2. Genadegaven zijn Gods hulp.
Bijbels Optiek
Hoe onderscheidt men de wil van God?? De hand zou de weg erheen kunnen wijzen: gebed, het Woord (Bijbel), omstandigheden, Gods beschikking, en Gods vrede.
Wil God nog steeds zijn geven geven??
In bijna alle boeken en publicaties over genadegaven wordt er van uitgegaan dat de lezer er mee instemt dat God nu nog Zijn gaven wil geven. Maar voor verreweg de meeste christenen is dat niet zo vanzelfsprekend, zij zijn opgevoed met de gedachte, dat God vroeger wel met mensen sprak, maar dat we nu de Heilige Schrift hebben.
Daar staat alles in wat we aan goddelijke leiding in ons leven nodig hebben en voor al onze vragen kunnen we een antwoord vinden in de Bijbel. God spreekt nu niet meer rechtstreeks tot mensen zoals Hij vroeger met Abraham, Mozes, of de profeten in het Oude Testament sprak of tot de apostelen en profeten in het Nieuwe Testament.
Die tijd ligt achter ons en dat komt pas weer terug als we Hem zullen zien van aangezicht tot aangezicht. Heel duidelijk wordt deze opvatting verwoord in een recensie in een krant: 'Gruen zegt ook, dat de Here vele malen rechtstreeks tot hem sprak of dat hij visioenen had. Zo openbaarde de Here hem allerlei over het vroegere leven van de mensen die tot hem kwamen, wanneer hun wrok ontstaan was. Maar de Here spreekt als regel tot ons door zijn Woord en geeft ons niet rechtstreeks allerlei informatie over het verborgen verleden van gemeenteleden.'
Een ander voorbeeld: in een film over een Spaanse veroveraar, Pizarro, kwam de volgende scene voor: in het gevolg van Pizarro was een priester met een Bijbel. Hij probeerde een Inka-priester te overtuigen van de superioriteit van het christelijke geloof met de uitspraak: wij hebben een God, Die tot ons spreekt door Zijn Woord. De Inka-priester pakte de Bijbel aan, hield hem tegen zijn oor en zei vervolgens: 'Ik hoor niks.'
Waarschijnlijk is dit een gefingeerd gegeven, de regisseur is er uiteraard niet bij geweest, maar het legt toch wel de vinger op een misverstand, n.l. dat God in alle omstandigheden ons door de Bijbel duidelijkheid verschaft. Daar is de Bijbel nooit voor bedoeld en het is, bij enige nadere beschouwing, ook onmogelijk.
Immers, God zou dan voor ieder mens een aparte Bijbel hebben moeten schrijven, zoveel verschillende mensen zijn er met zoveel unieke vragen en situaties. Er is in deze opvatting trouwens weinig verschil tussen een christen en een moslim: de moslims geloven ook, dat Allah eens door zijn profeet Mohammed gesproken heeft en dat was het dan.
Van een levende God, Die Zich dagelijks met het wel en wee van al Zijn kinderen bezig houdt; die Zijn kinderen troost, op de goede weg leidt; verborgen dingen uit het verleden, die iemand volkomen vergeten kan zijn, maar die toch opspelen, aan het licht brengt (1 Co 14:25); Die iemand kan waarschuwen voor naderend gevaar, bijv. Hand. 11:28, Agabus, die een hongersnood voorzegt of Hand. 21:11, Agabus, die door de Heilige Geest geïnspireerd zegt, dat Paulus gevangen genomen zal worden; Die ons wijst op het verband tussen Bijbelteksten, waardoor we verder kunnen op de weg van God; Die aangeeft, wie dienen mag(1 Tit 4:14); Die zendt, wie en waarheen Hij wil (Hand. 13:2); voor al deze dingen is geen plaats in de opvatting van de recensent in het ND en bij hem uiteraard niet alleen.
Wil God nog steeds zijn geven geven??
In bijna alle boeken en publicaties over genadegaven wordt er van uitgegaan dat de lezer er mee instemt dat God nu nog Zijn gaven wil geven. Maar voor verreweg de meeste christenen is dat niet zo vanzelfsprekend, zij zijn opgevoed met de gedachte, dat God vroeger wel met mensen sprak, maar dat we nu de Heilige Schrift hebben.
