Click here to edit.
Het spreken in nieuwe tongen / talen volgens:
Handelingen 2:1-14, 41-43, en 10:44-48
De gave van het spreken in nieuwe talen is dus een zaak, waarover, zoals eerder reeds opgemerkt, veel onkunde en daardoor ook veel misverstand bestaat, waardoor een uitgebreidere en verdere Bijbelstudie via andere teksten beslist noodzakelijk is. Om wat meer duidelijkheid hieromtrent te scheppen zullen weer de zeven vragen over de talengave als een rode draad ook verder door deze hele studie blijven lopen:
Nog even voor de duidelijkheid, het waren ook al weer:
1) Wat verstaat men onder het “spreken in nieuwe talen”?
2) Aan wie is de gave van het “spreken in nieuwe talen” gegeven?
3) Wat is het doel van het “spreken in nieuwe talen”?
4) Tot wie “spreekt men in nieuwe talen”?
5) Welke talen worden met deze tekengave bedoeld?
6) Bestaat er een beperking op het “spreken in nieuwe talen”?
7) Is het “spreken in nieuwe talen” nog voor vandaag?
Om Schriftuurlijk gefundeerde antwoorden op deze vragen te kunnen vinden zullen wij nu dus heel nauwkeurig de volgende Bijbelteksten doornemen die betrekking hebben op de gave van het spreken in talen, te weten: Marcus 16:15 en 17-20, Handelingen 2:1-13, 10:44-48, 19:1-8 alsook 1 Korinthiërs 12:1-31, 13:1-2 en 8-10, 14:1-40.
In deze chronologische volgorde op grond van de rangschikking van Bijbelboeken zit overigens ook een inhoudelijke systematische opbouw. In de laatste verzen van Marcus vinden wij de aankondiging van de talengave als onderdeel van de zendingsopdracht en in Handelingen zien wij de vervulling van deze aankondiging en de toepassing daarvan door Messiasbelijdende Joden zowel in het land Israël (Hnd 2) alsook daarbuiten (Hnd 19) en door gelovigen uit de volken (Hnd 10). In de brief aan de Corinthiërs geeft Paulus nadere instructies hoe de gelovigen binnen de gemeente daarmee moeten omgaan, want reeds toen bleek daar al enige misverstand over te bestaan met als gevolg een verkeerde toepassing en ook nu in onze tijd ijn er op het gebied van de talengave veel verwarring en onbegrip. Daarom blijft het doel van deze studiereeks om te onderzoeken wat de Bijbel over dit onderwerp zegt en we zullen aan de hand van de boven genoemde zeven vragen de geciteerde Schriftgedeelten ontleden en nader toelichten.
Handelingen 2:1-14 en 41-43
In Marcus 16:15 t/m 17:20, dat wij in eerder in deze Bijbelstudie hebben behandeld, lazen wij dat Jezus Zijn apostelen heeft beloofd, dat zij in verband met de opdracht om de blijde boodschap aan alle volken te verkondigen o.a. in nieuwe talen zullen spreken. In Hnd 2 gaan wij zo dadelijk lezen dat deze belofte slechts enkele dagen later inderdaad voor de eerste keer werd vervuld: “En toen de Pinksterdag aanbrak, waren allen tezamen bijeen. En eensklaps kwam er uit de hemel een geluid als van een geweldige windvlaag en vulde het gehele huis, waar zij gezeten waren; en er vertoonden zich aan hen tongen als van vuur, die zich verdeelden, en het zette zich op ieder van hen; en zij werden allen vervuld met de heilige Geest en begonnen met andere talen te spreken, zoals de Geest het hun gaf uit te spreken. Nu waren er Joden te Jeruzalem woonachtig, vrome mannen uit alle volken onder de hemel; en toen dit geluid gekomen was, liep de menigte te hoop en verbaasde zich, want een ieder hoorde hen in zijn eigen taal spreken. En buiten zichzelf van verwondering zeiden zij: Zie, zijn niet al dezen, die daar spreken, Galileeërs? En hoe horen wij hen dan een ieder in onze eigen taal, waarin wij geboren zijn? Parten, Meden, Elamieten, inwoners van Mesopotamië, Judea en Capadocië, Pontus en Asia, Frygië en Pamfylië, Egypte en de streken van Libië bij Cyrene, en hier verblijvende Romeinen, zowel Joden als Jodengenoten, Kretenzen en Arabieren, wij horen hen in onze eigen taal van de grote daden Gods spreken.
En zij waren allen buiten zichzelf en geheel met de zaak verlegen, en zij zeiden de een tot de ander: Wat wil dit toch zeggen? Maar anderen zeiden spottend: Zij hebben te veel zoete wijn gehad! Maar Petrus stond met de elven op, en hij verhief zijn stem en sprak hen toe: Gij Joden en allen, die te Jeruzalem woonachtig zijt, dit zij u bekend en neemt mijn woorden ter ore...” –
Handelingen 2:1-14, 41-43, en 10:44-48
De gave van het spreken in nieuwe talen is dus een zaak, waarover, zoals eerder reeds opgemerkt, veel onkunde en daardoor ook veel misverstand bestaat, waardoor een uitgebreidere en verdere Bijbelstudie via andere teksten beslist noodzakelijk is. Om wat meer duidelijkheid hieromtrent te scheppen zullen weer de zeven vragen over de talengave als een rode draad ook verder door deze hele studie blijven lopen:
Nog even voor de duidelijkheid, het waren ook al weer:
1) Wat verstaat men onder het “spreken in nieuwe talen”?
2) Aan wie is de gave van het “spreken in nieuwe talen” gegeven?
3) Wat is het doel van het “spreken in nieuwe talen”?
4) Tot wie “spreekt men in nieuwe talen”?
5) Welke talen worden met deze tekengave bedoeld?
6) Bestaat er een beperking op het “spreken in nieuwe talen”?
7) Is het “spreken in nieuwe talen” nog voor vandaag?
Om Schriftuurlijk gefundeerde antwoorden op deze vragen te kunnen vinden zullen wij nu dus heel nauwkeurig de volgende Bijbelteksten doornemen die betrekking hebben op de gave van het spreken in talen, te weten: Marcus 16:15 en 17-20, Handelingen 2:1-13, 10:44-48, 19:1-8 alsook 1 Korinthiërs 12:1-31, 13:1-2 en 8-10, 14:1-40.
In deze chronologische volgorde op grond van de rangschikking van Bijbelboeken zit overigens ook een inhoudelijke systematische opbouw. In de laatste verzen van Marcus vinden wij de aankondiging van de talengave als onderdeel van de zendingsopdracht en in Handelingen zien wij de vervulling van deze aankondiging en de toepassing daarvan door Messiasbelijdende Joden zowel in het land Israël (Hnd 2) alsook daarbuiten (Hnd 19) en door gelovigen uit de volken (Hnd 10). In de brief aan de Corinthiërs geeft Paulus nadere instructies hoe de gelovigen binnen de gemeente daarmee moeten omgaan, want reeds toen bleek daar al enige misverstand over te bestaan met als gevolg een verkeerde toepassing en ook nu in onze tijd ijn er op het gebied van de talengave veel verwarring en onbegrip. Daarom blijft het doel van deze studiereeks om te onderzoeken wat de Bijbel over dit onderwerp zegt en we zullen aan de hand van de boven genoemde zeven vragen de geciteerde Schriftgedeelten ontleden en nader toelichten.
Handelingen 2:1-14 en 41-43
In Marcus 16:15 t/m 17:20, dat wij in eerder in deze Bijbelstudie hebben behandeld, lazen wij dat Jezus Zijn apostelen heeft beloofd, dat zij in verband met de opdracht om de blijde boodschap aan alle volken te verkondigen o.a. in nieuwe talen zullen spreken. In Hnd 2 gaan wij zo dadelijk lezen dat deze belofte slechts enkele dagen later inderdaad voor de eerste keer werd vervuld: “En toen de Pinksterdag aanbrak, waren allen tezamen bijeen. En eensklaps kwam er uit de hemel een geluid als van een geweldige windvlaag en vulde het gehele huis, waar zij gezeten waren; en er vertoonden zich aan hen tongen als van vuur, die zich verdeelden, en het zette zich op ieder van hen; en zij werden allen vervuld met de heilige Geest en begonnen met andere talen te spreken, zoals de Geest het hun gaf uit te spreken. Nu waren er Joden te Jeruzalem woonachtig, vrome mannen uit alle volken onder de hemel; en toen dit geluid gekomen was, liep de menigte te hoop en verbaasde zich, want een ieder hoorde hen in zijn eigen taal spreken. En buiten zichzelf van verwondering zeiden zij: Zie, zijn niet al dezen, die daar spreken, Galileeërs? En hoe horen wij hen dan een ieder in onze eigen taal, waarin wij geboren zijn? Parten, Meden, Elamieten, inwoners van Mesopotamië, Judea en Capadocië, Pontus en Asia, Frygië en Pamfylië, Egypte en de streken van Libië bij Cyrene, en hier verblijvende Romeinen, zowel Joden als Jodengenoten, Kretenzen en Arabieren, wij horen hen in onze eigen taal van de grote daden Gods spreken.
En zij waren allen buiten zichzelf en geheel met de zaak verlegen, en zij zeiden de een tot de ander: Wat wil dit toch zeggen? Maar anderen zeiden spottend: Zij hebben te veel zoete wijn gehad! Maar Petrus stond met de elven op, en hij verhief zijn stem en sprak hen toe: Gij Joden en allen, die te Jeruzalem woonachtig zijt, dit zij u bekend en neemt mijn woorden ter ore...” –
Click here to edit.
Op de eerste pinksterdag, 40 dagen na Pasen. werd de beloofde Heilige Geest uitgestort.
Nu volgde een lange toespraak waarin hij de blijde boodschap aan de menigte verkondigde en hier lezen wij het resultaat: “Zij dan, die zijn woord aanvaardden, lieten zich onderdompelen en op die dag werden ongeveer drieduizend zielen toegevoegd. En zij bleven volharden bij het onderwijs van de apostelen en de gemeenschap, het breken van het brood en de gebeden. En er kwam vrees over alle ziel en vele wonderen en tekenen geschiedden door de apostelen.” (Handelingen 2:1-14 en 41-43).
Vraag 1: Wat verstaat men onder het “spreken in nieuwe talen”?
In deze beschrijving van de gebeurtenissen tijdens de viering van het wekenfeest kunnen wij heel duidelijk zien wat de gave van het spreken in nieuwe talen precies inhoudt: het was een groot wonder dat de door Jezus gezondenen plotseling, zonder aangeleerde taalkennis, opeens allerlei vreemde talen gingen spreken! Het waren echt geen geheime boodschappen zoals bij het oppervlakkig lezen van 1 Corinthiërs 14:2 helaas gesuggereerd wordt, want de aanwezige pelgrims uit alle delen van de toenmalige wereld konden elk woord verstaan dat ze zeiden, want zij hoorden hen namelijk allemaal in hun eigen moedertaal spreken. De apostelen hadden deze talen niet geleerd en dat kunnen wij o.a. afleiden uit Handelingen 4:13, waar wij lezen dat zij ongeletterde en eenvoudige mensen waren. Maar dit blijkt ook reeds door de beschrijvingen in de vier evangeliën. Eigenlijk is het ook heel logisch dat zij deze talen van tevoren niet geleerd hadden, want anders zou het immers geen gave zijn! En dat het inderdaad een gave is blijkt uit Handelingen 2:4, waar duidelijk staat: “En zij werden allen vervuld met de heilige Geest en begonnen met andere talen te spreken, zoals de Geest het hun gaf uit te spreken!”
