. 22:20 Desgelijks ook de drinkbeker na het avondmaal, zeggende: Deze drinkbeker [is] het Nieuwe Testament in Mijn bloed, dat voor u vergoten wordt.
1 Cor. 11:25 Evenzo [nam] Hij ook de drinkbeker, na het eten van het avondmaal, en zeide: Deze drinkbeker is het Nieuwe Testament in Mijn bloed. Doet dat, zo dikwijls als gij [die] zult drinken, tot Mijn gedachtenis.
2 Cor. 3:14 Maar hun [= de Joden] zinnen zijn verhard geworden; want tot op [de dag] van heden blijft dezelfde bedekking in het lezen van het Oude Testament, zonder weggenomen te worden, hetwelk door Christus te niet gedaan wordt.
Gal. 4:24, 26 want deze zijn de twee verbonden; het ene van de berg Sinaï, tot dienstbaarheid barende, hetwelk is Agar … Maar Jeruzalem, dat boven is, dat is vrij, hetwelk is ons aller moeder.
Het eeuwige Jeruzalem is met de Gemeente van Jezus Christus verbonden, voortkomend uit het nieuwe verbond, dat in Zijn bloed bezegeld is.
Col. 2:14 Uitgewist hebbende het handschrift, dat tegen ons was, in inzettingen [bestaande], hetwelk, [zeg ik], enigerwijze ons tegen was, en heeft dat uit het midden weggenomen, het aan het kruis genageld hebbende.
Hebr. 8:13 Als Hij zegt: Een nieuw [verbond], zo heeft Hij het eerste oud gemaakt; wat nu oud gemaakt is en verouderd, is nabij de verdwijning.
Hebr. 12:24 En tot de Middelaar van het nieuwe testament, Jezus, en het bloed der besprenging, dat betere dingen spreekt dan Abel.
Het nieuwe verbond van de Geest staat lijnrecht tegenover de bediening van de letter en de dood:
2 Cor. 3:6-8 Die ons ook bekwaam gemaakt heeft, [om te zijn] dienaars van het Nieuwe Testament, niet van de letter, maar van de Geest; want de letter doodt, maar de Geest maakt levend. En indien de bediening des doods in letters [bestaande, en] in stenen ingedrukt, in heerlijkheid is geweest, alzo dat de kinderen Israëls het aangezicht van Mozes niet konden sterk aanzien, om de heerlijkheid van zijn aangezicht, die te niet gedaan zou worden, Hoe zal niet veel meer de bediening des Geestes in heerlijkheid zijn?
Rom. 7:6 Maar nu zijn wij vrijgemaakt van de wet, daar wij dien gestorven zijn, onder welke wij gehouden waren; alzo dat wij dienen in nieuwheid des geestes, en niet [in] de oudheid der letter.
Hebr. 8:9-10 Niet naar het verbond, dat Ik met hun vaderen gemaakt heb …zegt de Heere. Want dit is het verbond, dat Ik met het huis Israëls maken zal na die dagen, zegt de Heere: Ik zal Mijn wetten in hun verstand geven, en in hun harten zal Ik die inschrijven; en Ik zal hun tot een God zijn, en zij zullen Mij tot een volk zijn. (zie Jer. 31:33).
Het is rampzalig als wij die twee bedelingen, Wet en Geest, niet goed onderscheiden of begrijpen:
Gal. 3:1-2 O gij uitzinnige Galaten … Dit alleen wil ik van u leren: hebt gij de Geest ontvangen uit de werken der wet, of uit de prediking des geloofs?
Johannes zei het reeds bij bet begin van zijn evangelie:
Joh 1:17 Want de wet is door Mozes gegeven, de genade en de waarheid is door Jezus Christus geworden.
11. De Gemeente verschilt van Israël als hemel en aarde.
Het Nieuwtestamentische Christendom verschilt letterlijk en figuurlijk als hemel en aarde van het Oudtestamentische Jodendom. Eerst was er het natuurlijke Jodendom - vanaf Pinksteren kwam het geestelijke Christendom.
1 Cor. 15:45-46 Alzo is er ook geschreven: De eerste mens Adam is geworden tot een levende ziel; de laatste Adam tot een levendmakende Geest. Doch het geestelijke is niet eerst, maar het natuurlijke, daarna het geestelijke.
Col. 2:14 Uitgewist hebbende het handschrift, dat tegen ons was, in inzettingen [bestaande], hetwelk, [zeg ik], enigerwijze ons tegen was, en heeft dat uit het midden weggenomen, het aan het kruis genageld hebbende.
Hebr. 8:13 Als Hij zegt: Een nieuw [verbond], zo heeft Hij het eerste oud gemaakt; wat nu oud gemaakt is en verouderd, is nabij de verdwijning.
Hebr. 12:24 En tot de Middelaar van het nieuwe testament, Jezus, en het bloed der besprenging, dat betere dingen spreekt dan Abel.
Het nieuwe verbond van de Geest staat lijnrecht tegenover de bediening van de letter en de dood:
2 Cor. 3:6-8 Die ons ook bekwaam gemaakt heeft, [om te zijn] dienaars van het Nieuwe Testament, niet van de letter, maar van de Geest; want de letter doodt, maar de Geest maakt levend. En indien de bediening des doods in letters [bestaande, en] in stenen ingedrukt, in heerlijkheid is geweest, alzo dat de kinderen Israëls het aangezicht van Mozes niet konden sterk aanzien, om de heerlijkheid van zijn aangezicht, die te niet gedaan zou worden, Hoe zal niet veel meer de bediening des Geestes in heerlijkheid zijn?
