In Bijbels Optiek
Het gevaar van traditie.
Ook de Talmoed, de Mishna, het boek der Jubileeën en de werken van Josephus en Philo, die als bewijsvoering worden aangedragen, kunnen deze verkeerde traditie niet legitimeren. De gedetailleerde rabbijnse voorschriften in al deze boeken kunnen niet aantonen dat zij van goddelijke oorsprong zijn. Zij laten slechts zien dat deze voorschriften blijkbaar reeds tijdens de tweede tempelperiode werden nageleefd, maar zij leveren onvoldoende bewijs dat dit ook in de tijd van Mozes het geval zou zijn geweest.
De hele Talmoed is immers slechts het resultaat van Farizese interpretaties en geniet zeker niet dezelfde autoriteit als de Thora.
Jezus zelf heeft ten opzichte van de rabbijnse voorschriften aangaande de rituele handwassing en het onderdompelen ofwel reinigen van bekers, kannen en koperwerk gezegd: “Terecht heeft Jesaja van u, huichelaars, geprofeteerd, zoals er geschreven staat: Dit volk eert Mij met de lippen, maar hun hart is verre van Mij. Tevergeefs eren zij Mij, omdat zij leringen leren, die geboden van mensen zijn. Gij verwaarloost het gebod Gods en houdt u aan de overlevering der mensen. En Hij zeide tot hen: Het gebod Gods stelt gij wel fraai buiten werking om uw overlevering in stand te houden. Want Mozes heeft gezegd: Eer uw vader en uw moeder, en: Wie vader of moeder vervloekt, zal de dood sterven. Maar gij zegt: Indien een mens tot zijn vader of moeder zegt: Het is korban, dat is offergave, al wat gij van mij hadt kunnen trekken, dan laat gij hem niet toe ook nog maar iets voor zijn vader of moeder te doen. En zo maakt gij het woord Gods krachteloos door uw overlevering, die gij overgeleverd hebt. En dergelijke dingen doet gij vele.” (Marcus 7:6-13).
Ook de Talmoed, de Mishna, het boek der Jubileeën en de werken van Josephus en Philo, die als bewijsvoering worden aangedragen, kunnen deze verkeerde traditie niet legitimeren. De gedetailleerde rabbijnse voorschriften in al deze boeken kunnen niet aantonen dat zij van goddelijke oorsprong zijn. Zij laten slechts zien dat deze voorschriften blijkbaar reeds tijdens de tweede tempelperiode werden nageleefd, maar zij leveren onvoldoende bewijs dat dit ook in de tijd van Mozes het geval zou zijn geweest.
De hele Talmoed is immers slechts het resultaat van Farizese interpretaties en geniet zeker niet dezelfde autoriteit als de Thora.
Jezus zelf heeft ten opzichte van de rabbijnse voorschriften aangaande de rituele handwassing en het onderdompelen ofwel reinigen van bekers, kannen en koperwerk gezegd: “Terecht heeft Jesaja van u, huichelaars, geprofeteerd, zoals er geschreven staat: Dit volk eert Mij met de lippen, maar hun hart is verre van Mij. Tevergeefs eren zij Mij, omdat zij leringen leren, die geboden van mensen zijn. Gij verwaarloost het gebod Gods en houdt u aan de overlevering der mensen. En Hij zeide tot hen: Het gebod Gods stelt gij wel fraai buiten werking om uw overlevering in stand te houden. Want Mozes heeft gezegd: Eer uw vader en uw moeder, en: Wie vader of moeder vervloekt, zal de dood sterven. Maar gij zegt: Indien een mens tot zijn vader of moeder zegt: Het is korban, dat is offergave, al wat gij van mij hadt kunnen trekken, dan laat gij hem niet toe ook nog maar iets voor zijn vader of moeder te doen. En zo maakt gij het woord Gods krachteloos door uw overlevering, die gij overgeleverd hebt. En dergelijke dingen doet gij vele.” (Marcus 7:6-13).
In Bijbels Optiek
Volgelingen van de Joodse Talmoed houden zich streng aan de regels en tradities van de ouden en stonden daarom heel vaak de praktijk van de Thora in de weg.
Wij zien hier dat Jezus bepaald niet positief stond tegenover de overlevering en de vele rabbijnse geboden en leringen die wij weliswaar in de Talmoed tegenkomen, maar heel vaak in strijd zijn met Thora.
