Paulus' brief aan de Galaten.
De brief van Paulus aan de Galaten zou je als ondertitel mee kunnen geven "De zaak tegen het samenvoegen van Wet (van Mozes) en Genade (door de Here Jezus Christus)."
Geleerden zijn verdeeld over de datum van de brief. Sommigen plaatsen hem in de late jaren 40 en anderen in de vroege jaren 50. Op beide manieren is het één van Paulus' vroegste brieven, misschien zelfs wel zijn eerste, en dateert van vóór de Raad van Jeruzalem, waar de kwestie van de bekering van de heidenen tot het Christendom het belangrijkste agendapunt was (Handelingen 15).
Het primaire doel van de brief was te strijden tegen een groep Judaïsten, vroege Joodse Christenen, die leerde dat heidenen die zich tot het christendom bekeerden ook bepaalde oudtestamentische wetten moesten houden, specifiek de besnijdenis. Sommigen voerden zelfs aan dat de enige manier voor een heiden om een christen te worden was door zich eerst tot het Jodendom te bekeren, besneden te worden, en zich onder de wet te stellen.
De Judaïsten zeiden dat Paulus geen authentieke apostel was maar een valse leraar die, om het evangelie voor heidenen meer aanvaardbaar te maken, de wettelijke vereisten van het Jodendom in zijn prediking had genegeerd. Ze vonden het hun verantwoordelijkheid om Paulus overal te volgen en het "echte evangelie" te brengen naar de kerken uit de heidenen die hij had geplant.
Sommige christenen die weer eens beweren dat we zijn verplicht om onder de oudtestamentische wetten en verordeningen te leven, en dat Paulus geen authentieke apostel was.Hier klikken om te bewerken.
De brief van Paulus aan de Galaten zou je als ondertitel mee kunnen geven "De zaak tegen het samenvoegen van Wet (van Mozes) en Genade (door de Here Jezus Christus)."
Geleerden zijn verdeeld over de datum van de brief. Sommigen plaatsen hem in de late jaren 40 en anderen in de vroege jaren 50. Op beide manieren is het één van Paulus' vroegste brieven, misschien zelfs wel zijn eerste, en dateert van vóór de Raad van Jeruzalem, waar de kwestie van de bekering van de heidenen tot het Christendom het belangrijkste agendapunt was (Handelingen 15).
Het primaire doel van de brief was te strijden tegen een groep Judaïsten, vroege Joodse Christenen, die leerde dat heidenen die zich tot het christendom bekeerden ook bepaalde oudtestamentische wetten moesten houden, specifiek de besnijdenis. Sommigen voerden zelfs aan dat de enige manier voor een heiden om een christen te worden was door zich eerst tot het Jodendom te bekeren, besneden te worden, en zich onder de wet te stellen.
De Judaïsten zeiden dat Paulus geen authentieke apostel was maar een valse leraar die, om het evangelie voor heidenen meer aanvaardbaar te maken, de wettelijke vereisten van het Jodendom in zijn prediking had genegeerd. Ze vonden het hun verantwoordelijkheid om Paulus overal te volgen en het "echte evangelie" te brengen naar de kerken uit de heidenen die hij had geplant.
Sommige christenen die weer eens beweren dat we zijn verplicht om onder de oudtestamentische wetten en verordeningen te leven, en dat Paulus geen authentieke apostel was.Hier klikken om te bewerken.
In zijn brief aan de Galaten presenteerde Paulus een krachtige verdediging van de essentiële waarheid in het Nieuwe Testament dat wij zijn gerechtvaardigd door het geloof in Jezus Christus alleen.
In zijn brief aan de Galaten presenteerde Paulus een krachtige verdediging van de essentiële waarheid in het Nieuwe Testament dat wij zijn gerechtvaardigd door het geloof in Jezus Christus alleen. We doen niets toe aan onze heiliging door religieuze werken of Joods legalisme, maar we zijn geheiligd door geloof in de genade en de kracht van God die geopenbaard zijn in het werk van Jezus Christus, en bekrachtigd door de Heilige Geest in ons leven.
Dit vereist een diepgaande studie van de brief aan de Galaten en we moeten verschillende delen beschrijven om er doorheen te komen, dus laten we aan de slag gaan.
