In Bijbels Optiek
8.1.2. Pact van Omar.
Het Pact van Omar (Shurut 'Umar) is een verdrag opgesteld door Omar II (717-720). Ten onrechte neemt men overigens vaak aan dat het werd opgesteld door de tweede kalief Omar ibn al-Chattab. Dit pact met een aantal beperkende maatregelen voor de ‘mensen van het Boek’ is waarschijnlijk opgesteld voor de christenen in Syrië, dat kort daarvoor was veroverd door de troepen van de islam.
Het Pact van Omar garandeerde weliswaar respect van persoon, familie en goederen, maar geen gelijkheid tussen de religies. De strenge ommajadenkalief Omar zou gezegd hebben: Verneder hen, maar bega geen onrechtvaardigheid. De voorschriften werden overigens doorgaans nooit streng nageleefd, omdat moslims vaak politiek of militair verzwakt waren of werden 2).
Het Pact van Omar (Shurut 'Umar) is een verdrag opgesteld door Omar II (717-720). Ten onrechte neemt men overigens vaak aan dat het werd opgesteld door de tweede kalief Omar ibn al-Chattab. Dit pact met een aantal beperkende maatregelen voor de ‘mensen van het Boek’ is waarschijnlijk opgesteld voor de christenen in Syrië, dat kort daarvoor was veroverd door de troepen van de islam.
Het Pact van Omar garandeerde weliswaar respect van persoon, familie en goederen, maar geen gelijkheid tussen de religies. De strenge ommajadenkalief Omar zou gezegd hebben: Verneder hen, maar bega geen onrechtvaardigheid. De voorschriften werden overigens doorgaans nooit streng nageleefd, omdat moslims vaak politiek of militair verzwakt waren of werden 2).
In Bijbels Optiek
Omar II vaardigde in 637 een verdrag uit dat de vernedering en onderdrukking van Christenen tot in detail beschreef. Tot op de dag van vandaag worden ze voortgezet.
Onder dit verdrag, dat wel de blauwdruk zou worden voor latere wetgeving op dit punt, hoefden de dhimmi’s zich niet te bekeren tot de islam. Als voorwaarde moesten zij zich houden aan een aantal regels. Deze omvatten onder meer:
- bestaande kerken, kloosters en dergelijke konden blijven, maar er mochten geen nieuwe gebouwd worden;
- onderdak moest worden geboden aan moslimsreizigers en niet aan spionnen;
- de Koran hoefde niet aan hun kinderen onderwezen te worden;
- hun religie mocht niet in het openbaar worden beleden, zoals door middel van processies;
- er mochten ook geen bekeerlingen gemaakt worden;
- er moest respect betoond worden tegenover de islam en voor de moslims;
- men mocht zich niet kleden of gedragen als moslims, zoals groene kleding dragen of een paard berijden.
Samaritanen werden verplicht zogenoemde shurut, een rode keffiyeh (hoofdsjaal, voor mannen met haarband) dragen, joden een gele en christenen een blauwe. In het beginsel was dit onderscheid bedoeld om bijvoorbeeld de rustdag van de anderen te respecteren. Hoewel het zeker is dat deze shurut niet altijd strikt werd nageleefd, kon het evenwel in latere eeuwen tot anti-joodse of anti-christelijke racistische uitbarstingen komen. In feite demonstreert deze shurut de assimilatie aan elkaar in aanzienlijke mate 3). Een goed voorbeeld is de Heilige Grafkerk die eerst gespaard werd door de moslims (in overeenstemming met de suggestie in Soera: De Bedevaart 40 om kerken, synagoges en kloosters te sparen) maar vervolgens verwoest werd door Al-Hakim (een Irak ’theoloog’). Na de inname door de christenen van Jeruzalem en de wederopbouw van de kerk werd de stad veroverd door Saladin in 1187, maar na die tijd bleef de kerk gespaard en opengesteld voor christenen.
Onder dit verdrag, dat wel de blauwdruk zou worden voor latere wetgeving op dit punt, hoefden de dhimmi’s zich niet te bekeren tot de islam. Als voorwaarde moesten zij zich houden aan een aantal regels. Deze omvatten onder meer:
- bestaande kerken, kloosters en dergelijke konden blijven, maar er mochten geen nieuwe gebouwd worden;
- onderdak moest worden geboden aan moslimsreizigers en niet aan spionnen;
- de Koran hoefde niet aan hun kinderen onderwezen te worden;
- hun religie mocht niet in het openbaar worden beleden, zoals door middel van processies;
- er mochten ook geen bekeerlingen gemaakt worden;
- er moest respect betoond worden tegenover de islam en voor de moslims;
- men mocht zich niet kleden of gedragen als moslims, zoals groene kleding dragen of een paard berijden.
Samaritanen werden verplicht zogenoemde shurut, een rode keffiyeh (hoofdsjaal, voor mannen met haarband) dragen, joden een gele en christenen een blauwe. In het beginsel was dit onderscheid bedoeld om bijvoorbeeld de rustdag van de anderen te respecteren. Hoewel het zeker is dat deze shurut niet altijd strikt werd nageleefd, kon het evenwel in latere eeuwen tot anti-joodse of anti-christelijke racistische uitbarstingen komen. In feite demonstreert deze shurut de assimilatie aan elkaar in aanzienlijke mate 3). Een goed voorbeeld is de Heilige Grafkerk die eerst gespaard werd door de moslims (in overeenstemming met de suggestie in Soera: De Bedevaart 40 om kerken, synagoges en kloosters te sparen) maar vervolgens verwoest werd door Al-Hakim (een Irak ’theoloog’). Na de inname door de christenen van Jeruzalem en de wederopbouw van de kerk werd de stad veroverd door Saladin in 1187, maar na die tijd bleef de kerk gespaard en opengesteld voor christenen.