In Bijbels Optiek
3. Gebruik en misbruik van genadegaven.
In het verleden (en ook nu nog) werden een aantal bezwaren tegen het aanvaarden van de genadegaven naar voren gebracht en die argumenten verdienen zeker onze aandacht.
3.1. De traditie en de belijdenis.
In onze traditie is dit niet bekend en in de belijdenisgeschriften wordt er nauwelijks iets over gezegd, is de gangbare redenering. Het bezwaar van deze argumentatie is, dat de traditie nooit boven de Schrift mag staan, m.a.w., als de Bijbel ons iets aanreikt dat niet strookt met onze gangbare opvattingen, is het beter om eerlijk te zijn en na te gaan of onze mening herziening behoeft. Anders bestaat de kans, dat we de Bijbel lezen door de bril van de belijdenis, m.a.w., dat we de Bijbel lezen voorzover er overeenstemming is met de belijdenis.
In het verleden (en ook nu nog) werden een aantal bezwaren tegen het aanvaarden van de genadegaven naar voren gebracht en die argumenten verdienen zeker onze aandacht.
3.1. De traditie en de belijdenis.
In onze traditie is dit niet bekend en in de belijdenisgeschriften wordt er nauwelijks iets over gezegd, is de gangbare redenering. Het bezwaar van deze argumentatie is, dat de traditie nooit boven de Schrift mag staan, m.a.w., als de Bijbel ons iets aanreikt dat niet strookt met onze gangbare opvattingen, is het beter om eerlijk te zijn en na te gaan of onze mening herziening behoeft. Anders bestaat de kans, dat we de Bijbel lezen door de bril van de belijdenis, m.a.w., dat we de Bijbel lezen voorzover er overeenstemming is met de belijdenis.
In Bijbels Optiek
Titelblad van de Heidelbergse Catechismus uit 1563.
In de Heidelbergse catechismus, antwoord 55, wordt geleerd dat we als gelovigen aan al Zijn gaven en schatten gemeenschap hebben, waarbij als teksten worden aangehaald:
1 Cor 12:12,13, 'allen leden van één lichaam, allen door één Geest tot één lichaam gedoopt',
en 1 Cor 12:21, 'het oog kan niet zeggen tot de hand: ik heb u niet nodig , of ook het hoofd tot de voeten: ik heb u niet nodig'.
3.2. We hebben nu de Bijbel.
Dit argument gaat er van uit, dat God eenmaal Zijn wil kenbaar heeft gemaakt en nu belangstellend toekijkt, hoe wij het er van af brengen, m.a.w., dat de Bijbel in elke situatie een antwoord geeft en dat van een bijzondere openbaring of een rechtstreeks ingrijpen nu door God geen sprake meer kan zijn.
Maar de genadegaven zijn nooit bedoeld om de Bijbel overbodig te maken of een aparte openbaring naast de Bijbel te vormen. Integendeel, de genadegaven zullen altijd onderworpen zijn aan de Schrift en daar nooit mee in tegenspraak kunnen zijn, want de Bron van beide is dezelfde Heilige Geest. In Hand. 15 is sprake van een conflictsituatie en de apostelen grijpen dan terug op een Bijbelwoord, de wet van Mozes, maar het is heel goed mogelijk, dat de Heilige Geest hen daarop gewezen heeft.
In de Heidelbergse catechismus, antwoord 55, wordt geleerd dat we als gelovigen aan al Zijn gaven en schatten gemeenschap hebben, waarbij als teksten worden aangehaald:
1 Cor 12:12,13, 'allen leden van één lichaam, allen door één Geest tot één lichaam gedoopt',
en 1 Cor 12:21, 'het oog kan niet zeggen tot de hand: ik heb u niet nodig , of ook het hoofd tot de voeten: ik heb u niet nodig'.
3.2. We hebben nu de Bijbel.
Dit argument gaat er van uit, dat God eenmaal Zijn wil kenbaar heeft gemaakt en nu belangstellend toekijkt, hoe wij het er van af brengen, m.a.w., dat de Bijbel in elke situatie een antwoord geeft en dat van een bijzondere openbaring of een rechtstreeks ingrijpen nu door God geen sprake meer kan zijn.
