Click here to edit.
Het spreken in tongen of talen.
Marcus 16:15-20
Eén van de meest opvallende uiterlijke kenmerken van de charismatische beweging is het zogenaamde spreken in tongen naast andere tekenen en wonderen. We moeten heel bewust het woord “zogenaamd” gebruiken omdat deze beweging ook heel bewust het woord “tongen” in plaats van “talen” gebruikt om daarmee het extatisch spreken in onverstaanbare niet-menselijke klanken aan te duiden. Dit kan echter slechts verdedigd kan worden door interpretatie, maar niet door sluitende Schriftuurlijke bewijzen.
Zo zoekt men in de Bijbel dan ook tevergeefs de in charismatische kringen alom gebruikte term “tongentaal”. En dat is ook logisch, want deze wartaal die niets of weinig gemeen heeft met een bestaande mensentaal wordt nergens als aparte taal genoemd en bovendien is de term “tongentaal” in het Grieks zelfs een onmogelijke taalkundige constructie, want het is namelijk dubbelop (daarover later meer). Het hiervoor gebruikte Griekse woord glossa betekent namelijk zowel tong alsook taal.
Marcus 16:15-20
Eén van de meest opvallende uiterlijke kenmerken van de charismatische beweging is het zogenaamde spreken in tongen naast andere tekenen en wonderen. We moeten heel bewust het woord “zogenaamd” gebruiken omdat deze beweging ook heel bewust het woord “tongen” in plaats van “talen” gebruikt om daarmee het extatisch spreken in onverstaanbare niet-menselijke klanken aan te duiden. Dit kan echter slechts verdedigd kan worden door interpretatie, maar niet door sluitende Schriftuurlijke bewijzen.
Zo zoekt men in de Bijbel dan ook tevergeefs de in charismatische kringen alom gebruikte term “tongentaal”. En dat is ook logisch, want deze wartaal die niets of weinig gemeen heeft met een bestaande mensentaal wordt nergens als aparte taal genoemd en bovendien is de term “tongentaal” in het Grieks zelfs een onmogelijke taalkundige constructie, want het is namelijk dubbelop (daarover later meer). Het hiervoor gebruikte Griekse woord glossa betekent namelijk zowel tong alsook taal.
Click here to edit.
De charismatische stroming binnen de evangelische beweging in Nederland ‘Stromen van Kracht’ voert dit logo en duidt daarmee aan dat zij tongentaal heel fundamenteel acht.
Als men het met een Griek in het Grieks over de “tongentaal” wil hebben, dan komt dat bij hem zo over als “tongentong” of “talentaal”. Kortom, die term slaat dus nergens op en moeten we dan ook maar gauw vergeten. Blijft nog de tweede term die eveneens in evangelische kringen gebruikt wordt om het uiten van onverstaanbare en ongearticuleerde klanken in geestvervoering aan te duiden, namelijk het “spreken in tongen”.
Ook dat is eigenlijk een onmogelijke term, tenminste in het moderne Nederlands. Men kan wel praten met een tong of door middel van een tong, maar niet in een tong.
In het Oudnederlands kan dit wel omdat het daar de betekenis van taal heeft. Maar dan moet men daarin wel consequent zijn en dat is o.a. de NBG-vertaling zeer zeker niet, want daar wordt glossa uitsluitend met het ouderwetse “tong” vertaald om daarmee deze brabbeltaal aan te duiden terwijl men precies hetzelfde woord in teksten die betrekking hebben tot een bestaande taal wel keurig met het moderne woord “taal” vertaald.
Hier wordt dus heel bewust de indruk gewekt dat met deze geestesgave een ander soort taal bedoeld zou zijn, terwijl dat uit de Griekse grondtekst helemaal niet blijkt. Het woord glossa verwijst namelijk óf naar het fysieke spraakorgaan in onze mond (o.a. in Marcus 7:33 en Lucas 10:64) óf naar een taal die toegankelijk is voor het menselijk begrip, zoals een vreemde taal (o.a. Openbaring 5:9, 13:7 en 14:6), maar nooit naar gebrabbel! Normaal gesproken is het dus niet moeilijk om te onderscheiden of in het Nieuwe Testament het woord “tongen” in de vorm van lichaamsdelen of van talen bedoeld wordt en dienovereenkomstig moet dan ook vertaald worden. Om deze reden zullen we het hier in deze Bijbelstudie niet meer hebben over het “spreken in tongen”, maar over het “spreken in talen” of soms ook de wetenschappelijke term “glossolalie” hiervoor gebruiken.
Als men het met een Griek in het Grieks over de “tongentaal” wil hebben, dan komt dat bij hem zo over als “tongentong” of “talentaal”. Kortom, die term slaat dus nergens op en moeten we dan ook maar gauw vergeten. Blijft nog de tweede term die eveneens in evangelische kringen gebruikt wordt om het uiten van onverstaanbare en ongearticuleerde klanken in geestvervoering aan te duiden, namelijk het “spreken in tongen”.
Ook dat is eigenlijk een onmogelijke term, tenminste in het moderne Nederlands. Men kan wel praten met een tong of door middel van een tong, maar niet in een tong.
In het Oudnederlands kan dit wel omdat het daar de betekenis van taal heeft. Maar dan moet men daarin wel consequent zijn en dat is o.a. de NBG-vertaling zeer zeker niet, want daar wordt glossa uitsluitend met het ouderwetse “tong” vertaald om daarmee deze brabbeltaal aan te duiden terwijl men precies hetzelfde woord in teksten die betrekking hebben tot een bestaande taal wel keurig met het moderne woord “taal” vertaald.
Hier wordt dus heel bewust de indruk gewekt dat met deze geestesgave een ander soort taal bedoeld zou zijn, terwijl dat uit de Griekse grondtekst helemaal niet blijkt. Het woord glossa verwijst namelijk óf naar het fysieke spraakorgaan in onze mond (o.a. in Marcus 7:33 en Lucas 10:64) óf naar een taal die toegankelijk is voor het menselijk begrip, zoals een vreemde taal (o.a. Openbaring 5:9, 13:7 en 14:6), maar nooit naar gebrabbel! Normaal gesproken is het dus niet moeilijk om te onderscheiden of in het Nieuwe Testament het woord “tongen” in de vorm van lichaamsdelen of van talen bedoeld wordt en dienovereenkomstig moet dan ook vertaald worden. Om deze reden zullen we het hier in deze Bijbelstudie niet meer hebben over het “spreken in tongen”, maar over het “spreken in talen” of soms ook de wetenschappelijke term “glossolalie” hiervoor gebruiken.
Click here to edit.
Steeds moeten we voor het ‘rechte verstaan’ van Gods Woord weer terugkeren naar het centrum van de Schriften: Jezus Christus. Alles draait om Hem, niet om onze gevoelens.
Als wij de Bijbel dus goed op dit onderwerp bestuderen, komen we er gauw achter dat veel van wat tegenwoordig in de charismatische kringen plaatsvindt, helaas weinig te maken heeft met de Bijbelse gave van het spreken in vreemde talen. Zeker, de Bijbel geeft inderdaad aan dat de Here God door Zijn Heilige Geest aan sommige gelovigen (dus niet allen) het vermogen geeft om in andere, niet aangeleerde talen te spreken. Maar hoe kunnen wij weten of deze gelovigen echt vervuld zijn met de Heilige Geest of met een andere geest? Ten eerste spreekt zo iemand dan echt bestaande talen, geen gebrabbel, maar de Bijbel geeft ons nog meerdere en betere aanwijzingen.
Toetst alles en behoud het goede!
Wij moeten leren om het kaf van het koren te onderscheiden, want er is veel vermenging en er zijn meer halve waarheden dan hele leugens. En dat is juist zo geniepig, want voordat men het weet trapt men erin omdat er helaas ook op het gebied van de geestesgaven nog zo veel onkunde is. De Heer heeft reeds gezegd: “Mijn volk gaat te gronde door het gebrek aan kennis!” (Hos 4:6) en dat blijkt ook voor talrijke hedendaagse gelovigen maar al te waar te zijn! Het hele rijk van Gods tegenstander wordt door veel list gekenmerkt en vaak is het voor hem echt niet moeilijk om zelfs de zogenaamde “Bijbelgetrouwe” kerken binnen te komen, en zeker niet daar waar onvoldoende getoetst wordt en waar toch nog veel on-Bijbelse leringen worden vastgehouden.
Als wij de Bijbel dus goed op dit onderwerp bestuderen, komen we er gauw achter dat veel van wat tegenwoordig in de charismatische kringen plaatsvindt, helaas weinig te maken heeft met de Bijbelse gave van het spreken in vreemde talen. Zeker, de Bijbel geeft inderdaad aan dat de Here God door Zijn Heilige Geest aan sommige gelovigen (dus niet allen) het vermogen geeft om in andere, niet aangeleerde talen te spreken. Maar hoe kunnen wij weten of deze gelovigen echt vervuld zijn met de Heilige Geest of met een andere geest? Ten eerste spreekt zo iemand dan echt bestaande talen, geen gebrabbel, maar de Bijbel geeft ons nog meerdere en betere aanwijzingen.
Toetst alles en behoud het goede!
Wij moeten leren om het kaf van het koren te onderscheiden, want er is veel vermenging en er zijn meer halve waarheden dan hele leugens. En dat is juist zo geniepig, want voordat men het weet trapt men erin omdat er helaas ook op het gebied van de geestesgaven nog zo veel onkunde is. De Heer heeft reeds gezegd: “Mijn volk gaat te gronde door het gebrek aan kennis!” (Hos 4:6) en dat blijkt ook voor talrijke hedendaagse gelovigen maar al te waar te zijn! Het hele rijk van Gods tegenstander wordt door veel list gekenmerkt en vaak is het voor hem echt niet moeilijk om zelfs de zogenaamde “Bijbelgetrouwe” kerken binnen te komen, en zeker niet daar waar onvoldoende getoetst wordt en waar toch nog veel on-Bijbelse leringen worden vastgehouden.
Click here to edit.
De vervulling met de heilige Geest wordt in de Christenheid uitgebeeld door een duif.
Zeker, de Heer geeft ons geen steen als we om de vervulling met de Heilige Geest bidden (Luc 11:10-13), maar een menigte ervaringen toont duidelijk aan dat on-Bijbelse leerstellingen zoals het brabbelend spreken in tongen en vallen in de geest aanleiding voor Gods tegenstander zijn om een argeloos slachtoffer geen brood maar ‘schorpioenen’ van valse tongen, schudden en vallen te geven.
Zeker, de Heer geeft ons geen steen als we om de vervulling met de Heilige Geest bidden (Luc 11:10-13), maar een menigte ervaringen toont duidelijk aan dat on-Bijbelse leerstellingen zoals het brabbelend spreken in tongen en vallen in de geest aanleiding voor Gods tegenstander zijn om een argeloos slachtoffer geen brood maar ‘schorpioenen’ van valse tongen, schudden en vallen te geven.
Click here to edit.
‘Vallen in de Geest’ heeft geen Bijbelse basis.
God heeft nooit gezegd dat Hij Zijn onvoorzichtige kinderen automatisch zal bewaren voor iedere dwaling. Hij roept ons juist op om waakzaam te zijn en geeft ons de opdracht om Zijn Woord stipt na te leven en de geesten te beproeven, want er staat geschreven: “Wie Zijn geboden bewaart, blijft in Hem en Hij in hem.
En hieraan onderkennen wij dat Hij in ons blijft: aan de Geest, die hij ons gegeven heeft. Geliefden, vertrouwt niet iedere geest, maar beproeft de geesten of zij uit God zijn: want vele valse profeten zijn in de wereld uitgegaan!
Hieraan onderkent Gij de Geest Gods: iedere geest, die belijdt dat Jezus Christus in het vlees gekomen is, is uit God; en iedere geest die Jezus niet belijdt, is niet uit God!" (1 Joh 3:24 t/m 4:3).
God heeft nooit gezegd dat Hij Zijn onvoorzichtige kinderen automatisch zal bewaren voor iedere dwaling. Hij roept ons juist op om waakzaam te zijn en geeft ons de opdracht om Zijn Woord stipt na te leven en de geesten te beproeven, want er staat geschreven: “Wie Zijn geboden bewaart, blijft in Hem en Hij in hem.