Galaten 1.
"Paulus, een apostel - geroepen, niet vanwege mensen, ook niet door een mens, maar door Jezus Christus en God de Vader, Die Hem uit de doden opgewekt heeft - en al de broeders die bij mij zijn, aan de gemeenten van Galatië: genade zij u en vrede van God de Vader en van onze Heere Jezus Christus, Die Zichzelf gegeven heeft voor onze zonden, opdat Hij ons zou ontrukken aan de tegenwoordige slechte wereld, overeenkomstig de wil van onze God en Vader. Hem zij de heerlijkheid in alle eeuwigheid. Amen." (Galaten 1:1-5).
Handelingen 13-14 tekent de kerken van Galatië als het Pisidische Antiochië, Iconium, Lystra en Derbe. Ze waren allemaal geografisch gelegen in het zuiden van het centrale deel van wat toen de Romeinse provincie Galatië was, tegenwoordig bekend als Turkije.
Het Griekse woord vertaald als "apostel" betekent: een gemachtigde of boodschapper, een gezondene met een opdracht. Paulus nam altijd de moeite om te zeggen dat hij geen apostel benoemd door mensen was, maar door de Heer zelf.
Volgens Handelingen 13:2 geeft de Heilige Geest opdracht aan Paulus en Barnabas om te beginnen met hun eerste zendingsreis die hen naar Cyprus leidde en vervolgens naar de steden van Galatië waar zij de hierboven genoemde kerken stichtten.
Paulus' brief was een reactie naar de kerken van de Galaten over de Judaïsten die deze kerken bezocht hadden, nadat hij hen had verlaten.
"Ik verwonder mij erover dat u zich zo snel afwendt van Hem Die u in de genade van Christus geroepen heeft, naar een ander evangelie, terwijl er geen ander is; al zijn er ook sommigen die u in verwarring brengen en het Evangelie van Christus willen verdraaien. Maar zelfs als wij, of een engel uit de hemel, u een evangelie zouden verkondigen, anders dan wat wij u verkondigd hebben, die zij vervloekt. Zoals wij al eerder gezegd hebben, zo zeg ik ook nu weer: Als iemand u een evangelie verkondigt anders dan wat u ontvangen hebt, die zij vervloekt!" (Galaten 1:6-9)
Let op wat Paulus hier zei. Hij sprak een vloek uit over iedereen die probeert een ander evangelie te brengen dan dat wat hij hen heeft gepresenteerd. Sommige vertalingen vertalen dit alsof Paulus zou zeggen: "Laat hem eeuwig veroordeeld worden." Het Griekse woord "anathema" betekent immers "vervloekt, gedoemd tot vernietiging."
We zouden verwachten dat hij sterk zou opkomen tegen de heidense religies die gangbaar waren op dat moment, maar dat is niet wat er hier gaande is. Paulus zei dat elke zogenaamde evangelieboodschap die in tegenspraak was met de leer van redding door genade en geloof, zoals slechts gepresenteerd is in zijn brieven, per definitie een ander evangelie is en dat zet de mensen die het leren onder een vloek die veroordeelt tot een vernietiging. Dat betekent dat ze niet worden gered, noch kunnen worden gered. Waar kreeg hij de bevoegdheid van om iets dergelijks te zeggen?
"Want ben ík nu bezig mensen te overtuigen, of God? Of probeer ik mensen te behagen? Als ik immers nog mensen behaagde, zou ik geen dienstknecht van Christus zijn. Maar ik maak u bekend, broeders, dat het Evangelie dat door mij verkondigd is, niet naar de mens is. Want ik heb dat ook niet van een mens ontvangen of geleerd, maar door openbaring van Jezus Christus." (Galaten 1:10-12).
In zijn brief aan de Galaten presenteerde Paulus een krachtige verdediging van de essentiële waarheid in het Nieuwe Testament dat wij zijn gerechtvaardigd door het geloof in Jezus Christus alleen. We doen niets toe aan onze heiliging door religieuze werken of Joods legalisme, maar we zijn geheiligd door geloof in de genade en de kracht van God die geopenbaard zijn in het werk van Jezus Christus, en bekrachtigd door de Heilige Geest in ons leven.
