In Bijbels Optiek
1.5.2. De Nederlandse Geloofsbelijdenis.
In de nacht van 1 op 2 november 1561 werd een verzegeld pakje over de muur van het gevreesde kasteel te Doornik geworpen, dat een brief en boekje bevatte.
In de nacht van 1 op 2 november 1561 werd een verzegeld pakje over de muur van het gevreesde kasteel te Doornik geworpen, dat een brief en boekje bevatte.
In Bijbels Optiek
Guido de Bres gooide het pakje over de muur van het kasteel te Doornik.
De brief was namens de verontruste burgerij gericht tot de commissarissen, belast met een onderzoek naar de nieuwe godsdienstige beweging, die, die zich met volle kracht had geopenbaard. Het boekje bevatte de Geloofsbelijdenis op haar beurt ingeleid door een brief, gericht tot koning
Philips II, alles in de Franse taal. Of de koning, aan wie het boekje later werkelijk toegezonden is, ooit van deze brief en de Geloofsbelijdenis heeft kennis genomen, is meer dan onzeker.
De Geloofsbelijdenis is opgesteld door Guido de Brès, de moedige calvinistische predikant, die te Doornik, Rijssel en Valenciennes heeft gearbeid en de hervormer van de Zuidelijke Nederlanden ( het tegenwoordige België en Luxemburg ) verdient genoemd te worden. Hij heeft zich geheel aangesloten bij de hoofdinhoud van de Geloofsbelijdenis van de Franse Kerken, die op de synode van Parijs 1559, is opgesteld, en in 35 zowel als in 40 artikelen is verschenen, en als bron, en meer dan dat, van de Nederlandse Geloofsbelijdenis te beschouwen is. Het boekje van Guido de Brès is gedrukt te Rouen, in twee oplagen zelfs, mogelijk bij Abel Clémence, en werd op ruime schaal verspreid.
De provinciale synode van Armentières besloot op 26 april 1563, dat de predikanten, ouderlingen en diakenen de Geloofsbelijdenis moesten ondertekenen; de synode van omstreeks Pinksteren 1565 te Antwerpen bepaalde, dat zij steeds gelezen moest worden als teken van eendracht tussen de kerken en om na te gaan of er ook iets in te verbeteren viel. In de zomer van 1566 zijn inderdaad door een volgende synode te Antwerpen enkele wijzigingen van ondergeschikte aard in de tekst aangebracht.
De eerste Nederlandse vertaling is van 1562; de vertaler, plaats en de uitgever zijn ons niet bekend. Het convent van Wesel, 1568, nam de Geloofsbelijdenis aan als maatstaf voor de rechte leer van hen, die predikant wilden worden. De synode van Emden, 1571, besloot de Nederlandse Geloofsbelijdenis -–zowel als die van de Franse kerken – ten teken van gemeenschap te ondertekenen. De Nationale Synode van Dordrecht, 1578, herhaalde dit voor de Nederlandse.
De brief was namens de verontruste burgerij gericht tot de commissarissen, belast met een onderzoek naar de nieuwe godsdienstige beweging, die, die zich met volle kracht had geopenbaard. Het boekje bevatte de Geloofsbelijdenis op haar beurt ingeleid door een brief, gericht tot koning
Philips II, alles in de Franse taal. Of de koning, aan wie het boekje later werkelijk toegezonden is, ooit van deze brief en de Geloofsbelijdenis heeft kennis genomen, is meer dan onzeker.
De Geloofsbelijdenis is opgesteld door Guido de Brès, de moedige calvinistische predikant, die te Doornik, Rijssel en Valenciennes heeft gearbeid en de hervormer van de Zuidelijke Nederlanden ( het tegenwoordige België en Luxemburg ) verdient genoemd te worden. Hij heeft zich geheel aangesloten bij de hoofdinhoud van de Geloofsbelijdenis van de Franse Kerken, die op de synode van Parijs 1559, is opgesteld, en in 35 zowel als in 40 artikelen is verschenen, en als bron, en meer dan dat, van de Nederlandse Geloofsbelijdenis te beschouwen is. Het boekje van Guido de Brès is gedrukt te Rouen, in twee oplagen zelfs, mogelijk bij Abel Clémence, en werd op ruime schaal verspreid.
De provinciale synode van Armentières besloot op 26 april 1563, dat de predikanten, ouderlingen en diakenen de Geloofsbelijdenis moesten ondertekenen; de synode van omstreeks Pinksteren 1565 te Antwerpen bepaalde, dat zij steeds gelezen moest worden als teken van eendracht tussen de kerken en om na te gaan of er ook iets in te verbeteren viel. In de zomer van 1566 zijn inderdaad door een volgende synode te Antwerpen enkele wijzigingen van ondergeschikte aard in de tekst aangebracht.
