In Bijbels Optiek
Instelling van Pesach (Exodus 12: 1-28)
1 En de Here zeide tot Mozes en tot Aaron in het land Egypte:
2 Deze maand zal u het begin der maanden zijn; zij zal u de eerste der maanden van het jaar zijn.
3 Spreekt tot de gehele vergadering van Israel als volgt: op de tiende van deze maand zal ieder voor zich een stuk kleinvee nemen, familiesgewijs, een stuk kleinvee per gezin.
4 Maar indien een gezin te klein is voor een stuk kleinvee, dan zullen hij en de naaste buurman van zijn gezin er een nemen, naar het aantal personen; gij zult bij het stuk kleinvee rekenen met ieders behoefte.
5 Een gaaf, mannelijk, eenjarig stuk kleinvee moet gij nemen; gij kunt dit nemen van de schapen of van de geiten.
6 En gij zult het bewaren tot de veertiende dag van deze maand; dan zal de gehele vergadering der gemeente van Israel het slachten in de avondschemering.
7 Vervolgens zal men van het bloed nemen en dit strijken aan de beide deurposten en de bovendorpel, aan die huizen, waarin men het eet.
8 Het vlees zullen zij dezelfde nacht eten; zij zullen het eten op het vuur gebraden, met ongezuurde broden, benevens bittere kruiden.
9 Rauw of gaar gekookt in water zult gij het niet eten; slechts op het vuur gebraden met kop,
schenkels en ingewanden.
10 Gij zult daarvan niets overlaten tot de morgen; wat ervan overblijft tot de morgen, dat zult gij met vuur verbranden.
11 En aldus zult gij het eten: uw lendenen omgord, uw schoenen aan uw voeten en uw staf in uw hand; overhaast zult gij het eten; het is een Pascha voor de Here.
12 Want Ik zal in deze nacht het land Egypte doortrekken en alle eerstgeborenen, zowel van mens als dier, in het land Egypte slaan en aan alle goden van Egypte zal Ik gerichten oefenen, Ik, de Here.
13 En het bloed zal u dienen als een teken aan de huizen, waar gij zijt, en wanneer Ik het bloed zie, dan ga Ik u voorbij. Aldus zal er geen verdervende plaag onder u zijn, wanneer Ik het land Egypte sla.
14 En deze dag zal u een gedenkdag zijn, gij zult hem vieren als een feest voor de Here; in uw geslachten zult gij hem als een altoosdurende inzetting vieren.
15 Zeven dagen zult gij ongezuurde broden eten; dadelijk op de eerste dag zult gij het zuurdeeg uit uw huizen verwijderen, want ieder die iets gezuurds eet, van de eerste tot de zevende dag, zo iemand zal uit Israel worden uitgeroeid.
16 Zowel op de eerste als op de zevende dag zult gij een heilige samenkomst hebben; generlei arbeid zal daarop verricht worden; slechts wat door ieder gegeten wordt, alleen dat mag door u bereid worden.
17 Onderhoudt dan (het) (feest) (der) ongezuurde broden, want op deze zelfde dag leid Ik uw legerscharen uit het land Egypte. Daarom moet gij deze dag onderhouden in uw geslachten als een altoosdurende inzetting.
1 En de Here zeide tot Mozes en tot Aaron in het land Egypte:
2 Deze maand zal u het begin der maanden zijn; zij zal u de eerste der maanden van het jaar zijn.
3 Spreekt tot de gehele vergadering van Israel als volgt: op de tiende van deze maand zal ieder voor zich een stuk kleinvee nemen, familiesgewijs, een stuk kleinvee per gezin.
4 Maar indien een gezin te klein is voor een stuk kleinvee, dan zullen hij en de naaste buurman van zijn gezin er een nemen, naar het aantal personen; gij zult bij het stuk kleinvee rekenen met ieders behoefte.
5 Een gaaf, mannelijk, eenjarig stuk kleinvee moet gij nemen; gij kunt dit nemen van de schapen of van de geiten.
6 En gij zult het bewaren tot de veertiende dag van deze maand; dan zal de gehele vergadering der gemeente van Israel het slachten in de avondschemering.
7 Vervolgens zal men van het bloed nemen en dit strijken aan de beide deurposten en de bovendorpel, aan die huizen, waarin men het eet.
8 Het vlees zullen zij dezelfde nacht eten; zij zullen het eten op het vuur gebraden, met ongezuurde broden, benevens bittere kruiden.
9 Rauw of gaar gekookt in water zult gij het niet eten; slechts op het vuur gebraden met kop,
schenkels en ingewanden.
10 Gij zult daarvan niets overlaten tot de morgen; wat ervan overblijft tot de morgen, dat zult gij met vuur verbranden.
11 En aldus zult gij het eten: uw lendenen omgord, uw schoenen aan uw voeten en uw staf in uw hand; overhaast zult gij het eten; het is een Pascha voor de Here.
12 Want Ik zal in deze nacht het land Egypte doortrekken en alle eerstgeborenen, zowel van mens als dier, in het land Egypte slaan en aan alle goden van Egypte zal Ik gerichten oefenen, Ik, de Here.
13 En het bloed zal u dienen als een teken aan de huizen, waar gij zijt, en wanneer Ik het bloed zie, dan ga Ik u voorbij. Aldus zal er geen verdervende plaag onder u zijn, wanneer Ik het land Egypte sla.