Dit vereist een diepgaande studie van de brief aan de Galaten en we moeten verschillende delen beschrijven om er doorheen te komen, dus laten we aan de slag gaan.
Galaten 1.
"Paulus, een apostel - geroepen, niet vanwege mensen, ook niet door een mens, maar door Jezus Christus en God de Vader, Die Hem uit de doden opgewekt heeft - en al de broeders die bij mij zijn, aan de gemeenten van Galatië: genade zij u en vrede van God de Vader en van onze Heere Jezus Christus, Die Zichzelf gegeven heeft voor onze zonden, opdat Hij ons zou ontrukken aan de tegenwoordige slechte wereld, overeenkomstig de wil van onze God en Vader. Hem zij de heerlijkheid in alle eeuwigheid. Amen." (Galaten 1:1-5).
Handelingen 13-14 tekent de kerken van Galatië als het Pisidische Antiochië, Iconium, Lystra en Derbe. Ze waren allemaal geografisch gelegen in het zuiden van het centrale deel van wat toen de Romeinse provincie Galatië was, tegenwoordig bekend als Turkije.
Het Griekse woord vertaald als "apostel" betekent: een gemachtigde of boodschapper, een gezondene met een opdracht. Paulus nam altijd de moeite om te zeggen dat hij geen apostel benoemd door mensen was, maar door de Heer zelf.
Volgens Handelingen 13:2 geeft de Heilige Geest opdracht aan Paulus en Barnabas om te beginnen met hun eerste zendingsreis die hen naar Cyprus leidde en vervolgens naar de steden van Galatië waar zij de hierboven genoemde kerken stichtten.
Paulus' brief was een reactie naar de kerken van de Galaten over de Judaïsten die deze kerken bezocht hadden, nadat hij hen had verlaten.
"Ik verwonder mij erover dat u zich zo snel afwendt van Hem Die u in de genade van Christus geroepen heeft, naar een ander evangelie, terwijl er geen ander is; al zijn er ook sommigen die u in verwarring brengen en het Evangelie van Christus willen verdraaien. Maar zelfs als wij, of een engel uit de hemel, u een evangelie zouden verkondigen, anders dan wat wij u verkondigd hebben, die zij vervloekt. Zoals wij al eerder gezegd hebben, zo zeg ik ook nu weer: Als iemand u een evangelie verkondigt anders dan wat u ontvangen hebt, die zij vervloekt!" (Galaten 1:6-9)
Let op wat Paulus hier zei. Hij sprak een vloek uit over iedereen die probeert een ander evangelie te brengen dan dat wat hij hen heeft gepresenteerd. Sommige vertalingen vertalen dit alsof Paulus zou zeggen: "Laat hem eeuwig veroordeeld worden." Het Griekse woord "anathema" betekent immers "vervloekt, gedoemd tot vernietiging."
We zouden verwachten dat hij sterk zou opkomen tegen de heidense religies die gangbaar waren op dat moment, maar dat is niet wat er hier gaande is. Paulus zei dat elke zogenaamde evangelieboodschap die in tegenspraak was met de leer van redding door genade en geloof, zoals slechts gepresenteerd is in zijn brieven, per definitie een ander evangelie is en dat zet de mensen die het leren onder een vloek die veroordeelt tot een vernietiging. Dat betekent dat ze niet worden gered, noch kunnen worden gered. Waar kreeg hij de bevoegdheid van om iets dergelijks te zeggen?
"Want ben ík nu bezig mensen te overtuigen, of God? Of probeer ik mensen te behagen? Als ik immers nog mensen behaagde, zou ik geen dienstknecht van Christus zijn. Maar ik maak u bekend, broeders, dat het Evangelie dat door mij verkondigd is, niet naar de mens is. Want ik heb dat ook niet van een mens ontvangen of geleerd, maar door openbaring van Jezus Christus." (Galaten 1:10-12).
De apostel Paulus had het blijde evangelie niet van een mens ontvangen of geleerd, maar door openbaring van Jezus Christus, die God en mens tegelijk was. Door Zijn lijden, dood en opstanding wordt iedere gelovige door genade behouden.