Vraag 2: Aan wie is de gave van het “spreken in nieuwe talen” gegeven?
U moet maar proberen om zich eens in deze situatie te verplaatsen. In gehoorzaamheid aan het gebod van de Here kwamen honderdduizenden Joodse pelgrims uit alle landen van de toenmalige bekende wereld naar Jeruzalem om daar het wekenfeest te vieren.
Nu volgde een lange toespraak waarin hij de blijde boodschap aan de menigte verkondigde en hier lezen wij het resultaat: “Zij dan, die zijn woord aanvaardden, lieten zich onderdompelen en op die dag werden ongeveer drieduizend zielen toegevoegd. En zij bleven volharden bij het onderwijs van de apostelen en de gemeenschap, het breken van het brood en de gebeden. En er kwam vrees over alle ziel en vele wonderen en tekenen geschiedden door de apostelen.” (Handelingen 2:1-14 en 41-43).
Vraag 1: Wat verstaat men onder het “spreken in nieuwe talen”?
In deze beschrijving van de gebeurtenissen tijdens de viering van het wekenfeest kunnen wij heel duidelijk zien wat de gave van het spreken in nieuwe talen precies inhoudt: het was een groot wonder dat de door Jezus gezondenen plotseling, zonder aangeleerde taalkennis, opeens allerlei vreemde talen gingen spreken! Het waren echt geen geheime boodschappen zoals bij het oppervlakkig lezen van 1 Corinthiërs 14:2 helaas gesuggereerd wordt, want de aanwezige pelgrims uit alle delen van de toenmalige wereld konden elk woord verstaan dat ze zeiden, want zij hoorden hen namelijk allemaal in hun eigen moedertaal spreken. De apostelen hadden deze talen niet geleerd en dat kunnen wij o.a. afleiden uit Handelingen 4:13, waar wij lezen dat zij ongeletterde en eenvoudige mensen waren. Maar dit blijkt ook reeds door de beschrijvingen in de vier evangeliën. Eigenlijk is het ook heel logisch dat zij deze talen van tevoren niet geleerd hadden, want anders zou het immers geen gave zijn! En dat het inderdaad een gave is blijkt uit Handelingen 2:4, waar duidelijk staat: “En zij werden allen vervuld met de heilige Geest en begonnen met andere talen te spreken, zoals de Geest het hun gaf uit te spreken!”
Vraag 2: Aan wie is de gave van het “spreken in nieuwe talen” gegeven?
U moet maar proberen om zich eens in deze situatie te verplaatsen. In gehoorzaamheid aan het gebod van de Here kwamen honderdduizenden Joodse pelgrims uit alle landen van de toenmalige bekende wereld naar Jeruzalem om daar het wekenfeest te vieren.
Click here to edit.
Op Sjavoe'ot viert Israël het wekenfeest. Op die dag werd de Wet (Thora) gegeven en het het liep uit op een monumentale ontmoeting tussen God en de Israëlieten op de berg Sinaï, een gebeurtenis die ook de mensheid voor altijd veranderde.
Ik weet niet of u wel eens op het journaal beelden hebt gezien van de jaarlijkse pelgrimstocht naar Mekka, maar zo ongeveer moet het ook toen in Jeruzalem zijn geweest. Soortgelijke taferelen met een drukte van jewelste en een onbeschrijflijke herrie!
Kunt u zich voorstellen dat Petrus onder deze omstandigheden in het openbaar zonder microfoon en zonder sterke geluidsboxen deze grote mensenmassa heeft kunnen toespreken? In die drukte en bij dit lawaai zou geen mens hem hebben kunnen horen, laat staan of ze überhaupt naar zo een ongeletterde eenvoudige visser uit het achtergebleven Galilea zouden hebben geluisterd. Daar was een wonder voor nodig!
De tekengave van het spreken in nieuwe talen door de uitstorting van de Heilige Geest heeft daarom hun belangstelling gewekt en hen voldoende nieuwsgierig gemaakt om rustig te luisteren naar datgene wat nu gezegd zou worden. Als gevolg van deze prachtige prediking kwamen 3000 mensen tot geloof en zij lieten zich onderdompelen.
Ik weet niet of u wel eens op het journaal beelden hebt gezien van de jaarlijkse pelgrimstocht naar Mekka, maar zo ongeveer moet het ook toen in Jeruzalem zijn geweest. Soortgelijke taferelen met een drukte van jewelste en een onbeschrijflijke herrie!
Kunt u zich voorstellen dat Petrus onder deze omstandigheden in het openbaar zonder microfoon en zonder sterke geluidsboxen deze grote mensenmassa heeft kunnen toespreken? In die drukte en bij dit lawaai zou geen mens hem hebben kunnen horen, laat staan of ze überhaupt naar zo een ongeletterde eenvoudige visser uit het achtergebleven Galilea zouden hebben geluisterd. Daar was een wonder voor nodig!
De tekengave van het spreken in nieuwe talen door de uitstorting van de Heilige Geest heeft daarom hun belangstelling gewekt en hen voldoende nieuwsgierig gemaakt om rustig te luisteren naar datgene wat nu gezegd zou worden. Als gevolg van deze prachtige prediking kwamen 3000 mensen tot geloof en zij lieten zich onderdompelen.
Click here to edit.
Een foto van een ± 3000 jaar oud badwater, bij opgravingen blootgelegd. In dergelijke baden werden de eerste christenen te Jeruzalem gedoopt. (Dat betekent eveneens dat de Joden reeds toen in het land woonden).
Maar dacht u nu echt dat alle 3000 nieuwe gelovigen nu zelf ook in nieuwe talen gingen spreken en zieken genazen? In vers 38 staat weliswaar dat allen die zich lieten onderdompelen de gave van de Heilige Geest zouden ontvangen, dat wel, maar dat zijn niet de tekengaven die Jezus uitsluitend aan zijn gezonden apostelen beloofde. Daarom lezen wij in vers 43: “Vele wonderen en tekenen geschiedden door de apostelen.” Dus door de gezondenen, de zendelingen, en niet door de gelovigen in het algemeen! En ook iets verderop, in hoofdstuk 5, vers 12 lezen wij opnieuw: “En door de handen van de apostelen geschiedden vele tekenen en wonderen onder het volk!” - Dus weer door de handen van de gezondenen, de zendelingen, niet door de handen van de gelovigen in het algemeen.
Jezus heeft de eerste apostelen opgedragen het evangelie te prediken aan alle volken, dat was bijna 2000 jaar geleden een onoverkomelijke moeilijkheid. Hoe zouden deze eenvoudige mensen zich de verschillende talen eigen maken, zodat zij tot alle volken verstaanbaar konden spreken? Het zou alleen al het werk van een mensenleven zijn geweest om vreemde talen te leren, nog afgezien van het feit dat dit om financiële redenen een onmogelijke zaak was.
Als teken, dat zij door de Here gezonden werden en om in die behoefte te voorzien gaf Hij hen daarom de bekwaamheid om in de talen van de doelgroep te prediken.
Daarom nogmaals benadrukt dat de tekengaven, waaronder het spreken in talen, niet aan alle gelovigen zijn gegeven, maar uitsluitend aan de gezondenen, de zendelingen, die in het Grieks apostelen worden genoemd.
Daarom omschrijft de Bijbel in 2 Corinthiërs 12:12 deze tekengaven die Jezus bij de zendingsopdracht heeft beloofd als “kentekenen van een apostel”, in het Griek sēmeia tou apostolou, dus als kentekenen van een zendeling: “De tekenen van een apostel zijn bij u verricht met alle volharding, door tekenen, wonderen en krachten!”
Maar dacht u nu echt dat alle 3000 nieuwe gelovigen nu zelf ook in nieuwe talen gingen spreken en zieken genazen? In vers 38 staat weliswaar dat allen die zich lieten onderdompelen de gave van de Heilige Geest zouden ontvangen, dat wel, maar dat zijn niet de tekengaven die Jezus uitsluitend aan zijn gezonden apostelen beloofde. Daarom lezen wij in vers 43: “Vele wonderen en tekenen geschiedden door de apostelen.” Dus door de gezondenen, de zendelingen, en niet door de gelovigen in het algemeen! En ook iets verderop, in hoofdstuk 5, vers 12 lezen wij opnieuw: “En door de handen van de apostelen geschiedden vele tekenen en wonderen onder het volk!” - Dus weer door de handen van de gezondenen, de zendelingen, niet door de handen van de gelovigen in het algemeen.
Jezus heeft de eerste apostelen opgedragen het evangelie te prediken aan alle volken, dat was bijna 2000 jaar geleden een onoverkomelijke moeilijkheid. Hoe zouden deze eenvoudige mensen zich de verschillende talen eigen maken, zodat zij tot alle volken verstaanbaar konden spreken? Het zou alleen al het werk van een mensenleven zijn geweest om vreemde talen te leren, nog afgezien van het feit dat dit om financiële redenen een onmogelijke zaak was.
Als teken, dat zij door de Here gezonden werden en om in die behoefte te voorzien gaf Hij hen daarom de bekwaamheid om in de talen van de doelgroep te prediken.
Daarom nogmaals benadrukt dat de tekengaven, waaronder het spreken in talen, niet aan alle gelovigen zijn gegeven, maar uitsluitend aan de gezondenen, de zendelingen, die in het Grieks apostelen worden genoemd.
Daarom omschrijft de Bijbel in 2 Corinthiërs 12:12 deze tekengaven die Jezus bij de zendingsopdracht heeft beloofd als “kentekenen van een apostel”, in het Griek sēmeia tou apostolou, dus als kentekenen van een zendeling: “De tekenen van een apostel zijn bij u verricht met alle volharding, door tekenen, wonderen en krachten!”
Click here to edit.
Lutherse vertaling.
Zowel de Statenvertaling alsook de Luthervertaling spreken over “merktekenen van een apostel”, maar de Leidse Vertaling zegt het eigenlijk nog duidelijker: “Alles toch waaraan een apostel herkend wordt is onder u met groot geduld volbracht, met wonderen, tekenen en krachten!” De merktekenen van een apostel, waaronder het spreken in talen, zijn de tekenen waaraan men een ware zendeling, een door de Here gezondene, kan herkennen, want waar een echte zendeling werkt, doet God wonderen, tekenen en krachten!
Dat was reeds zo bij Mozes en vele andere gezondenen die wij uit het Oude Testament kennen en dat was ook zo bij de gezondenen waarover wij in het Nieuwe Testament lezen en dat is nog steeds zo bij de gezondenen die vandaag gehoorzaam zijn aan de zendingsopdracht, maar de tekengaven zijn niet bedoeld voor iedere individuele gelovige en het is zeker niet een bewijs voor de ‘doop in de Heilige Geest’, zoals in charismatische kringen wordt geleerd.
Vraag 3: Wat is het doel van het “spreken in nieuwe talen”?
Het is een tekengave! Maar allereerst was er een ander teken nodig om de apostelen zelf te overtuigen en in hun geloof te bevestigen, want ook de profeten zagen vanouds hun eerste zending bevestigd door tekenen opdat gans Israël hen als geroepene en bevestigde profeten zou kennen. Het teken, dat aan de apostelen gegeven werd was vuur, want op dit wekenfeest vierden zij de gedachtenis aan de wetgeving op den berg Sinaï, en evenals die in vuur werd gegeven, zo is het ook met de Heilige Geest. Dit vuur verscheen in verdeelde tongen en het is geen toeval dat hiervoor in het Grieks het zelfde woord gebruikt wordt als voor de verschillende talen die zij hierna zouden spraken.