En hieraan onderkennen wij dat Hij in ons blijft: aan de Geest, die hij ons gegeven heeft. Geliefden, vertrouwt niet iedere geest, maar beproeft de geesten of zij uit God zijn: want vele valse profeten zijn in de wereld uitgegaan!
Hieraan onderkent Gij de Geest Gods: iedere geest, die belijdt dat Jezus Christus in het vlees gekomen is, is uit God; en iedere geest die Jezus niet belijdt, is niet uit God!" (1 Joh 3:24 t/m 4:3).
Click here to edit.
Alles wat we horen en lezen moeten we aan de Bijbel toetsen, en dan tekst met tekst vergelijken.
Paulus geeft ons in 1 Thess 5:21 de opdracht om alles te toetsen en deze tekst uit de eerste brief van Johannes omvat zelfs twee toetsingsmogelijkheden in één, want daar worden twee kenmerken genoemd waaraan wij kunnen zien met welke geest iemand vervuld is, namelijk het al dan niet belijden van Jezus (14:2-3) en het al dan niet bewaren van Gods geboden (13:24), want: “Hieraan onderkennen wij de Geest der waarheid en de geest der dwaling!” (14:6). Bij wie één van deze twee kenmerken ontbreekt, die kan de toets niet doorstaan en wij moeten op grond daarvan ernstig rekening houden met de reële mogelijkheid dat er in hem een andere geest werkzaam is dan de Geest van God of de door hem toegepaste geestesuitingen niets anders dan werken uit het vlees blijken te zijn.
Paulus waarschuwt ons daarom nadrukkelijk dat wij niet zomaar alles klakkeloos moeten geloven wat ons allerlei leraars, leiders en evangelisten willen wijsmaken en ook niet bij alle wonderen en tekenen die ze doen “in de naam van Jezus” er automatisch van uit moeten gaan dat dit door de werking van de Heilige Geest zou geschieden en dus uit God zou zijn. Hij geeft ons het dringend advies om alles te toetsen (1 Thess 5:21).
Paulus geeft ons in 1 Thess 5:21 de opdracht om alles te toetsen en deze tekst uit de eerste brief van Johannes omvat zelfs twee toetsingsmogelijkheden in één, want daar worden twee kenmerken genoemd waaraan wij kunnen zien met welke geest iemand vervuld is, namelijk het al dan niet belijden van Jezus (14:2-3) en het al dan niet bewaren van Gods geboden (13:24), want: “Hieraan onderkennen wij de Geest der waarheid en de geest der dwaling!” (14:6). Bij wie één van deze twee kenmerken ontbreekt, die kan de toets niet doorstaan en wij moeten op grond daarvan ernstig rekening houden met de reële mogelijkheid dat er in hem een andere geest werkzaam is dan de Geest van God of de door hem toegepaste geestesuitingen niets anders dan werken uit het vlees blijken te zijn.
Paulus waarschuwt ons daarom nadrukkelijk dat wij niet zomaar alles klakkeloos moeten geloven wat ons allerlei leraars, leiders en evangelisten willen wijsmaken en ook niet bij alle wonderen en tekenen die ze doen “in de naam van Jezus” er automatisch van uit moeten gaan dat dit door de werking van de Heilige Geest zou geschieden en dus uit God zou zijn. Hij geeft ons het dringend advies om alles te toetsen (1 Thess 5:21).
Click here to edit.
Een christen belijdt een gekruisigde Jezus, die voor zijn zonden heeft geleden, is gestorven, opgestaan en naar de hemel ging om voor hem/haar een ‘plaats’ te bereiden.
Dus nogmaals: waaraan moeten wij het toetsen? Aan het al dan niet belijden van Jezus en aan het al dan niet naleven van Gods geboden! Veel christenen denken dat de toets voldoende zou zijn als door de personen in kwestie de naam “Jezus” genoemd wordt. Nog afgezien van het feit dat dit eigenlijk de naam Joodse “Yeshua” zou moeten zijn, blijkt helaas dat dit niet voldoende is om de toets te kunnen doorstaan, want Jezus heeft namelijk zelf gezegd dat de verleiders en valse profeten tekenen en wonderen zouden doen in Zijn naam (Mt 7:21-23, 24:4-5 en 24:11-12 alsook Mc 13:21-23).
Dus nogmaals: waaraan moeten wij het toetsen? Aan het al dan niet belijden van Jezus en aan het al dan niet naleven van Gods geboden! Veel christenen denken dat de toets voldoende zou zijn als door de personen in kwestie de naam “Jezus” genoemd wordt. Nog afgezien van het feit dat dit eigenlijk de naam Joodse “Yeshua” zou moeten zijn, blijkt helaas dat dit niet voldoende is om de toets te kunnen doorstaan, want Jezus heeft namelijk zelf gezegd dat de verleiders en valse profeten tekenen en wonderen zouden doen in Zijn naam (Mt 7:21-23, 24:4-5 en 24:11-12 alsook Mc 13:21-23).
Click here to edit.
Valse profeten worden vergeleken met wolven in schaapskleren. Zij hebben het over Bijbelse waarheden, maar geven er een andere inhoud aan.
Hij waarschuwt ons verder met de woorden: “Wacht u voor de valse profeten, die in schapenvacht tot u komen, maar van binnen zijn zij roofgierige wolven!” (Mt 7:15).
Waarom komen deze valse profeten in schapenvacht? Omdat zij sluw infiltreren in de kudde van de Goede Herder en zich door de naam “Jezus” te gebruiken voordoen als echte christenen! Jezus zegt echter dat wij hen niet moeten geloven, want zij vallen door de mand omdat zij de Gods wet van de liefde in Jezus afwijzen en Hij noemt hen daarom ook “werkers der wetteloosheid”.
Zij verkondigen de valse leer dat de gelovigen nu vrij zijn van de Wet, maar de apostel Petrus schreef reeds over deze dwaalleraars: “Vrijheid spiegelen zij hun voor, hoewel zij zelf slaven des verderfs zijn; immers, door wie men overmeesterd is, diens slaaf is men. Want indien zij, aan de bezoedelingen der wereld ontvloden door de erkentenis van de Heer en Verlosser Jezus Christus, toch weer erin verstrikt raken en erdoor overmeesterd worden, dan is hun laatste toestand erger dan de eerste. Het zou immers beter voor hen geweest zijn, geen kennis verkregen te hebben van de weg der gerechtigheid, dan mrtet die kennis zich af te keren van het heilige gebod dat hen overgeleverd is!” (2 Petrus 2:19-21).
Hij waarschuwt ons verder met de woorden: “Wacht u voor de valse profeten, die in schapenvacht tot u komen, maar van binnen zijn zij roofgierige wolven!” (Mt 7:15).
Waarom komen deze valse profeten in schapenvacht? Omdat zij sluw infiltreren in de kudde van de Goede Herder en zich door de naam “Jezus” te gebruiken voordoen als echte christenen! Jezus zegt echter dat wij hen niet moeten geloven, want zij vallen door de mand omdat zij de Gods wet van de liefde in Jezus afwijzen en Hij noemt hen daarom ook “werkers der wetteloosheid”.
Zij verkondigen de valse leer dat de gelovigen nu vrij zijn van de Wet, maar de apostel Petrus schreef reeds over deze dwaalleraars: “Vrijheid spiegelen zij hun voor, hoewel zij zelf slaven des verderfs zijn; immers, door wie men overmeesterd is, diens slaaf is men. Want indien zij, aan de bezoedelingen der wereld ontvloden door de erkentenis van de Heer en Verlosser Jezus Christus, toch weer erin verstrikt raken en erdoor overmeesterd worden, dan is hun laatste toestand erger dan de eerste. Het zou immers beter voor hen geweest zijn, geen kennis verkregen te hebben van de weg der gerechtigheid, dan mrtet die kennis zich af te keren van het heilige gebod dat hen overgeleverd is!” (2 Petrus 2:19-21).
Click here to edit.
De tien geboden zijn een richtsnoer, zelfs voor de hele Westerse samenleving.
Toch vinden zij met hun leer om Gods Wet los te laten alom gehoor want in Mt 24:11 lezen wij dat de wetsverachting toeneemt waardoor de liefde van de meesten zal verkillen, terwijl er in 1 Joh 5:3 over de ware gelovigen precies het tegenovergestelde geschreven staat: “Hieraan onderkennen wij, dat wij de kinderen Gods liefhebben, wanneer wij God liefhebben en Zijn geboden doen. Want dit is de liefde Gods, dat wij Zijn geboden bewaren!” Dus ondanks het feit dat deze dwaalleraars naar eigen zeggen “in Jezus naam” profeteren en “in Jezus naam” boze geesten uitdrijven en “in Jezus naam” vele krachten en wonderen doen zegt Jezus openlijk tegen hen: “Ik heb u nooit gekend! Gaat weg van Mij, gij werkers der wetteloosheid!” (Mt 7:22-23).
Toch vinden zij met hun leer om Gods Wet los te laten alom gehoor want in Mt 24:11 lezen wij dat de wetsverachting toeneemt waardoor de liefde van de meesten zal verkillen, terwijl er in 1 Joh 5:3 over de ware gelovigen precies het tegenovergestelde geschreven staat: “Hieraan onderkennen wij, dat wij de kinderen Gods liefhebben, wanneer wij God liefhebben en Zijn geboden doen. Want dit is de liefde Gods, dat wij Zijn geboden bewaren!” Dus ondanks het feit dat deze dwaalleraars naar eigen zeggen “in Jezus naam” profeteren en “in Jezus naam” boze geesten uitdrijven en “in Jezus naam” vele krachten en wonderen doen zegt Jezus openlijk tegen hen: “Ik heb u nooit gekend! Gaat weg van Mij, gij werkers der wetteloosheid!” (Mt 7:22-23).
Click here to edit.
Engeland brandt: de multi-culturele chaos barst los. Waar Gods wet wordt vergeten, heeft men geen respect meer voor het menselijk leven en speelt men eigen rechter.
Dat moet ons ook binnen onze eigen kringen en gemeenten bijzonder voorzichtig maken, temeer omdat wij in de Bijbel herhaaldelijk worden opgeroepen om waakzaam te zijn! Het “noemen van Jezus naam” blijkt dus niet voldoende te zijn om te toetsen of iemand vervuld is met de Heilige Geest of met een andere geest. Het al dan niet leven naar Gods wet blijkt echt de ultieme toets te zijn, want onderstaande teksten geven duidelijk aan dat het onderhouden van Gods geboden in directe relatie staat met de inwoning van Gods Geest in ons binnenste, want de Heer heeft gezegd: “Ik zal Mijn Wet in hun binnenste leggen en die in hun hart schrijven!” (Jeremia 31:33) en Paulus legde uit hoe en waarom de Heer dit zou doen: “niet met inkt geschreven, maar met de Geest van de levende God, niet op tafelen van steen, maar op tafelen van vlees in onze harten!” (2 Korinthiërs 3:3) - “Want zij, die naar het vlees zijn, hebben de gezindheid van het vlees, en zij, die naar de Geest zijn, hebben de gezindheid van de Geest. Want de gezindheid van het vlees is de dood, maar de gezindheid van de Geest is leven en vrede. Daarom dat de gezindheid van het vlees vijandschap is tegen God, want het onderwerpt zich niet aan Gods geboden; trouwens, het kan dat ook niet: zij, die in het vlees zijn, kunnen God niet behagen. Gij daarentegen zijt niet in het vlees, maar in de Geest, althans, indien de Geest G’ds in u woont!” (Romeinen 8:5-9). “Wie Zijn geboden bewaart, blijft in Hem en Hij in hem. En hieraan onderkennen wij dat Hij in ons blijft: aan de Geest, die hij ons gegeven heeft!” (1 Johannes 3:24).