Rom. 7:6 Maar nu zijn wij vrijgemaakt van de wet, daar wij dien gestorven zijn, onder welke wij gehouden waren; alzo dat wij dienen in nieuwheid des geestes, en niet [in] de oudheid der letter.
Hebr. 8:9-10 Niet naar het verbond, dat Ik met hun vaderen gemaakt heb …zegt de Heere. Want dit is het verbond, dat Ik met het huis Israëls maken zal na die dagen, zegt de Heere: Ik zal Mijn wetten in hun verstand geven, en in hun harten zal Ik die inschrijven; en Ik zal hun tot een God zijn, en zij zullen Mij tot een volk zijn. (zie Jer. 31:33).
Het is rampzalig als wij die twee bedelingen, Wet en Geest, niet goed onderscheiden of begrijpen:
Gal. 3:1-2 O gij uitzinnige Galaten … Dit alleen wil ik van u leren: hebt gij de Geest ontvangen uit de werken der wet, of uit de prediking des geloofs?
Johannes zei het reeds bij bet begin van zijn evangelie:
Joh 1:17 Want de wet is door Mozes gegeven, de genade en de waarheid is door Jezus Christus geworden.
11. De Gemeente verschilt van Israël als hemel en aarde.
Het Nieuwtestamentische Christendom verschilt letterlijk en figuurlijk als hemel en aarde van het Oudtestamentische Jodendom. Eerst was er het natuurlijke Jodendom - vanaf Pinksteren kwam het geestelijke Christendom.
1 Cor. 15:45-46 Alzo is er ook geschreven: De eerste mens Adam is geworden tot een levende ziel; de laatste Adam tot een levendmakende Geest. Doch het geestelijke is niet eerst, maar het natuurlijke, daarna het geestelijke.
De eerste mens Adam is uit de aarde genomen en geworden tot een levende ziel; de laatste Adam, Jezus Christus werd tot een levendmakende Geest. We moeten als mens inzien dat het offer van Jezus Christus aan het kruis nodig was voor de vergeving van onze zonden.
Het Christendom wordt vaak omlaag getrokken naar het niveau van deze aarde, waarbij de Gemeente niets méér is dan de voortzetting van Gods aardse verbondsvolk Israël: wat een verschraald arm Judaïstisch Christendom!
Gemeente en Israël.
Hieronder nog enig vergelijkende hoofdpunten:
(Steeds wordt de Gemeente vergeleken met Israël en de verschillen duidelijk aangegeven!!!!!!!!)
Voor de gemeente 1.
De beloften Gods zijn geestelijk en hemels.
Ef 1:3 Gezegend zij de God en Vader van onze Heere Jezus Christus, Die ons gezegend heeft met alle geestelijke zegening in de hemel in Christus.
Ef 2:6 En heeft [ons] mede opgewekt, en heeft [ons] mede gezet in de hemel in Christus Jezus
Col. 3:1-3 Indien gij dan met Christus opgewekt zijt, zo zoekt de dingen, die boven zijn, waar Christus is, zittende aan de rechter[hand] Gods. 2 Bedenkt de dingen, die boven zijn, niet die op de aarde zijn. 3 Want gij zijt gestorven, en uw leven is met Christus verborgen in God.
Hebr. 3:1 Hierom, heilige broeders, die de hemelse roeping deelachtig zijt, aanmerkt de Apostel en Hogepriester van onze belijdenis, Christus Jezus
Voor Israël 1.
De beloften Gods zijn aards en nationaal.
Gen. 12:6-7 En Abram is doorgetrokken in dat land, tot aan de plaats Sichem, tot aan het eikenbos More; en de Kanaänieten waren toen ter tijd in dat land. Zo verscheen de HEERE aan Abram, en zeide: Aan uw zaad zal Ik dit land geven. Toen bouwde hij aldaar een altaar voor de HEERE, Die hem aldaar verschenen was.
Deut. 11:11 Maar het land, waarheen gij overtrekt, om dat te erven, is een land van bergen en van dalen; het drinkt water bij de regen des hemels.
Voor de gemeente 2.
Men behoort tot de Gemeente door wedergeboorte uit de Geest Gods.
Jh 1:12-13 Maar zovelen Hem aangenomen hebben, die heeft Hij macht gegeven kinderen Gods te worden.
Jh 3:6 Wat uit het vlees geboren is, [dat] is vlees; en wat uit de Geest geboren is, [dat] is geest. Wat uit het vlees geboren is, is vlees, en wat uit de Geest geboren is, is geest.
Voor Israel 2.
Men behoort tot Israël door geboorte uit Joodse ouders.
Voor de gemeente 3.
Geldend beginsel: gelovigen bezitten het leven en zijn daarom geroepen gehoorzaam te zijn.
Joh 5:24 Voorwaar, voorwaar zeg Ik u: Die Mijn woord hoort, en gelooft Hem, Die Mij gezonden heeft, die heeft het eeuwige leven, en komt niet in de verdoemenis, maar is uit de dood overgegaan in het leven.
Joh. 6:47 Voorwaar, voorwaar zeg Ik u: Die in Mij gelooft, heeft het eeuwige leven.