Volgens Paulus is het spreken in talen een teken voor de Joden, en met name voor de ongelovigen onder hen (1 Cor 1:22 en 14:22), maar van al die duizenden Joden die uit de hele wereld naar Jeruzalem zijn gekomen om daar het wekenfeest te vieren kan echter niet bepaald gezegd worden dat ze ongelovig waren, want anders zouden ze wel thuis gebleven zijn. Maar zij gehoorzaamden de Here en brachten hun eerstelingen naar de tempel. En daar, midden in de heilige stad, hoorden zij de mensen van het platteland, die normaal gesproken niets anders dan Aramees spraken, allen in de talen spreken van de pelgrims, waar ze ook vandaan zijn gekomen.
Zowel de Statenvertaling alsook de Luthervertaling spreken over “merktekenen van een apostel”, maar de Leidse Vertaling zegt het eigenlijk nog duidelijker: “Alles toch waaraan een apostel herkend wordt is onder u met groot geduld volbracht, met wonderen, tekenen en krachten!” De merktekenen van een apostel, waaronder het spreken in talen, zijn de tekenen waaraan men een ware zendeling, een door de Here gezondene, kan herkennen, want waar een echte zendeling werkt, doet God wonderen, tekenen en krachten!
Dat was reeds zo bij Mozes en vele andere gezondenen die wij uit het Oude Testament kennen en dat was ook zo bij de gezondenen waarover wij in het Nieuwe Testament lezen en dat is nog steeds zo bij de gezondenen die vandaag gehoorzaam zijn aan de zendingsopdracht, maar de tekengaven zijn niet bedoeld voor iedere individuele gelovige en het is zeker niet een bewijs voor de ‘doop in de Heilige Geest’, zoals in charismatische kringen wordt geleerd.
Vraag 3: Wat is het doel van het “spreken in nieuwe talen”?
Het is een tekengave! Maar allereerst was er een ander teken nodig om de apostelen zelf te overtuigen en in hun geloof te bevestigen, want ook de profeten zagen vanouds hun eerste zending bevestigd door tekenen opdat gans Israël hen als geroepene en bevestigde profeten zou kennen. Het teken, dat aan de apostelen gegeven werd was vuur, want op dit wekenfeest vierden zij de gedachtenis aan de wetgeving op den berg Sinaï, en evenals die in vuur werd gegeven, zo is het ook met de Heilige Geest. Dit vuur verscheen in verdeelde tongen en het is geen toeval dat hiervoor in het Grieks het zelfde woord gebruikt wordt als voor de verschillende talen die zij hierna zouden spraken.
Volgens Paulus is het spreken in talen een teken voor de Joden, en met name voor de ongelovigen onder hen (1 Cor 1:22 en 14:22), maar van al die duizenden Joden die uit de hele wereld naar Jeruzalem zijn gekomen om daar het wekenfeest te vieren kan echter niet bepaald gezegd worden dat ze ongelovig waren, want anders zouden ze wel thuis gebleven zijn. Maar zij gehoorzaamden de Here en brachten hun eerstelingen naar de tempel. En daar, midden in de heilige stad, hoorden zij de mensen van het platteland, die normaal gesproken niets anders dan Aramees spraken, allen in de talen spreken van de pelgrims, waar ze ook vandaan zijn gekomen.
Click here to edit.
Er verschenen op hen tongen als van vuur.
De mensen die getuigen waren van dit tekenwonder verbaasden zich, waren buiten zichzelf van verwondering en waren geheel met de zaak verlegen, want een ieder hoorde hen namelijk in zijn eigen taal spreken. Daardoor beseften ze dat er iets bovennatuurlijks aan de hand was. Dat er een wonder, een teken, plaats had. Bedenk dat dit Joden waren die vlak daarvoor nog Jezus verworpen hadden. In die zin waren ze ongelovig. Wat hier gebeurde was ongehoord en verontrustend! Hun verbazing was des te groter, daar zij wisten, dat de sprekers Galileërs waren en die stonden er niet bepaald om bekend, dat zij geletterd waren. Dit was menselijk gesproken onmogelijk en daarom moest dit wel een goddelijk wonder zijn, en dat was het ook!
Het was een teken voor de Joden, dat Jezus daadwerkelijk de Messias is, van wie velen van deze mensen ruim 50 dagen eerder, toen zij de vorige pelgrimsreis naar Jeruzalem maakten, nog riepen: “Kruisig Hem!” Helaas begrepen de meeste Joden dit teken toen niet en blijkbaar begrijpen veel christenen het evenmin. Want er is ongelooflijk veel misverstand over dat spreken in vreemde talen en men heeft het zelfs over een ‘tongentaal’, wat in het Grieks een onmogelijke constructie is. Maar dat teken voor Israël werkt nog steeds door, want tot op heden wordt niet alleen in het Hebreeuws, maar ook in talloze talen van de heidenen de het Goede Nieuws van Jezus in de wereld uitgedragen.
Er waren duizenden en nog eens duizenden Joden bijeen, want het was het wekenfeest, één van de drie feesten, waarop zij volgens de Wet naar het heiligdom moesten gaan. En uitgerekend op die feestdag gebeurde het, dat de volgelingen van Jezus in allerlei vreemde talen van de grote werken God gingen spreken! Midden in de heilige stad en juist op één van de belangrijkste feesten voor de Joden werden talen van vreemden, van de heidenen, gebruikt in de directe nabijheid van het heiligdom! Een ongehoorde en zeer ongewone gebeurtenis! Mocht er überhaupt in talen van de heidenen van de grote werken Gods gesproken worden?
De mensen die getuigen waren van dit tekenwonder verbaasden zich, waren buiten zichzelf van verwondering en waren geheel met de zaak verlegen, want een ieder hoorde hen namelijk in zijn eigen taal spreken. Daardoor beseften ze dat er iets bovennatuurlijks aan de hand was. Dat er een wonder, een teken, plaats had. Bedenk dat dit Joden waren die vlak daarvoor nog Jezus verworpen hadden. In die zin waren ze ongelovig. Wat hier gebeurde was ongehoord en verontrustend! Hun verbazing was des te groter, daar zij wisten, dat de sprekers Galileërs waren en die stonden er niet bepaald om bekend, dat zij geletterd waren. Dit was menselijk gesproken onmogelijk en daarom moest dit wel een goddelijk wonder zijn, en dat was het ook!
Het was een teken voor de Joden, dat Jezus daadwerkelijk de Messias is, van wie velen van deze mensen ruim 50 dagen eerder, toen zij de vorige pelgrimsreis naar Jeruzalem maakten, nog riepen: “Kruisig Hem!” Helaas begrepen de meeste Joden dit teken toen niet en blijkbaar begrijpen veel christenen het evenmin. Want er is ongelooflijk veel misverstand over dat spreken in vreemde talen en men heeft het zelfs over een ‘tongentaal’, wat in het Grieks een onmogelijke constructie is. Maar dat teken voor Israël werkt nog steeds door, want tot op heden wordt niet alleen in het Hebreeuws, maar ook in talloze talen van de heidenen de het Goede Nieuws van Jezus in de wereld uitgedragen.
Er waren duizenden en nog eens duizenden Joden bijeen, want het was het wekenfeest, één van de drie feesten, waarop zij volgens de Wet naar het heiligdom moesten gaan. En uitgerekend op die feestdag gebeurde het, dat de volgelingen van Jezus in allerlei vreemde talen van de grote werken God gingen spreken! Midden in de heilige stad en juist op één van de belangrijkste feesten voor de Joden werden talen van vreemden, van de heidenen, gebruikt in de directe nabijheid van het heiligdom! Een ongehoorde en zeer ongewone gebeurtenis! Mocht er überhaupt in talen van de heidenen van de grote werken Gods gesproken worden?
Click here to edit.
God gebruikt de talen van de apostelen om de Joden en anderen uit de goyim te overtuigen van Zijn grote daden op het Pinksterfeest.
Had de Here niet alle eeuwen door de taal van Israël gebruikt? En nu werden opeens tientallen talen der heidenen gehoord! Talen van de ‘onreine’ heidenen om over de Allerhoogste te spreken? Dat was nagenoeg heiligschennis! Het Hebreeuws was immers vanouds de taal van de Schriften en van de Godsopenbaring! Alle religieuze handelingen vonden binnen het Jodendom vanzelfsprekend in de heilige taal plaats, en het was daarom ondenkbaar om een sjoeldienst met de Wetslezing in één van de onreine heidense talen te houden.
Een zegenspreuk zeg je gewoon in het Hebreeuws, maar zeker niet in het Grieks of een andere taal. Men kan het misschien wel vertalen, maar de sjoeldienst zelf met alle lezingen, moet in het Hebreeuws. Dit probleem lijkt een beetje op de problematiek in de rooms-katholieke kerk, die lange tijd alle kerkdiensten, gebeden, gezangen en schriftlezingen volledig in de Latijnse taal hield en het als oneerbiedig en onaanvaardbaar betrachtte, om dit in de betreffende landstalen te doen. Inmiddels is daar verandering in gekomen.
Nu is daar niet mee zeggen dat hetzelfde ook van toepassing is op de Joodse eredienst, want het feit dat de Heilige Geest apostelen in verschillende talen liet spreken betekent niet dat de Here het Hebreeuws als heilige taal opzij heeft geschoven en vervangen, zoals vaak gesuggereerd wordt, maar is slechts bedoeld als teken dat Hijzelf deze mannen uit Galilea heeft gezonden evenals Hij ook door tekenen bevestigde dat Hij Mozes destijds gezonden had.
Er waren ook Israëlieten, die de verschillende talen niet kenden en dus niet verstonden wat gezegd werd. Zij reageerden spottend, en zeiden, dat de sprekers te veel zoete kidoeswijn hebben gedronken. Het teken werkte dus alleen bij hen, die één of meerdere van de gesproken talen kenden.
Dit zinnetje wordt overigens vaak gebruikt door charismatische christenen om daarmee te ‘bewijzen’, dat de apostelen niet in verstaanbare talen, maar in een onverstaanbaar gebrabbel hadden gesproken, want werkelijke talen zouden immers geen aanleiding kunnen geven tot spot. Maar zij zien dan blijkbaar over het hoofd, dat in de verzen 5 tot 12 wordt gesproken over Joden uit de diaspora, die hen hoorden spreken in hun eigen taal en die niet gespot hebben, maar buiten zichzelf waren van verwondering; terwijl slechts de bewuste vers 13 spreekt over ‘anderen’, in het Grieks heteroi, namelijk andersoortigen, vermoedelijk Joden uit Jeruzalem, Judea en Galilea, die blijkbaar geen van die buitenlandse talen verstonden en om die reden begonnen te spotten. Aan hen ging dus het talenwonder klaarblijkelijk voorbij, maar als men dus goed let op de gebruikte woorden en de hele context, dan vervalt dit argument voor een vermeende brabbeltaal uiteraard. Toch was ook voor deze Joden dit teken bedoeld, want ook al verstonden zij de apostelen niet, dan hadden ze toch evengoed kunnen begrijpen dat hier iets bovennatuurlijks gebeurde en dat dit het werk van de Here was.
Vraag 4: Tot wie “spreekt men in nieuwe talen”?