Paulus zei dat wat bekend is geworden als de leer van redding door genade en door geloof, rechtstreeks naar hem toe kwam van de Heer zelf. Dat is waar hij zijn gezag van kreeg.
"U hebt immers gehoord van mijn levenswandel, voorheen in het Jodendom, dat ik de gemeente van God uitermate fel vervolgde en die verwoestte; en dat ik in het Jodendom meer vorderingen maakte dan veel leeftijdgenoten onder mijn volk, omdat ik een nog groter ijveraar was voor de overleveringen van mijn vaderen." (Galaten 1:13-14).
Paulus was een Farizeeër, onderwezen door Gamaliël die een van de meest hoog aangeschreven leraren van die tijd was. Paulus was een rijzende ster in het Jodendom in het verkrijgen van een reputatie als een meedogenloze achtervolger van de volgelingen van Jezus, en die geen genade toonde voor hen die hij aangehouden had.
"Maar toen het God, Die mij vanaf de schoot van mijn moeder heeft afgezonderd en geroepen door Zijn genade, behaagde Zijn Zoon in mij te openbaren, opdat ik Hem door het evangelie onder de heidenen zou verkondigen, ging ik niet meteen te rade bij vlees en bloed, en ging ik ook niet naar Jeruzalem, naar hen die al vóór mij apostel waren; maar ik vertrok naar Arabië en keerde weer terug naar Damascus." (Galaten 1:15-17).
Een van de grote angsten van die dag in Jeruzalem was dat het geloof in Jezus zich naar Damascus zou verspreiden, een belangrijke commerciële plaats in de regio. Men vreesde dat als dit nieuwe geloof wortel zou schieten, het zich snel zou verspreiden in alle richtingen, zodat er geen stoppen meer aan was. Paulus heeft toen afgesproken om naar Damascus te gaan en ervoor zorgen dat dit niet zou gebeuren. Hij was op de weg naar Damascus toen hij een persoonlijke ontmoeting had met de verrezen Heer; wat alles veranderde. In plaats van de gelovigen in Damascus op te brengen toen hij daar aankwam, begon hij te onderwijzen dat Jezus de zoon van God is, wat de Joden zo boos maakte dat zij samenspanden om hem te doden.
Met de hulp van vrienden ontsnapte Paulus uit Damascus en reisde naar Arabië. Sommigen zeggen hij naar de berg Sinaï ging en in de dezelfde grot verbleef waar Elia geweest is tijdens zijn tijd op de berg bij God (1 Koningen 19:8-9). Zo ja, dan zou de plaats waar Mozes de wet ontving dezelfde plaats zijn geweest waar Paulus zijn openbaring van de Heer aangaande de leer van redding door genade door geloof heeft ontvangen. Daarna keerde Paulus terug naar Damascus, waar hij bleef lesgeven.
"Daarna, drie jaar later, ging ik naar Jeruzalem om Petrus te bezoeken, en ik bleef vijftien dagen bij hem. En ik heb niemand anders van de apostelen gezien; alleen Jakobus, de broer van de Heere. Wat ik u schrijf, zie, ik getuig voor God dat ik niet lieg."
(Galaten 1:18-20).
Paulus gaat zich hier belangrijk onderscheiden van de Judaïsten. Zij herhaalden gewoon de tradities die ze hadden geleerd door mensen. Maar Paulus werd gestuurd door God met een evangelie dat hij rechtstreeks ontving van de Heer Jezus.
"En ik heb niemand anders van de apostelen gezien; alleen Jakobus, de broer van de Heere. Wat ik u schrijf, zie, ik getuig voor God dat ik niet lieg. Daarna kwam ik in de streken van Syrië en Cilicië. En ik was van gezicht onbekend aan de gemeenten van Judea die in Christus zijn. Maar zij hadden alleen horen zeggen: Hij die ons voorheen vervolgde, verkondigt nu het geloof dat hij voorheen verwoestte. En zij verheerlijkten God in mij." (Galaten 1:21-24).
Paulus zei dat wat bekend is geworden als de leer van redding door genade en door geloof, rechtstreeks naar hem toe kwam van de Heer zelf. Dat is waar hij zijn gezag van kreeg.