Ef 2:8-10 Want uit genade zijt gij zalig geworden door het geloof; en dat niet uit u, het is Gods gave; niet uit de werken, opdat niemand roeme. Want wij zijn Zijn maaksel, geschapen in Christus Jezus tot goede werken, welke God voorbereid heeft, opdat wij daarin zouden wandelen.
Het Christendom wordt vaak omlaag getrokken naar het niveau van deze aarde, waarbij de Gemeente niets méér is dan de voortzetting van Gods aardse verbondsvolk Israël: wat een verschraald arm Judaïstisch Christendom!
Gemeente en Israël.
Hieronder nog enig vergelijkende hoofdpunten:
(Steeds wordt de Gemeente vergeleken met Israël en de verschillen duidelijk aangegeven!!!!!!!!)
Voor de gemeente 1.
De beloften Gods zijn geestelijk en hemels.
Ef 1:3 Gezegend zij de God en Vader van onze Heere Jezus Christus, Die ons gezegend heeft met alle geestelijke zegening in de hemel in Christus.
Ef 2:6 En heeft [ons] mede opgewekt, en heeft [ons] mede gezet in de hemel in Christus Jezus
Col. 3:1-3 Indien gij dan met Christus opgewekt zijt, zo zoekt de dingen, die boven zijn, waar Christus is, zittende aan de rechter[hand] Gods. 2 Bedenkt de dingen, die boven zijn, niet die op de aarde zijn. 3 Want gij zijt gestorven, en uw leven is met Christus verborgen in God.
Hebr. 3:1 Hierom, heilige broeders, die de hemelse roeping deelachtig zijt, aanmerkt de Apostel en Hogepriester van onze belijdenis, Christus Jezus
Voor Israël 1.
De beloften Gods zijn aards en nationaal.
Gen. 12:6-7 En Abram is doorgetrokken in dat land, tot aan de plaats Sichem, tot aan het eikenbos More; en de Kanaänieten waren toen ter tijd in dat land. Zo verscheen de HEERE aan Abram, en zeide: Aan uw zaad zal Ik dit land geven. Toen bouwde hij aldaar een altaar voor de HEERE, Die hem aldaar verschenen was.
Deut. 11:11 Maar het land, waarheen gij overtrekt, om dat te erven, is een land van bergen en van dalen; het drinkt water bij de regen des hemels.
Voor de gemeente 2.
Men behoort tot de Gemeente door wedergeboorte uit de Geest Gods.
Jh 1:12-13 Maar zovelen Hem aangenomen hebben, die heeft Hij macht gegeven kinderen Gods te worden.
Jh 3:6 Wat uit het vlees geboren is, [dat] is vlees; en wat uit de Geest geboren is, [dat] is geest. Wat uit het vlees geboren is, is vlees, en wat uit de Geest geboren is, is geest.
Voor Israel 2.
Men behoort tot Israël door geboorte uit Joodse ouders.
Voor de gemeente 3.
Geldend beginsel: gelovigen bezitten het leven en zijn daarom geroepen gehoorzaam te zijn.
Joh 5:24 Voorwaar, voorwaar zeg Ik u: Die Mijn woord hoort, en gelooft Hem, Die Mij gezonden heeft, die heeft het eeuwige leven, en komt niet in de verdoemenis, maar is uit de dood overgegaan in het leven.
Joh. 6:47 Voorwaar, voorwaar zeg Ik u: Die in Mij gelooft, heeft het eeuwige leven.
Ef 2:8-10 Want uit genade zijt gij zalig geworden door het geloof; en dat niet uit u, het is Gods gave; niet uit de werken, opdat niemand roeme. Want wij zijn Zijn maaksel, geschapen in Christus Jezus tot goede werken, welke God voorbereid heeft, opdat wij daarin zouden wandelen.
Uit genade zijn wij zalig geworden door het geloof; en dat niet uit onszelf, het is Gods gave; niet uit de werken, opdat niemand roeme. Want wij zijn Zijn maaksel, geschapen in Christus Jezus tot goede werken, welke God voorbereid heeft, opdat wij daarin zouden wandelen.
Voor Israël 3.
Geldend beginsel: door volkomen gehoorzaamheid deel krijgen aan het leven.
Lev. 18:5 Ja, Mijn inzettingen en Mijn rechten zult gij houden; welk mens die zal doen, die zal daardoor leven; Ik ben de HEERE!
Rom. 10:5 Want Mozes beschrijft de rechtvaardigheid, die uit de wet is, [zeggende]: De mens, die deze dingen doet, zal daardoor leven.
Voor de Gemeente 4.
De genade, op grond van geloof, schenkt het eeuwige leven, en de Heilige Geest hoort erbij als Trooster en als kracht om gevormd te worden, te leren en te gehoorzamen.
Joh. 16:13 Maar wanneer Die zal gekomen zijn, [namelijk] de Geest der waarheid, Hij zal u in al de waarheid leiden … en de toekomende dingen zal Hij u verkondigen.
Hand. 20:22-23 En nu ziet, ik, gebonden zijnde door de Geest, reis naar Jeruzalem, niet wetende, wat mij daar ontmoeten zal; dan dat de Heilige Geest van stad tot stad betuigt, zeggende, dat mij banden en verdrukkingen aanstaande zijn.
Rom. 8:13 … maar indien gij door de Geest de werkingen van het lichaam doodt, zo zult gij leven.