Zoals reeds eerder is uitgelegd, heeft de Bijbelse glossolalie twee doelen: enerzijds is het een teken voor de ongelovige Joden, dat degenen die deze gave bezitten door de Here zelf gezonden zijn, en anderzijds is deze gave een prachtig hulpmiddel voor het uitvoeren van de zendingsopdracht onder volken wiens taal men niet beheerst.
Om deze reden is het antwoord op de vraag tot wie men in nieuwe talen spreekt afhankelijk van het doel. Op het zendingsveld onder heidense volkeren lijkt het wel duidelijk dat men gebruik maakt van deze gave om aan hen het evangelie te verkondigen, maar bij het gebruik als teken voor de ongelovige Joden spreekt men tot God, want in Handelingen 2:11 zeggen de mensen in Jeruzalem: Wij horen hen in onze eigen taal van de grote daden Gods spreken!” Hier gebruiken de apostelen de talengave duidelijk voor de lofprijs! Zij loofden de Eeuwige en maakten Hem groot!
Zo moeten wij ook 1 Corinthiërs 14:2 zien, namelijk als lofprijs: “Want wie in een (vreemde) taal spreekt, spreekt niet tot mensen, maar tot God, want niemand verstaat het!” Het zou best nog wel eens kunnen dat de Here in Corinthe juist het Hebreeuws als talengave gebruikt als teken voor de Griekstalige Joden, die het weliswaar niet verstaan, maar wel als de heilige taal herkennen.
Had de Here niet alle eeuwen door de taal van Israël gebruikt? En nu werden opeens tientallen talen der heidenen gehoord! Talen van de ‘onreine’ heidenen om over de Allerhoogste te spreken? Dat was nagenoeg heiligschennis! Het Hebreeuws was immers vanouds de taal van de Schriften en van de Godsopenbaring! Alle religieuze handelingen vonden binnen het Jodendom vanzelfsprekend in de heilige taal plaats, en het was daarom ondenkbaar om een sjoeldienst met de Wetslezing in één van de onreine heidense talen te houden.
Een zegenspreuk zeg je gewoon in het Hebreeuws, maar zeker niet in het Grieks of een andere taal. Men kan het misschien wel vertalen, maar de sjoeldienst zelf met alle lezingen, moet in het Hebreeuws. Dit probleem lijkt een beetje op de problematiek in de rooms-katholieke kerk, die lange tijd alle kerkdiensten, gebeden, gezangen en schriftlezingen volledig in de Latijnse taal hield en het als oneerbiedig en onaanvaardbaar betrachtte, om dit in de betreffende landstalen te doen. Inmiddels is daar verandering in gekomen.
Nu is daar niet mee zeggen dat hetzelfde ook van toepassing is op de Joodse eredienst, want het feit dat de Heilige Geest apostelen in verschillende talen liet spreken betekent niet dat de Here het Hebreeuws als heilige taal opzij heeft geschoven en vervangen, zoals vaak gesuggereerd wordt, maar is slechts bedoeld als teken dat Hijzelf deze mannen uit Galilea heeft gezonden evenals Hij ook door tekenen bevestigde dat Hij Mozes destijds gezonden had.
Er waren ook Israëlieten, die de verschillende talen niet kenden en dus niet verstonden wat gezegd werd. Zij reageerden spottend, en zeiden, dat de sprekers te veel zoete kidoeswijn hebben gedronken. Het teken werkte dus alleen bij hen, die één of meerdere van de gesproken talen kenden.
Dit zinnetje wordt overigens vaak gebruikt door charismatische christenen om daarmee te ‘bewijzen’, dat de apostelen niet in verstaanbare talen, maar in een onverstaanbaar gebrabbel hadden gesproken, want werkelijke talen zouden immers geen aanleiding kunnen geven tot spot. Maar zij zien dan blijkbaar over het hoofd, dat in de verzen 5 tot 12 wordt gesproken over Joden uit de diaspora, die hen hoorden spreken in hun eigen taal en die niet gespot hebben, maar buiten zichzelf waren van verwondering; terwijl slechts de bewuste vers 13 spreekt over ‘anderen’, in het Grieks heteroi, namelijk andersoortigen, vermoedelijk Joden uit Jeruzalem, Judea en Galilea, die blijkbaar geen van die buitenlandse talen verstonden en om die reden begonnen te spotten. Aan hen ging dus het talenwonder klaarblijkelijk voorbij, maar als men dus goed let op de gebruikte woorden en de hele context, dan vervalt dit argument voor een vermeende brabbeltaal uiteraard. Toch was ook voor deze Joden dit teken bedoeld, want ook al verstonden zij de apostelen niet, dan hadden ze toch evengoed kunnen begrijpen dat hier iets bovennatuurlijks gebeurde en dat dit het werk van de Here was.
Vraag 4: Tot wie “spreekt men in nieuwe talen”?
Zoals reeds eerder is uitgelegd, heeft de Bijbelse glossolalie twee doelen: enerzijds is het een teken voor de ongelovige Joden, dat degenen die deze gave bezitten door de Here zelf gezonden zijn, en anderzijds is deze gave een prachtig hulpmiddel voor het uitvoeren van de zendingsopdracht onder volken wiens taal men niet beheerst.
Om deze reden is het antwoord op de vraag tot wie men in nieuwe talen spreekt afhankelijk van het doel. Op het zendingsveld onder heidense volkeren lijkt het wel duidelijk dat men gebruik maakt van deze gave om aan hen het evangelie te verkondigen, maar bij het gebruik als teken voor de ongelovige Joden spreekt men tot God, want in Handelingen 2:11 zeggen de mensen in Jeruzalem: Wij horen hen in onze eigen taal van de grote daden Gods spreken!” Hier gebruiken de apostelen de talengave duidelijk voor de lofprijs! Zij loofden de Eeuwige en maakten Hem groot!
Zo moeten wij ook 1 Corinthiërs 14:2 zien, namelijk als lofprijs: “Want wie in een (vreemde) taal spreekt, spreekt niet tot mensen, maar tot God, want niemand verstaat het!” Het zou best nog wel eens kunnen dat de Here in Corinthe juist het Hebreeuws als talengave gebruikt als teken voor de Griekstalige Joden, die het weliswaar niet verstaan, maar wel als de heilige taal herkennen.
Click here to edit.
Het Hebreeuwse alfabet, de heilige taal van het Oude Testament.
In dat geval is een aan de Hebreeuws gerichte lofprijs in het Hebreeuws zeer legitiem en dat zou tevens een verklaring kunnen zijn voor vers 16 in het zelfde hoofdstuk: “Indien gij een zegen uitspreekt met uw geest, hoe zal iemand, die als toehoorder aanwezig is, op uw dankzegging zijn amen spreken? Hij weet immers niet wat gij zegt!”
Het gebruik van de talengave als lofprijs komen wij eveneens in Handelingen 10:45-46 tegen bij de bekering van Cornelius en zijn huis: “En al de gelovigen uit de besnijdenis, die met Petrus waren medegekomen, stonden verbaasd, dat de gave van de Heilige Geest ook over d eheidenen was uitgestort, want zij hoorden hen spreken in talen en God grootmaken!”
Vraag 5: Welke talen worden met deze tekengave bedoeld?
Werd er bij het wonder tijdens Pinksteren anders dan in vreemde talen gesproken? Hoorden de pelgrims in Jeruzalem bij de volgelingen van Jezus een reeks woorden zonder redelijke samenhang of zelfs het uitstoten van ongearticuleerde klanken? Nee dus!
Door de apostelen werden de grote werken Gods in allerlei heidense talen verkondigd, dus bestaande menselijke talen, geen onverstaanbaar gebrabbel en geen zogenaamde hemelse taal, want Lucas laat ons nadrukkelijk weten, dat er in gewone talen van de volken gesproken werd, verstaanbaar voor wie de taal beheerste. Vergissing was uitgesloten, want de talen werden herkend door de Joden, die in de landen woonden, waar die talen de volkstaal waren. En in vers 11 ervaren wij zelfs de inhoud van datgene wat ze zeiden: ze vertelden van de grote daden van de Here!
Maar alhoewel Bijbelse glossolalie aanwijsbaar echte bestaande menselijke talen omvatte, wordt er desondanks vandaag de dag klaarblijkelijk een andere soort glossolalie in charismatische kringen gehandhaafd, een soort brabbeltaal. Maar deze soort is verre van Bijbels, want dit gebrabbel is een extatische uiting in onverstaanbare klanken en er is dus geen sprake van echt bestaande talen. Het wordt echter niet alleen onder de charismatische christenen gevonden, maar ook in occulte kringen en omdat dit gebrabbel dus ook bestaat buiten de gemeente van de Here, kan deze “tongentaal” dus niet de Bijbelse gave van talen zijn.
Dezelfde geestelijke macht die al vele eeuwen lang de mensen in de valse religies misleidt, misleidt daarom ook de christenen binnen de charismatische beweging, waar men deze praktijken tegenkomt. Zeg eens eerlijk: als dit gebrabbel daadwerkelijk de Bijbelse gave van het spreken in talen zou zijn zoals de charismatici beweren, waarom zou de Here deze gave dan ook aan de volgelingen van heidense religies en culten geven?
Natuurlijk zult u nu wel zeggen dat Gods tegenstander de grote na-aper is en dat hij de Bijbelse glossolalie buiten de gemeente heeft geïmiteerd. Normaal zou dit argument wel kunnen kloppen, maar in dit geval gaat het echt niet op, want de occulte brabbeltaal is geen imitatie van het charismatische “spreken in tongen”. Het is veelmeer andersom, want dit gebrabbel bestond namelijk in de heidense religies reeds lang voordat het de christelijke kerken is binnengeslopen. Het betreft een heel oud fenomeen dat met name in de Griekse wereld, waarin het christendom een belangrijke voedingsbodem vond, van groot belang was.
Dit verschijnsel, waarbij een medium geluiden ging uiten zonder ze zelf te begrijpen, ging meestal gepaard met in-trance-zijn. Dit extatische gebrabbel werd uiteraard geïnspireerd door een andere geest dan de geest van dit medium en daarom was deze spirituele ervaring ontoegankelijk voor het verstand van degene die het uitoefende. Een andere persoon kon echter wel "de interpretatie" ontvangen van het door de eerste persoon geuite gebrabbel.
Wij komen dit verschijnsel reeds in het Oude Testament tegen, want in de Wet wordt deze praktijk nadrukkelijk verboden: “Onder u zal er niemand worden aangetroffen, die zijn zoon of zijn dochter door het vuur doet gaan, die waarzeggerij pleegt, geen wichelaar, uitlegger van voortekenen, of tovenaar, geen bezweerder, niemand, die de geest van een dode of een waarzeggende geest ondervraagt of die de doden raadpleegt. Want ieder die deze dingen doet, is de Here een gruwel.” (Deuteronomium 18:10-12).
De gebruikte woorden in de Griekse versie van het Oude Testament, de Septuaginta, zijn: manteuomenos, dat is degene die het orakel uitspreekt door middel van gebrabbel, en manteian klēdonizomenos, dat is degene die het orakel interpreteert.
Orakel komt overigens van het Latijnse woord oraculum en dat betekent hetzelfde als het Griekse woord manteion, en dat komt weer van Manteia (waarzeggerij). Een ziener of waarzegger was een Mantis en een zieneres of waarzegster een Mantissa.