Maar de genadegaven zijn nooit bedoeld om de Bijbel overbodig te maken of een aparte openbaring naast de Bijbel te vormen. Integendeel, de genadegaven zullen altijd onderworpen zijn aan de Schrift en daar nooit mee in tegenspraak kunnen zijn, want de Bron van beide is dezelfde Heilige Geest. In Hand. 15 is sprake van een conflictsituatie en de apostelen grijpen dan terug op een Bijbelwoord, de wet van Mozes, maar het is heel goed mogelijk, dat de Heilige Geest hen daarop gewezen heeft.
In Bijbels Optiek
De bron van de genadegaven is en blijft altijd de Heilige Geest.
3.3. Wonderen zijn voorbehouden aan de duivel.
Inderdaad staat in 2 Thess 2:9: 'de antichrist zal krachten, tekenen en bedriegelijke wonderen doen.'
In Openb. 13:13,14 doet het beest uit de aarde grote tekenen om de mensen op aarde te verleiden. Echter, Calvijn laat de mogelijkheid open, dat God weer opnieuw wanneer dit nodig zal zijn, met name wanneer de religie in verval geraakt is, bijzondere gaven kan uitdelen (Comm. op Ef. 4:11).
En, nuchter geredeneerd, het zou nogal vreemd zijn, wanneer de duivel het monopolie zou hebben van bijzonder tekenen, dat hij machtiger zou zijn dan God.
3.4. Misbruik van gaven.
Alle goede gaven van God kunnen door ons misbruikt worden, we krijgen, waar we om vragen. Een bekend Bijbels voorbeeld is de gemeente van Corinthe, waar nogal vreemd werd omgesprongen met sommige gaven. Maar Paulus verbiedt het gebruik van de gaven niet, de makkelijkste oplossing, maar hij gaat daar uitgebreid pastoraal op in om alles in goede banen te leiden.
Iemand heeft eens gezegd dat we veel van de brieven van Paulus nooit gehad zouden hebben als alles perfect verlopen was. Een bekende stelling is: misbruik heft het goede gebruik niet op.
Ook Calvijn rekent met het feit, dat bepaalde gaven verdwenen zijn, omdat de mensen er misbruik van gemaakt hebben. Ontheiliging van de bijzondere gaven van de Geest is voor Calvijn een zeer ernstige zaak (vgl. zijn commentaar op
Hand. 10:46)
3.5. Alleen voor de eerste eeuw bedoeld.
Nergens in de Schrift lezen we iets dat daar op duidt. Vaak wordt 1 Cor 13:8 aangehaald om deze stelling te bewijzen, waar staat: 'profetieën, zij zullen afgedaan hebben; tongen, zij zullen
verstommen; kennis, zij zal afgedaan hebben (dat laatste, kennis, wordt dan vaak overgeslagen). Want onvolkomen is ons kennen en onvolkomen ons profeteren. Doch als het volmaakte (letterlijk: de voleinding) komt, zal het onvolkomene afgedaan hebben.'
De argumentatie is dan vaak: we hebben nu de Bijbel, dat is het volkomene en het onvolkomene van de gaven hebben we dus niet meer nodig. Met het volkomene kan moeilijk de Bijbel bedoeld zijn, want de Bijbel is juist bedoeld om ons tot volkomenheid te leiden, we zijn er nog niet. En 'we zien nog niet van aan gezicht tot aangezicht' (1 Cor 13:10).
Uit de kerkgeschiedenis is bekend, dat de gaven tot in de derde eeuw aanwezig waren, in die tijd kwam er echter een verbod op de gave van profetie, omdat de profeten de kerkleiders te veel op fouten wezen. Sommige theologen spreken in dit verband van een streeptheologie, er wordt een denkbeeldige streep getrokken tussen de eerste periode van de kerk, zonder de canon van het Nieuwe Testament en met Geestesgaven, en de latere periode, met canon en zonder Geestesgaven.
3.3. Wonderen zijn voorbehouden aan de duivel.
Inderdaad staat in 2 Thess 2:9: 'de antichrist zal krachten, tekenen en bedriegelijke wonderen doen.'
In Openb. 13:13,14 doet het beest uit de aarde grote tekenen om de mensen op aarde te verleiden. Echter, Calvijn laat de mogelijkheid open, dat God weer opnieuw wanneer dit nodig zal zijn, met name wanneer de religie in verval geraakt is, bijzondere gaven kan uitdelen (Comm. op Ef. 4:11).
En, nuchter geredeneerd, het zou nogal vreemd zijn, wanneer de duivel het monopolie zou hebben van bijzonder tekenen, dat hij machtiger zou zijn dan God.
