In Bijbels Optiek
5. Diversiteit in genadegaven?
In het Nieuwe Testament worden verschillende woorden voor gave gebruikt, maar voor ons onderwerp zijn voornamelijk drie Griekse woorden van belang, namelijk dorea, charisma en doma.
Het eerste woord betekent: een vrijwillige gift, met de nadruk op de vrijgevigheid van de gever; het wordt altijd gebruikt met betrekking tot een geestelijke of bovennatuurlijke gave (Vines, dictionary of New Testament words).
Het tweede woord betekent: een gunst die iemand ontvangt zonder enige verdienste; de gave van goddelijke genade, de vergeving van zonde om niet; genade of gave van bijzondere krachten, die aan sommigen gegeven wordt om de kerk te dienen, door de bijzondere werking van de kracht van de Heilige Geest. De nadruk in beide definities ligt op het bovennatuurlijke, het van God gegevene.
Het gaat dus in eerste instantie niet om onze natuurlijke eigenschappen, die door de inwerking van de Heilige Geest wat extra's krijgen, het is meer de bedoeling dat we altijd God de eer zullen geven om wat Hij, ondanks onszelf, in ons door Zijn kracht heeft volbracht.
In het slot van Matth. 25 is sprake van, wat in rooms-katholieke kringen heet, de zeven werken der barmhartigheid: zieken opzoeken, vreemdelingen huisvesten, enzovoort. Maar hier wordt het oordeel over heidenen uitgesproken, die dat dus niet allemaal gedaan hebben en daarom veroordeeld worden.
Voor christenen is dit alles een vanzelfsprekende zaak, die doen dat allemaal al uit hoofde van hun christenzijn. De genadegaven kunnen wel gebruik maken van onze natuurlijke eigenschappen, maar zijn daar niet afhankelijk van. Om een voorbeeld te noemen: het is eens gebeurd, dat in een samenkomst een ongeletterd iemand een lofprijzing in een vreemde taal gaf en een geleerde, die dat hoorde, vroeg later wie zo mooi in een oud, onbekend Grieks dialect had gesproken, wat hij toevallig kende.
Degene die de gave van het spreken in vreemde talen had ontvangen, wist totaal niet, wat zij had gezegd, maar ze moest haar spraakvermogen wel aan de Heilige Geest ter beschikking stellen. Overigens is dit een hoge uitzondering, dit voorbeeld wordt alleen maar gebruikt om de bedoeling wat duidelijker te maken.
Het derde woord, doma, legt de nadruk op het concrete karakter van de gave.
Het Griekse woord dorea wordt gebruikt in de volgende teksten:
Joh 4:10, Jezus zegt tot de Samaritaanse vrouw: 'indien gij wist van de gave Gods en wie het is, die met u spreekt..'
In het Nieuwe Testament worden verschillende woorden voor gave gebruikt, maar voor ons onderwerp zijn voornamelijk drie Griekse woorden van belang, namelijk dorea, charisma en doma.
Het eerste woord betekent: een vrijwillige gift, met de nadruk op de vrijgevigheid van de gever; het wordt altijd gebruikt met betrekking tot een geestelijke of bovennatuurlijke gave (Vines, dictionary of New Testament words).
Het tweede woord betekent: een gunst die iemand ontvangt zonder enige verdienste; de gave van goddelijke genade, de vergeving van zonde om niet; genade of gave van bijzondere krachten, die aan sommigen gegeven wordt om de kerk te dienen, door de bijzondere werking van de kracht van de Heilige Geest. De nadruk in beide definities ligt op het bovennatuurlijke, het van God gegevene.
Het gaat dus in eerste instantie niet om onze natuurlijke eigenschappen, die door de inwerking van de Heilige Geest wat extra's krijgen, het is meer de bedoeling dat we altijd God de eer zullen geven om wat Hij, ondanks onszelf, in ons door Zijn kracht heeft volbracht.
In het slot van Matth. 25 is sprake van, wat in rooms-katholieke kringen heet, de zeven werken der barmhartigheid: zieken opzoeken, vreemdelingen huisvesten, enzovoort. Maar hier wordt het oordeel over heidenen uitgesproken, die dat dus niet allemaal gedaan hebben en daarom veroordeeld worden.