In dat geval is een aan de Hebreeuws gerichte lofprijs in het Hebreeuws zeer legitiem en dat zou tevens een verklaring kunnen zijn voor vers 16 in het zelfde hoofdstuk: “Indien gij een zegen uitspreekt met uw geest, hoe zal iemand, die als toehoorder aanwezig is, op uw dankzegging zijn amen spreken? Hij weet immers niet wat gij zegt!”
Het gebruik van de talengave als lofprijs komen wij eveneens in Handelingen 10:45-46 tegen bij de bekering van Cornelius en zijn huis: “En al de gelovigen uit de besnijdenis, die met Petrus waren medegekomen, stonden verbaasd, dat de gave van de Heilige Geest ook over d eheidenen was uitgestort, want zij hoorden hen spreken in talen en God grootmaken!”
Vraag 5: Welke talen worden met deze tekengave bedoeld?
Werd er bij het wonder tijdens Pinksteren anders dan in vreemde talen gesproken? Hoorden de pelgrims in Jeruzalem bij de volgelingen van Jezus een reeks woorden zonder redelijke samenhang of zelfs het uitstoten van ongearticuleerde klanken? Nee dus!
Door de apostelen werden de grote werken Gods in allerlei heidense talen verkondigd, dus bestaande menselijke talen, geen onverstaanbaar gebrabbel en geen zogenaamde hemelse taal, want Lucas laat ons nadrukkelijk weten, dat er in gewone talen van de volken gesproken werd, verstaanbaar voor wie de taal beheerste. Vergissing was uitgesloten, want de talen werden herkend door de Joden, die in de landen woonden, waar die talen de volkstaal waren. En in vers 11 ervaren wij zelfs de inhoud van datgene wat ze zeiden: ze vertelden van de grote daden van de Here!
Maar alhoewel Bijbelse glossolalie aanwijsbaar echte bestaande menselijke talen omvatte, wordt er desondanks vandaag de dag klaarblijkelijk een andere soort glossolalie in charismatische kringen gehandhaafd, een soort brabbeltaal. Maar deze soort is verre van Bijbels, want dit gebrabbel is een extatische uiting in onverstaanbare klanken en er is dus geen sprake van echt bestaande talen. Het wordt echter niet alleen onder de charismatische christenen gevonden, maar ook in occulte kringen en omdat dit gebrabbel dus ook bestaat buiten de gemeente van de Here, kan deze “tongentaal” dus niet de Bijbelse gave van talen zijn.
Dezelfde geestelijke macht die al vele eeuwen lang de mensen in de valse religies misleidt, misleidt daarom ook de christenen binnen de charismatische beweging, waar men deze praktijken tegenkomt. Zeg eens eerlijk: als dit gebrabbel daadwerkelijk de Bijbelse gave van het spreken in talen zou zijn zoals de charismatici beweren, waarom zou de Here deze gave dan ook aan de volgelingen van heidense religies en culten geven?
Natuurlijk zult u nu wel zeggen dat Gods tegenstander de grote na-aper is en dat hij de Bijbelse glossolalie buiten de gemeente heeft geïmiteerd. Normaal zou dit argument wel kunnen kloppen, maar in dit geval gaat het echt niet op, want de occulte brabbeltaal is geen imitatie van het charismatische “spreken in tongen”. Het is veelmeer andersom, want dit gebrabbel bestond namelijk in de heidense religies reeds lang voordat het de christelijke kerken is binnengeslopen. Het betreft een heel oud fenomeen dat met name in de Griekse wereld, waarin het christendom een belangrijke voedingsbodem vond, van groot belang was.
Dit verschijnsel, waarbij een medium geluiden ging uiten zonder ze zelf te begrijpen, ging meestal gepaard met in-trance-zijn. Dit extatische gebrabbel werd uiteraard geïnspireerd door een andere geest dan de geest van dit medium en daarom was deze spirituele ervaring ontoegankelijk voor het verstand van degene die het uitoefende. Een andere persoon kon echter wel "de interpretatie" ontvangen van het door de eerste persoon geuite gebrabbel.
Wij komen dit verschijnsel reeds in het Oude Testament tegen, want in de Wet wordt deze praktijk nadrukkelijk verboden: “Onder u zal er niemand worden aangetroffen, die zijn zoon of zijn dochter door het vuur doet gaan, die waarzeggerij pleegt, geen wichelaar, uitlegger van voortekenen, of tovenaar, geen bezweerder, niemand, die de geest van een dode of een waarzeggende geest ondervraagt of die de doden raadpleegt. Want ieder die deze dingen doet, is de Here een gruwel.” (Deuteronomium 18:10-12).
De gebruikte woorden in de Griekse versie van het Oude Testament, de Septuaginta, zijn: manteuomenos, dat is degene die het orakel uitspreekt door middel van gebrabbel, en manteian klēdonizomenos, dat is degene die het orakel interpreteert.
Orakel komt overigens van het Latijnse woord oraculum en dat betekent hetzelfde als het Griekse woord manteion, en dat komt weer van Manteia (waarzeggerij). Een ziener of waarzegger was een Mantis en een zieneres of waarzegster een Mantissa.
Click here to edit.
In Griekenland waren veel tempels, die gebruikt werden voor orakels. Een orakel werd gebruikt om raad aan de goden te vragen. De goden wisten volgens de Grieken de toekomst (hier het orakel van Delphi).
Gezien het belang van de Griekse denkwereld bij de ontwikkeling van het christendom, dat zich geleidelijk van het Jodendom heeft verwijderd, willen we in deze Bijbelstudie niet alleen aandacht besteden aan de Griekse taal en cultuur, maar ook aan de Griekse mythologie.
Dat het gebrabbel en de vertolking van dit gebrabbel niet verward mag worden met de gave van het spreken in talen en de vertolking van het spreken in talen, blijkt reeds uit het verschil in de gebruikte Griekse benamingen voor deze beide verschijnselen. Het Griekse woord voor orakelspreuk is Chrēsmos.
De Grieken konden het fenomeen van die extatische uiting in onverstaanbare klanken met diverse woorden beschrijven zoals o.a. chrēstēria en manteia, maar om de bewuste geestesgave mee aan te duiden gebruikte Paulus daarentegen geen van al deze woorden, maar hij had het over glōssēi lalein (met een taal spreken) glōssais lalōn (met talen sprekende) en glōssais lalousin (zij spreken met talen).
Maar nooit werd het woord glōssa, wat zowel taal alsook het spraakorgaan tong betekent, gebruikt om te verwijzen naar onverstaanbaar extatisch gebrabbel. Als dit wel de bedoeling had moeten zijn en dit inderdaad de zogenaamde “tongentaal” geweest zou zijn, waarom werd dan zowel in Marcus alsook in het boek Handelingen en in de brief aan de Corinthiërs consequent het woord Glōssa gebruikt, terwijl men toch ook beschikte over meerdere specifieke Griekse woorden voor deze brabbeltaal?
Maar al te vaak stellen charismatische christenen dat dit gedaan zou zijn om het onderscheid duidelijk zichtbaar te maken tussen de door God geïnspireerde “tongentaal” en de door demonen geïnspireerde “tongentaal”. Maar dat antwoord slaat natuurlijk nergens op, want Paulus had er namelijk ook geen enkele moeite mee om het woord prophētēs te gebruiken om te verwijzen naar de profeten, die de woorden van de Here doorgaven, terwijl prophētēs juist verwees naar diegenen die in de heidense tempels de orakels te vertolkten.
Dit woord is later ook binnen het christendom zodanig ingeburgerd, dat niemand er meer bij stil staat, dat een “profeet” eigenlijk een occult medium was, want ook in de Nederlandse Bijbelvertalingen geniet het van oorsprong Griekse woord profeet de voorkeur tegenover het Hebreeuwse woord Navi.
Het orakel was erg bekend en populair in de Griekse oudheid. De beroemdste mediums waren waarschijnlijk Daphne, de Pythia van Delphi, en de Sybillen.
De apostel Paulus en zijn begeleiders zullen tijdens hun zendingsreizen door Griekenland ongetwijfeld herhaaldelijk met de orakelcultus geconfronteerd zijn geweest. In de oude Griekse stad Delphi, die op de zuidhelling van het prachtige en indrukwekkende Parnassos-gebergte ligt, zetelde een orakel dat volgens de overleveringen door middel van een extatische brabbeltaal voorspellingen deed, die afkomstig waren uit een spleet in de aarde die wonderlijke gassen produceerde.
De Grieken geloofden dat het de adem van Apollo was die achter de spleet verborgen zat. Reeds lang daarvoor kenden herders die hun kuddes lieten grazen bij de berg Parnassos, deze mysterieuze plek al, waar een eigenaardige, weeïg zoete geur hing en die volgens hen door de reuzenslang Python bewaakt werd. Apollo kreeg als geboortegeschenk een pijl en boog van zijn halfbroer Hephaistos. Hiermee doodde hij in Delphi, toen hij 5 dagen oud was, de slang Python en om deze reden is de bijnaam van Apollo ook Pythios.
Gezien het belang van de Griekse denkwereld bij de ontwikkeling van het christendom, dat zich geleidelijk van het Jodendom heeft verwijderd, willen we in deze Bijbelstudie niet alleen aandacht besteden aan de Griekse taal en cultuur, maar ook aan de Griekse mythologie.
Dat het gebrabbel en de vertolking van dit gebrabbel niet verward mag worden met de gave van het spreken in talen en de vertolking van het spreken in talen, blijkt reeds uit het verschil in de gebruikte Griekse benamingen voor deze beide verschijnselen. Het Griekse woord voor orakelspreuk is Chrēsmos.
De Grieken konden het fenomeen van die extatische uiting in onverstaanbare klanken met diverse woorden beschrijven zoals o.a. chrēstēria en manteia, maar om de bewuste geestesgave mee aan te duiden gebruikte Paulus daarentegen geen van al deze woorden, maar hij had het over glōssēi lalein (met een taal spreken) glōssais lalōn (met talen sprekende) en glōssais lalousin (zij spreken met talen).
Maar nooit werd het woord glōssa, wat zowel taal alsook het spraakorgaan tong betekent, gebruikt om te verwijzen naar onverstaanbaar extatisch gebrabbel. Als dit wel de bedoeling had moeten zijn en dit inderdaad de zogenaamde “tongentaal” geweest zou zijn, waarom werd dan zowel in Marcus alsook in het boek Handelingen en in de brief aan de Corinthiërs consequent het woord Glōssa gebruikt, terwijl men toch ook beschikte over meerdere specifieke Griekse woorden voor deze brabbeltaal?
Maar al te vaak stellen charismatische christenen dat dit gedaan zou zijn om het onderscheid duidelijk zichtbaar te maken tussen de door God geïnspireerde “tongentaal” en de door demonen geïnspireerde “tongentaal”. Maar dat antwoord slaat natuurlijk nergens op, want Paulus had er namelijk ook geen enkele moeite mee om het woord prophētēs te gebruiken om te verwijzen naar de profeten, die de woorden van de Here doorgaven, terwijl prophētēs juist verwees naar diegenen die in de heidense tempels de orakels te vertolkten.
Dit woord is later ook binnen het christendom zodanig ingeburgerd, dat niemand er meer bij stil staat, dat een “profeet” eigenlijk een occult medium was, want ook in de Nederlandse Bijbelvertalingen geniet het van oorsprong Griekse woord profeet de voorkeur tegenover het Hebreeuwse woord Navi.
Het orakel was erg bekend en populair in de Griekse oudheid. De beroemdste mediums waren waarschijnlijk Daphne, de Pythia van Delphi, en de Sybillen.