Dat moet ons ook binnen onze eigen kringen en gemeenten bijzonder voorzichtig maken, temeer omdat wij in de Bijbel herhaaldelijk worden opgeroepen om waakzaam te zijn! Het “noemen van Jezus naam” blijkt dus niet voldoende te zijn om te toetsen of iemand vervuld is met de Heilige Geest of met een andere geest. Het al dan niet leven naar Gods wet blijkt echt de ultieme toets te zijn, want onderstaande teksten geven duidelijk aan dat het onderhouden van Gods geboden in directe relatie staat met de inwoning van Gods Geest in ons binnenste, want de Heer heeft gezegd: “Ik zal Mijn Wet in hun binnenste leggen en die in hun hart schrijven!” (Jeremia 31:33) en Paulus legde uit hoe en waarom de Heer dit zou doen: “niet met inkt geschreven, maar met de Geest van de levende God, niet op tafelen van steen, maar op tafelen van vlees in onze harten!” (2 Korinthiërs 3:3) - “Want zij, die naar het vlees zijn, hebben de gezindheid van het vlees, en zij, die naar de Geest zijn, hebben de gezindheid van de Geest. Want de gezindheid van het vlees is de dood, maar de gezindheid van de Geest is leven en vrede. Daarom dat de gezindheid van het vlees vijandschap is tegen God, want het onderwerpt zich niet aan Gods geboden; trouwens, het kan dat ook niet: zij, die in het vlees zijn, kunnen God niet behagen. Gij daarentegen zijt niet in het vlees, maar in de Geest, althans, indien de Geest G’ds in u woont!” (Romeinen 8:5-9). “Wie Zijn geboden bewaart, blijft in Hem en Hij in hem. En hieraan onderkennen wij dat Hij in ons blijft: aan de Geest, die hij ons gegeven heeft!” (1 Johannes 3:24).
Click here to edit.
Ezechiël 36: 26 zegt: “Een nieuw hart zal Ik u geven en een nieuwe geest in uw binnenste; het hart van steen zal Ik uit uw binnenste verwijderen en Ik zal u een hart van vlees geven”.
Kijk, en daar gaat het nu juist om! Woont Gods Geest inderdaad in u en in mij? Heeft de Heer inderdaad Zijn Wet met de Geest van de levende God in uw en mijn hart geschreven? Onderwerpen wij ons inderdaad wel aan de Gods geboden of zijn wij nog steeds in het vlees? Paulus leert ons dat wij vanzelfsprekend de wet gehoorzamen en Zijn geboden bewaren indien de Geest Gods in ons woont en zelfs in de rabbijnse geschriften komen wij dit principe tegen: “Jood of niet-jood, man of vrouw, dienaar of vrij man, zij zijn in zoverre allen gelijk dat hun daden bepalen of de Heilige Geest in hen is” (Midrash, Elia Raba 10).
Onze houding ten opzichte van de wet is dus naast het belijden van Jezus de ultieme toets of wij wel of niet vervuld zijn met de Heilige Geest. Indien de Geest van God in ons woont, dan onderwerpen wij ons aan de Gods gebod en als wij dat niet doen, dan woont er een andere geest in ons. Heel simpel eigenlijk!
Bedrog en misleiding.
Om bij het onderwerp van deze studie te blijven: wie dus “in tongen” spreekt, maar zich niet aan de wet van God onderwerpt, kan deze gave derhalve nooit door de Heilige Geest hebben ontvangen, maar door een andere geest. En nu eerlijk wezen: hoe staan de meeste gemeenten waar “in tongen” wordt gesproken tegenover de wet van God? Houden ze de Sabbat? Eten ze kosher? Vieren ze de Bijbelse feesten? Zwijgen de zusters in de samenkomst of hebben ze juist het hoogste woord? Om maar een paar voorbeelden te noemen. U mag hieruit zelf uw conclusies trekken! Paulus en ook Jezus zelf zijn daar heel duidelijk over! Het is dan ook bijzonder vreemd dat juist in de kringen die claimen “in tongen” te spreken, zieken te genezen en andere tekenen en wonderen doen, het naleven van Gods wet nadrukkelijk wordt afgewezen en de leer wordt verkondigd vrij te zijn van de wet!
Op grond van eerdergenoemde teksten is het echter duidelijk dat de gave van het spreken “in tongen” alsook het vallen in de geest en alle andere zogenaamde geestesuitingen bij de mensen die Gods wet afwijzen, niet afkomstig kan zijn van de Heilige Geest en daarom is de vraag zeer legitiem welke geest dan wel in deze kringen aan het werk is!
Kijk, en daar gaat het nu juist om! Woont Gods Geest inderdaad in u en in mij? Heeft de Heer inderdaad Zijn Wet met de Geest van de levende God in uw en mijn hart geschreven? Onderwerpen wij ons inderdaad wel aan de Gods geboden of zijn wij nog steeds in het vlees? Paulus leert ons dat wij vanzelfsprekend de wet gehoorzamen en Zijn geboden bewaren indien de Geest Gods in ons woont en zelfs in de rabbijnse geschriften komen wij dit principe tegen: “Jood of niet-jood, man of vrouw, dienaar of vrij man, zij zijn in zoverre allen gelijk dat hun daden bepalen of de Heilige Geest in hen is” (Midrash, Elia Raba 10).
Onze houding ten opzichte van de wet is dus naast het belijden van Jezus de ultieme toets of wij wel of niet vervuld zijn met de Heilige Geest. Indien de Geest van God in ons woont, dan onderwerpen wij ons aan de Gods gebod en als wij dat niet doen, dan woont er een andere geest in ons. Heel simpel eigenlijk!
Bedrog en misleiding.
Om bij het onderwerp van deze studie te blijven: wie dus “in tongen” spreekt, maar zich niet aan de wet van God onderwerpt, kan deze gave derhalve nooit door de Heilige Geest hebben ontvangen, maar door een andere geest. En nu eerlijk wezen: hoe staan de meeste gemeenten waar “in tongen” wordt gesproken tegenover de wet van God? Houden ze de Sabbat? Eten ze kosher? Vieren ze de Bijbelse feesten? Zwijgen de zusters in de samenkomst of hebben ze juist het hoogste woord? Om maar een paar voorbeelden te noemen. U mag hieruit zelf uw conclusies trekken! Paulus en ook Jezus zelf zijn daar heel duidelijk over! Het is dan ook bijzonder vreemd dat juist in de kringen die claimen “in tongen” te spreken, zieken te genezen en andere tekenen en wonderen doen, het naleven van Gods wet nadrukkelijk wordt afgewezen en de leer wordt verkondigd vrij te zijn van de wet!
Op grond van eerdergenoemde teksten is het echter duidelijk dat de gave van het spreken “in tongen” alsook het vallen in de geest en alle andere zogenaamde geestesuitingen bij de mensen die Gods wet afwijzen, niet afkomstig kan zijn van de Heilige Geest en daarom is de vraag zeer legitiem welke geest dan wel in deze kringen aan het werk is!
Click here to edit.
Christenen geloven dat de poort van Gods genade nooit opengaat voor eigen prestaties, al offer je nog zoveel of probeer je nog zo goed te leven. Door Gods oeverloze genade in Jezus Christus mogen zij leven in de voltooid verleden tijd. Hij heeft de wet 100% vervuld en de schuld voor 100% weggedragen als het heilig Godslam. Als je dit gelooft, ga je uit liefde naar Gods wet leven. Die wet is in je hart geschreven en Gods Geest leidt je erin die wet te doen. Daarbij maakt Hij gebruik van Gods Woord.
Verder moet gesteld worden dat een voorganger, oudste of zelfs een evangelist die de valse leer verkondigt dat men Gods wet niet meer hoeft na te leven, volgens Mt 5:19 zeer klein zal heten in het Koninkrijk der hemelen en derhalve geen enkele autoriteit bezit! Er is geen twijfel mogelijk dat de kerken vol zitten met oprechte en toegewijde christenen die God en hun naasten echt liefhebben met hart en ziel. Maar dat wil nog niet zeggen dat zij vervuld zijn met de Heilige Geest, want dat zou zoals gezegd o.a. moeten blijken uit hun houding tegenover Gods wet.
Het is haast niet te geloven, maar wij moeten helaas vaststellen dat er sterke aanwijzingen zijn dat ook ware gelovigen niet alleen beïnvloed, maar ook beïnvloed kunnen worden door boze geesten.
Als er bijvoorbeeld tijdens massale bijeenkomsten van bekende evangelisten en zogenaamde profeten als gevolg van handoplegging en het bijbehorend gebrabbel talrijke mensen op de podium spontaan gaan urineren, menstrueren, overgeven en zelfs poepen om vervolgens achterover te vallen in de geest en daardoor terecht komen in de viezigheid die op de grond ligt, dan kun je er echt van overtuigd zijn, dat dit niet het werk van de Heilige Geest kan zijn.
Verder moet gesteld worden dat een voorganger, oudste of zelfs een evangelist die de valse leer verkondigt dat men Gods wet niet meer hoeft na te leven, volgens Mt 5:19 zeer klein zal heten in het Koninkrijk der hemelen en derhalve geen enkele autoriteit bezit! Er is geen twijfel mogelijk dat de kerken vol zitten met oprechte en toegewijde christenen die God en hun naasten echt liefhebben met hart en ziel. Maar dat wil nog niet zeggen dat zij vervuld zijn met de Heilige Geest, want dat zou zoals gezegd o.a. moeten blijken uit hun houding tegenover Gods wet.
Het is haast niet te geloven, maar wij moeten helaas vaststellen dat er sterke aanwijzingen zijn dat ook ware gelovigen niet alleen beïnvloed, maar ook beïnvloed kunnen worden door boze geesten.
Als er bijvoorbeeld tijdens massale bijeenkomsten van bekende evangelisten en zogenaamde profeten als gevolg van handoplegging en het bijbehorend gebrabbel talrijke mensen op de podium spontaan gaan urineren, menstrueren, overgeven en zelfs poepen om vervolgens achterover te vallen in de geest en daardoor terecht komen in de viezigheid die op de grond ligt, dan kun je er echt van overtuigd zijn, dat dit niet het werk van de Heilige Geest kan zijn.
Click here to edit.
Benny Hinn, een voorbeeld van een valse profeet.
Zulke mensonterende taferelen doet de God van Israël niet met Zijn kinderen! Echt niet!
Hier is duidelijk een andere geest aan het werk ondanks het feit dat alle kenmerken van bekering en wedergeboorte, van geestelijke honger en geestelijke groei bij deze mensen aanwezig zijn. En toch gebeurt het! Begrijp me goed: het is géén verwijt en ook géén aanklacht, maar slechts de constatering van het feit dat helaas vele fijne broeders en zusters zonder het dikwijls zelf te beseffen het slachtoffer zijn geworden van misleiding.
Dat geldt overigens net zo voor oprechte leiders die te goeder trouw hun medewerking verlenen aan verkeerde leerstellingen doordat ook zijzelf misleid zijn. Gods tegenstander is immers de vader der leugen (Joh 8:44)! Nog steeds is zijn voornaamste wapen bedrog en misleiding. U begrijpt wel dat hij dan ook zo een buitenkansje om goedgelovige slachtoffers dingen te laten zeggen die ze zelf niet verstaan echt niet onbenut laat, en zeker niet in kringen waar men daar toch al niet te kritisch mee omgaat en het doorgaans nalaat om alles toerijkend te toetsen. Vandaar deze Bijbelstudie. Niet om te oordelen, maar om te helpen. Daarom hier een welgemeend en goedbedoeld advies: als u de Heer oprecht liefheeft, Hem wilt dienen en gehoorzamen, maar denkt de gave van het spreken in vreemde talen te bezitten en er ook inderdaad een soort brabbeltaal uit uw mond komt die niets of weinig met een bestaande mensentaal te maken heeft, ga dan op de knieën en leg de zaak aan God voor.
Breng het in gebed en vraag aan de Heer: “Wilt U mij laten zien uit welke bron mijn spreken in tongen komt? Als het niet van U is, wilt U het dan alstublieft van mij wegnemen? Dat vraag ik U in de naam van Jezus de Messias, amen!”