Rom. 8:26 En evenzo komt ook de Geest onze zwakheden mede te hulp.
Voor Israel 4.
De wet beloofde voorspoed als beloning voor gehoorzaamheid (b.v. Ex 20:12, Deut 7:15, Deut. 28:11-12).
In kracht om te gehoorzamen voorzag de wet in beginsel niet.
Meer dan eens vinden we bij de profeten de verwachting uitgesproken dat Israël een geestelijke vernieuwing zal ondergaan, waarbij God Zelf deze vernieuwing tot stand zal brengen (zie Jer. 31:33, Ez 36:27), maar dit was niet begrepen in het verbond met Israël, waarin de wet fungeerde.
De Joden moesten in beginsel de wet nakomen en daardoor genade ontvangen.
Voor de Gemeente 5.
Geen aardse erfenis en geen vleselijke strijdvoering.
2 Kon. 10:3-5 Want wandelende in het vlees, voeren wij de krijg niet naar het vlees; want de wapenen van onze krijg zijn niet vleselijk, maar krachtig door God, tot neerwerping der sterkten; Daar wij de overleggingen terneer werpen, en alle hoogte, die zich verheft tegen de kennis van God, en alle gedachte gevangen leiden tot de gehoorzaamheid van Christus.
Joh. 18:36 Jezus antwoordde: Mijn Koninkrijk is niet van deze wereld. Indien Mijn Koninkrijk van deze wereld ware, zo zouden Mijn dienaren gestreden hebben, opdat Ik de Joden niet ware overgeleverd; maar nu is Mijn Koninkrijk niet van hier.
Voor Israël 3.
Geldend beginsel: door volkomen gehoorzaamheid deel krijgen aan het leven.
Lev. 18:5 Ja, Mijn inzettingen en Mijn rechten zult gij houden; welk mens die zal doen, die zal daardoor leven; Ik ben de HEERE!
Rom. 10:5 Want Mozes beschrijft de rechtvaardigheid, die uit de wet is, [zeggende]: De mens, die deze dingen doet, zal daardoor leven.
Voor de Gemeente 4.
De genade, op grond van geloof, schenkt het eeuwige leven, en de Heilige Geest hoort erbij als Trooster en als kracht om gevormd te worden, te leren en te gehoorzamen.
Joh. 16:13 Maar wanneer Die zal gekomen zijn, [namelijk] de Geest der waarheid, Hij zal u in al de waarheid leiden … en de toekomende dingen zal Hij u verkondigen.
Hand. 20:22-23 En nu ziet, ik, gebonden zijnde door de Geest, reis naar Jeruzalem, niet wetende, wat mij daar ontmoeten zal; dan dat de Heilige Geest van stad tot stad betuigt, zeggende, dat mij banden en verdrukkingen aanstaande zijn.
Rom. 8:13 … maar indien gij door de Geest de werkingen van het lichaam doodt, zo zult gij leven.
Rom. 8:26 En evenzo komt ook de Geest onze zwakheden mede te hulp.
Voor Israel 4.
De wet beloofde voorspoed als beloning voor gehoorzaamheid (b.v. Ex 20:12, Deut 7:15, Deut. 28:11-12).
In kracht om te gehoorzamen voorzag de wet in beginsel niet.
Meer dan eens vinden we bij de profeten de verwachting uitgesproken dat Israël een geestelijke vernieuwing zal ondergaan, waarbij God Zelf deze vernieuwing tot stand zal brengen (zie Jer. 31:33, Ez 36:27), maar dit was niet begrepen in het verbond met Israël, waarin de wet fungeerde.
De Joden moesten in beginsel de wet nakomen en daardoor genade ontvangen.
Voor de Gemeente 5.
Geen aardse erfenis en geen vleselijke strijdvoering.
2 Kon. 10:3-5 Want wandelende in het vlees, voeren wij de krijg niet naar het vlees; want de wapenen van onze krijg zijn niet vleselijk, maar krachtig door God, tot neerwerping der sterkten; Daar wij de overleggingen terneer werpen, en alle hoogte, die zich verheft tegen de kennis van God, en alle gedachte gevangen leiden tot de gehoorzaamheid van Christus.
Joh. 18:36 Jezus antwoordde: Mijn Koninkrijk is niet van deze wereld. Indien Mijn Koninkrijk van deze wereld ware, zo zouden Mijn dienaren gestreden hebben, opdat Ik de Joden niet ware overgeleverd; maar nu is Mijn Koninkrijk niet van hier.
Gods Koninkrijk is niet van deze wereld, dus de strijd, die een christen voert, is geestelijk, niet vleselijk.
Voor Israël 5.
Omdat Israël een aardse erfenis in bezit te nemen had, moest het volk daartoe de strijd aanbinden tegen natuurlijke machten.
Deut. 28:7 De HEERE zal geven uw vijanden, die tegen u opstaan, geslagen voor uw aangezicht; door één weg zullen zij tot u uittrekken, maar door zeven wegen zullen zij voor uw aangezicht vluchten.
1 Sam. 25:28 … want de HEERE zal voorzeker mijn heer een bestendig huis maken, daar mijn heer de oorlogen des HEEREN voert, en geen kwaad bij u gevonden is van uw
dagen af.
Num. 21:14 Daarom wordt gezegd in het boek van de oorlogen des HEEREN …
Voor de Gemeente 6.