De apostel Paulus en zijn begeleiders zullen tijdens hun zendingsreizen door Griekenland ongetwijfeld herhaaldelijk met de orakelcultus geconfronteerd zijn geweest. In de oude Griekse stad Delphi, die op de zuidhelling van het prachtige en indrukwekkende Parnassos-gebergte ligt, zetelde een orakel dat volgens de overleveringen door middel van een extatische brabbeltaal voorspellingen deed, die afkomstig waren uit een spleet in de aarde die wonderlijke gassen produceerde.
De Grieken geloofden dat het de adem van Apollo was die achter de spleet verborgen zat. Reeds lang daarvoor kenden herders die hun kuddes lieten grazen bij de berg Parnassos, deze mysterieuze plek al, waar een eigenaardige, weeïg zoete geur hing en die volgens hen door de reuzenslang Python bewaakt werd. Apollo kreeg als geboortegeschenk een pijl en boog van zijn halfbroer Hephaistos. Hiermee doodde hij in Delphi, toen hij 5 dagen oud was, de slang Python en om deze reden is de bijnaam van Apollo ook Pythios.
Click here to edit.
Apollo doodt de slang Python (schilderij van de Franse schilder Redon uit 1811).
Hera had Python op zijn moeder, Leto, afgestuurd, omdat ze wraak wilde nemen op haar man Zeus, die een liefdesavontuurtje met Leto had gehad waardoor deze zwanger was geraakt. Vanaf het moment dat Apollo Python doodde was het orakel in Delphi van hem. Uit deze spleet in de rotsen stegen in bepaalde tijden van het jaar mysterieuze gassen op. Struiken produceerden er nooit bloemen en bladeren vielen al in de lente af. Schapen die in de buurt kwamen van deze spleet in de aarde, begonnen vreemd rond te springen. Een herder die er op een dag wat rondsnuffelde, begon te schudden en kreeg opeens het gevoel dat hij zweefde en voor een moment dacht hij zelfs dat hij alwetend was.
Omdat de bevolking ervan overtuigd was dat Apollo hier achter zat, bouwden zij hem ter ere in de zesde eeuw voor Christus boven de spleet een tempel met een kelderkamertje, het Adyton, dat was de heiligste plaats van de tempel. Een mooie, bovennatuurlijk begaafde jonge vrouw werd er als de Pythia (de orakelvrouw), aangesteld.
Zij werd Pythia genoemd vanwege de Python die aan dit orakel was verbonden. Een Pythia bleef nooit lang. De giftige gassen die uit de spleet omhoog kwamen beschadigden haar longen, en dan werd ze naar de bergen gestuurd om daar te sterven. Meestal werd reeds van te voren een nieuwe priesteres uitgezocht.
De Pythia werd in het begin gekozen onder de jonge vrouwen uit Delphi. Maar later, toen de priester er zeker van wilde zijn dat de Pythia deugdzaam was werd ze onder de vrouwen van boven de 50 gekozen.
Op bepaalde dagen ging deze orakelvrouw in het kamertje zitten op een drievoet en begon dan in trance brabbeltaal uit te slaan en de priesters van de tempel interpreteerden de klanken en vertaalden ze in voorspellingen.
Op de plek waar het gas naar bovenkwam, plaatsten de oude Grieken een steen in de vorm van een navel, de Omphalos. Daarmee gaven ze aan dat ze Delphi als het middelpunt van de wereld beschouwden, want volgens de legende liet Zeus twee adelaars uitvliegen van de twee uiteinden van de wereld. Hun paden kruisten boven Delphi en daarmee was vastgesteld dat dit het middelpunt van de aarde was, ofwel de navel van de aarde. Als de Pythia de Omphalos, de navelsteen weghaalde, hoopte het gas zich in haar kleine kamertje op en raakte zij ervan in vervoering, waardoor ze extatische vreemde klanken ging uiten die zonder meer vergelijkbaar zijn met de brabbeltaal die wij in hedendaagse charismatische kringen tegenkomen.
Hera had Python op zijn moeder, Leto, afgestuurd, omdat ze wraak wilde nemen op haar man Zeus, die een liefdesavontuurtje met Leto had gehad waardoor deze zwanger was geraakt. Vanaf het moment dat Apollo Python doodde was het orakel in Delphi van hem. Uit deze spleet in de rotsen stegen in bepaalde tijden van het jaar mysterieuze gassen op. Struiken produceerden er nooit bloemen en bladeren vielen al in de lente af. Schapen die in de buurt kwamen van deze spleet in de aarde, begonnen vreemd rond te springen. Een herder die er op een dag wat rondsnuffelde, begon te schudden en kreeg opeens het gevoel dat hij zweefde en voor een moment dacht hij zelfs dat hij alwetend was.
Omdat de bevolking ervan overtuigd was dat Apollo hier achter zat, bouwden zij hem ter ere in de zesde eeuw voor Christus boven de spleet een tempel met een kelderkamertje, het Adyton, dat was de heiligste plaats van de tempel. Een mooie, bovennatuurlijk begaafde jonge vrouw werd er als de Pythia (de orakelvrouw), aangesteld.
Zij werd Pythia genoemd vanwege de Python die aan dit orakel was verbonden. Een Pythia bleef nooit lang. De giftige gassen die uit de spleet omhoog kwamen beschadigden haar longen, en dan werd ze naar de bergen gestuurd om daar te sterven. Meestal werd reeds van te voren een nieuwe priesteres uitgezocht.
De Pythia werd in het begin gekozen onder de jonge vrouwen uit Delphi. Maar later, toen de priester er zeker van wilde zijn dat de Pythia deugdzaam was werd ze onder de vrouwen van boven de 50 gekozen.
Op bepaalde dagen ging deze orakelvrouw in het kamertje zitten op een drievoet en begon dan in trance brabbeltaal uit te slaan en de priesters van de tempel interpreteerden de klanken en vertaalden ze in voorspellingen.
Op de plek waar het gas naar bovenkwam, plaatsten de oude Grieken een steen in de vorm van een navel, de Omphalos. Daarmee gaven ze aan dat ze Delphi als het middelpunt van de wereld beschouwden, want volgens de legende liet Zeus twee adelaars uitvliegen van de twee uiteinden van de wereld. Hun paden kruisten boven Delphi en daarmee was vastgesteld dat dit het middelpunt van de aarde was, ofwel de navel van de aarde. Als de Pythia de Omphalos, de navelsteen weghaalde, hoopte het gas zich in haar kleine kamertje op en raakte zij ervan in vervoering, waardoor ze extatische vreemde klanken ging uiten die zonder meer vergelijkbaar zijn met de brabbeltaal die wij in hedendaagse charismatische kringen tegenkomen.
Click here to edit.
De Omphalossteen als een enorme navelstreng, die op ‘de navel van de aarde’ zou liggen.
Vandaar in deze Bijbelstudie dit verhaal. Deze onsamenhangende klanken van de Pythia werden door de priesters, in het Grieks Prophētēs (profeten) genaamd, vertolkt, vaak in verzen.
Volgens de oude overleveringen gebeurde dit slechts één keer per maand, namelijk op de zevende dag, en tot op heden blijft het voor velen een raadsel hoe het komt dat het orakel altijd voorspellingen deed die uitkwamen, zoals zelfs grote schrijvers als Homerus en Herodotus getuigden.
De meest voor de hand liggende antwoord is, dat de prophētai het gebrabbel van de Pythia zodanig vertolkten, dat die meestal voor meer dan een uitleg vatbaar was. Een bekend voorbeeld van een dergelijk orakel vinden wij bij de vraag van een veldheer: “Hoe liggen mijn kansen voor de komende veldslag?” Het antwoord luidde: “Overwinnen zult gij niet sterven in de strijd”. De betekenis van deze zin ligt er maar aan waar je de komma zet.
Ook al waren de adviezen van de Pythia vaak zo duister dat men er meestal alle kanten mee uit kon, toch waren de Grieken er vast van overtuigd dat door middel van dit orakel niemand anders dan Apollo, de god van het licht, de schone kunsten en de voorspellingen, tot de mensen sprak. Daarom ondernam men geen grote reis of nam men geen belangrijke beslissing zonder eerst het orakel te raadplegen.
In de antwoorden kwamen meestal twee belangrijke Apollinische kenmerken, het extatische gebrabbel van de profetie en het reinigingsaspect, tot uiting. Het derde kenmerk, de innerlijke en uiterlijke ordening, kwam tot uiting in de opschriften op de tempel, zoals “ken u zelf” en “niets te veel”.
Nog in de tijd dat Paulus Griekenland bezocht en daar de eerste gemeenten stichtte, was de invloed van het orakel van Delphi merkbaar door heel Griekenland, en ook in Corinthe was de brabbeltaal van de Pythia en van de Sybillen nog steeds bekend. Vandaar dat Paulus drie hoofdstukken van zijn brief aan de Corinthiërs moest besteden om duidelijk te maken dat zij daar bijzonder zorgvuldig moesten omgaan met de gave van het spreken in talen, want deze Bijbelse glossolalie kon door onkunde en verkeerd gebruik makkelijk verward worden met de occulte Mantua van de Grieken.
We zagen reeds door de context dat de betekenis van het Griekse woord glōssa in dit geval niet ‘tongen’ maar ‘talen’ is. Dus waar in de NBG-vertaling dan ook het woord ‘tongen’ gevonden wordt in verband met deze tekengave, dan betekent het altijd een echt bestaande taal. Dit is heel belangrijk om te onthouden, want de meesten van hen die tegenwoordig beweren ‘in tongen’ te spreken, spreken namelijk geen bestaande talen, maar dat soort gebrabbel, waarover wij zojuist in het verhaal van Delphi hebben gelezen!
Maar omdat ook zij niet om Handelingen 2 heen kunnen beweren zij dat de Heilige Geest twee verschillende talengaven zou hebben gegeven. De ene zou inderdaad werkelijke menselijke talen omvatten, maar de andere zou volgens hen wel een ‘extatische uiting’ zijn, dus de eerder genoemde brabbeltaal. Daarom zeggen zij dat de talengave van Handelingen 2 zou verschillen van die in 1 Corinthiërs 14.
Deze verkeerde gedachtegang is namelijk ontstaan, omdat de Bijbel in 1 Corinthiërs 14:5 zegt dat de talen uitgelegd moeten worden, terwijl in Handelingen 2 daarentegen de talen niet uitgelegd werden.
Betekent dit dat er twee soorten talengaven zijn? Het antwoord is vrij simpel. Zoals bij vraag 1 werd uitgelegd, waren de apostelen, die in vreemde talen spraken, door de Here bovennatuurlijk gezegend om talen te spreken die zij normaliter niet beheersten. Zo is het ook in de Corinthebrief. De personen, die in vreemde talen spraken, wisten dus niet wat zij zeiden, tenzij de Here hen de gave van uitleg had gegeven.
En waarom werden de talen in Handelingen 2 dan niet uitgelegd? Heel eenvoudig! Er waren immers mensen uit alle volken die onder de hemel zijn aanwezig en ieder hoorde de boodschap in zijn eigen taal en daarom was er dus geen verdere uitleg nodig! Het is daarom duidelijk, dat er in Handelingen 2 en 1 Corinthiërs 14 sprake is van één en dezelfde gave, namelijk het spreken in bestaande, maar voor hen onbekende talen door de Heilige Geest.