Om veel misverstanden uit de weg te ruimen en een stukje duidelijkheid te scheppen zullen de volgende zeven vragen over de talengave als een rode draad door deze hele studiereeks heen blijven lopen en dus steeds weer terugkomen. Nog even voor de duidelijkheid, het zijn:
1) Wat verstaat men onder het “spreken in nieuwe talen”?
2) Aan wie is de gave van het “spreken in nieuwe talen” gegeven?
3) Wat is het doel van het “spreken in nieuwe talen”?
4) Tot wie “spreekt men in nieuwe talen”?
5) Welke talen worden met deze tekengave bedoeld?
6) Bestaat er een beperking op het “spreken in nieuwe talen”?
7) Is het “spreken in nieuwe talen” nog voor vandaag?
Om Schriftuurlijk gefundeerde antwoorden op deze vragen te kunnen vinden zullen wij heel nauwkeurig alle Bijbelteksten doornemen die betrekking hebben op de gave van het spreken in talen, te weten: Marcus 16:15 en 17-20, Handelingen 2:1-13, 10:44-48, 19:1-7 alsook 1 Corinthiërs 12:1-31, 13:1-2 en 8-10, 14:1-40. In deze chronologische volgorde op grond van de rangschikking der Bijbelboeken zit overigens ook een inhoudelijke systematische opbouw. In de laatste verzen van Marcus vinden wij de aankondiging van de talengave als onderdeel van de zendingsopdracht en in Handelingen zien wij de vervulling van deze aankondiging en de toepassing daarvan door Messiasbelijdende Joden zowel in het land Israël (Hnd 2) alsook daarbuiten (Hnd 19) en door gelovigen uit de volken (Hnd 10).
In de brief aan de Corinthiërs geeft Paulus nadere instructies hoe de gelovigen binnen de gemeente daarmee moeten omgaan, want reeds toen bleek daar al enige misverstand over te bestaan met als gevolg een verkeerde toepassing en ook nu nog heerst er op het gebied van de talengave veel verwarring en onbegrip. Daarom is het doel van deze studiereeks om te onderzoeken wat de Bijbel over dit onderwerp zegt.
De grote opdracht luidde ook al weer:
“En Hij zeide tot hen: Gaat heen in de gehele wereld, verkondigt het evangelie aan de ganse schepping. Wie gelooft en zich laat onderdompelen, zal behouden worden, maar wie niet gelooft, zal veroordeeld worden. Als tekenen zullen deze dingen de gelovigen volgen: in Mijn naam zullen zij boze geesten uitdrijven, in nieuwe talen zullen zij spreken, slangen zullen zij opnemen, en zelfs indien zij iets dodelijks drinken, zal het hun geen schade doen; op zieken zullen zij de handen leggen en zij zullen genezen worden. De Here Jezus dan werd, nadat Hij tot hen gesproken had, opgenomen in de hemel en heeft Zich gezet aan de rechterhand Gods. Doch zij gingen heen en predikten overal, terwijl de Here medewerkte en het woord bevestigde door de tekenen, die erop volgden!” (Marcus 16:15-20).
Vraag 1: Wat verstaat men onder het “spreken in nieuwe talen”?
In vers 17 heeft Jezus het over het spreken in nieuwe talen. Wat moeten wij ons daaronder voorstellen? Om te beginnen zal ik het proberen een eenvoudige definitie daarvan te geven. De gave van het “spreken in nieuwe talen” is het vermogen om, door de Heilige Geest, in vreemde talen te spreken, die men nooit geleerd heeft en misschien zelfs nooit eerder gehoord heeft. Maar welke talen worden hiermee bedoeld? In charismatische kringen wordt beweerd, dat degenen die gedoopt zijn in de Heilige Geest, de “tongentaal” ontvangen, een soort uit allerlei klanken samengestelde brabbeltaal.
Zulke mensonterende taferelen doet de God van Israël niet met Zijn kinderen! Echt niet!
Hier is duidelijk een andere geest aan het werk ondanks het feit dat alle kenmerken van bekering en wedergeboorte, van geestelijke honger en geestelijke groei bij deze mensen aanwezig zijn. En toch gebeurt het! Begrijp me goed: het is géén verwijt en ook géén aanklacht, maar slechts de constatering van het feit dat helaas vele fijne broeders en zusters zonder het dikwijls zelf te beseffen het slachtoffer zijn geworden van misleiding.
Dat geldt overigens net zo voor oprechte leiders die te goeder trouw hun medewerking verlenen aan verkeerde leerstellingen doordat ook zijzelf misleid zijn. Gods tegenstander is immers de vader der leugen (Joh 8:44)! Nog steeds is zijn voornaamste wapen bedrog en misleiding. U begrijpt wel dat hij dan ook zo een buitenkansje om goedgelovige slachtoffers dingen te laten zeggen die ze zelf niet verstaan echt niet onbenut laat, en zeker niet in kringen waar men daar toch al niet te kritisch mee omgaat en het doorgaans nalaat om alles toerijkend te toetsen. Vandaar deze Bijbelstudie. Niet om te oordelen, maar om te helpen. Daarom hier een welgemeend en goedbedoeld advies: als u de Heer oprecht liefheeft, Hem wilt dienen en gehoorzamen, maar denkt de gave van het spreken in vreemde talen te bezitten en er ook inderdaad een soort brabbeltaal uit uw mond komt die niets of weinig met een bestaande mensentaal te maken heeft, ga dan op de knieën en leg de zaak aan God voor.
Breng het in gebed en vraag aan de Heer: “Wilt U mij laten zien uit welke bron mijn spreken in tongen komt? Als het niet van U is, wilt U het dan alstublieft van mij wegnemen? Dat vraag ik U in de naam van Jezus de Messias, amen!”
Om veel misverstanden uit de weg te ruimen en een stukje duidelijkheid te scheppen zullen de volgende zeven vragen over de talengave als een rode draad door deze hele studiereeks heen blijven lopen en dus steeds weer terugkomen. Nog even voor de duidelijkheid, het zijn:
1) Wat verstaat men onder het “spreken in nieuwe talen”?
2) Aan wie is de gave van het “spreken in nieuwe talen” gegeven?
3) Wat is het doel van het “spreken in nieuwe talen”?
4) Tot wie “spreekt men in nieuwe talen”?
5) Welke talen worden met deze tekengave bedoeld?
6) Bestaat er een beperking op het “spreken in nieuwe talen”?
7) Is het “spreken in nieuwe talen” nog voor vandaag?
Om Schriftuurlijk gefundeerde antwoorden op deze vragen te kunnen vinden zullen wij heel nauwkeurig alle Bijbelteksten doornemen die betrekking hebben op de gave van het spreken in talen, te weten: Marcus 16:15 en 17-20, Handelingen 2:1-13, 10:44-48, 19:1-7 alsook 1 Corinthiërs 12:1-31, 13:1-2 en 8-10, 14:1-40. In deze chronologische volgorde op grond van de rangschikking der Bijbelboeken zit overigens ook een inhoudelijke systematische opbouw. In de laatste verzen van Marcus vinden wij de aankondiging van de talengave als onderdeel van de zendingsopdracht en in Handelingen zien wij de vervulling van deze aankondiging en de toepassing daarvan door Messiasbelijdende Joden zowel in het land Israël (Hnd 2) alsook daarbuiten (Hnd 19) en door gelovigen uit de volken (Hnd 10).
In de brief aan de Corinthiërs geeft Paulus nadere instructies hoe de gelovigen binnen de gemeente daarmee moeten omgaan, want reeds toen bleek daar al enige misverstand over te bestaan met als gevolg een verkeerde toepassing en ook nu nog heerst er op het gebied van de talengave veel verwarring en onbegrip. Daarom is het doel van deze studiereeks om te onderzoeken wat de Bijbel over dit onderwerp zegt.
De grote opdracht luidde ook al weer:
“En Hij zeide tot hen: Gaat heen in de gehele wereld, verkondigt het evangelie aan de ganse schepping. Wie gelooft en zich laat onderdompelen, zal behouden worden, maar wie niet gelooft, zal veroordeeld worden. Als tekenen zullen deze dingen de gelovigen volgen: in Mijn naam zullen zij boze geesten uitdrijven, in nieuwe talen zullen zij spreken, slangen zullen zij opnemen, en zelfs indien zij iets dodelijks drinken, zal het hun geen schade doen; op zieken zullen zij de handen leggen en zij zullen genezen worden. De Here Jezus dan werd, nadat Hij tot hen gesproken had, opgenomen in de hemel en heeft Zich gezet aan de rechterhand Gods. Doch zij gingen heen en predikten overal, terwijl de Here medewerkte en het woord bevestigde door de tekenen, die erop volgden!” (Marcus 16:15-20).
Vraag 1: Wat verstaat men onder het “spreken in nieuwe talen”?
In vers 17 heeft Jezus het over het spreken in nieuwe talen. Wat moeten wij ons daaronder voorstellen? Om te beginnen zal ik het proberen een eenvoudige definitie daarvan te geven. De gave van het “spreken in nieuwe talen” is het vermogen om, door de Heilige Geest, in vreemde talen te spreken, die men nooit geleerd heeft en misschien zelfs nooit eerder gehoord heeft. Maar welke talen worden hiermee bedoeld? In charismatische kringen wordt beweerd, dat degenen die gedoopt zijn in de Heilige Geest, de “tongentaal” ontvangen, een soort uit allerlei klanken samengestelde brabbeltaal.
Click here to edit.
Encyclopedie “Kleine Larousse”.
In naslagwerken wordt meestal de wetenschappelijke term “glossolalie” gebruikt om dit vreemde verschijnsel aan te duiden. Zo staat er in de Kleine Larousse onder de term glossolalie: “Het uitspreken van onverstaanbare woorden of betekenisloze neologismen” en in een andere moderne encyclopedie lezen wij: "Spreken in tongen, extatisch spreken in een onverstaanbare, stamelende taal”.
Deze definities laten ons zien hoe weinig er zowel door charismatische christenen alsook door taalwetenschappers van Gods Woord begrepen wordt. Petrus schreef in zijn eerste brief: “Spreekt iemand, laten het woorden zijn als van God!” (1 Petrus 4:11).
Maar hoe kan iemand, die onverstaanbare klanken voortbrengt, nagaan, of hij inderdaad woorden spreekt als van God? Hoe kan hij aan deze opdracht gehoorzaam zijn, als zijn verstand en zijn eigen wil volledig uitgeschakeld zijn en hij iets zegt, dat hijzelf niet eens kan verstaan? Hoe kan hij voorkomen, dat een onreine geest hem iets laat zeggen, wat tot oneer van de Here is? Hier vast een sprong verder in deze Bijbelstudie, uit de eerste Corinthenbrief, waarin Paulus schreef: “De geesten der profeten zijn aan de profeten onderworpen!” (1 Corinthe 14:32).
In naslagwerken wordt meestal de wetenschappelijke term “glossolalie” gebruikt om dit vreemde verschijnsel aan te duiden. Zo staat er in de Kleine Larousse onder de term glossolalie: “Het uitspreken van onverstaanbare woorden of betekenisloze neologismen” en in een andere moderne encyclopedie lezen wij: "Spreken in tongen, extatisch spreken in een onverstaanbare, stamelende taal”.
Deze definities laten ons zien hoe weinig er zowel door charismatische christenen alsook door taalwetenschappers van Gods Woord begrepen wordt. Petrus schreef in zijn eerste brief: “Spreekt iemand, laten het woorden zijn als van God!” (1 Petrus 4:11).
Maar hoe kan iemand, die onverstaanbare klanken voortbrengt, nagaan, of hij inderdaad woorden spreekt als van God? Hoe kan hij aan deze opdracht gehoorzaam zijn, als zijn verstand en zijn eigen wil volledig uitgeschakeld zijn en hij iets zegt, dat hijzelf niet eens kan verstaan? Hoe kan hij voorkomen, dat een onreine geest hem iets laat zeggen, wat tot oneer van de Here is? Hier vast een sprong verder in deze Bijbelstudie, uit de eerste Corinthenbrief, waarin Paulus schreef: “De geesten der profeten zijn aan de profeten onderworpen!” (1 Corinthe 14:32).
Click here to edit.
