In Bijbels Optiek
17. GESCHIEDENIS.
17.1. Eeuwenoud
De homoseksualiteit is al eeuwenlang een aangevochten zaak. Homoseksualiteit komt in alle lagen van de samenleving voor, vroeger en nu. Vaak wordt beweerd, dat het Jodendom vanuit oudtestamentische gegevens, Paulus in het Nieuwe Testament en in navolging van de meeste christenen homoseksualiteit in een slecht daglicht hebben gesteld. Door bijbelse gegevens is er, zo kunnen we in diverse boeken en rapporten lezen, aversie gekweekt tegen mensen, die ‘anders zijn’. Wanneer er zogenaamd ‘genuanceerder’ gedacht wordt, geeft men niet de bijbelse gegevens en de daaraan ontleende argumentatie de schuld, maar probeert men deze gegevens van de Schriften ‘tijdgebonden’ of persoonsgebonden’ te verklaren. De schuld ligt dan bij de predikanten en gemeenteleden die zo naïef zijn, dat zij vandaag aan de dag willen laten gelden, wat in Oud en Nieuw Testament vanuit een andere wereld en context gedacht en geschreven is terzake van homoseksualiteit. Dat zou nù in onze tijd en situaties niet meer kunnen en mogen. Evenals bij andere zaken is ook wat de homofilie en homoseksualiteit betreft het gezag van de bijbel in het geding .
Vandaar dat we eerlijk moeten onderzoeken wat de bijbel ( de Schrift ) ons in deze leert en ons daaraan gewonnen geven. Het is frappant, dat ook veel buitenbijbelse bronnen de homofilie afwijzen en wel de eeuwen door! Vanuit Egypte is er het gegeven uit het Dodenboek, dat homoseksueel verkeer als een groot kwaad brandmerkt ( zie J.B. Pritchard : Ancient Near Eastern texst, Princeton 1955, blz. 34vv. ). In het Tweestromenland ( Mesopothamië ) werd homoseksualiteit eveneens als kwaad beschouwd en gestraft. Het boek van dr. H.A . Brengers: Oudoosters en bijbels recht, Nijkerk 1960, blz. 140vv. informeert daar over.
17.1. Eeuwenoud
De homoseksualiteit is al eeuwenlang een aangevochten zaak. Homoseksualiteit komt in alle lagen van de samenleving voor, vroeger en nu. Vaak wordt beweerd, dat het Jodendom vanuit oudtestamentische gegevens, Paulus in het Nieuwe Testament en in navolging van de meeste christenen homoseksualiteit in een slecht daglicht hebben gesteld. Door bijbelse gegevens is er, zo kunnen we in diverse boeken en rapporten lezen, aversie gekweekt tegen mensen, die ‘anders zijn’. Wanneer er zogenaamd ‘genuanceerder’ gedacht wordt, geeft men niet de bijbelse gegevens en de daaraan ontleende argumentatie de schuld, maar probeert men deze gegevens van de Schriften ‘tijdgebonden’ of persoonsgebonden’ te verklaren. De schuld ligt dan bij de predikanten en gemeenteleden die zo naïef zijn, dat zij vandaag aan de dag willen laten gelden, wat in Oud en Nieuw Testament vanuit een andere wereld en context gedacht en geschreven is terzake van homoseksualiteit. Dat zou nù in onze tijd en situaties niet meer kunnen en mogen. Evenals bij andere zaken is ook wat de homofilie en homoseksualiteit betreft het gezag van de bijbel in het geding .
Vandaar dat we eerlijk moeten onderzoeken wat de bijbel ( de Schrift ) ons in deze leert en ons daaraan gewonnen geven. Het is frappant, dat ook veel buitenbijbelse bronnen de homofilie afwijzen en wel de eeuwen door! Vanuit Egypte is er het gegeven uit het Dodenboek, dat homoseksueel verkeer als een groot kwaad brandmerkt ( zie J.B. Pritchard : Ancient Near Eastern texst, Princeton 1955, blz. 34vv. ). In het Tweestromenland ( Mesopothamië ) werd homoseksualiteit eveneens als kwaad beschouwd en gestraft. Het boek van dr. H.A . Brengers: Oudoosters en bijbels recht, Nijkerk 1960, blz. 140vv. informeert daar over.
In Bijbels Optiek
Homoseksualiteit werd in geen enkele antieke cultuur geaccepteerd.
Evenmin mag Griekenland met een Socrates en Plato model staan voor aanvaarding en tolerantie van homoseksualiteit, zoals nogal een beweerd wordt. Ten eerste was homoseksualiteit geen algemeen voorkomend verschijnsel. In de tweede plaats was het een minderheid die homoseksualiteit goedkeurde en eventueel praktiseerde. Buiten de geëigende gezins- en familiestructuren kwam het inderdaad voor op scholen en in het leger. Soms als gevolg van een onjuiste opvoeding. Maar in ieder geval is bekend dat zowel in Athene als in Sparta wetten waren die homoseksualiteit verboden! En getuigenissen van schrijvers als Aristhophanes en Plotinus liegen er evenmin om. ( zie hiervoor M. Eck : Homoseksualiteit, Aula no. 401, Antwerpen 1969 ).