Voor christenen is dit alles een vanzelfsprekende zaak, die doen dat allemaal al uit hoofde van hun christenzijn. De genadegaven kunnen wel gebruik maken van onze natuurlijke eigenschappen, maar zijn daar niet afhankelijk van. Om een voorbeeld te noemen: het is eens gebeurd, dat in een samenkomst een ongeletterd iemand een lofprijzing in een vreemde taal gaf en een geleerde, die dat hoorde, vroeg later wie zo mooi in een oud, onbekend Grieks dialect had gesproken, wat hij toevallig kende.
Degene die de gave van het spreken in vreemde talen had ontvangen, wist totaal niet, wat zij had gezegd, maar ze moest haar spraakvermogen wel aan de Heilige Geest ter beschikking stellen. Overigens is dit een hoge uitzondering, dit voorbeeld wordt alleen maar gebruikt om de bedoeling wat duidelijker te maken.
Het derde woord, doma, legt de nadruk op het concrete karakter van de gave.
Het Griekse woord dorea wordt gebruikt in de volgende teksten:
Joh 4:10, Jezus zegt tot de Samaritaanse vrouw: 'indien gij wist van de gave Gods en wie het is, die met u spreekt..'
In Bijbels Optiek
Jezus spreekt met de Samaritaanse vrouw over de gave Gods en bedoelt dan de gave van geloof, die God haar geven kan als ze zich ervoor open stelt.
Hand. 8:20, daar zegt Petrus tot Simon: 'gij meent de gave Gods voor geld te kunnen verwerven' (daar wordt dus de Heilige Geest als gave bedoeld).
Hetzelfde vinden we in Hand. 11:17 10:45 en 2:38. In Rom 15:15 is Jezus de gave.
In Eph 3:7 dankt Paulus voor de genadegave Gods voor de uitoefening van zijn ambt.
Eph 4:7, 'maar aan een ieder van ons afzonderlijk is de genade gegeven, naar de mate, waarin Christus haar schenkt'. In
Hebr 6:4 is sprake van de hemelse gave.
Charisma vinden we o.a. in Rom 12:6, 'wij hebben nu gaven, onderscheiden naar de genade, die ons gegeven is: profetie, naar gelang van ons geloof; wie dient, in het dienen; wie onderwijst, in het onderwijzen; wie vermaant, in het vermanen; wie mededeelt, in eenvoud; wie leiding geeft, in ijver; wie barmhartigheid bewijst, in blijmoedigheid.'
Ook in 1 Cor 12:4, 'er is verscheidenheid in genadegaven, maar het is dezelfde Geest.' Dan volgt de bekende opsomming van de negen Geestesgaven, waarbij alleen bij de gaven van genezing het woord charisma wordt gebruikt, net als in de opsomming aan het eind van dit hoofdstuk.
In 1 Tit 4:14 schrijft de apostel: 'veronachtzaam de gave (charisma) in u niet, die u krachtens een profetenwoord geschonken is onder handoplegging van de gezamenlijke oudsten.' (de eerste helft van deze tekst, dus tot de komma, komt ook in het bevestigingsformulier voor predikanten voor).
Bijna hetzelfde lezen we in 2 Tit 1:6, 'om die reden herinner ik u eraan de gave Gods aan te wakkeren, die door mijn handoplegging in u is.'
In 1 Cor 7:7 is sprake van het charisma van onthouding.
Doma wordt o.a. gebruikt in Eph 4:8, 'gaven gaf Hij aan de mensen', wat die gaven zijn wordt nader uitgelegd in Eph 4:11, 'apostelen, profeten, evangelisten, herders en leraars.'
Aan de hand van deze gegevens kunnen we een lijst van genadegaven opstellen, dus gaven van God de Vader, God de Zoon en God de Heilige Geest. In de Bijbel vinden we namelijk gaven van de Vader, 1 Cor 12:28, 'en God heeft sommigen in de gemeente aangesteld...' gaven van de Zoon, Eph 4:11, 'en Hij (Jezus) heeft zowel apostelen als profeten gegeven, zowel evangelisten als herders en leraars;' en gaven van de Heilige Geest, 1 Cor 12:8, 'want den een wordt door den Geest gegeven met wijsheid te spreken', enz.
Hand. 8:20, daar zegt Petrus tot Simon: 'gij meent de gave Gods voor geld te kunnen verwerven' (daar wordt dus de Heilige Geest als gave bedoeld).