Daar staat alles in wat we aan goddelijke leiding in ons leven nodig hebben en voor al onze vragen kunnen we een antwoord vinden in de Bijbel. God spreekt nu niet meer rechtstreeks tot mensen zoals Hij vroeger met Abraham, Mozes, of de profeten in het Oude Testament sprak of tot de apostelen en profeten in het Nieuwe Testament.
Die tijd ligt achter ons en dat komt pas weer terug als we Hem zullen zien van aangezicht tot aangezicht. Heel duidelijk wordt deze opvatting verwoord in een recensie in een krant: 'Gruen zegt ook, dat de Here vele malen rechtstreeks tot hem sprak of dat hij visioenen had. Zo openbaarde de Here hem allerlei over het vroegere leven van de mensen die tot hem kwamen, wanneer hun wrok ontstaan was. Maar de Here spreekt als regel tot ons door zijn Woord en geeft ons niet rechtstreeks allerlei informatie over het verborgen verleden van gemeenteleden.'
Een ander voorbeeld: in een film over een Spaanse veroveraar, Pizarro, kwam de volgende scene voor: in het gevolg van Pizarro was een priester met een Bijbel. Hij probeerde een Inka-priester te overtuigen van de superioriteit van het christelijke geloof met de uitspraak: wij hebben een God, Die tot ons spreekt door Zijn Woord. De Inka-priester pakte de Bijbel aan, hield hem tegen zijn oor en zei vervolgens: 'Ik hoor niks.'
Waarschijnlijk is dit een gefingeerd gegeven, de regisseur is er uiteraard niet bij geweest, maar het legt toch wel de vinger op een misverstand, n.l. dat God in alle omstandigheden ons door de Bijbel duidelijkheid verschaft. Daar is de Bijbel nooit voor bedoeld en het is, bij enige nadere beschouwing, ook onmogelijk.
Immers, God zou dan voor ieder mens een aparte Bijbel hebben moeten schrijven, zoveel verschillende mensen zijn er met zoveel unieke vragen en situaties. Er is in deze opvatting trouwens weinig verschil tussen een christen en een moslim: de moslims geloven ook, dat Allah eens door zijn profeet Mohammed gesproken heeft en dat was het dan.
Van een levende God, Die Zich dagelijks met het wel en wee van al Zijn kinderen bezig houdt; die Zijn kinderen troost, op de goede weg leidt; verborgen dingen uit het verleden, die iemand volkomen vergeten kan zijn, maar die toch opspelen, aan het licht brengt (1 Co 14:25); Die iemand kan waarschuwen voor naderend gevaar, bijv. Hand. 11:28, Agabus, die een hongersnood voorzegt of Hand. 21:11, Agabus, die door de Heilige Geest geïnspireerd zegt, dat Paulus gevangen genomen zal worden; Die ons wijst op het verband tussen Bijbelteksten, waardoor we verder kunnen op de weg van God; Die aangeeft, wie dienen mag(1 Tit 4:14); Die zendt, wie en waarheen Hij wil (Hand. 13:2); voor al deze dingen is geen plaats in de opvatting van de recensent in het ND en bij hem uiteraard niet alleen.
Bijbels Optiek
Agabus, die door de Heilige Geest geïnspireerd werd, dat Paulus in Jeruzalem gevangen genomen werd (door Louis Cheron)
Natuurlijk riep dit standpunt, de Bijbel als voldoende en enige middel van God om op alle vragen een antwoord te geven, een tegenreactie op. Veel christenen menen genoeg te hebben aan hun persoonlijke, subjectieve leiding door de Heilige Geest met verwaarlozing van de Heilige Schrift.
Beide meningen zijn twee kanten van de een en dezelfde waarheid, zoals zo vaak in de geschiedenis van de Kerk is gebeurd.
Inderdaad hebben zij gelijk, die beweren 'dat de Heilige Schrift de wil van God volkomen vervat en dat al hetgeen de mens schuldig is te geloven om zalig te worden, daarin genoegzaam geleerd wordt' (Art. 7 Ned. Gel. Belijdenis).
Helaas is uit deze uitspraak de conclusie getrokken dat God nu niet meer met ons communiceert, of Zijn wil in concrete situaties niet meer aan ons kenbaar kan of wil maken. Zoals iemand het eens uitdrukte: 'We hebben God in de Bijbel opgesloten.' Of, zoals een ander opmerkte: 'We hebben een God, Die belangstellend toekijkt, hoe wij de zaak in de soep laten lopen.'