Geen vergelding van onrecht.
1 Petr. 2:23 Die, toen Hij gescholden werd, niet terugschold, en toen Hij leed, niet dreigde; maar gaf het over aan Die, Die rechtvaardig oordeelt.
Matth. 18:21-22 Toen kwam Petrus tot Hem, en zeide: Heere! hoe menigmaal zal mijn broeder tegen mij zondigen, en ik hem vergeven! Tot zevenmaal? Jezus zeide tot hem: Ik zeg u, niet tot zevenmaal, maar tot zeventigmaal zeven [maal].
Ef 4:32 Maar zijt jegens elkander goedertieren, barmhartig, vergevende elkander, gelijk ook God in Christus u vergeven heeft.
Vergelding van onrecht 6.
Ex 21:24-25 Oog voor oog, tand voor tand, hand voor hand, voet voor voet. Brand voor brand, wond voor wond, buil voor buil.
Lev. 24:19-20 Als ook iemand aan zijn naaste een gebrek zal aangebracht hebben; gelijk als hij gedaan heeft, zo zal ook aan hem gedaan worden: Breuk voor breuk, oog voor oog, tand voor tand; gelijk als hij een gebrek een mens zal aangebracht hebben, zo zal ook hem aangebracht worden.
Voor de Gemeente 7.
Belofte van geestelijke zegeningen. Geen enkele toezegging dat de gelovige kan rekenen op aardse voorspoed. Integendeel, wij moeten tevreden zijn met de noodzakelijke dingen.
1 Tim. 6:8-11 Maar als wij voedsel en deksel hebben, wij zullen daarmede vergenoegd zijn. Doch die rijk willen worden, vallen in verzoeking, en [in] de strik, en [in] vele dwaze en schadelijke begeerlijkheden, welke de mensen doen verzinken in verderf en ondergang.
Want de geldgierigheid is een wortel van alle kwaad, tot welke sommigen lust hebbende zijn
afgedwaald van het geloof, en hebben zichzelf met vele smarten doorstoken. Maar gij, o mens Gods, vlied deze dingen; en jaag naar gerechtigheid, godzaligheid, geloof, liefde, lijdzaamheid, zachtmoedigheid.
Ef 1:3 Gezegend zij de God en Vader van onze Heere Jezus Christus, Die ons gezegend heeft met alle geestelijke zegening in de hemel in Christus.
Voor Israël 7.
Belofte van aardse zegeningen. Aardse voorspoed is een bewijs van Gods gunst. Tegenspoed had te maken met ongehoorzaamheid.
Deut. 28:1-12 En het zal geschieden, indien gij de stem van de HEERE, uw God, vlijtig zult gehoorzamen, waarnemende te doen al Zijn geboden, die ik u heden gebied, zo zal de HEERE, uw God, u hoog zetten boven alle volken der aarde. En al deze zegeningen zullen over u komen, en u ten deel vallen, wanneer gij de stem van de HEERE uw God, zult gehoorzaam zijn. Gezegend zult gij zijn in de stad, en gezegend zult gij zijn in het veld. Gezegend zal zijn de vrucht van uw buik, en de vrucht van uw land, en de vrucht van uw beesten, de worp van uw koeien, en de kudden van uw klein vee. Gezegend zal zijn uw korf, en uw baktrog … De HEERE zal u opendoen Zijn goede schat, de hemel, om aan uw land regen te geven te zijner tijd, en om te zegenen al het werk uwer hand; en gij zult aan vele volken lenen, maar gij zult niet ontlenen.
Voor de Gemeente 8.
De Gemeente is op aarde een vernederende rol toebedeeld.
Joh 16:33 Deze dingen heb Ik tot u gesproken, opdat gij in Mij vrede hebt. In de wereld zult gij verdrukking hebben, maar hebt goede moed, Ik heb de wereld overwonnen.
1 Cor. 4:13 Wij worden gelasterd, en wij bidden; wij zijn geworden als uitvaagsels der wereld [en] aller afschrapsel tot nu toe.
2 Tim. 3:12 En ook allen, die godzalig willen leven in Christus Jezus, die zullen vervolgd worden.
Israël is op aarde een heersende rol toebedeeld.
Deut. 28:1 En het zal geschieden, indien gij de stem van de HEERE, uw God, vlijtig zult gehoorzamen, waarnemende te doen al Zijn geboden, die ik u heden gebied, zo zal de HEERE, uw God, u hoog zetten boven alle volken der aarde.
Voor Israël 5.
Omdat Israël een aardse erfenis in bezit te nemen had, moest het volk daartoe de strijd aanbinden tegen natuurlijke machten.
Deut. 28:7 De HEERE zal geven uw vijanden, die tegen u opstaan, geslagen voor uw aangezicht; door één weg zullen zij tot u uittrekken, maar door zeven wegen zullen zij voor uw aangezicht vluchten.
1 Sam. 25:28 … want de HEERE zal voorzeker mijn heer een bestendig huis maken, daar mijn heer de oorlogen des HEEREN voert, en geen kwaad bij u gevonden is van uw
dagen af.
Num. 21:14 Daarom wordt gezegd in het boek van de oorlogen des HEEREN …
Voor de Gemeente 6.
Geen vergelding van onrecht.