De resten van het oude Corinthe, waar Paulus één van zijn vijf brieven aan schreef. Daarin stelde hij o.a. het probleem van de glossolalie aan de orde in 1 Cor. 14. Twee van Paulus’ brieven zijn er bewaard gebleven.
Dat wil dus zeggen dat de spreker van de Bijbelse gave der talen weet wat hij zegt, want hij heeft de Here immers gevraagd om hem ook de gave van uitleg te geven. Het is dus volkomen on-Schriftuurlijk, als een christen zich willoos door welke geest dan ook laat leiden zonder deze geestesuiting van te voren getoetst te hebben.
Als de spreker niet weet wat hij zegt en ook zijn toehoorders niet, dan is hij absoluut onverantwoord bezig en zet hij de deur wagenwijd open voor Gods tegenstander om zelfs te midden van de gemeente zonder het zelf te weten godslasteringen te uiten en dat is letterlijk levensgevaarlijk! In deze studie zullen wij zien dat de echte talengave daarom geen onverstaanbaar gebrabbel inhoudt, maar bestaande menselijke, maar niet van te voren aangeleerde talen zijn.
Zelfs dat aapt de tegenstander na, want soms maakt ook hij gebruik van bestaande talen, want zendelingen hadden soms gehoord dat “tongensprekers” in hun aanwezigheid God hadden gelasterd in de taal die zij op het zendingsveld hadden geleerd. Als deze zendelingen het niet toevallig hadden gehoord en verstaan, dan zou niemand daar erg in hebben gehad. Zo vertelde een asielzoeker uit Afrika, dat in een grote pinkstergemeente ergens in Nederland hij één van de aanwezigen, die in tongen sprak, verschrikkelijk lastertaal in een hem bekende Afrikaanse taal had horen uitspreken. Terwijl de aanwezige christenen en zelfs de persoon die in tongen sprak allemaal dachten dat de Heilige Geest aan het woord was. Dit geeft aan hoe belangrijk het is om niet zomaar alles te geloven, maar waakzaam te zijn en alles te toetsen aan het Woord van God!
De "nieuwe talen", die Jezus in Marcus 16:17 noemde, waren dus geen gebrabbel en ook niet nieuw in de zin dat ze nog nooit tevoren door mensen gehoord of gesproken waren, maar het waren talen die nieuw waren voor de sprekers. Het waren bestaande vreemde talen, dus talen die de sprekers tot dan toe niet kenden. Dat komt ook tot uitdrukking in het Griekse woord voor "nieuw": kainos. Het betekent iets nieuws, in zoverre het nog niet geweest is of men het tot nu toe nog niet gekend heeft. Maar in het Grieks is er nog een ander woord, dat ook "nieuw" betekent: neos, maar dan in de zin van "jong, fris, nog niet oud". Dat wordt hier echter niet bedoeld. Welke talen Jezus met “nieuwe talen” bedoelde, zullen wij verder op in deze Bijbelstudie zien, maar voor deze keer is het voldoende om te weten, dat het in elk geval niet dat is wat de meeste charismatische christenen denken.
Vraag 2: Aan wie is de gave van het “spreken in nieuwe talen” gegeven?
Het is opmerkelijk dat Jezus niet gezegd heeft: "Deze tekenen zijn voor de gelovigen", maar: "Als tekenen zullen deze dingen de gelovigen volgen!".
De eerste conclusie die wij hieruit mogen trekken is dan ook, dat het in deze studie behandelde “spreken in talen” helemaal niet bedoeld is voor een charismatisch “onderonsje” zoals tegenwoordig het geval is, en dus geen deel uitmaakt van een bidstond, maar het is een stukje toerusting voor hen die de zendingsopdracht uitvoeren, dus zendelingen!
Dat wil dus zeggen dat de spreker van de Bijbelse gave der talen weet wat hij zegt, want hij heeft de Here immers gevraagd om hem ook de gave van uitleg te geven. Het is dus volkomen on-Schriftuurlijk, als een christen zich willoos door welke geest dan ook laat leiden zonder deze geestesuiting van te voren getoetst te hebben.
Als de spreker niet weet wat hij zegt en ook zijn toehoorders niet, dan is hij absoluut onverantwoord bezig en zet hij de deur wagenwijd open voor Gods tegenstander om zelfs te midden van de gemeente zonder het zelf te weten godslasteringen te uiten en dat is letterlijk levensgevaarlijk! In deze studie zullen wij zien dat de echte talengave daarom geen onverstaanbaar gebrabbel inhoudt, maar bestaande menselijke, maar niet van te voren aangeleerde talen zijn.
Zelfs dat aapt de tegenstander na, want soms maakt ook hij gebruik van bestaande talen, want zendelingen hadden soms gehoord dat “tongensprekers” in hun aanwezigheid God hadden gelasterd in de taal die zij op het zendingsveld hadden geleerd. Als deze zendelingen het niet toevallig hadden gehoord en verstaan, dan zou niemand daar erg in hebben gehad. Zo vertelde een asielzoeker uit Afrika, dat in een grote pinkstergemeente ergens in Nederland hij één van de aanwezigen, die in tongen sprak, verschrikkelijk lastertaal in een hem bekende Afrikaanse taal had horen uitspreken. Terwijl de aanwezige christenen en zelfs de persoon die in tongen sprak allemaal dachten dat de Heilige Geest aan het woord was. Dit geeft aan hoe belangrijk het is om niet zomaar alles te geloven, maar waakzaam te zijn en alles te toetsen aan het Woord van God!
De "nieuwe talen", die Jezus in Marcus 16:17 noemde, waren dus geen gebrabbel en ook niet nieuw in de zin dat ze nog nooit tevoren door mensen gehoord of gesproken waren, maar het waren talen die nieuw waren voor de sprekers. Het waren bestaande vreemde talen, dus talen die de sprekers tot dan toe niet kenden. Dat komt ook tot uitdrukking in het Griekse woord voor "nieuw": kainos. Het betekent iets nieuws, in zoverre het nog niet geweest is of men het tot nu toe nog niet gekend heeft. Maar in het Grieks is er nog een ander woord, dat ook "nieuw" betekent: neos, maar dan in de zin van "jong, fris, nog niet oud". Dat wordt hier echter niet bedoeld. Welke talen Jezus met “nieuwe talen” bedoelde, zullen wij verder op in deze Bijbelstudie zien, maar voor deze keer is het voldoende om te weten, dat het in elk geval niet dat is wat de meeste charismatische christenen denken.
Vraag 2: Aan wie is de gave van het “spreken in nieuwe talen” gegeven?
Het is opmerkelijk dat Jezus niet gezegd heeft: "Deze tekenen zijn voor de gelovigen", maar: "Als tekenen zullen deze dingen de gelovigen volgen!".
De eerste conclusie die wij hieruit mogen trekken is dan ook, dat het in deze studie behandelde “spreken in talen” helemaal niet bedoeld is voor een charismatisch “onderonsje” zoals tegenwoordig het geval is, en dus geen deel uitmaakt van een bidstond, maar het is een stukje toerusting voor hen die de zendingsopdracht uitvoeren, dus zendelingen!
Click here to edit.
Voor evenwichtige zending is een goede opleiding en je verdiepen in de cultuur van het zendingsland nodig. Praktische en financiële hulp vormt één van de steunpilaren voor hulp, zoals het bouwen van kerken. Daarnaast natuurlijk een gedegen Bijbelkennis.
Is het u misschien ook opgevallen dat de “discipelen” pas “apostelen” werden genoemd nadat ze de zendingsopdracht kregen? Dit Griekse woord betekent namelijk ook niets anders dan “gezondenen” ofwel “zendelingen”.
In de moderne charismatische beweging geloven velen dat iedereen die met de Heilige Geest vervuld wordt, de in Marcus 16 genoemde tekenen vertoont en dus ook “in tongen” moet spreken, zoals zij de talengave noemen. Maar het is tégen Gods Woord, en dientengevolge een satanisch bedrog, om te veronderstellen dat iedere gelovige die met de Heilige Geest vervuld wordt in vreemde talen moet gaan spreken. Bij de behandeling van 1 Cor 12:30 zullen we hier nader op ingaan, want daar schrijft Paulus namelijk nadrukkelijk dat dit niet zo is!
Jezus zegt in Marcus 16:17 weliswaar dat deze tekenen alle gelovigen zullen volgen, maar gezien het feit dat deze toezegging deel uitmaakt van de zendingsopdracht is het dus niet zo, dat echt letterlijk alle gelovigen deze tekenen en wonderen zullen vertonen, maar slechts degenen, die gezonden worden om het Evangelie aan de gehele wereld te verkondigen om alle volken tot het ware geloof te brengen, want de tekenen zijn namelijk niet bedoeld voor de gelovigen, maar voor de ongelovigen (1 Cor 14:22), en dan op de eerste plaats voor de ongelovige Joden (1 Cor 1:22).
De aankondiging dat tekenen de gelovigen zullen volgen staat dus in directe relatie met de wereldwijde evangelieverkondiging en met name in de situatie van de pionierzending! Dat de tekengaven een noodzakelijke toerusting voor het zendingswerk zijn, blijkt uit de aard van deze tekengaven, want zij hebben direct te maken met situaties die men op het zendingsveld tegenkomt en daarom hebben ook drie van de vijf tekenen helemaal niets met geestesgaven te maken: het uitdrijven van boze geesten, slangen opnemen en iets dodelijks drinken zonder schade. Twee daarvan gaf de Here juist ter bescherming van de zendelingen, namelijk iets dodelijks drinken zonder daar schade te lijden, en slangen opnemen.
Alhoewel deze tekengaven op grote schaal zich slechts in de beginperiode manifesteerden, is het wel degelijk zo, dat de Here ook vandaag nog incidenteel wonderen en tekenen doet in bepaalde situaties, met name met betrekking tot Zijn volk Israël, maar ook op het zendingsveld, waar bijvoorbeeld het uitdrijven van boze geesten een bekend gegeven is.
Bijna alle door Jezus genoemde tekenen, zoals het uitdrijven van demonen (vergelijk Handelingen 16:18), het spreken in nieuwe talen (Handelingen 2:4), het opnemen van slangen (Handelingen 28:3-6), het opleggen van de handen en genezen van zieken (Handelingen 3:5; 5:12, 28:8-9), gingen in het leven van de eerste zendelingen daadwerkelijk in vervulling.
Als wij naar 2 Corinthiërs 12:12 kijken, dan lezen wij: “De merktekenen van een apostel (dat is dus een zendeling) zijn onder u betoond in alle lijdzaamheid, met tekenen, en wonderen, en krachten.” - U ziet dus dat de Bijbel de tekenen, waaronder het spreken in nieuwe talen, en de wonderen, en de krachten, omschrijft als merktekenen van een apostel ofwel zendeling (zie ook Hand 2:43 en Hand 5:12) en niet als geestesgaven voor iedere gelovige!
Vraag 3: Wat is het doel van het “spreken in nieuwe talen”?
De algemene charismatische uitleg is hier, dat “de tongentaal” een hemelse gebedstaal is die het persoonlijke gebed ondersteunt en versterkt, maar dat staat er anders, want Jezus heeft het in Marcus 16:17 niet over een nieuwe taal in enkelvoud, maar over nieuwe talen in meervoud! Dan zouden de charismatische christenen dus eigenlijk moeten zeggen: “De tongen zijn hemelse gebedstalen” (meervoud). Maar dat is nu juist net wat Jezus nooit gezegd heeft!
Ten eerste heeft Hij niet gezegd dat het een hemelse taal zou zijn, en ten tweede heeft Hij ook niet gezegd dat het een gebedstaal zou zijn! Neen! Jezus heeft juist heel duidelijk en ondubbelzinnig gezegd wat het doel is van het spreken in nieuwe talen: "Als tekenen zullen deze dingen de gelovigen volgen!" - Als tekenen! Tekenen voor wie? Voor de christenen? Neen! Het zijn tekenen voor de ongelovigen aan wie de zendelingen de blijde boodschap gaan verkondigen, wat ook door Paulus wordt bevestigd: “Daarom zijn de talen een teken niet voor hen, die geloven, maar voor de ongelovigen!” (1 Cor 14:22). Dit vers wordt echter niet graag in een charismatische groep aangehaald en waarom niet? Omdat dit Bijbelvers namelijk de bijl aan de wortel legt van de charismatische leer dat het spreken “in tongen” een zichtbaar teken zou zijn voor het verkrijgen van de geestesdoop, die men in die kringen beschouwt als een second blessing volgend op de wedergeboorte, waaruit zij dan de verkeerde conclusie trekken dat dientengevolge iedere wedergeboren christen “in tongen” zou moeten spreken.