Hetzelfde vinden we in Hand. 11:17 10:45 en 2:38. In Rom 15:15 is Jezus de gave.
In Eph 3:7 dankt Paulus voor de genadegave Gods voor de uitoefening van zijn ambt.
Eph 4:7, 'maar aan een ieder van ons afzonderlijk is de genade gegeven, naar de mate, waarin Christus haar schenkt'. In
Hebr 6:4 is sprake van de hemelse gave.
Charisma vinden we o.a. in Rom 12:6, 'wij hebben nu gaven, onderscheiden naar de genade, die ons gegeven is: profetie, naar gelang van ons geloof; wie dient, in het dienen; wie onderwijst, in het onderwijzen; wie vermaant, in het vermanen; wie mededeelt, in eenvoud; wie leiding geeft, in ijver; wie barmhartigheid bewijst, in blijmoedigheid.'
Ook in 1 Cor 12:4, 'er is verscheidenheid in genadegaven, maar het is dezelfde Geest.' Dan volgt de bekende opsomming van de negen Geestesgaven, waarbij alleen bij de gaven van genezing het woord charisma wordt gebruikt, net als in de opsomming aan het eind van dit hoofdstuk.
In 1 Tit 4:14 schrijft de apostel: 'veronachtzaam de gave (charisma) in u niet, die u krachtens een profetenwoord geschonken is onder handoplegging van de gezamenlijke oudsten.' (de eerste helft van deze tekst, dus tot de komma, komt ook in het bevestigingsformulier voor predikanten voor).
Bijna hetzelfde lezen we in 2 Tit 1:6, 'om die reden herinner ik u eraan de gave Gods aan te wakkeren, die door mijn handoplegging in u is.'
In 1 Cor 7:7 is sprake van het charisma van onthouding.
Doma wordt o.a. gebruikt in Eph 4:8, 'gaven gaf Hij aan de mensen', wat die gaven zijn wordt nader uitgelegd in Eph 4:11, 'apostelen, profeten, evangelisten, herders en leraars.'
Aan de hand van deze gegevens kunnen we een lijst van genadegaven opstellen, dus gaven van God de Vader, God de Zoon en God de Heilige Geest. In de Bijbel vinden we namelijk gaven van de Vader, 1 Cor 12:28, 'en God heeft sommigen in de gemeente aangesteld...' gaven van de Zoon, Eph 4:11, 'en Hij (Jezus) heeft zowel apostelen als profeten gegeven, zowel evangelisten als herders en leraars;' en gaven van de Heilige Geest, 1 Cor 12:8, 'want den een wordt door den Geest gegeven met wijsheid te spreken', enz.
In Bijbels Optiek
Pinksterchristenen zouden bij gaven in eerste instantie spreken van tongentaal, omdat dat bij hen een teken is wederom geboren te zijn. Echter ook de heidenen spreken in tongen.
Sommige pinkstergelovigen zouden zo'n lijst laten beginnen met de gaven van vreemde talen en sommige reformatorische christenen met herders en leraars en ze zouden allebei te kort doen aan de menigvuldige wijsheid van God. Zelfs het geven van een lijst bergt al een gevaar in zich: het is erg makkelijk een gave over het hoofd te zien en zo te kort te doen aan die menigvuldige wijsheid.
Grossmann schrijft: 'Waarschijnlijk bestaan er meer vormen van geestelijke, uit genade geschonken begaafdheden, dan in het Nieuwe Testament vermeld zijn. Aan de andere kant kan men de charismatische werkingen van de Heilige Geest niet altijd in het vakje van een charismatalijst deponeren: de Geest waait, waarheen Hij wil en Hij werkt zoals Hij wil.' Hij wil alle gaven aan zijn kerk geven, zonder onderscheid en zonder veronachtzaming of minachting van sommige gaven, daarom mag uit een opsomming van genadegaven geen voorkeur blijken.
De Bijbelse volgorde wordt aangehouden, dwz. de volgorde van eerst voorkomen in de verschillend lijsten.