1 Petr. 2:23 Die, toen Hij gescholden werd, niet terugschold, en toen Hij leed, niet dreigde; maar gaf het over aan Die, Die rechtvaardig oordeelt.
Matth. 18:21-22 Toen kwam Petrus tot Hem, en zeide: Heere! hoe menigmaal zal mijn broeder tegen mij zondigen, en ik hem vergeven! Tot zevenmaal? Jezus zeide tot hem: Ik zeg u, niet tot zevenmaal, maar tot zeventigmaal zeven [maal].
Ef 4:32 Maar zijt jegens elkander goedertieren, barmhartig, vergevende elkander, gelijk ook God in Christus u vergeven heeft.
Vergelding van onrecht 6.
Ex 21:24-25 Oog voor oog, tand voor tand, hand voor hand, voet voor voet. Brand voor brand, wond voor wond, buil voor buil.
Lev. 24:19-20 Als ook iemand aan zijn naaste een gebrek zal aangebracht hebben; gelijk als hij gedaan heeft, zo zal ook aan hem gedaan worden: Breuk voor breuk, oog voor oog, tand voor tand; gelijk als hij een gebrek een mens zal aangebracht hebben, zo zal ook hem aangebracht worden.
Voor de Gemeente 7.
Belofte van geestelijke zegeningen. Geen enkele toezegging dat de gelovige kan rekenen op aardse voorspoed. Integendeel, wij moeten tevreden zijn met de noodzakelijke dingen.
1 Tim. 6:8-11 Maar als wij voedsel en deksel hebben, wij zullen daarmede vergenoegd zijn. Doch die rijk willen worden, vallen in verzoeking, en [in] de strik, en [in] vele dwaze en schadelijke begeerlijkheden, welke de mensen doen verzinken in verderf en ondergang.
Want de geldgierigheid is een wortel van alle kwaad, tot welke sommigen lust hebbende zijn
afgedwaald van het geloof, en hebben zichzelf met vele smarten doorstoken. Maar gij, o mens Gods, vlied deze dingen; en jaag naar gerechtigheid, godzaligheid, geloof, liefde, lijdzaamheid, zachtmoedigheid.
Ef 1:3 Gezegend zij de God en Vader van onze Heere Jezus Christus, Die ons gezegend heeft met alle geestelijke zegening in de hemel in Christus.
Voor Israël 7.
Belofte van aardse zegeningen. Aardse voorspoed is een bewijs van Gods gunst. Tegenspoed had te maken met ongehoorzaamheid.
Deut. 28:1-12 En het zal geschieden, indien gij de stem van de HEERE, uw God, vlijtig zult gehoorzamen, waarnemende te doen al Zijn geboden, die ik u heden gebied, zo zal de HEERE, uw God, u hoog zetten boven alle volken der aarde. En al deze zegeningen zullen over u komen, en u ten deel vallen, wanneer gij de stem van de HEERE uw God, zult gehoorzaam zijn. Gezegend zult gij zijn in de stad, en gezegend zult gij zijn in het veld. Gezegend zal zijn de vrucht van uw buik, en de vrucht van uw land, en de vrucht van uw beesten, de worp van uw koeien, en de kudden van uw klein vee. Gezegend zal zijn uw korf, en uw baktrog … De HEERE zal u opendoen Zijn goede schat, de hemel, om aan uw land regen te geven te zijner tijd, en om te zegenen al het werk uwer hand; en gij zult aan vele volken lenen, maar gij zult niet ontlenen.
Voor de Gemeente 8.
De Gemeente is op aarde een vernederende rol toebedeeld.
Joh 16:33 Deze dingen heb Ik tot u gesproken, opdat gij in Mij vrede hebt. In de wereld zult gij verdrukking hebben, maar hebt goede moed, Ik heb de wereld overwonnen.
1 Cor. 4:13 Wij worden gelasterd, en wij bidden; wij zijn geworden als uitvaagsels der wereld [en] aller afschrapsel tot nu toe.
2 Tim. 3:12 En ook allen, die godzalig willen leven in Christus Jezus, die zullen vervolgd worden.
Israël is op aarde een heersende rol toebedeeld.
Deut. 28:1 En het zal geschieden, indien gij de stem van de HEERE, uw God, vlijtig zult gehoorzamen, waarnemende te doen al Zijn geboden, die ik u heden gebied, zo zal de HEERE, uw God, u hoog zetten boven alle volken der aarde.
Jezus zei: Deze dingen (over Jezus’ hemelvaart!) heb Ik tot u gesproken, opdat gij in Mij vrede hebt. In de wereld zult gij verdrukking hebben, maar hebt goede moed, Ik heb de wereld overwonnen.
Voor Israel 8.
Tijdens Salomo is deze belofte aanvankelijk vervuld:
1 Kon. 4:21 En Salomo was heersende over al de koninkrijken, van de rivier [tot] het land der Filistijnen, en tot aan de grens van Egypte; die brachten geschenken, en dienden Salomo al de dagen van zijn leven.
Voor de Gemeente 9.
De tempel Gods is de Gemeente, waarin de Geest woont. Er is geen geografische of materiële
aanbiddingsplaats. Zij bidden in geest en waarheid, met geestelijke offers.
Joh. 4:21-23 Jezus zeide tot haar: Vrouw, geloof Mij, de ure komt, wanneer gij, noch op deze berg, noch te Jeruzalem, de Vader zult aanbidden … Maar de ure komt, en is nu, wanneer de ware aanbidders de Vader aanbidden zullen in geest en waarheid; want de Vader zoekt ook zulken, die Hem [alzo] aanbidden.