Is het u misschien ook opgevallen dat de “discipelen” pas “apostelen” werden genoemd nadat ze de zendingsopdracht kregen? Dit Griekse woord betekent namelijk ook niets anders dan “gezondenen” ofwel “zendelingen”.
In de moderne charismatische beweging geloven velen dat iedereen die met de Heilige Geest vervuld wordt, de in Marcus 16 genoemde tekenen vertoont en dus ook “in tongen” moet spreken, zoals zij de talengave noemen. Maar het is tégen Gods Woord, en dientengevolge een satanisch bedrog, om te veronderstellen dat iedere gelovige die met de Heilige Geest vervuld wordt in vreemde talen moet gaan spreken. Bij de behandeling van 1 Cor 12:30 zullen we hier nader op ingaan, want daar schrijft Paulus namelijk nadrukkelijk dat dit niet zo is!
Jezus zegt in Marcus 16:17 weliswaar dat deze tekenen alle gelovigen zullen volgen, maar gezien het feit dat deze toezegging deel uitmaakt van de zendingsopdracht is het dus niet zo, dat echt letterlijk alle gelovigen deze tekenen en wonderen zullen vertonen, maar slechts degenen, die gezonden worden om het Evangelie aan de gehele wereld te verkondigen om alle volken tot het ware geloof te brengen, want de tekenen zijn namelijk niet bedoeld voor de gelovigen, maar voor de ongelovigen (1 Cor 14:22), en dan op de eerste plaats voor de ongelovige Joden (1 Cor 1:22).
De aankondiging dat tekenen de gelovigen zullen volgen staat dus in directe relatie met de wereldwijde evangelieverkondiging en met name in de situatie van de pionierzending! Dat de tekengaven een noodzakelijke toerusting voor het zendingswerk zijn, blijkt uit de aard van deze tekengaven, want zij hebben direct te maken met situaties die men op het zendingsveld tegenkomt en daarom hebben ook drie van de vijf tekenen helemaal niets met geestesgaven te maken: het uitdrijven van boze geesten, slangen opnemen en iets dodelijks drinken zonder schade. Twee daarvan gaf de Here juist ter bescherming van de zendelingen, namelijk iets dodelijks drinken zonder daar schade te lijden, en slangen opnemen.
Alhoewel deze tekengaven op grote schaal zich slechts in de beginperiode manifesteerden, is het wel degelijk zo, dat de Here ook vandaag nog incidenteel wonderen en tekenen doet in bepaalde situaties, met name met betrekking tot Zijn volk Israël, maar ook op het zendingsveld, waar bijvoorbeeld het uitdrijven van boze geesten een bekend gegeven is.
Bijna alle door Jezus genoemde tekenen, zoals het uitdrijven van demonen (vergelijk Handelingen 16:18), het spreken in nieuwe talen (Handelingen 2:4), het opnemen van slangen (Handelingen 28:3-6), het opleggen van de handen en genezen van zieken (Handelingen 3:5; 5:12, 28:8-9), gingen in het leven van de eerste zendelingen daadwerkelijk in vervulling.
Als wij naar 2 Corinthiërs 12:12 kijken, dan lezen wij: “De merktekenen van een apostel (dat is dus een zendeling) zijn onder u betoond in alle lijdzaamheid, met tekenen, en wonderen, en krachten.” - U ziet dus dat de Bijbel de tekenen, waaronder het spreken in nieuwe talen, en de wonderen, en de krachten, omschrijft als merktekenen van een apostel ofwel zendeling (zie ook Hand 2:43 en Hand 5:12) en niet als geestesgaven voor iedere gelovige!
Vraag 3: Wat is het doel van het “spreken in nieuwe talen”?
De algemene charismatische uitleg is hier, dat “de tongentaal” een hemelse gebedstaal is die het persoonlijke gebed ondersteunt en versterkt, maar dat staat er anders, want Jezus heeft het in Marcus 16:17 niet over een nieuwe taal in enkelvoud, maar over nieuwe talen in meervoud! Dan zouden de charismatische christenen dus eigenlijk moeten zeggen: “De tongen zijn hemelse gebedstalen” (meervoud). Maar dat is nu juist net wat Jezus nooit gezegd heeft!
Ten eerste heeft Hij niet gezegd dat het een hemelse taal zou zijn, en ten tweede heeft Hij ook niet gezegd dat het een gebedstaal zou zijn! Neen! Jezus heeft juist heel duidelijk en ondubbelzinnig gezegd wat het doel is van het spreken in nieuwe talen: "Als tekenen zullen deze dingen de gelovigen volgen!" - Als tekenen! Tekenen voor wie? Voor de christenen? Neen! Het zijn tekenen voor de ongelovigen aan wie de zendelingen de blijde boodschap gaan verkondigen, wat ook door Paulus wordt bevestigd: “Daarom zijn de talen een teken niet voor hen, die geloven, maar voor de ongelovigen!” (1 Cor 14:22). Dit vers wordt echter niet graag in een charismatische groep aangehaald en waarom niet? Omdat dit Bijbelvers namelijk de bijl aan de wortel legt van de charismatische leer dat het spreken “in tongen” een zichtbaar teken zou zijn voor het verkrijgen van de geestesdoop, die men in die kringen beschouwt als een second blessing volgend op de wedergeboorte, waaruit zij dan de verkeerde conclusie trekken dat dientengevolge iedere wedergeboren christen “in tongen” zou moeten spreken.
Click here to edit.
Charles Finney (1792-1875) stond aan de wieg van de grote opwekking in de VS in de 19e eeuw en introduceerde de ‘second blessing’.
Om deze toen al bestaande dwaling te weerleggen heeft Paulus het hele hoofdstuk 12 van de eerste Corinthenbrief hieraan besteed. Daarin legt hij uit dat niet iedere gelovige dezelfde gave bezit, maar dat de Heilige Geest de verschillende gaven verdeeld heeft onder alle leden de hele Gemeente, die hij met delen van één lichaam vergelijkt. Maar daarover later meer.
Paulus geeft dus duidelijk aan dat het spreken in nieuwe talen een teken is voor de ongelovigen en in 1 Cor 1:22 schrijft hij specifiek: “Immers de Joden verlangen tekenen en de Grieken zoeken wijsheid!”
Om deze toen al bestaande dwaling te weerleggen heeft Paulus het hele hoofdstuk 12 van de eerste Corinthenbrief hieraan besteed. Daarin legt hij uit dat niet iedere gelovige dezelfde gave bezit, maar dat de Heilige Geest de verschillende gaven verdeeld heeft onder alle leden de hele Gemeente, die hij met delen van één lichaam vergelijkt. Maar daarover later meer.
Paulus geeft dus duidelijk aan dat het spreken in nieuwe talen een teken is voor de ongelovigen en in 1 Cor 1:22 schrijft hij specifiek: “Immers de Joden verlangen tekenen en de Grieken zoeken wijsheid!”
Click here to edit.
De Griekse geleerden waren de hele dag bezig antwoorden te zoeken op allerlei vragen. Zo ontwikkelde zich de filosofie (sophia = kennis of wijsheid).
Met andere woorden: om voor de zendingsopdracht het gewenste resultaat te bereiken is er een verschil van aanpak nodig om de beide doelgroepen met het Woord te bereiken. Bij de Grieken moet men met goede argumenten aankomen, want met wonderen en tekenen kan men bij hen weinig bereiken omdat hun eigen tovenaars hetzelfde doen zoals wij in de Bijbel herhaaldelijk tegenkomen en ook door de geschiedenis is aangetoond. De Farao was totaal niet onder de indruk van de tekenen die Mozes deed, want zijn tovenaars deden hetzelfde. Hij werd pas door de dood van zijn zoon ervan overtuigd dat hij te maken had met de God van Israël. Dat was een argument waar hij niets op terug had. Als men de blijde boodschap aan de heidenen verkondigt, dan moet men hen uitleggen waarom en in hoeverre onze God anders, groter en beter is dan hun goden. Dan moet men met goede argumenten bewijzen dat onze God leeft en echt bestaat, terwijl hun goden niets anders zijn dan een verzinsel van mensen of wat erger is: demonen! Daarvoor geeft de Heilige Geest de zendelingen wijsheid en kennis (1 Cor 12:8), want de Grieken zoeken wijsheid (1 Cor 1:22), maar de Joden vragen om een teken!
Dat de Joden een teken zoals in dit geval het spreken in nieuwe talen begeren, is overigens geheel in overeenstemming met de ontwikkeling van Gods Plan met Zijn volk, want reeds in Exodus 3 en 4 vinden we namelijk de oorsprong van de door de Here gegeven tekenen bij de roeping van Mozes. Het volk Israël begon immers met Mozes, die hen uit het land Egypte zou bevrijden. Maar toen God Mozes tot zijn taak riep, vond deze dat vreselijk moeilijk en daarom begon hij met de Heer te argumenteren en zei: “Wie ben ik, dat ik naar Farao zou gaan en de Israëlieten uit Egypte zou leiden? Toen zeide Hij: Ik ben immers met u! En dit zal u het teken zijn, dat Ik u gezonden heb: wanneer gij het volk uit Egypte hebt geleid, zult gij God dienen op deze berg! Daarop zeide Mozes tot God: Maar wanneer ik tot de Israëlieten kom en hun zeg: De God uwer vaderen heeft mij tot u gezonden, en zij mij vragen: hoe is Zijn naam? wat moet ik hun dan antwoorden? Toen zeide God tot Mozes: Ik ben, die Ik ben! En Hij zeide: Aldus zult gij tot de Israëlieten zeggen: Ik ben heeft mij tot u gezonden.” (Exodus] 3:11-14). “Toen antwoordde Mozes: Maar als zij mij niet geloven en niet naar mij luisteren, doch zeggen: de Here is u niet verschenen? En de Here zeide tot hem: Wat hebt gij daar in uw hand? Hij antwoordde: Een staf. Daarop zeide Hij: Werp die op de grond. En toen hij die op de grond geworpen had, werd hij een slang, zodat Mozes ervoor wegvluchtte. Maar de Here zeide tot Mozes: Strek uw hand uit en grijp ze bij de staart. Toen strekte hij zijn hand uit en greep haar vast en zij werd een staf in zijn hand. Opdat zij geloven, dat de God hunner vaderen, de God van Abraham, de God van Izaäk en de God van Jakob, u verschenen is. Wederom zeide de Here tot hem: Steek uw hand in uw boezem. En hij stak zijn hand in zijn boezem en toen hij ze eruit trok, zie, zijn hand was melaats, sneeuwwit. Daarop zeide Hij: Steek uw hand opnieuw in uw boezem. En hij stak zijn hand opnieuw in zijn boezem en toen hij ze eruit trok, zie, zij was weer geworden als zijn overige vlees. Indien zij u niet geloven en geen acht geven op wat het eerste teken te zeggen heeft, dan zullen zij geloven wat het tweede teken te zeggen heeft. En indien zij ook deze beide tekenen niet geloven en naar u niet luisteren, dan zult gij Nijlwater nemen en uitgieten op het droge, en het water dat gij uit de Nijl neemt, zal bloed worden op het droge.” (Exodus 4:1-9).