"U hebt immers gehoord van mijn levenswandel, voorheen in het Jodendom, dat ik de gemeente van God uitermate fel vervolgde en die verwoestte; en dat ik in het Jodendom meer vorderingen maakte dan veel leeftijdgenoten onder mijn volk, omdat ik een nog groter ijveraar was voor de overleveringen van mijn vaderen." (Galaten 1:13-14).
Paulus was een Farizeeër, onderwezen door Gamaliël die een van de meest hoog aangeschreven leraren van die tijd was. Paulus was een rijzende ster in het Jodendom in het verkrijgen van een reputatie als een meedogenloze achtervolger van de volgelingen van Jezus, en die geen genade toonde voor hen die hij aangehouden had.
"Maar toen het God, Die mij vanaf de schoot van mijn moeder heeft afgezonderd en geroepen door Zijn genade, behaagde Zijn Zoon in mij te openbaren, opdat ik Hem door het evangelie onder de heidenen zou verkondigen, ging ik niet meteen te rade bij vlees en bloed, en ging ik ook niet naar Jeruzalem, naar hen die al vóór mij apostel waren; maar ik vertrok naar Arabië en keerde weer terug naar Damascus." (Galaten 1:15-17).
Een van de grote angsten van die dag in Jeruzalem was dat het geloof in Jezus zich naar Damascus zou verspreiden, een belangrijke commerciële plaats in de regio. Men vreesde dat als dit nieuwe geloof wortel zou schieten, het zich snel zou verspreiden in alle richtingen, zodat er geen stoppen meer aan was. Paulus heeft toen afgesproken om naar Damascus te gaan en ervoor zorgen dat dit niet zou gebeuren. Hij was op de weg naar Damascus toen hij een persoonlijke ontmoeting had met de verrezen Heer; wat alles veranderde. In plaats van de gelovigen in Damascus op te brengen toen hij daar aankwam, begon hij te onderwijzen dat Jezus de zoon van God is, wat de Joden zo boos maakte dat zij samenspanden om hem te doden.
Met de hulp van vrienden ontsnapte Paulus uit Damascus en reisde naar Arabië. Sommigen zeggen hij naar de berg Sinaï ging en in de dezelfde grot verbleef waar Elia geweest is tijdens zijn tijd op de berg bij God (1 Koningen 19:8-9). Zo ja, dan zou de plaats waar Mozes de wet ontving dezelfde plaats zijn geweest waar Paulus zijn openbaring van de Heer aangaande de leer van redding door genade door geloof heeft ontvangen. Daarna keerde Paulus terug naar Damascus, waar hij bleef lesgeven.
"Daarna, drie jaar later, ging ik naar Jeruzalem om Petrus te bezoeken, en ik bleef vijftien dagen bij hem. En ik heb niemand anders van de apostelen gezien; alleen Jakobus, de broer van de Heere. Wat ik u schrijf, zie, ik getuig voor God dat ik niet lieg."
(Galaten 1:18-20).
Paulus gaat zich hier belangrijk onderscheiden van de Judaïsten. Zij herhaalden gewoon de tradities die ze hadden geleerd door mensen. Maar Paulus werd gestuurd door God met een evangelie dat hij rechtstreeks ontving van de Heer Jezus.
"En ik heb niemand anders van de apostelen gezien; alleen Jakobus, de broer van de Heere. Wat ik u schrijf, zie, ik getuig voor God dat ik niet lieg. Daarna kwam ik in de streken van Syrië en Cilicië. En ik was van gezicht onbekend aan de gemeenten van Judea die in Christus zijn. Maar zij hadden alleen horen zeggen: Hij die ons voorheen vervolgde, verkondigt nu het geloof dat hij voorheen verwoestte. En zij verheerlijkten God in mij." (Galaten 1:21-24).
Met de hulp van vrienden ontsnapte Paulus uit Damascus en reisde naar Arabië. Sommigen zeggen hij naar de berg Sinaï ging en in de dezelfde grot verbleef waar Elia geweest is tijdens zijn tijd op de berg bij God. Dan zou de plaats waar Mozes de wet ontving dezelfde plaats zijn geweest waar Paulus zijn openbaring van de Heer aangaande de leer van redding door genade door geloof heeft ontvangen.