Dat in deze tekst slechts enkele voorbeelden genoemd zijn van een groter geheel blijkt uit de toevoeging: “En dergelijke dingen doet gij vele.” Zo kunnen wij in dat rijtje uiteraard ook het reeds genoemde verplaatsen van de avondoffers naar de namiddag opnemen alsook het vieren van de sedermaaltijd op de avond van de 15e Nissan i.p.v. de 14e.
Verder staat er overigens ook nergens in de Thora dat de Paasoffers door de priesters of levieten geslacht moesten worden of dat dit in de voorhoven van de tempel moest gebeuren. Dat zijn allemaal menselijke inzettingen zoals Jezus pleegde te zeggen: “Van den beginne is het niet zo geweest” (Matthéüs19:8).
Wij zien hier dat Jezus bepaald niet positief stond tegenover de overlevering en de vele rabbijnse geboden en leringen die wij weliswaar in de Talmoed tegenkomen, maar heel vaak in strijd zijn met Thora.
Dat in deze tekst slechts enkele voorbeelden genoemd zijn van een groter geheel blijkt uit de toevoeging: “En dergelijke dingen doet gij vele.” Zo kunnen wij in dat rijtje uiteraard ook het reeds genoemde verplaatsen van de avondoffers naar de namiddag opnemen alsook het vieren van de sedermaaltijd op de avond van de 15e Nissan i.p.v. de 14e.
Verder staat er overigens ook nergens in de Thora dat de Paasoffers door de priesters of levieten geslacht moesten worden of dat dit in de voorhoven van de tempel moest gebeuren. Dat zijn allemaal menselijke inzettingen zoals Jezus pleegde te zeggen: “Van den beginne is het niet zo geweest” (Matthéüs19:8).
In Bijbels Optiek
Jezus werd overgeleverd voor onze zonden omdat de Joden mijlenver van de bedoeling van de Thora waren afgeweken en eigen interpretatie volgden. In twistgesprekken met de Farizeeën gaf hij (Jezus) menigmaal aan wat Gods uiteindelijke bedoeling met de Thora was geweest.
Daarom waarschuwde Jezus Zijn discipelen nadrukkelijk: “Ziet toe en wacht u voor de zuurdesem der Farizeeën en Sadduceeën. Zij bespraken dit onder elkander en zeiden: Dat is, omdat wij geen broden medegenomen hebben. Toen Jezus dat bemerkte, zeide Hij: Waarom spreekt gij met elkander erover, kleingelovigen, dat gij geen broden hebt? Ziet gij het nog niet in en herinnert gij u niet de vijf broden der vijfduizend en hoeveel manden gij medenaamt? Of de zeven broden der vierduizend en hoeveel korven gij medenaamt? Hoe begrijpt gij niet, dat Ik u niet van broden sprak? Maar wacht u voor de zuurdesem der Farizeeën en der Sadduceeën. Toen zagen zij in, dat Hij hun niet gezegd had zich te wachten voor de zuurdesem der broden, maar voor de leer der Farizeeën en Sadduceeën.” (Matthéüs 16:6-12). Hoe toepasselijk is deze tekst toch met betrekking tot de verkeerde Farizese tradities en leerstellingen betreffende Pesach en het Feest der ongezuurde broden.
Daarom waarschuwde Jezus Zijn discipelen nadrukkelijk: “Ziet toe en wacht u voor de zuurdesem der Farizeeën en Sadduceeën. Zij bespraken dit onder elkander en zeiden: Dat is, omdat wij geen broden medegenomen hebben. Toen Jezus dat bemerkte, zeide Hij: Waarom spreekt gij met elkander erover, kleingelovigen, dat gij geen broden hebt? Ziet gij het nog niet in en herinnert gij u niet de vijf broden der vijfduizend en hoeveel manden gij medenaamt? Of de zeven broden der vierduizend en hoeveel korven gij medenaamt? Hoe begrijpt gij niet, dat Ik u niet van broden sprak? Maar wacht u voor de zuurdesem der Farizeeën en der Sadduceeën. Toen zagen zij in, dat Hij hun niet gezegd had zich te wachten voor de zuurdesem der broden, maar voor de leer der Farizeeën en Sadduceeën.” (Matthéüs 16:6-12). Hoe toepasselijk is deze tekst toch met betrekking tot de verkeerde Farizese tradities en leerstellingen betreffende Pesach en het Feest der ongezuurde broden.