Met andere woorden: om voor de zendingsopdracht het gewenste resultaat te bereiken is er een verschil van aanpak nodig om de beide doelgroepen met het Woord te bereiken. Bij de Grieken moet men met goede argumenten aankomen, want met wonderen en tekenen kan men bij hen weinig bereiken omdat hun eigen tovenaars hetzelfde doen zoals wij in de Bijbel herhaaldelijk tegenkomen en ook door de geschiedenis is aangetoond. De Farao was totaal niet onder de indruk van de tekenen die Mozes deed, want zijn tovenaars deden hetzelfde. Hij werd pas door de dood van zijn zoon ervan overtuigd dat hij te maken had met de God van Israël. Dat was een argument waar hij niets op terug had. Als men de blijde boodschap aan de heidenen verkondigt, dan moet men hen uitleggen waarom en in hoeverre onze God anders, groter en beter is dan hun goden. Dan moet men met goede argumenten bewijzen dat onze God leeft en echt bestaat, terwijl hun goden niets anders zijn dan een verzinsel van mensen of wat erger is: demonen! Daarvoor geeft de Heilige Geest de zendelingen wijsheid en kennis (1 Cor 12:8), want de Grieken zoeken wijsheid (1 Cor 1:22), maar de Joden vragen om een teken!
Dat de Joden een teken zoals in dit geval het spreken in nieuwe talen begeren, is overigens geheel in overeenstemming met de ontwikkeling van Gods Plan met Zijn volk, want reeds in Exodus 3 en 4 vinden we namelijk de oorsprong van de door de Here gegeven tekenen bij de roeping van Mozes. Het volk Israël begon immers met Mozes, die hen uit het land Egypte zou bevrijden. Maar toen God Mozes tot zijn taak riep, vond deze dat vreselijk moeilijk en daarom begon hij met de Heer te argumenteren en zei: “Wie ben ik, dat ik naar Farao zou gaan en de Israëlieten uit Egypte zou leiden? Toen zeide Hij: Ik ben immers met u! En dit zal u het teken zijn, dat Ik u gezonden heb: wanneer gij het volk uit Egypte hebt geleid, zult gij God dienen op deze berg! Daarop zeide Mozes tot God: Maar wanneer ik tot de Israëlieten kom en hun zeg: De God uwer vaderen heeft mij tot u gezonden, en zij mij vragen: hoe is Zijn naam? wat moet ik hun dan antwoorden? Toen zeide God tot Mozes: Ik ben, die Ik ben! En Hij zeide: Aldus zult gij tot de Israëlieten zeggen: Ik ben heeft mij tot u gezonden.” (Exodus] 3:11-14). “Toen antwoordde Mozes: Maar als zij mij niet geloven en niet naar mij luisteren, doch zeggen: de Here is u niet verschenen? En de Here zeide tot hem: Wat hebt gij daar in uw hand? Hij antwoordde: Een staf. Daarop zeide Hij: Werp die op de grond. En toen hij die op de grond geworpen had, werd hij een slang, zodat Mozes ervoor wegvluchtte. Maar de Here zeide tot Mozes: Strek uw hand uit en grijp ze bij de staart. Toen strekte hij zijn hand uit en greep haar vast en zij werd een staf in zijn hand. Opdat zij geloven, dat de God hunner vaderen, de God van Abraham, de God van Izaäk en de God van Jakob, u verschenen is. Wederom zeide de Here tot hem: Steek uw hand in uw boezem. En hij stak zijn hand in zijn boezem en toen hij ze eruit trok, zie, zijn hand was melaats, sneeuwwit. Daarop zeide Hij: Steek uw hand opnieuw in uw boezem. En hij stak zijn hand opnieuw in zijn boezem en toen hij ze eruit trok, zie, zij was weer geworden als zijn overige vlees. Indien zij u niet geloven en geen acht geven op wat het eerste teken te zeggen heeft, dan zullen zij geloven wat het tweede teken te zeggen heeft. En indien zij ook deze beide tekenen niet geloven en naar u niet luisteren, dan zult gij Nijlwater nemen en uitgieten op het droge, en het water dat gij uit de Nijl neemt, zal bloed worden op het droge.” (Exodus 4:1-9).
Click here to edit.
Mozes ontvangt Gods opdracht om naar de farao te gaan.
God gaf eerst aan Mozes deze tekenen om hem zelf te overtuigen en daarna liet Hij diens broer Aharon Aäron allerlei tekenen doen om ook de Israëlieten te overtuigen: “Aharon sprak al de woorden, die de Eeuwige tot Mozes gesproken had, en hij deed de tekenen voor de ogen van het volk. Het volk nu geloofde, en toen zij hoorden, dat de Here op de Israëlieten acht geslagen en hun ellende gezien had, knielden zij en bogen zich neder.” Exodes 4:30-31).
Het gevolg, dat de Israëlieten de tekenen zagen, was dus dat zij geloofden en God aanbaden. Ziet u dat? De geschiedenis van het Joodse volk begint dus met een teken en daarom schrijft Paulus: “De Joden begeren een teken!” en één van de tekenen is het teken van het spreken in nieuwe talen. Het gaat hier in Marcus 16:15-20 dus over tekenen, waarmee de here aan het begin van de messiaanse beweging bevestigde, dat de verkondiging van het Evangelie in opdracht van Hem gebeurde evenals Hij ook Mozes en Aäron door wonderen en tekenen zowel voor het volk Israël alsook voor de Farao als Zijn boodschappers en dienaars legitimeerde.
Om deze reden waren al de tekengaven en wonderen dus bedoeld als onderdelen van de krachtige verkondiging van Gods Koninkrijk en hoofdzakelijk bestemd voor het Joodse volk, maar ook als hulpmiddelen bedoeld voor het zendingswerk onder de heidenen. Wonderen werden niet zomaar verricht, maar hadden vooral tot doel om de zendelingen te beschermen en de weg vrij te maken van alle hindernissen zoals door het uitdrijven van boze geesten. Door de talengave werd het zelfs mogelijk om aan volken de blijde boodschap te verkondigen, van wie men niet eens wist dat ze bestonden, laat staan dat men hun taal kende. Er zijn inderdaad verslagen bekend van zendelingen die spontaan in de taal konden prediken van bepaalde stammen in de rimboe die zij wilden bereiken. En toch hadden de tekenen ook een specifiek doel: namelijk om de Joden telkens weer van de aanwezigheid en de wil van de God te overtuigen, want zij bleven steeds om tekenen vragen! Toen Gideon door de Here tot richter werd geroepen, vroeg ook deze om een teken en hij zeide tot Hem: “Indien ik genade in uw ogen gevonden heb, geef mij dan een teken, dat Gij het zijt, die met mij spreekt!” (Richteren] 6:17).
In de hele Oude Testament komen wij tientallen teksten tegen waarin de Here keer op keer tekenen gaf aan Zijn volk Israël omdat zij Hem erom vroegen en ook in het Nieuwe Testament is dat niet anders, want het hele leven van Jezus werd gekenmerkt door de vele tekenen en wonderen die Hij deed. Maar desondanks kwamen schriftgeleerden en Farizeeën tot twee keer aan toe bij Jezus en zeiden: “Rabbi (Meester), wij zouden wel een teken van U willen zien. Maar Hij antwoordde hun en zeide: Een boos en overspelig geslacht verlangt een teken, maar het zal geen teken ontvangen dan het teken van Jona, de profeet!” (Matthéüs] 12:38-39 en 16:1-4). “Een boos en overspelig geslacht verlangt naar een teken!” zegt Jezus en daarom schrijft Paulus later ook ten aanzien van de talengave: “Daarom zijn de talen een teken niet voor hen, die geloven, maar voor de ongelovigen!” (1 Cor 14:22).
De Jood vraagt een teken, maar de Griek zoekt argumentatie! Zolang Israël de hoofdrol speelt in Gods plan met de mensheid zullen tekenen en wonderen daarom een deel daarvan uitmaken. Zo was het reeds in het begin toen God aan Mozes deze autoriteit gaf. De Here gaat met mensen om volgens een bepaald plan en doel! Ook de wonderen en tekenen vallen hieronder en wanneer men deze uit hun verband haalt, doet men ten eerste Gods plan en doel tekort en ten tweede past men de Bijbelse beloften verkeerd toe. Daardoor worden de misleide gelovigen hiervan de dupe, want het wekt namelijk valse hoop bij hen op en brengt hen in verwarring. De tekenen en wonderen zijn oorspronkelijk voor de Jood bedoeld, maar dat wil natuurlijk niet zeggen dat de heidenen van minder belang zijn. Dit behoren we goed te onthouden, maar de Grieken vragen om wijsheid en moeten dus met argumenten overtuigd worden en niet met tekenen. Toch uiteindelijk zal de Here een teken geven voor de gehele mensheid: “En dan zal het teken van de Zoon des mensen verschijnen aan de hemel en dan zullen alle stammen der aarde zich op de borst slaan en zij zullen de Zoon des mensen zien komen op de wolken des hemels, met grote macht en heerlijkheid!” (Matthéüs 24:30).
God gaf eerst aan Mozes deze tekenen om hem zelf te overtuigen en daarna liet Hij diens broer Aharon Aäron allerlei tekenen doen om ook de Israëlieten te overtuigen: “Aharon sprak al de woorden, die de Eeuwige tot Mozes gesproken had, en hij deed de tekenen voor de ogen van het volk. Het volk nu geloofde, en toen zij hoorden, dat de Here op de Israëlieten acht geslagen en hun ellende gezien had, knielden zij en bogen zich neder.” Exodes 4:30-31).
Het gevolg, dat de Israëlieten de tekenen zagen, was dus dat zij geloofden en God aanbaden. Ziet u dat? De geschiedenis van het Joodse volk begint dus met een teken en daarom schrijft Paulus: “De Joden begeren een teken!” en één van de tekenen is het teken van het spreken in nieuwe talen. Het gaat hier in Marcus 16:15-20 dus over tekenen, waarmee de here aan het begin van de messiaanse beweging bevestigde, dat de verkondiging van het Evangelie in opdracht van Hem gebeurde evenals Hij ook Mozes en Aäron door wonderen en tekenen zowel voor het volk Israël alsook voor de Farao als Zijn boodschappers en dienaars legitimeerde.
Om deze reden waren al de tekengaven en wonderen dus bedoeld als onderdelen van de krachtige verkondiging van Gods Koninkrijk en hoofdzakelijk bestemd voor het Joodse volk, maar ook als hulpmiddelen bedoeld voor het zendingswerk onder de heidenen. Wonderen werden niet zomaar verricht, maar hadden vooral tot doel om de zendelingen te beschermen en de weg vrij te maken van alle hindernissen zoals door het uitdrijven van boze geesten. Door de talengave werd het zelfs mogelijk om aan volken de blijde boodschap te verkondigen, van wie men niet eens wist dat ze bestonden, laat staan dat men hun taal kende. Er zijn inderdaad verslagen bekend van zendelingen die spontaan in de taal konden prediken van bepaalde stammen in de rimboe die zij wilden bereiken. En toch hadden de tekenen ook een specifiek doel: namelijk om de Joden telkens weer van de aanwezigheid en de wil van de God te overtuigen, want zij bleven steeds om tekenen vragen! Toen Gideon door de Here tot richter werd geroepen, vroeg ook deze om een teken en hij zeide tot Hem: “Indien ik genade in uw ogen gevonden heb, geef mij dan een teken, dat Gij het zijt, die met mij spreekt!” (Richteren] 6:17).
In de hele Oude Testament komen wij tientallen teksten tegen waarin de Here keer op keer tekenen gaf aan Zijn volk Israël omdat zij Hem erom vroegen en ook in het Nieuwe Testament is dat niet anders, want het hele leven van Jezus werd gekenmerkt door de vele tekenen en wonderen die Hij deed. Maar desondanks kwamen schriftgeleerden en Farizeeën tot twee keer aan toe bij Jezus en zeiden: “Rabbi (Meester), wij zouden wel een teken van U willen zien. Maar Hij antwoordde hun en zeide: Een boos en overspelig geslacht verlangt een teken, maar het zal geen teken ontvangen dan het teken van Jona, de profeet!” (Matthéüs] 12:38-39 en 16:1-4). “Een boos en overspelig geslacht verlangt naar een teken!” zegt Jezus en daarom schrijft Paulus later ook ten aanzien van de talengave: “Daarom zijn de talen een teken niet voor hen, die geloven, maar voor de ongelovigen!” (1 Cor 14:22).