3.4. Misbruik van gaven.
Alle goede gaven van God kunnen door ons misbruikt worden, we krijgen, waar we om vragen. Een bekend Bijbels voorbeeld is de gemeente van Corinthe, waar nogal vreemd werd omgesprongen met sommige gaven. Maar Paulus verbiedt het gebruik van de gaven niet, de makkelijkste oplossing, maar hij gaat daar uitgebreid pastoraal op in om alles in goede banen te leiden.
Iemand heeft eens gezegd dat we veel van de brieven van Paulus nooit gehad zouden hebben als alles perfect verlopen was. Een bekende stelling is: misbruik heft het goede gebruik niet op.
Ook Calvijn rekent met het feit, dat bepaalde gaven verdwenen zijn, omdat de mensen er misbruik van gemaakt hebben. Ontheiliging van de bijzondere gaven van de Geest is voor Calvijn een zeer ernstige zaak (vgl. zijn commentaar op
Hand. 10:46)
3.5. Alleen voor de eerste eeuw bedoeld.
Nergens in de Schrift lezen we iets dat daar op duidt. Vaak wordt 1 Cor 13:8 aangehaald om deze stelling te bewijzen, waar staat: 'profetieën, zij zullen afgedaan hebben; tongen, zij zullen
verstommen; kennis, zij zal afgedaan hebben (dat laatste, kennis, wordt dan vaak overgeslagen). Want onvolkomen is ons kennen en onvolkomen ons profeteren. Doch als het volmaakte (letterlijk: de voleinding) komt, zal het onvolkomene afgedaan hebben.'
De argumentatie is dan vaak: we hebben nu de Bijbel, dat is het volkomene en het onvolkomene van de gaven hebben we dus niet meer nodig. Met het volkomene kan moeilijk de Bijbel bedoeld zijn, want de Bijbel is juist bedoeld om ons tot volkomenheid te leiden, we zijn er nog niet. En 'we zien nog niet van aan gezicht tot aangezicht' (1 Cor 13:10).
Uit de kerkgeschiedenis is bekend, dat de gaven tot in de derde eeuw aanwezig waren, in die tijd kwam er echter een verbod op de gave van profetie, omdat de profeten de kerkleiders te veel op fouten wezen. Sommige theologen spreken in dit verband van een streeptheologie, er wordt een denkbeeldige streep getrokken tussen de eerste periode van de kerk, zonder de canon van het Nieuwe Testament en met Geestesgaven, en de latere periode, met canon en zonder Geestesgaven.
In Bijbels Optiek
De term streeptheologie wordt in onze tijd vaak gebezigd om de bedelingenleer aan te geven, de leer, die verschillende perioden in de Bijbel onderscheidt.
3.6. We hebben nu de liefde.
Voor dit motief wordt een beroep gedaan op 1 Cor 12:31, 'streeft dan naar de hoogste gaven. En ik wijs u een weg, die nog veel verder omhoog voert', en dan volgt 1 Cor 13.
Het begin van de tekst, 'streeft dan naar de hoogste gaven', wordt meestal overgeslagen en ook 1 Cor 14:1, 'jaagt de liefde na en streeft naar de gaven des Geestes', alsook 1 Cor 14:39: 'streeft er naar te profeteren en belemmert het spreken in tongen niet', levert dan de nodige moeilijkheden op.
Nergens in de Bijbel vinden we iets, dat er op zou wijzen, dat de gaven tegen de liefde uitgespeeld zouden worden, integendeel, de gaven functioneren alleen maar goed, als de liefde aanwezig is en, omgekeerd, door de gaven wordt de vrucht van de Geest, met liefde als eerste genoemd, tot rijping gebracht.
3.7. Alleen de natuurlijke gaven gelden nu.
Soms horen we de opvatting, dat de bovennatuurlijke gaven voor de eerste tijd bestemd waren en dat we nu genoeg hebben aan de zgn. natuurlijke gaven. Versteeg zegt er dit van:
Op grond van Marc 16:17, 'als tekenen zullen deze dingen de gelovigen volgen: in Mijn Naam zullen zij boze geesten uitdrijven, in nieuwe tongen zullen zij spreken, slangen zullen zij opnemen, en zelfs indien zij iets dodelijks drinken, zal het hun geen schade doen; op zieken zullen zij de handen leggen en zij zullen genezen worden' en 1 Cor 14:18 'ik dank God, dat ik meer dan allen in tongen spreek' is het onmogelijk, om op Bijbels theologische en exegetische gronden te beweren, dat de bijzondere gaven van de Geest alleen voor de beginperiode van de kerk en bij centrale knooppunten in de geschiedenis van de jonge kerk van belang waren.