Vraag 6: Bestaat er een beperking op het “spreken in nieuwe talen”?
Deze vraag hebben we al bij de zendelingen uitgelegd.
Vraag 7: Is het “spreken in nieuwe talen” nog voor vandaag?
Dit gebeurt incidenteel in bepaalde situaties nog steeds, met name op het zendingsveld, maar dan meer in de zin van een stuk toerusting om het zendingswerk te ondersteunen. Er zijn gevallen bekend dat zendelingen in talen van natuurvolken, die tot dan toe niet bekend waren het evangelie konden verkondigen.
Als tekengave is het spreken in talen die men van te voren niet geleerd heeft, grotendeels verdwenen omdat men dat in de huidige digitale maatschappij niet meer als een groot wonder en teken ervaart.
Tegenwoordig kijkt er niemand meer vreemd van op als een boer uit een afgelegen landelijk gebied een exotische taal blijkt te beheersen, want wij leven immers in het tijdperk van online-taalinstituten en je maatschappelijke afkomst zegt niets meer over je opleidingsniveau. In Bijbelse tijden was dat anders.
Het feit dat het als een groot wonder en teken werd ervaren dat ongeletterde vissers uit Galilea opeens diverse talen spraken, kon door de Here gebruikt worden om de apostelen daarmee te legitimeren als door Hem gezondenen.
Dit doel van deze tekengave is heden grotendeels vervaagd en overbodig geworden en daarom moeten wij alle huidige zogenaamde wonderen en tekenen bijzonder waakzaam bejegenen en alles te toetsen aan het Woord!
Vandaar in deze Bijbelstudie dit verhaal. Deze onsamenhangende klanken van de Pythia werden door de priesters, in het Grieks Prophētēs (profeten) genaamd, vertolkt, vaak in verzen.
Volgens de oude overleveringen gebeurde dit slechts één keer per maand, namelijk op de zevende dag, en tot op heden blijft het voor velen een raadsel hoe het komt dat het orakel altijd voorspellingen deed die uitkwamen, zoals zelfs grote schrijvers als Homerus en Herodotus getuigden.
De meest voor de hand liggende antwoord is, dat de prophētai het gebrabbel van de Pythia zodanig vertolkten, dat die meestal voor meer dan een uitleg vatbaar was. Een bekend voorbeeld van een dergelijk orakel vinden wij bij de vraag van een veldheer: “Hoe liggen mijn kansen voor de komende veldslag?” Het antwoord luidde: “Overwinnen zult gij niet sterven in de strijd”. De betekenis van deze zin ligt er maar aan waar je de komma zet.
Ook al waren de adviezen van de Pythia vaak zo duister dat men er meestal alle kanten mee uit kon, toch waren de Grieken er vast van overtuigd dat door middel van dit orakel niemand anders dan Apollo, de god van het licht, de schone kunsten en de voorspellingen, tot de mensen sprak. Daarom ondernam men geen grote reis of nam men geen belangrijke beslissing zonder eerst het orakel te raadplegen.
In de antwoorden kwamen meestal twee belangrijke Apollinische kenmerken, het extatische gebrabbel van de profetie en het reinigingsaspect, tot uiting. Het derde kenmerk, de innerlijke en uiterlijke ordening, kwam tot uiting in de opschriften op de tempel, zoals “ken u zelf” en “niets te veel”.
Nog in de tijd dat Paulus Griekenland bezocht en daar de eerste gemeenten stichtte, was de invloed van het orakel van Delphi merkbaar door heel Griekenland, en ook in Corinthe was de brabbeltaal van de Pythia en van de Sybillen nog steeds bekend. Vandaar dat Paulus drie hoofdstukken van zijn brief aan de Corinthiërs moest besteden om duidelijk te maken dat zij daar bijzonder zorgvuldig moesten omgaan met de gave van het spreken in talen, want deze Bijbelse glossolalie kon door onkunde en verkeerd gebruik makkelijk verward worden met de occulte Mantua van de Grieken.
We zagen reeds door de context dat de betekenis van het Griekse woord glōssa in dit geval niet ‘tongen’ maar ‘talen’ is. Dus waar in de NBG-vertaling dan ook het woord ‘tongen’ gevonden wordt in verband met deze tekengave, dan betekent het altijd een echt bestaande taal. Dit is heel belangrijk om te onthouden, want de meesten van hen die tegenwoordig beweren ‘in tongen’ te spreken, spreken namelijk geen bestaande talen, maar dat soort gebrabbel, waarover wij zojuist in het verhaal van Delphi hebben gelezen!
Maar omdat ook zij niet om Handelingen 2 heen kunnen beweren zij dat de Heilige Geest twee verschillende talengaven zou hebben gegeven. De ene zou inderdaad werkelijke menselijke talen omvatten, maar de andere zou volgens hen wel een ‘extatische uiting’ zijn, dus de eerder genoemde brabbeltaal. Daarom zeggen zij dat de talengave van Handelingen 2 zou verschillen van die in 1 Corinthiërs 14.
Deze verkeerde gedachtegang is namelijk ontstaan, omdat de Bijbel in 1 Corinthiërs 14:5 zegt dat de talen uitgelegd moeten worden, terwijl in Handelingen 2 daarentegen de talen niet uitgelegd werden.
Betekent dit dat er twee soorten talengaven zijn? Het antwoord is vrij simpel. Zoals bij vraag 1 werd uitgelegd, waren de apostelen, die in vreemde talen spraken, door de Here bovennatuurlijk gezegend om talen te spreken die zij normaliter niet beheersten. Zo is het ook in de Corinthebrief. De personen, die in vreemde talen spraken, wisten dus niet wat zij zeiden, tenzij de Here hen de gave van uitleg had gegeven.
En waarom werden de talen in Handelingen 2 dan niet uitgelegd? Heel eenvoudig! Er waren immers mensen uit alle volken die onder de hemel zijn aanwezig en ieder hoorde de boodschap in zijn eigen taal en daarom was er dus geen verdere uitleg nodig! Het is daarom duidelijk, dat er in Handelingen 2 en 1 Corinthiërs 14 sprake is van één en dezelfde gave, namelijk het spreken in bestaande, maar voor hen onbekende talen door de Heilige Geest.
Vraag 6: Bestaat er een beperking op het “spreken in nieuwe talen”?
Deze vraag hebben we al bij de zendelingen uitgelegd.
Vraag 7: Is het “spreken in nieuwe talen” nog voor vandaag?
Dit gebeurt incidenteel in bepaalde situaties nog steeds, met name op het zendingsveld, maar dan meer in de zin van een stuk toerusting om het zendingswerk te ondersteunen. Er zijn gevallen bekend dat zendelingen in talen van natuurvolken, die tot dan toe niet bekend waren het evangelie konden verkondigen.
Als tekengave is het spreken in talen die men van te voren niet geleerd heeft, grotendeels verdwenen omdat men dat in de huidige digitale maatschappij niet meer als een groot wonder en teken ervaart.
Tegenwoordig kijkt er niemand meer vreemd van op als een boer uit een afgelegen landelijk gebied een exotische taal blijkt te beheersen, want wij leven immers in het tijdperk van online-taalinstituten en je maatschappelijke afkomst zegt niets meer over je opleidingsniveau. In Bijbelse tijden was dat anders.
Het feit dat het als een groot wonder en teken werd ervaren dat ongeletterde vissers uit Galilea opeens diverse talen spraken, kon door de Here gebruikt worden om de apostelen daarmee te legitimeren als door Hem gezondenen.
Dit doel van deze tekengave is heden grotendeels vervaagd en overbodig geworden en daarom moeten wij alle huidige zogenaamde wonderen en tekenen bijzonder waakzaam bejegenen en alles te toetsen aan het Woord!
Click here to edit.
Handelingen 10:44-48 en 11:1-4, 15-18
Het tekenkarakter van de talengave wordt nog duidelijker bij het tweede in Handelingen vermelde talenwonder. In hoofdstuk 10 wordt de bekering van Cornelius en zijn hele huis beschreven. Cornelius was een Romeinse centurio en dus een heiden.
Door middel van een visioen werd Petrus erop voorbereid om naar deze niet-jood te gaan. U moet daarbij in gedachten houden dat de Romeinen de bezetters en dus de vijanden van Israël waren en elk contact met een officier van het bezettingsleger kon derhalve door andere Joden worden uitgelegd als collaboratie.
Bovendien werden de heidenen ook vanuit de wet als onrein beschouwd en vermeden de Joden ook om religieuze redenen elke omgang met niet-joden, die boven het strikt noodzakelijke uitging. Het was dus voor Kefa Petrus een hele stap om dit te doen, maar hij werd door de Here nadrukkelijk aangewezen om naar deze Romeinse officier te gaan. Hij predikte hem en zijn huis het evangelie en: “Terwijl Petrus deze woorden nog sprak, viel de Heilige Geest op allen, die het woord hoorden. En al de gelovigen uit de besnijdenis, die met Petrus waren medegekomen, stonden verbaasd, dat de gave van de Heilige Geest ook over de heidenen was uitgestort, want zij hoorden hen spreken in talen en God grootmaken. Toen merkte Petrus op: Zou iemand het water kunnen weren, om dezen onder te dompelen, die evenals wij de Heilige Geest hebben ontvangen? En hij beval hen onder te dompelen in de naam van Jezus Christus. De apostelen nu en de broeders in Judea hoorden, dat ook de heidenen het woord Gods aangenomen hadden. En toen Petrus naar Jeruzalem gegaan was, verschilden zij, die uit de besnijdenis waren, met hem van mening, en zij zeiden: Gij zijt binnengegaan bij onbesnedenen en hebt met hen gegeten. Maar Petrus begon hun alles in geregelde orde uiteen te zetten en zeide: Toen ik begonnen was te spreken, viel de Heilige Geest op hen, evenals in het begin ook op ons. En ik herinnerde mij het woord van de Here, hoe Hij zeide: Johannes deed de onderdompeling met water, maar gij zult met de Heilige Geest ondergedompeld worden. Indien nu God hun op volkomen gelijke wijze als ons de gave heeft gegeven op het geloof in Jezus de Messias, hoe zou ik dan bij machte geweest zijn God tegen te houden? En toen zij dit gehoord hadden, kwamen zij tot rust en verheerlijkten God, zeggende: Zo heeft dan God ook de heidenen de bekering ten leven geschonken.”
Het tekenkarakter van de talengave wordt nog duidelijker bij het tweede in Handelingen vermelde talenwonder. In hoofdstuk 10 wordt de bekering van Cornelius en zijn hele huis beschreven. Cornelius was een Romeinse centurio en dus een heiden.
Door middel van een visioen werd Petrus erop voorbereid om naar deze niet-jood te gaan. U moet daarbij in gedachten houden dat de Romeinen de bezetters en dus de vijanden van Israël waren en elk contact met een officier van het bezettingsleger kon derhalve door andere Joden worden uitgelegd als collaboratie.