17.2. Kerkgeschiedenis.
De christelijke kerk heeft in alle eeuwen homoseksualiteit afgewezen. Een wending in deze heeft zich pas in de vijftiger jaren van de 20e eeuw doorgezet. Homoseksueel verkeer wordt steeds als tegennatuurlijk beschouwd. Men beroept zich op Genesis 19 en Romeinen 1. De kerkvader Augustinus stelt: God heeft de mens niet zó ingericht, dat zij op een dergelijke wijze seksueel met elkaar kunnen verkeren. Op de in Ancyra in 314 n. Chr. gehouden synode werden mensen die zich aan ‘een schaamteloze misdaad’ schuldig hadden gemaakt, veroordeelt. In eerste instantie valt hierbij te denken aan bestialiteit ( omgang met dieren ), maar in latere vergaderingen van de kerk blijkt tevens gedacht te zijn aan homoseksualiteit. In de leer was de kerk dus scherp afwijzend. In de praktijk werden homoseksuelen vaak vervolgd en dienden zij met name in de zesde eeuw als zondebok vanwege allerlei rampen.
Er waren vooraanstaande figuren die milder oordeelden en handelden o.a. paus Leo IX en Anselmus ( een kerkvader ). Het concilie van Parijs geeft in 1202 voorschriften die homoseksuele gedragingen liever willen voorkomen dan ze te bestraffen.
Evenmin mag Griekenland met een Socrates en Plato model staan voor aanvaarding en tolerantie van homoseksualiteit, zoals nogal een beweerd wordt. Ten eerste was homoseksualiteit geen algemeen voorkomend verschijnsel. In de tweede plaats was het een minderheid die homoseksualiteit goedkeurde en eventueel praktiseerde. Buiten de geëigende gezins- en familiestructuren kwam het inderdaad voor op scholen en in het leger. Soms als gevolg van een onjuiste opvoeding. Maar in ieder geval is bekend dat zowel in Athene als in Sparta wetten waren die homoseksualiteit verboden! En getuigenissen van schrijvers als Aristhophanes en Plotinus liegen er evenmin om. ( zie hiervoor M. Eck : Homoseksualiteit, Aula no. 401, Antwerpen 1969 ).
17.2. Kerkgeschiedenis.
De christelijke kerk heeft in alle eeuwen homoseksualiteit afgewezen. Een wending in deze heeft zich pas in de vijftiger jaren van de 20e eeuw doorgezet. Homoseksueel verkeer wordt steeds als tegennatuurlijk beschouwd. Men beroept zich op Genesis 19 en Romeinen 1. De kerkvader Augustinus stelt: God heeft de mens niet zó ingericht, dat zij op een dergelijke wijze seksueel met elkaar kunnen verkeren. Op de in Ancyra in 314 n. Chr. gehouden synode werden mensen die zich aan ‘een schaamteloze misdaad’ schuldig hadden gemaakt, veroordeelt. In eerste instantie valt hierbij te denken aan bestialiteit ( omgang met dieren ), maar in latere vergaderingen van de kerk blijkt tevens gedacht te zijn aan homoseksualiteit. In de leer was de kerk dus scherp afwijzend. In de praktijk werden homoseksuelen vaak vervolgd en dienden zij met name in de zesde eeuw als zondebok vanwege allerlei rampen.
Er waren vooraanstaande figuren die milder oordeelden en handelden o.a. paus Leo IX en Anselmus ( een kerkvader ). Het concilie van Parijs geeft in 1202 voorschriften die homoseksuele gedragingen liever willen voorkomen dan ze te bestraffen.
In Bijbels Optiek
In de Middeleeuwen (Thomas van Aquino), meer specifiek van de veertiende tot de zestiende eeuw, had men een vrij strikte definitie van homoseksualiteit of sodomie. Het betrof niet-procreatieve geslachtsbetrekkingen waarbij mannen betrokken waren. Sodomie kon bijvoorbeeld plaatsvinden tussen een man en een vrouw, en tussen twee mannen. Homoseksueel contact tussen lesbische vrouwen werd nooit als sodomie aangeduid of bestraft. Sodomie werd beschouwd als een uitermate ernstig misdrijf. Het was een belediging van God, en van de natuurlijke orde waarin God het menselijk lichaam had geschapen.