De eerste Nederlandse vertaling is van 1562; de vertaler, plaats en de uitgever zijn ons niet bekend. Het convent van Wesel, 1568, nam de Geloofsbelijdenis aan als maatstaf voor de rechte leer van hen, die predikant wilden worden. De synode van Emden, 1571, besloot de Nederlandse Geloofsbelijdenis -–zowel als die van de Franse kerken – ten teken van gemeenschap te ondertekenen. De Nationale Synode van Dordrecht, 1578, herhaalde dit voor de Nederlandse.
In Bijbels Optiek
Arent Cornelisz, een van de eerste predikanten te Delft.
Een nieuwe Nederlandse vertaling, op grond van de tekst van 1566, vervaardigt door de Delftse predikant Arent Cornelisz., verscheen in 1583; zij werd door de Zuidhollandse synode van dat jaar goedgekeurd, ondertekend en aan de classes aanbevolen. In deze uitgave vindt men voor het eerst boven de artikelen opschriften, die verderop – zij het gewijzigd – zijn overgenomen. Een verbeterde druk is in 1611 in het Formulierenboek van Richard Schilders te Middelburg verschenen. Op grond van deze heeft de Nationale Synode van Dordrecht op 24 mei 1619, in haar 173ste zitting, de officiële door haar herziene tekst van de Geloofsbelijdenis, zowel in het Nederlands als in het Frans, vastgesteld. Ds. Festus Homius, scriba van de Synode, heeft daarna een Latijnse vertaling gegeven en zich veroorloofd die in de uitgave van de Ata van de Nationale Synode, verschenen in 1620, op te nemen; men kan zich haar niet als officieel in strikte zin beschouwen.
De brief aan de koning, die aan de Geloofsbelijdenis vooraf gaat, en daarvan dus geen deel uitmaakt, is een van de nobelste zelfverdediginghen uit de hervormingstijd. De valse beschuldigingen van oproerigheid worden er in afgewezen, het recht om God naar het zuivere evangelie te dienen verdedigd en aan de koning wordt gevraagd om onafhankelijk en naar zijn geweten te oordelen tussen beschuldigers en beschuldigden, terwijl hem de gevolgen van dit alles duidelijk voor ogen gesteld worden.
Een nieuwe Nederlandse vertaling, op grond van de tekst van 1566, vervaardigt door de Delftse predikant Arent Cornelisz., verscheen in 1583; zij werd door de Zuidhollandse synode van dat jaar goedgekeurd, ondertekend en aan de classes aanbevolen. In deze uitgave vindt men voor het eerst boven de artikelen opschriften, die verderop – zij het gewijzigd – zijn overgenomen. Een verbeterde druk is in 1611 in het Formulierenboek van Richard Schilders te Middelburg verschenen. Op grond van deze heeft de Nationale Synode van Dordrecht op 24 mei 1619, in haar 173ste zitting, de officiële door haar herziene tekst van de Geloofsbelijdenis, zowel in het Nederlands als in het Frans, vastgesteld. Ds. Festus Homius, scriba van de Synode, heeft daarna een Latijnse vertaling gegeven en zich veroorloofd die in de uitgave van de Ata van de Nationale Synode, verschenen in 1620, op te nemen; men kan zich haar niet als officieel in strikte zin beschouwen.
De brief aan de koning, die aan de Geloofsbelijdenis vooraf gaat, en daarvan dus geen deel uitmaakt, is een van de nobelste zelfverdediginghen uit de hervormingstijd. De valse beschuldigingen van oproerigheid worden er in afgewezen, het recht om God naar het zuivere evangelie te dienen verdedigd en aan de koning wordt gevraagd om onafhankelijk en naar zijn geweten te oordelen tussen beschuldigers en beschuldigden, terwijl hem de gevolgen van dit alles duidelijk voor ogen gesteld worden.
In Bijbels Optiek
Tertullianus leverde met zijn werk een belangrijke bijdrage aan begrippen van de Drie-eenheid, Persoon, Wezen van God. In zijn apologie verdedigt hij de christenen tegen de laster van het heidendom uit zijn tijd.
De brief is te vergelijken met de sterkste gedeelten uit de beroemde Apologie van Tertullianus ( 197 na Chr.) en vooral met de brief aan koning Frans I, die Calvijn aan zijn Institutie in de christelijke godsdienst deed voorafgaan en die ook nagevolgd is in de brief een de koning vóór de Geloofsbelijdenis in 40 artikelen van de Franse kerken.
Guido de Brès heeft dit beroep op de koning en zijn geloofsbelijdenis met zijn leven bezegeld; hij stierf als martelaar te Valenciennes op 31 mei 1567.
De brief is te vergelijken met de sterkste gedeelten uit de beroemde Apologie van Tertullianus ( 197 na Chr.) en vooral met de brief aan koning Frans I, die Calvijn aan zijn Institutie in de christelijke godsdienst deed voorafgaan en die ook nagevolgd is in de brief een de koning vóór de Geloofsbelijdenis in 40 artikelen van de Franse kerken.
Guido de Brès heeft dit beroep op de koning en zijn geloofsbelijdenis met zijn leven bezegeld; hij stierf als martelaar te Valenciennes op 31 mei 1567.