En toch is niemand het met zo'n karikatuurbeeld eens. Niemand kent in het eigen leven zo'n strikte scheiding tussen een God, die alleen door een Boek, hoe heilig ook, met Zijn kinderen omgaat en een God, die Zich wel degelijk persoonlijk met Zijn kinderen bemoeit.
Iedereen kent momenten in het leven, waarin duidelijk sprake was van een ingrijpen door God op een bovennatuurlijke manier, hetzij door een droom, een visioen of een ander teken. Alleen wordt daar niet zoveel over gepraat, omdat men bang is niet serieus genomen te worden of omdat het voor veel christenen nog een beetje een taboeonderwerp is.
En bovendien erkent bijna iedereen, dat op het zendingsveld de gaven nog steeds of weer opnieuw functioneren. Trouwens, onlangs is door de paus Nederland opnieuw tot missieland verklaard!
Op Bijbelse gronden zijn de genadegaven voor de Kerk van nu moeilijk af te wijzen. Een paar voorbeelden:
In Hand. 2:17 haalt Petrus de profetie van Joël aan: 'Uw zonen en uw dochters zullen profeteren, en uw jongelingen zullen gezichten zien, en uw ouden zullen dromen dromen', enz..
Natuurlijk riep dit standpunt, de Bijbel als voldoende en enige middel van God om op alle vragen een antwoord te geven, een tegenreactie op. Veel christenen menen genoeg te hebben aan hun persoonlijke, subjectieve leiding door de Heilige Geest met verwaarlozing van de Heilige Schrift.
Beide meningen zijn twee kanten van de een en dezelfde waarheid, zoals zo vaak in de geschiedenis van de Kerk is gebeurd.
Inderdaad hebben zij gelijk, die beweren 'dat de Heilige Schrift de wil van God volkomen vervat en dat al hetgeen de mens schuldig is te geloven om zalig te worden, daarin genoegzaam geleerd wordt' (Art. 7 Ned. Gel. Belijdenis).
Helaas is uit deze uitspraak de conclusie getrokken dat God nu niet meer met ons communiceert, of Zijn wil in concrete situaties niet meer aan ons kenbaar kan of wil maken. Zoals iemand het eens uitdrukte: 'We hebben God in de Bijbel opgesloten.' Of, zoals een ander opmerkte: 'We hebben een God, Die belangstellend toekijkt, hoe wij de zaak in de soep laten lopen.'
En toch is niemand het met zo'n karikatuurbeeld eens. Niemand kent in het eigen leven zo'n strikte scheiding tussen een God, die alleen door een Boek, hoe heilig ook, met Zijn kinderen omgaat en een God, die Zich wel degelijk persoonlijk met Zijn kinderen bemoeit.
Iedereen kent momenten in het leven, waarin duidelijk sprake was van een ingrijpen door God op een bovennatuurlijke manier, hetzij door een droom, een visioen of een ander teken. Alleen wordt daar niet zoveel over gepraat, omdat men bang is niet serieus genomen te worden of omdat het voor veel christenen nog een beetje een taboeonderwerp is.
En bovendien erkent bijna iedereen, dat op het zendingsveld de gaven nog steeds of weer opnieuw functioneren. Trouwens, onlangs is door de paus Nederland opnieuw tot missieland verklaard!
Op Bijbelse gronden zijn de genadegaven voor de Kerk van nu moeilijk af te wijzen. Een paar voorbeelden:
In Hand. 2:17 haalt Petrus de profetie van Joël aan: 'Uw zonen en uw dochters zullen profeteren, en uw jongelingen zullen gezichten zien, en uw ouden zullen dromen dromen', enz..
Bijbels Optiek
De meeste christenen kennen de profeet Joël alleen van de prediking van Petrus in Hand. 2. En het zal zijn in de laatste dagen, zegt God, dat Ik zal uitstorten van mijn Geest op alle vlees; en uw zonen en dochters zullen profeteren, en uw jongelingen zullen gezichten zien (..) En het zal zijn dat al wie de naam des Heren aanroept, behouden zal worden” (Hand 2:17-21)
In 1 Cor 14:1, 'Jaagt de liefde na en streeft naar de gaven des Geestes, doch vooral naar het profeteren.'
En in 1 Cor 14:39: 'Streeft er naar te profeteren, en belemmert het spreken in tongen niet.'
1 Thess 5:19, 'Dooft den Geest niet uit, veracht de profetieën niet.'
'De profetieën zullen pas afgedaan hebben en de tongen zullen verstommen en de kennis zal afgedaan hebben als het volkomene zal gekomen zijn' (1 Cor 13:8-10).