Vooral de visie van Thomas van Aquino kreeg veel invloed. Hij laakte de homoseksualiteit als ‘contra naturam’. Tegennatuurlijk zijn al die handelingen die de biologische structuur van de mens niet respecteren. In zijn spoor wees de rooms-katholieke kerk via de catechismus van Petrus Canisius en in andere getuigenissen de homoseksualiteit, ook sodomie genoemd, af. Dat gebeurde evenzeer in de protestantse kerken. Met name in de dertiger jaren van de 18e eeuw kwam deze problematiek op straat. Was homoseksualiteit tot nog toe een verzwegen misdaad en kwam het praktisch niet voor, in 1730 komt de zaak wel in de publiciteit en wordt openlijk tegen ‘het kwaad van Sodom’ gewaarschuwd. Het feit, dat homoseksuele praktijken in Nederland gesignaleerd waren, zag men als een oordeel van God over ons land, dat God en zijn dienst hoe langer hoe meer vaarwel gezegd had. Strenge straffen kregen allen die zich aan deze prakrijken hadden schuldig gemaakt: ‘tuchthuis, verbanning, onthoofding, de strop, de verbranding, of de verdrinkingsdood. Een eervolle begrafenis werd hen niet gegund ( voor uitvoeriger gegevens, zie het boekje van prof. Dr. Douma: Homofilie, Amsterdam 1973, blz. 19vv. en de daar genoemde literatuur ).
Hoewel veel vanuit tijd en situatie verklaard kan worden, is er toch genoeg dat in woord en daad van kerkelijke zijde indruist tegen het gebod van naastenliefde. Het woord van Jezus in Joh. 8 : 11 ( Ik veroordeel u niet ! Ga heen, zondig van nu af niet meer ) is niet steeds bedacht en in praktijk gebracht.
17.3. Kentering.
Wees de christelijke kerk in alle eeuwen homoseksueel verkeer af, men was het over één ding bij alle verschil van behandeling wèl eens n.l. dat de bijbel homoseksuele handelingen verbiedt. In de vijftiger jaren van de vorige eeuw is daarin verandering gekomen. Allerlei publicaties uit rooms-katholieke en protestantse kring leggen daar getuigenis van af. Wie zich of persoonlijk of als omroep nog tegen homoseksuele praxis durft verklaren, wordt de les gelezen op niet mis te verstane wijze. Ook in de wetgeving op dit punt is een wijziging gekomen in 1971, toen artikel 248 bis geschrapt werd.
Vooral de visie van Thomas van Aquino kreeg veel invloed. Hij laakte de homoseksualiteit als ‘contra naturam’. Tegennatuurlijk zijn al die handelingen die de biologische structuur van de mens niet respecteren. In zijn spoor wees de rooms-katholieke kerk via de catechismus van Petrus Canisius en in andere getuigenissen de homoseksualiteit, ook sodomie genoemd, af. Dat gebeurde evenzeer in de protestantse kerken. Met name in de dertiger jaren van de 18e eeuw kwam deze problematiek op straat. Was homoseksualiteit tot nog toe een verzwegen misdaad en kwam het praktisch niet voor, in 1730 komt de zaak wel in de publiciteit en wordt openlijk tegen ‘het kwaad van Sodom’ gewaarschuwd. Het feit, dat homoseksuele praktijken in Nederland gesignaleerd waren, zag men als een oordeel van God over ons land, dat God en zijn dienst hoe langer hoe meer vaarwel gezegd had. Strenge straffen kregen allen die zich aan deze prakrijken hadden schuldig gemaakt: ‘tuchthuis, verbanning, onthoofding, de strop, de verbranding, of de verdrinkingsdood. Een eervolle begrafenis werd hen niet gegund ( voor uitvoeriger gegevens, zie het boekje van prof. Dr. Douma: Homofilie, Amsterdam 1973, blz. 19vv. en de daar genoemde literatuur ).
Hoewel veel vanuit tijd en situatie verklaard kan worden, is er toch genoeg dat in woord en daad van kerkelijke zijde indruist tegen het gebod van naastenliefde. Het woord van Jezus in Joh. 8 : 11 ( Ik veroordeel u niet ! Ga heen, zondig van nu af niet meer ) is niet steeds bedacht en in praktijk gebracht.
17.3. Kentering.
Wees de christelijke kerk in alle eeuwen homoseksueel verkeer af, men was het over één ding bij alle verschil van behandeling wèl eens n.l. dat de bijbel homoseksuele handelingen verbiedt. In de vijftiger jaren van de vorige eeuw is daarin verandering gekomen. Allerlei publicaties uit rooms-katholieke en protestantse kring leggen daar getuigenis van af. Wie zich of persoonlijk of als omroep nog tegen homoseksuele praxis durft verklaren, wordt de les gelezen op niet mis te verstane wijze. Ook in de wetgeving op dit punt is een wijziging gekomen in 1971, toen artikel 248 bis geschrapt werd.