Voor Israel 9.
God woonde te midden van zijn volk in een stenen tempel te Jeruzalem. Daar alleen kon men
de eredienst uitoefenen. Er werden daar vleselijke offers gebracht.
Ex 25:8 En zij zullen Mij een heiligdom maken, dat Ik in het midden van hen wone.
Ook later, als Israël hersteld is, zal deze geografische en materiële aanbiddingsplaats blijven
bestaan:
Matth. 18:20 Want waar twee of drie vergaderd zijn in Mijn Naam, daar ben Ik in het midden van hen.
1Petr. 2:5 Zo wordt gij ook zelf, als levende stenen, gebouwd [tot] een geestelijk huis, [tot] een heilig priesterdom, om geestelijke offeranden op te offeren, die Gode aangenaam zijn door Jezus Christus.
Jes. 2:3 En vele volken zullen heengaan en zeggen: Komt, laat ons opgaan tot den berg des HEEREN, tot het huis van den God Jakob … want uit Sion zal de wet uitgaan, en des HEEREN woord uit Jeruzalem.
Voor de Gemeente 10.
Eén, eeuwige hogepriester: Jezus Christus. In Christus zijn alle gelovigen priesters, als genadevoorrecht.
Hebr. 4:14 Daar wij dan een grote Hogepriester hebben, Die door de hemelen doorgegaan is, [namelijk] Jezus, de Zoon van God, zo laat ons deze belijdenis vasthouden.
Hebr. 5:6 Gelijk Hij ook in een andere [plaats] zegt: Gij zijt Priester in eeuwigheid, naar de ordening van Melchizédek.
1 Petr. 2:5 Zo wordt gij ook zelf, als levende stenen, gebouwd [tot] een geestelijk huis, [tot] een heilig priesterdom, om geestelijke offeranden op te offeren, die Gode aangenaam zijn door Jezus Christus.
Voor Israel 10.
Het Priesterschap is op bloedverwantschap gegrond, en is een geboorterecht.
Ex 28:1 Daarna zult gij uw broeder Aäron, en zijn zonen met hem, tot u doen naderen uit het midden der kinderen Israëls, om Mij het priesterambt te bedienen: namelijk Aäron, Nadab en Abihu, Eleazar en Ithamar, de zonen van Aäron.
Ex 29:9 En gij zult hen met de gordel omgorden, [namelijk] Aäron en zijn zonen; en gij zult hun de mutsen opbinden, opdat zij het priesterambt hebben tot een eeuwige inzetting. Voorts zult gij de hand van Aäron vullen, en de hand van zijn zonen.
Voor Israel 8.
Tijdens Salomo is deze belofte aanvankelijk vervuld:
1 Kon. 4:21 En Salomo was heersende over al de koninkrijken, van de rivier [tot] het land der Filistijnen, en tot aan de grens van Egypte; die brachten geschenken, en dienden Salomo al de dagen van zijn leven.
Voor de Gemeente 9.
De tempel Gods is de Gemeente, waarin de Geest woont. Er is geen geografische of materiële
aanbiddingsplaats. Zij bidden in geest en waarheid, met geestelijke offers.
Joh. 4:21-23 Jezus zeide tot haar: Vrouw, geloof Mij, de ure komt, wanneer gij, noch op deze berg, noch te Jeruzalem, de Vader zult aanbidden … Maar de ure komt, en is nu, wanneer de ware aanbidders de Vader aanbidden zullen in geest en waarheid; want de Vader zoekt ook zulken, die Hem [alzo] aanbidden.
Voor Israel 9.
God woonde te midden van zijn volk in een stenen tempel te Jeruzalem. Daar alleen kon men
de eredienst uitoefenen. Er werden daar vleselijke offers gebracht.
Ex 25:8 En zij zullen Mij een heiligdom maken, dat Ik in het midden van hen wone.
Ook later, als Israël hersteld is, zal deze geografische en materiële aanbiddingsplaats blijven
bestaan:
Matth. 18:20 Want waar twee of drie vergaderd zijn in Mijn Naam, daar ben Ik in het midden van hen.
1Petr. 2:5 Zo wordt gij ook zelf, als levende stenen, gebouwd [tot] een geestelijk huis, [tot] een heilig priesterdom, om geestelijke offeranden op te offeren, die Gode aangenaam zijn door Jezus Christus.
Jes. 2:3 En vele volken zullen heengaan en zeggen: Komt, laat ons opgaan tot den berg des HEEREN, tot het huis van den God Jakob … want uit Sion zal de wet uitgaan, en des HEEREN woord uit Jeruzalem.
Voor de Gemeente 10.
Eén, eeuwige hogepriester: Jezus Christus. In Christus zijn alle gelovigen priesters, als genadevoorrecht.
Hebr. 4:14 Daar wij dan een grote Hogepriester hebben, Die door de hemelen doorgegaan is, [namelijk] Jezus, de Zoon van God, zo laat ons deze belijdenis vasthouden.
Hebr. 5:6 Gelijk Hij ook in een andere [plaats] zegt: Gij zijt Priester in eeuwigheid, naar de ordening van Melchizédek.