1. Profetie ( Rom 12:7 1 Cor 12:10)
2. Dienen of dienstbetoon ( Rom 12:7), NB. de eerste taak van de ambten in Eph 4:12.
3. Onderwijzen ( Rom 12:7)
4. Vermanen ( Rom 12:8)
5. Mededelen, uitdelen ( Rom 12:8)
6. Leiding geven, besturen ( Rom 12:8 1 Cor 12:28)
7. Barmhartigheid bewijzen ( Rom 12:8)
8. De gave van onthouding (1 Cor 7:7)
9. Met wijsheid spreken (1 Cor 12:8)
10. Met kennis spreken (1 Cor 12:8)
Sommige pinkstergelovigen zouden zo'n lijst laten beginnen met de gaven van vreemde talen en sommige reformatorische christenen met herders en leraars en ze zouden allebei te kort doen aan de menigvuldige wijsheid van God. Zelfs het geven van een lijst bergt al een gevaar in zich: het is erg makkelijk een gave over het hoofd te zien en zo te kort te doen aan die menigvuldige wijsheid.
Grossmann schrijft: 'Waarschijnlijk bestaan er meer vormen van geestelijke, uit genade geschonken begaafdheden, dan in het Nieuwe Testament vermeld zijn. Aan de andere kant kan men de charismatische werkingen van de Heilige Geest niet altijd in het vakje van een charismatalijst deponeren: de Geest waait, waarheen Hij wil en Hij werkt zoals Hij wil.' Hij wil alle gaven aan zijn kerk geven, zonder onderscheid en zonder veronachtzaming of minachting van sommige gaven, daarom mag uit een opsomming van genadegaven geen voorkeur blijken.
De Bijbelse volgorde wordt aangehouden, dwz. de volgorde van eerst voorkomen in de verschillend lijsten.
1. Profetie ( Rom 12:7 1 Cor 12:10)
2. Dienen of dienstbetoon ( Rom 12:7), NB. de eerste taak van de ambten in Eph 4:12.
3. Onderwijzen ( Rom 12:7)
4. Vermanen ( Rom 12:8)
5. Mededelen, uitdelen ( Rom 12:8)
6. Leiding geven, besturen ( Rom 12:8 1 Cor 12:28)
7. Barmhartigheid bewijzen ( Rom 12:8)
8. De gave van onthouding (1 Cor 7:7)
9. Met wijsheid spreken (1 Cor 12:8)
10. Met kennis spreken (1 Cor 12:8)
In Bijbels Optiek
Zij (de voorgangers) hebben de gave met kennis te spreken, als het goed is.
11. Geloof (1 Cor 12:9)
12. Gaven van genezing (1 Cor 12:9,28)
13. Werking van krachten (1 Cor 12:10,28)
14. Onderscheiden van geesten (1 Cor 12:10)
15. Allerlei tongen, vreemde talen, glossolalie (1 Cor 12:10,28
16. Vertolking van tongen (1 Cor 12:10,28)
17. Apostelen (1 Cor 12:28, Eph 4:11)
18. Profeten (1 Cor 12:28 Eph 4:11)
19. Leraars (1 Cor 12:28 Eph 4:11, daar als één ambt met de herders)
20. Helpen (1 Cor 12:28)
21. Evangelisten (Eph 4:11)
Hoewel niet een van de drie woorden voor gave uitdrukkelijk wordt genoemd, rekenen sommigen ook de diakenen en de opzieners of ouderlingen tot de genadegaven. Sommige genadegaven zijn mensen zelf, andere door God aan mensen gegeven gaven.
11. Geloof (1 Cor 12:9)
12. Gaven van genezing (1 Cor 12:9,28)
13. Werking van krachten (1 Cor 12:10,28)
14. Onderscheiden van geesten (1 Cor 12:10)
15. Allerlei tongen, vreemde talen, glossolalie (1 Cor 12:10,28
16. Vertolking van tongen (1 Cor 12:10,28)
17. Apostelen (1 Cor 12:28, Eph 4:11)
18. Profeten (1 Cor 12:28 Eph 4:11)
19. Leraars (1 Cor 12:28 Eph 4:11, daar als één ambt met de herders)
20. Helpen (1 Cor 12:28)
21. Evangelisten (Eph 4:11)
Hoewel niet een van de drie woorden voor gave uitdrukkelijk wordt genoemd, rekenen sommigen ook de diakenen en de opzieners of ouderlingen tot de genadegaven. Sommige genadegaven zijn mensen zelf, andere door God aan mensen gegeven gaven.