Bovendien werden de heidenen ook vanuit de wet als onrein beschouwd en vermeden de Joden ook om religieuze redenen elke omgang met niet-joden, die boven het strikt noodzakelijke uitging. Het was dus voor Kefa Petrus een hele stap om dit te doen, maar hij werd door de Here nadrukkelijk aangewezen om naar deze Romeinse officier te gaan. Hij predikte hem en zijn huis het evangelie en: “Terwijl Petrus deze woorden nog sprak, viel de Heilige Geest op allen, die het woord hoorden. En al de gelovigen uit de besnijdenis, die met Petrus waren medegekomen, stonden verbaasd, dat de gave van de Heilige Geest ook over de heidenen was uitgestort, want zij hoorden hen spreken in talen en God grootmaken. Toen merkte Petrus op: Zou iemand het water kunnen weren, om dezen onder te dompelen, die evenals wij de Heilige Geest hebben ontvangen? En hij beval hen onder te dompelen in de naam van Jezus Christus. De apostelen nu en de broeders in Judea hoorden, dat ook de heidenen het woord Gods aangenomen hadden. En toen Petrus naar Jeruzalem gegaan was, verschilden zij, die uit de besnijdenis waren, met hem van mening, en zij zeiden: Gij zijt binnengegaan bij onbesnedenen en hebt met hen gegeten. Maar Petrus begon hun alles in geregelde orde uiteen te zetten en zeide: Toen ik begonnen was te spreken, viel de Heilige Geest op hen, evenals in het begin ook op ons. En ik herinnerde mij het woord van de Here, hoe Hij zeide: Johannes deed de onderdompeling met water, maar gij zult met de Heilige Geest ondergedompeld worden. Indien nu God hun op volkomen gelijke wijze als ons de gave heeft gegeven op het geloof in Jezus de Messias, hoe zou ik dan bij machte geweest zijn God tegen te houden? En toen zij dit gehoord hadden, kwamen zij tot rust en verheerlijkten God, zeggende: Zo heeft dan God ook de heidenen de bekering ten leven geschonken.”
Click here to edit.
Cornelius ontvangt Simon Petrus in zijn huis.
Cornelius was ongetwijfeld al een bekeerde man met een goed hart, voordat Petrus tot hem kwam, want Hij geloofde in de God van Israël en gaf aalmoezen, maar hem ontbrak nog de kennis van het volbrachte werk van Jezus en daarom verkondigde Petrus aan Cornelius en zijn huis, dat een ieder die in Hem gelooft, het eeuwig leven krijgt en vergeving van zonden ontvangt door Zijn Naam. Deze Romeinen namen dit in geloof aan, en terstond viel de Heilige Geest op hen allen en men hoorde ze nu in talen spreken en de Here verhogen.
Eerder in deze Bijbelstudie is reeds aangetoond, dat de glossolalie op de eerste plaats een teken is voor ongelovige Joden, maar hier lezen wij, dat de Here de gave om in nieuwe talen te spreken niet alleen aan Joodse gelovigen gegeven heeft, maar dat zelfs ook de Romeinse hoofdman Cornelius en de zijnen nadat zij tot geloof kwamen en de Heilige Geestontvangen hadden, als bewijs daarvan toen ook in talen spraken.
Nu mogen wij echter hieruit niet de voorbarige conclusie trekken dat de talengave altijd een hoorbaar bewijs zou zijn voor de doop in de Heilige Geest, zoals de charismatische beweging beweert, want er zijn voldoende teksten te vinden waaruit het tegendeel blijkt. Maar in dit specifieke geval was het wel erg duidelijk waarom de Heilige Geest die gave gaf, want behalve Petrus had nog niet iedereen begrepen, dat er bij de Here geen aanzien des persoons is.
Om aan de Joodse gelovigen, die met hem samen gekomen waren, te laten zien, dat God ook aan heidenen de bekering ten leven geschonken had, gaf Hij deze Romeinen de gave om in vreemde talen te spreken, hetzelfde als Hij tijdens het Pinksterfeest eerst bij de Joden heeft gedaan. Daardoor kon geen Messiasbelijdende Jood er meer aan twijfelen dat God ook de gelovigen uit de volken wilde aannemen.
Paulus schreef later, dat de Joden om een teken vragen en hij schreef ook, dat de talengave op de eerste plaats een teken voor de ongelovigen is en daarom was het spreken in talen tijdens Pinksteren een teken voor ongelovige Joden.
Maar in het geval van Cornelius en de zijnen was het juist een teken voor gelovige Joden, dat God ook de gelovigen uit de volken in genade aanvaardde, want deze Joden geloofden weliswaar in Jezus, maar zij konden eerst niet geloven dat ook heidenen de Heilige Geest kunnen ontvangen. De Here betuigde door dit teken, dat Joden en gelovigen uit de volken op gelijke wijze gezegend waren in Jezus de Messias, want Cornelius en de zijnen die het woord aangenomen hadden, ontvingen de Heilige Geest in Caesarea net zoals de Joden op de Pinksterdag in Jeruzalem.
Ook dit was eigenlijk een groot wonder, want het is niet alleen maar zo dat Gods Geest op heidenen viel, maar Hij viel zelfs op heidenen die niet eens besneden en ook nog niet ondergedompeld waren in het badwater, en dat zijn toch eigenlijk juist twee heel belangrijke vereisten voor de Giyur, dus om tot het Jodendom toe te treden! Zij spraken opeens ook in vreemde talen, die zij nooit geleerd hadden.
Het zou best nog wel eens kunnen dat dit het Aramees was, de taal die deze Galileese volgelingen van Jezus spraken, alsook het Hebreeuws, de heilige taal! Want evenals de apostelen als zendelingen de gave ontvingen om de talen der heidense volkeren te spreken, zodat zij de leer van Jezus aan hun hoorders zouden verkondigen, zo hebben misschien de hoorders omgekeerd de gave ontvangen om op hun beurt de moedertaal van Jezus te spreken, alsook de heilige taal, zodat zij de bewijzen konden onderzoeken, die de predikers uit de Oude Testament aanvoerden.
Het is voor te stellen dat het voor wetsgetrouwe Joden ronduit schokkend geweest moest zijn om heidenen die zij als onrein beschouwden, opeens midden in een heidense stad vol afgodsbeelden de God van Israël nota bene in de heilige taal te horen loven en prijzen!
Wat hier gebeurde was immers een herhaling van het wonder dat tijdens het pinksterfeest plaats vond. Maar daar was het net andersom, want daar hoorde men juist midden in de heilige stad Jeruzalem vlak bij de tempel gelovige Joden God grootmaken in alle talen van de onreine heidenen. Eigenlijk onvoorstelbaar! Dit moest gewoon een diepe en blijvende indruk hebben gemaakt op de oor- en ooggetuigen!
Click here to edit.
Thorarollen, die de wet van God bevatten. Thora betekent voor zowel Jood als heiden ‘Leven’.
Wij zien daarom in vers 45 wat een impact dit tweede talenwonder teweeggebracht heeft op de gelovige Joden, die met Petrus gekomen waren. Zij stonden verbaasd, dat de gave van de Heilige Geest ook op de Romeinen uitgestort werd, want zij dachten dat dit alleen voor hun eigen volk bestemd zou zijn.
Maar hoewel zij onbesnedene heidenen waren, mochten zij, omdat zij de Heilige Geest hadden ontvangen, tot de onderdompeling worden toegelaten.
Hier zien wij opnieuw iets heel ongewoons: doorgaans ontvangt men de Heilige Geest namelijk pas nadat men uit het water komt, maar op deze heidenen viel Hij nog vóórdat zij ondergedompeld waren. Maar eigenlijk is het ook heel logisch dat hier de volgorde anders moest zijn, want als de Heilige Geest hun niet was gegeven vóór dat zij ondergedompeld waren, dan waren zij misschien zelfs helemaal niet ondergedompeld, want Petrus zou zelfs niet eens gekomen zijn om voor hen te prediken, als hem dat niet door een visioen van te voren was bevolen.
En zo werd daar de éne ongewone stap van goddelijke genade na de andere genomen om ook de gelovigen uit de volken aan de nieuwe Messiasbelijdende gemeente toe te voegen. Nadat Petrus naar Jeruzalem terugkwam kreeg hij daar eerst de wind van voren, maar uit zijn betoog blijkt, dat met name de gave van het spreken in talen hier het nadrukkelijke bewijs was, dat de bekering van deze heidenenecht en door de Here aanvaard was.
Wij zien daarom in vers 45 wat een impact dit tweede talenwonder teweeggebracht heeft op de gelovige Joden, die met Petrus gekomen waren. Zij stonden verbaasd, dat de gave van de Heilige Geest ook op de Romeinen uitgestort werd, want zij dachten dat dit alleen voor hun eigen volk bestemd zou zijn.
Maar hoewel zij onbesnedene heidenen waren, mochten zij, omdat zij de Heilige Geest hadden ontvangen, tot de onderdompeling worden toegelaten.
Hier zien wij opnieuw iets heel ongewoons: doorgaans ontvangt men de Heilige Geest namelijk pas nadat men uit het water komt, maar op deze heidenen viel Hij nog vóórdat zij ondergedompeld waren. Maar eigenlijk is het ook heel logisch dat hier de volgorde anders moest zijn, want als de Heilige Geest hun niet was gegeven vóór dat zij ondergedompeld waren, dan waren zij misschien zelfs helemaal niet ondergedompeld, want Petrus zou zelfs niet eens gekomen zijn om voor hen te prediken, als hem dat niet door een visioen van te voren was bevolen.
En zo werd daar de éne ongewone stap van goddelijke genade na de andere genomen om ook de gelovigen uit de volken aan de nieuwe Messiasbelijdende gemeente toe te voegen. Nadat Petrus naar Jeruzalem terugkwam kreeg hij daar eerst de wind van voren, maar uit zijn betoog blijkt, dat met name de gave van het spreken in talen hier het nadrukkelijke bewijs was, dat de bekering van deze heidenenecht en door de Here aanvaard was.
Click here to edit.
Joppe, waar Petrus het visioen ontving, waarin hij de opdracht kreeg het evangelie aan de andere volken te verkondigen (Hand. 10).
Wij zien dus, dat ook in Handelingen 10 de gave van het spreken in talen heel duidelijk een teken voor de Joden was! Alleen was het in dit geval niet een teken voor ongelovige Joden, maar voor sceptische joodse gelovigen die de heidenen nog niet zomaar als medegelovigen konden aanvaarden zonder hen te verplichten eerst jood te worden door zich te laten besnijden. Daarom herhaalde de Here bij Cornelius in grote lijn het wonder van Pinksteren zodat niemand van de Messiasbelijdende Joden het kon wagen om ook deze gelovigen met een heidense achtergrond niet als volwaardige medeleden van het lichaam van Jezus te aanvaarden: “Want er is geen onderscheid tussen Jood en Griek!” (Romeinen 10:12) en: “Hierbij is er geen sprake van Jood of Griek, van slaaf of vrije, van mannelijk of vrouwelijk: gij allen zijt immers één in de Messias Jezus!” (Galaten 3:28)
Wij zien dus, dat ook in Handelingen 10 de gave van het spreken in talen heel duidelijk een teken voor de Joden was! Alleen was het in dit geval niet een teken voor ongelovige Joden, maar voor sceptische joodse gelovigen die de heidenen nog niet zomaar als medegelovigen konden aanvaarden zonder hen te verplichten eerst jood te worden door zich te laten besnijden. Daarom herhaalde de Here bij Cornelius in grote lijn het wonder van Pinksteren zodat niemand van de Messiasbelijdende Joden het kon wagen om ook deze gelovigen met een heidense achtergrond niet als volwaardige medeleden van het lichaam van Jezus te aanvaarden: “Want er is geen onderscheid tussen Jood en Griek!” (Romeinen 10:12) en: “Hierbij is er geen sprake van Jood of Griek, van slaaf of vrije, van mannelijk of vrouwelijk: gij allen zijt immers één in de Messias Jezus!” (Galaten 3:28)