De Jood vraagt een teken, maar de Griek zoekt argumentatie! Zolang Israël de hoofdrol speelt in Gods plan met de mensheid zullen tekenen en wonderen daarom een deel daarvan uitmaken. Zo was het reeds in het begin toen God aan Mozes deze autoriteit gaf. De Here gaat met mensen om volgens een bepaald plan en doel! Ook de wonderen en tekenen vallen hieronder en wanneer men deze uit hun verband haalt, doet men ten eerste Gods plan en doel tekort en ten tweede past men de Bijbelse beloften verkeerd toe. Daardoor worden de misleide gelovigen hiervan de dupe, want het wekt namelijk valse hoop bij hen op en brengt hen in verwarring. De tekenen en wonderen zijn oorspronkelijk voor de Jood bedoeld, maar dat wil natuurlijk niet zeggen dat de heidenen van minder belang zijn. Dit behoren we goed te onthouden, maar de Grieken vragen om wijsheid en moeten dus met argumenten overtuigd worden en niet met tekenen. Toch uiteindelijk zal de Here een teken geven voor de gehele mensheid: “En dan zal het teken van de Zoon des mensen verschijnen aan de hemel en dan zullen alle stammen der aarde zich op de borst slaan en zij zullen de Zoon des mensen zien komen op de wolken des hemels, met grote macht en heerlijkheid!” (Matthéüs 24:30).
Click here to edit.
Het teken van de Zoon des mensen.
Vraag 4: Tot wie “spreekt men in nieuwe talen”?
Op deze vraag kunnen wij pas nader ingaan als de vervulling van deze belofte aan de orde is, dus als wij Handelingen 2 gaan bestuderen.
Vraag 5: Welke talen worden met deze tekengave bedoeld?
Ook deze vraag, die gekoppeld is aan de vorige, zullen wij hierna behandelen.
Vraag 6: Bestaat er een beperking op het “spreken in nieuwe talen”?
Jazeker! Allereerst blijft deze gave beperkt tot de gelovigen die actief zending bedrijven. In de later volgende studie over het 14e hoofdstuk van de eerste Corinthenbrief komen er echter nog wat meer beperkingen bij, maar in het kader van onze studie over de zendingsopdracht in Marcus 16 zullen wij het slechts hebben over het feit dat de beloofde tekengaven op de eerste plaats voor hen golden, die de grote opdracht van Jezus vervulden om de blijde boodschap wereldwijd te verkondigen. Daarom is het ook geen universele belofte voor alle gelovigen van alle eeuwen, die iedere christen op zichzelf kan toepassen. Maar een andere beperking vinden wij in de andere versie van de zendingsopdracht, die in (Matthéüs) 28:19 beschreven staat: “Gaat dan henen, maakt al de volken tot Mijn discipelen en doopt hen in de naam des Vaders en des Zoons en des Heiligen Geestes en leert hen onderhouden al wat Ik u bevolen heb!” – Leert hen onderhouden wat Ik u bevolen heb! Wat heeft Jezus bevolen te onderhouden? Gods geboden!
Vraag 7: Is het “spreken in nieuwe talen” nog voor vandaag?
Deze zendingsopdracht met al z'n tekenen en wonderen werd slechts letterlijk uitgevoerd in de overgangsperiode, dus bij het begin van de messiaanse beweging, want alles wat er toe behoorde zoals de tekenen en wonderen verminderde en verdween zelfs grotendeels na Handelingen 28.
Vraag 4: Tot wie “spreekt men in nieuwe talen”?
Op deze vraag kunnen wij pas nader ingaan als de vervulling van deze belofte aan de orde is, dus als wij Handelingen 2 gaan bestuderen.
Vraag 5: Welke talen worden met deze tekengave bedoeld?
Ook deze vraag, die gekoppeld is aan de vorige, zullen wij hierna behandelen.
Vraag 6: Bestaat er een beperking op het “spreken in nieuwe talen”?
Jazeker! Allereerst blijft deze gave beperkt tot de gelovigen die actief zending bedrijven. In de later volgende studie over het 14e hoofdstuk van de eerste Corinthenbrief komen er echter nog wat meer beperkingen bij, maar in het kader van onze studie over de zendingsopdracht in Marcus 16 zullen wij het slechts hebben over het feit dat de beloofde tekengaven op de eerste plaats voor hen golden, die de grote opdracht van Jezus vervulden om de blijde boodschap wereldwijd te verkondigen. Daarom is het ook geen universele belofte voor alle gelovigen van alle eeuwen, die iedere christen op zichzelf kan toepassen. Maar een andere beperking vinden wij in de andere versie van de zendingsopdracht, die in (Matthéüs) 28:19 beschreven staat: “Gaat dan henen, maakt al de volken tot Mijn discipelen en doopt hen in de naam des Vaders en des Zoons en des Heiligen Geestes en leert hen onderhouden al wat Ik u bevolen heb!” – Leert hen onderhouden wat Ik u bevolen heb! Wat heeft Jezus bevolen te onderhouden? Gods geboden!
Vraag 7: Is het “spreken in nieuwe talen” nog voor vandaag?
Deze zendingsopdracht met al z'n tekenen en wonderen werd slechts letterlijk uitgevoerd in de overgangsperiode, dus bij het begin van de messiaanse beweging, want alles wat er toe behoorde zoals de tekenen en wonderen verminderde en verdween zelfs grotendeels na Handelingen 28.
Click here to edit.
De farao van Egypte moest in de God van Israël zijn meerdere erkennen toen het volk Israël door de Schelfzee trok op een gebaande weg door de zee.
Nog een parallel, die er bestaat tussen de tekenen en wonderen die Mozes als door de Here gezondene, in Egypte deed voor de uittocht van de Israëlieten, en de tekenen en wonderen, die Jezus o.a. in Marcus 16 Zijn zendelingen aankondigde, die alle hun vervulling vonden in de beginperiode van de Messiaanse beweging en in Handelingen beschreven worden. De tekenen en wonderen in verband met de uittocht van het volk Israël uit Egypte waren slechts van tijdelijke aard en hadden tot doel om Mozes als afgevaardigde van de Here te identificeren en de overgebrachte boodschap te legitimeren, zowel tegenover de Israëlieten alsook tegenover de Farao. Daarna was dit niet meer nodig en de tekenen verdwenen. Precies hetzelfde is ook in Marcus 16 het geval. Ook de tekenen en wonderen die de gelovigen zouden volgen tijdens de uitvoering van de zendingsopdracht waren grotendeels slechts van tijdelijke aard en hadden eveneens tot doel om de discipelen als afgevaardigden van de Heer te identificeren en de overgebrachte blijde boodschap te legitimeren, zowel tegenover de Israëlieten alsook tegenover de heidenen. Mozes schreef later: "En de God voerde ons uit Egypte, door een sterke hand, en door een uitgestrekte arm, en door grote schrik, en door tekenen, en door wonderen!" - Evenals in Deuteronomium 26:8 wordt er later in Hebreeën 2:4 ten aanzien van de messiaanse zending terugblikkend door de schrijver gezegd: “…terwijl God meegetuigde door tekenen en wonderen, velerlei krachtsopenbaringen en bedelingen des Heiligen Geestes naar zijn wil!” (Leidsche Vertaling). – “…en God heeft medegetuigenis gegeven door tekenen en wonderen en menigerlei krachten, en met uitdelingen des Heiligen Geestes naar Zijnen wil.” (Luther-vertaling). “…en God bevestigde hun woorden nog door tekenen, wonderen en allerlei machtige daden, en deelde de Heilige Geest uit zoals Hij dat wilde!” (Groot Nieuws Vertaling).
In tegenstelling tot de NBG spreken al deze vertalingen overeenkomstig de Griekse grondtekst in de verleden tijd. Als de schrijver van deze tekst in het begin van het zestigste jaar van de eerste eeuw reeds terugblikkend over tekenen, wonderen, velerlei krachtsopenbaringen en gaven van de Heilige Geest spreekt, dan laat dit mijns inziens de conclusie toe, dat deze buitengewone dingen, waartoe immers ook het spreken in talen behoorde, grotendeels toen al tot het verleden behoorden en daarom moeten wij alle huidige wonderen en tekenen bijzonder waakzaam tegemoet treden. Ik zeg niet dat God vandaag geen wonderen en tekenen meer doet, want ik geloof dat dit incidenteel in specifieke situaties nog steeds gebeurt, maar wij dienen alles te toetsen aan het Woord en ons de goedbedoelde waarschuwing van Paulus ter harte nemen: “Geliefden, vertrouwt niet iedere geest, maar beproeft de geesten of zij uit God zijn!” want: “Wie Zijn geboden bewaart, blijft in Hem en Hij in hem. En hieraan onderkennen wij dat Hij in ons blijft: aan de Geest, die hij ons gegeven heeft.” (1 Johannes 4:1 en 3:24).
Nog een parallel, die er bestaat tussen de tekenen en wonderen die Mozes als door de Here gezondene, in Egypte deed voor de uittocht van de Israëlieten, en de tekenen en wonderen, die Jezus o.a. in Marcus 16 Zijn zendelingen aankondigde, die alle hun vervulling vonden in de beginperiode van de Messiaanse beweging en in Handelingen beschreven worden. De tekenen en wonderen in verband met de uittocht van het volk Israël uit Egypte waren slechts van tijdelijke aard en hadden tot doel om Mozes als afgevaardigde van de Here te identificeren en de overgebrachte boodschap te legitimeren, zowel tegenover de Israëlieten alsook tegenover de Farao. Daarna was dit niet meer nodig en de tekenen verdwenen. Precies hetzelfde is ook in Marcus 16 het geval. Ook de tekenen en wonderen die de gelovigen zouden volgen tijdens de uitvoering van de zendingsopdracht waren grotendeels slechts van tijdelijke aard en hadden eveneens tot doel om de discipelen als afgevaardigden van de Heer te identificeren en de overgebrachte blijde boodschap te legitimeren, zowel tegenover de Israëlieten alsook tegenover de heidenen. Mozes schreef later: "En de God voerde ons uit Egypte, door een sterke hand, en door een uitgestrekte arm, en door grote schrik, en door tekenen, en door wonderen!" - Evenals in Deuteronomium 26:8 wordt er later in Hebreeën 2:4 ten aanzien van de messiaanse zending terugblikkend door de schrijver gezegd: “…terwijl God meegetuigde door tekenen en wonderen, velerlei krachtsopenbaringen en bedelingen des Heiligen Geestes naar zijn wil!” (Leidsche Vertaling). – “…en God heeft medegetuigenis gegeven door tekenen en wonderen en menigerlei krachten, en met uitdelingen des Heiligen Geestes naar Zijnen wil.” (Luther-vertaling). “…en God bevestigde hun woorden nog door tekenen, wonderen en allerlei machtige daden, en deelde de Heilige Geest uit zoals Hij dat wilde!” (Groot Nieuws Vertaling).
In tegenstelling tot de NBG spreken al deze vertalingen overeenkomstig de Griekse grondtekst in de verleden tijd. Als de schrijver van deze tekst in het begin van het zestigste jaar van de eerste eeuw reeds terugblikkend over tekenen, wonderen, velerlei krachtsopenbaringen en gaven van de Heilige Geest spreekt, dan laat dit mijns inziens de conclusie toe, dat deze buitengewone dingen, waartoe immers ook het spreken in talen behoorde, grotendeels toen al tot het verleden behoorden en daarom moeten wij alle huidige wonderen en tekenen bijzonder waakzaam tegemoet treden. Ik zeg niet dat God vandaag geen wonderen en tekenen meer doet, want ik geloof dat dit incidenteel in specifieke situaties nog steeds gebeurt, maar wij dienen alles te toetsen aan het Woord en ons de goedbedoelde waarschuwing van Paulus ter harte nemen: “Geliefden, vertrouwt niet iedere geest, maar beproeft de geesten of zij uit God zijn!” want: “Wie Zijn geboden bewaart, blijft in Hem en Hij in hem. En hieraan onderkennen wij dat Hij in ons blijft: aan de Geest, die hij ons gegeven heeft.” (1 Johannes 4:1 en 3:24).