Grossmann geeft hierover een paar eyeopeners: 'Wie al het charismatische fundamenteel scheidt van de natuurlijke begaafdheid, zal de charismata overdreven benadrukken, die er bovennatuurlijker uitzien dan andere, zoals het spreken in tongen, de gave van genezing, werkingen van kracht, profetie, en dergelijke. Die charismata, die vaak, althans uiterlijk gezien, ook zonder de Heilige Geest voorkomen, zoals leiding, barmhartigheid, delen van bezit en diaconie, worden ondergewaardeerd, ja, vaak niet tot de charismata gerekend.
Wie de charismata alleen als door de Heilige Geest losgemaakte natuurlijke begaafdheden ziet, beperkt allereerst de verwachtingshorizon, want men kent ongeveer zijn eigen begaafdheidsstructuur en zal dan alleen maar een versterking en verdere ontwikkeling verwachten van dat wat aanwezig is.
En in de tweede plaats geeft men makkelijk de voorkeur aan de charismata van het handelen boven diegene, die bovennatuurlijk werken.'
3.6. We hebben nu de liefde.
Voor dit motief wordt een beroep gedaan op 1 Cor 12:31, 'streeft dan naar de hoogste gaven. En ik wijs u een weg, die nog veel verder omhoog voert', en dan volgt 1 Cor 13.
Het begin van de tekst, 'streeft dan naar de hoogste gaven', wordt meestal overgeslagen en ook 1 Cor 14:1, 'jaagt de liefde na en streeft naar de gaven des Geestes', alsook 1 Cor 14:39: 'streeft er naar te profeteren en belemmert het spreken in tongen niet', levert dan de nodige moeilijkheden op.
Nergens in de Bijbel vinden we iets, dat er op zou wijzen, dat de gaven tegen de liefde uitgespeeld zouden worden, integendeel, de gaven functioneren alleen maar goed, als de liefde aanwezig is en, omgekeerd, door de gaven wordt de vrucht van de Geest, met liefde als eerste genoemd, tot rijping gebracht.
3.7. Alleen de natuurlijke gaven gelden nu.
Soms horen we de opvatting, dat de bovennatuurlijke gaven voor de eerste tijd bestemd waren en dat we nu genoeg hebben aan de zgn. natuurlijke gaven. Versteeg zegt er dit van:
Op grond van Marc 16:17, 'als tekenen zullen deze dingen de gelovigen volgen: in Mijn Naam zullen zij boze geesten uitdrijven, in nieuwe tongen zullen zij spreken, slangen zullen zij opnemen, en zelfs indien zij iets dodelijks drinken, zal het hun geen schade doen; op zieken zullen zij de handen leggen en zij zullen genezen worden' en 1 Cor 14:18 'ik dank God, dat ik meer dan allen in tongen spreek' is het onmogelijk, om op Bijbels theologische en exegetische gronden te beweren, dat de bijzondere gaven van de Geest alleen voor de beginperiode van de kerk en bij centrale knooppunten in de geschiedenis van de jonge kerk van belang waren.
Grossmann geeft hierover een paar eyeopeners: 'Wie al het charismatische fundamenteel scheidt van de natuurlijke begaafdheid, zal de charismata overdreven benadrukken, die er bovennatuurlijker uitzien dan andere, zoals het spreken in tongen, de gave van genezing, werkingen van kracht, profetie, en dergelijke. Die charismata, die vaak, althans uiterlijk gezien, ook zonder de Heilige Geest voorkomen, zoals leiding, barmhartigheid, delen van bezit en diaconie, worden ondergewaardeerd, ja, vaak niet tot de charismata gerekend.
Wie de charismata alleen als door de Heilige Geest losgemaakte natuurlijke begaafdheden ziet, beperkt allereerst de verwachtingshorizon, want men kent ongeveer zijn eigen begaafdheidsstructuur en zal dan alleen maar een versterking en verdere ontwikkeling verwachten van dat wat aanwezig is.
En in de tweede plaats geeft men makkelijk de voorkeur aan de charismata van het handelen boven diegene, die bovennatuurlijk werken.'