Nergens wordt in de Schrift een bepaalde tijd genoemd dat de genadegaven niet meer nodig zouden zijn. Wel kan gesteld worden, dat voor een beter verstaan van de geheimen van de Bijbel de gaven onmisbaar zijn. In de praktijk wordt slechts een derde deel van de Bijbel gebruikt, bijvoorbeeld de zestig hoofdstukken over de tabernakel krijgen minder aandacht dan de twee hoofdstukken over de schepping. En juist door het licht dat de Heilige Geest door de gaven wil schenken en de beoordeling door andere gaven kunnen onbekende, duistere gedeelten uit de Bijbel een verrassend nieuw inzicht geven in de grootheid en het handelen van God met ons.
Er is inderdaad geen enkel steekhoudend argument aan te voeren om de genadegaven te verwaarlozen of te menen dat zij voor een vroegere periode van de Kerk bestemd waren. Anders geformuleerd: Het vóórkomen van de gaven is eenvoudiger bijbels te funderen dan het voorkómen ervan.
Maar evenzo hebben zij ongelijk, die beweren, dat de gelovigen uitsluitend door de Heilige Geest antwoord op alle vragen zullen krijgen, met voorbijgaan aan de Schrift, die door dezelfde Heilige Geest is geïnspireerd.
De leiding door de Heilige Geest zal haast altijd subjectief gekleurd zijn door de vermenging met ons door de zonde besmet inzicht en onze vooroordelen. Daarom is toetsing aan de Schrift en de beoordeling door anderen (1 Cor 14:29) van levensbelang.
Deze problematiek, het op de juiste manier omgaan met uitingen van de Geest, wordt heel goed behandeld in het boek van Eberhard Mühlan, “Leiding door de Geest” (Gideon, 1991). Ook in het boek van Pieter van Kampen, “Door Zijn hand” (Kok, 1993) wordt dit aspect van ons geloofsleven besproken.
In 1 Cor 14:1, 'Jaagt de liefde na en streeft naar de gaven des Geestes, doch vooral naar het profeteren.'
En in 1 Cor 14:39: 'Streeft er naar te profeteren, en belemmert het spreken in tongen niet.'
1 Thess 5:19, 'Dooft den Geest niet uit, veracht de profetieën niet.'
'De profetieën zullen pas afgedaan hebben en de tongen zullen verstommen en de kennis zal afgedaan hebben als het volkomene zal gekomen zijn' (1 Cor 13:8-10).
Nergens wordt in de Schrift een bepaalde tijd genoemd dat de genadegaven niet meer nodig zouden zijn. Wel kan gesteld worden, dat voor een beter verstaan van de geheimen van de Bijbel de gaven onmisbaar zijn. In de praktijk wordt slechts een derde deel van de Bijbel gebruikt, bijvoorbeeld de zestig hoofdstukken over de tabernakel krijgen minder aandacht dan de twee hoofdstukken over de schepping. En juist door het licht dat de Heilige Geest door de gaven wil schenken en de beoordeling door andere gaven kunnen onbekende, duistere gedeelten uit de Bijbel een verrassend nieuw inzicht geven in de grootheid en het handelen van God met ons.
Er is inderdaad geen enkel steekhoudend argument aan te voeren om de genadegaven te verwaarlozen of te menen dat zij voor een vroegere periode van de Kerk bestemd waren. Anders geformuleerd: Het vóórkomen van de gaven is eenvoudiger bijbels te funderen dan het voorkómen ervan.
Maar evenzo hebben zij ongelijk, die beweren, dat de gelovigen uitsluitend door de Heilige Geest antwoord op alle vragen zullen krijgen, met voorbijgaan aan de Schrift, die door dezelfde Heilige Geest is geïnspireerd.
De leiding door de Heilige Geest zal haast altijd subjectief gekleurd zijn door de vermenging met ons door de zonde besmet inzicht en onze vooroordelen. Daarom is toetsing aan de Schrift en de beoordeling door anderen (1 Cor 14:29) van levensbelang.
Deze problematiek, het op de juiste manier omgaan met uitingen van de Geest, wordt heel goed behandeld in het boek van Eberhard Mühlan, “Leiding door de Geest” (Gideon, 1991). Ook in het boek van Pieter van Kampen, “Door Zijn hand” (Kok, 1993) wordt dit aspect van ons geloofsleven besproken.