1 Petr. 2:5 Zo wordt gij ook zelf, als levende stenen, gebouwd [tot] een geestelijk huis, [tot] een heilig priesterdom, om geestelijke offeranden op te offeren, die Gode aangenaam zijn door Jezus Christus.
Voor Israel 10.
Het Priesterschap is op bloedverwantschap gegrond, en is een geboorterecht.
Ex 28:1 Daarna zult gij uw broeder Aäron, en zijn zonen met hem, tot u doen naderen uit het midden der kinderen Israëls, om Mij het priesterambt te bedienen: namelijk Aäron, Nadab en Abihu, Eleazar en Ithamar, de zonen van Aäron.
Ex 29:9 En gij zult hen met de gordel omgorden, [namelijk] Aäron en zijn zonen; en gij zult hun de mutsen opbinden, opdat zij het priesterambt hebben tot een eeuwige inzetting. Voorts zult gij de hand van Aäron vullen, en de hand van zijn zonen.
De priester- en levietendienst werd toevertrouwd aan de leden van de stam Levi. De eerste hogepriester was Aäron en zijn zonen waren priesters. Op de afbeelding het dragen van de ark door de rivier de Jordaan bij het binnentrekken van het Beloofde land.
Voor de Gemeente 11.
Ieder lid heeft zijn functie of werking en moet dienen volgens de gaven die God verleent, zonder uitzondering.
1 Cor. 12:14, 27 Want ook het lichaam is niet één lid, maar vele [leden] … En gij zijt het lichaam van Christus, en leden in het bijzonder.
Voor Israel 11.
De dienst in tabernakel en tempel was uitsluitend opgedragen aan mannen uit de stam Levi.
Num. 3:9 Gij zult dan, aan Aäron en aan zijn zonen, de Levieten geven; zij zijn gegeven, zij zijn hem gegeven uit de kinderen Israëls.
Voor de Gemeente 12.
De positie van de gelovigen is die van het zoonschap.
Rom. 8:15 Want gij hebt niet ontvangen de Geest der dienstbaarheid weer tot vreze; maar gij hebt ontvangen de Geest der aanneming tot kinderen [KJV: the Spirit of adoption], door Wie wij roepen: Abba, Vader!
Gal. 4:4-7 Maar wanneer de volheid des tijds gekomen is, heeft God Zijn Zoon uitgezonden, geworden uit een vrouw, geworden onder de wet; opdat Hij hen, die onder de wet waren, verlossen zou, [en] opdat wij de aanneming tot kinderen verkrijgen zouden. En aangezien gij kinderen zijt, zo heeft God de Geest Zijns Zoons uitgezonden in uw harten, Die roept: Abba, Vader! Zo dan, gij zijt niet meer een dienstknecht, maar een zoon; en indien gij een zoon zijt, zo zijt gij ook een erfgenaam van God door Christus.
Voor Israel 12.
De positie van de Israëlieten kwam overeen met die van slaven of knechten.
Gal. 4:1-3 Doch ik zeg, zo lange tijd als de erfgenaam een kind is, zo verschilt hij niets van een dienstknecht, hoewel hij een heer is van alles; Maar hij is onder voogden en verzorgers, tot de tijd door de vader te voren gesteld. Alzo wij ook, toen wij kinderen waren, zo waren wij dienstbaar gemaakt onder de eerste beginselen der wereld.
Voor de Gemeente 11.
Ieder lid heeft zijn functie of werking en moet dienen volgens de gaven die God verleent, zonder uitzondering.
1 Cor. 12:14, 27 Want ook het lichaam is niet één lid, maar vele [leden] … En gij zijt het lichaam van Christus, en leden in het bijzonder.
Voor Israel 11.
De dienst in tabernakel en tempel was uitsluitend opgedragen aan mannen uit de stam Levi.
Num. 3:9 Gij zult dan, aan Aäron en aan zijn zonen, de Levieten geven; zij zijn gegeven, zij zijn hem gegeven uit de kinderen Israëls.
Voor de Gemeente 12.
De positie van de gelovigen is die van het zoonschap.
Rom. 8:15 Want gij hebt niet ontvangen de Geest der dienstbaarheid weer tot vreze; maar gij hebt ontvangen de Geest der aanneming tot kinderen [KJV: the Spirit of adoption], door Wie wij roepen: Abba, Vader!
Gal. 4:4-7 Maar wanneer de volheid des tijds gekomen is, heeft God Zijn Zoon uitgezonden, geworden uit een vrouw, geworden onder de wet; opdat Hij hen, die onder de wet waren, verlossen zou, [en] opdat wij de aanneming tot kinderen verkrijgen zouden. En aangezien gij kinderen zijt, zo heeft God de Geest Zijns Zoons uitgezonden in uw harten, Die roept: Abba, Vader! Zo dan, gij zijt niet meer een dienstknecht, maar een zoon; en indien gij een zoon zijt, zo zijt gij ook een erfgenaam van God door Christus.
Voor Israel 12.
De positie van de Israëlieten kwam overeen met die van slaven of knechten.
Gal. 4:1-3 Doch ik zeg, zo lange tijd als de erfgenaam een kind is, zo verschilt hij niets van een dienstknecht, hoewel hij een heer is van alles; Maar hij is onder voogden en verzorgers, tot de tijd door de vader te voren gesteld. Alzo wij ook, toen wij kinderen waren, zo waren wij dienstbaar gemaakt onder de eerste beginselen der wereld.