14 En deze dag zal u een gedenkdag zijn, gij zult hem vieren als een feest voor de Here; in uw geslachten zult gij hem als een altoosdurende inzetting vieren.
15 Zeven dagen zult gij ongezuurde broden eten; dadelijk op de eerste dag zult gij het zuurdeeg uit uw huizen verwijderen, want ieder die iets gezuurds eet, van de eerste tot de zevende dag, zo iemand zal uit Israel worden uitgeroeid.
16 Zowel op de eerste als op de zevende dag zult gij een heilige samenkomst hebben; generlei arbeid zal daarop verricht worden; slechts wat door ieder gegeten wordt, alleen dat mag door u bereid worden.
17 Onderhoudt dan (het) (feest) (der) ongezuurde broden, want op deze zelfde dag leid Ik uw legerscharen uit het land Egypte. Daarom moet gij deze dag onderhouden in uw geslachten als een altoosdurende inzetting.
In Bijbels Optiek
Joden in Israël treffen in onze tijd voorbereidingen voor Pesach. De zuurdesem wordt verbrand (deze instelling is halachisch (altoosdurend)
18 In de eerste [maand], op de veertiende dag der maand, des avonds, zult gij ongezuurde broden eten, tot aan de eenentwintigste dag der maand, des avonds.
19 Zeven dagen zal er geen zuurdeeg in uw huizen gevonden worden, want ieder, die iets gezuurds eet, zo iemand zal uit de vergadering van Israel worden uitgeroeid, hetzij hij een vreemdeling, hetzij hij in het land geboren is.
20 Niets wat gezuurd is, zult gij eten; gij zult in al uw woonplaatsen ongezuurde broden eten.
21 Toen ontbood Mozes al de oudsten van Israel en zeide tot hen: Trekt heen, haalt kleinvee voor uw geslachten en slacht het Pascha.
22 Daarna zult gij een bundel hysop nemen en in het bloed in een schaal dopen, en van het bloed in die schaal strijken aan de bovendorpel en aan de beide deurposten; niemand van u zal de deur van zijn huis uitgaan tot de morgen.
23 En de Here zal Egypte doortrekken om het te slaan; wanneer Hij dan het bloed aan de bovendorpel en aan de beide deurposten ziet, dan zal de Here die deur voorbijgaan en de verderver niet toelaten in uw huizen te komen om te slaan.
24 Gij zult dit voorschrift houden als een altoosdurende inzetting voor u en uw zonen.
25 En wanneer gij komt in het land dat de Here u geven zal, gelijk Hij gezegd heeft, zult gij deze dienst onderhouden.
26 En wanneer uw zonen tot u zeggen: Wat betekent deze dienst van u,
27 Dan zult gij zeggen: Het is een Paasoffer voor de Here, die in Egypte aan de huizen der Israelieten voorbijging, toen Hij de Egyptenaren sloeg, maar onze huizen spaarde. Toen knielde het volk en boog zich neer.
28 En de Israelieten gingen heen en deden dit; zoals de Here Mozes en Aaron geboden had, zo deden zij.
18 In de eerste [maand], op de veertiende dag der maand, des avonds, zult gij ongezuurde broden eten, tot aan de eenentwintigste dag der maand, des avonds.
19 Zeven dagen zal er geen zuurdeeg in uw huizen gevonden worden, want ieder, die iets gezuurds eet, zo iemand zal uit de vergadering van Israel worden uitgeroeid, hetzij hij een vreemdeling, hetzij hij in het land geboren is.
20 Niets wat gezuurd is, zult gij eten; gij zult in al uw woonplaatsen ongezuurde broden eten.
21 Toen ontbood Mozes al de oudsten van Israel en zeide tot hen: Trekt heen, haalt kleinvee voor uw geslachten en slacht het Pascha.
22 Daarna zult gij een bundel hysop nemen en in het bloed in een schaal dopen, en van het bloed in die schaal strijken aan de bovendorpel en aan de beide deurposten; niemand van u zal de deur van zijn huis uitgaan tot de morgen.
23 En de Here zal Egypte doortrekken om het te slaan; wanneer Hij dan het bloed aan de bovendorpel en aan de beide deurposten ziet, dan zal de Here die deur voorbijgaan en de verderver niet toelaten in uw huizen te komen om te slaan.
24 Gij zult dit voorschrift houden als een altoosdurende inzetting voor u en uw zonen.
25 En wanneer gij komt in het land dat de Here u geven zal, gelijk Hij gezegd heeft, zult gij deze dienst onderhouden.
26 En wanneer uw zonen tot u zeggen: Wat betekent deze dienst van u,
27 Dan zult gij zeggen: Het is een Paasoffer voor de Here, die in Egypte aan de huizen der Israelieten voorbijging, toen Hij de Egyptenaren sloeg, maar onze huizen spaarde. Toen knielde het volk en boog zich neer.
28 En de Israelieten gingen heen en deden dit; zoals de Here Mozes en Aaron geboden had, zo deden zij.
In Bijbels Optiek
Door het bloed van het geslachte offerlam aan de deurposten te strijken ging de doodsengel aan dat huis voorbij. Bij alle andere huizen, vooral die der Egyptenaren, werd de oudste zoon gedood.