Paulus bezocht het Syrische Antiochië en Tarsus in Cilicië, de stad van zijn geboorte. Terwijl hij in Tarsus was, kwam Barnabas om hem te bezoeken van Antiochië en nam hem mee terug. Samen werkten ze een jaar lang in de onderwijsbediening aan de gelovigen in Antiochië. Het was daar dat de gelovigen voor het eerst christenen werden genoemd. En het was van daar uit dat Paulus en Barnabas later zouden beginnen met hun zendingsreis in Galatië onder de oproep van de Heilige Geest (Handelingen 13:2).
Galaten 2.
"Daarna ging ik, na verloop van veertien jaar, weer naar Jeruzalem, samen met Barnabas, en ik nam ook Titus mee. En ik ging op grond van een openbaring, en ik legde hun het Evangelie voor dat ik verkondig onder de heidenen; en afzonderlijk aan hen die in aanzien waren, opdat ik niet misschien tevergeefs zou lopen of gelopen hebben.
Maar zelfs Titus, die bij mij was, werd niet gedwongen zich te laten besnijden, hoewel hij een Griek was. En dat ter wille van de binnengedrongen valse broeders, die waren binnengeslopen om onze vrijheid, die wij in Christus Jezus hebben, te bespioneren, om ons tot slaven te maken. Voor hen zijn wij ook geen moment in onderdanigheid opzijgegaan, opdat de waarheid van het Evangelie bij u zou blijven" (Galaten 2:1-5).
Blijkbaar vertelde de Heer aan Paulus om de leiders van de kerk in Jeruzalem te ontmoeten om te bevestigen dat de Judaïsten niet spraken namens de kerk in Jeruzalem. Dit is een interessant punt. Paulus kreeg een directe openbaring van de Heer over het evangelie dat hij predikte (Galaten 1:12). Zelfs werd hij naar de kerkleiders gestuurd voor een bevestiging. Vergeet dit niet voor een volgende keer als iemand u vertelt dat hij of zij een woord van de Heer voor u heeft. Streef altijd naar een bevestiging. Elke zaak moet worden aangetoond door het getuigenis van twee of drie getuigen (Deuteronomium 19:15, 2 Kor. 13:1).
"Maar wat betreft hen die geacht werden iets te zijn - wat zij voorheen waren, maakt voor mij geen verschil; God ziet de persoon van de mens niet aan - zij dus die in aanzien waren, hebben mij verder niets opgelegd. Maar integendeel, zij zagen dat aan mij het Evangelie onder de onbesnedenen toevertrouwd was, zoals aan Petrus dat onder de besnedenen.
(Want Hij Die door Petrus werkte met het oog op het apostelschap onder de besnedenen, werkte ook door mij met het oog op de heidenen.)
En toen Jakobus, Kefas en Johannes, die geacht werden steunpilaren te zijn, de mij gegeven genade erkenden, gaven zij mij en Barnabas de rechter hand van gemeenschap, opdat wíj naar de heidenen en zíj naar de besnedenen zouden gaan. Alleen moesten wij wel aan de armen denken; en ik heb mij ook beijverd juist dit te doen. (Galaten 2:6-10).
Paulus' openbaring is bevestigd, hij keerde toen terug naar Antiochië en heeft er zijn werk voortgezet.
"Maar toen Petrus naar Antiochië gekomen was, ging ik openlijk tegen hem in, omdat hij te veroordelen was. Want voordat er enkelen uit de kring van Jakobus gekomen waren, at hij samen met de heidenen; maar toen zij kwamen, trok hij zich terug en zonderde zich af uit vrees voor hen die van de besnijdenis waren. En ook de andere Joden huichelden met hem mee, zodat zelfs Barnabas zich door hun huichelarij liet meeslepen" (Galaten 2:11-13).
Paulus bezocht het Syrische Antiochië en Tarsus in Cilicië, de stad van zijn geboorte. Terwijl hij in Tarsus was, kwam Barnabas om hem te bezoeken van Antiochië en nam hem mee terug. Samen werkten ze een jaar lang in de onderwijsbediening aan de gelovigen in Antiochië. Het was daar dat de gelovigen voor het eerst christenen werden genoemd. En het was van daar uit dat Paulus en Barnabas later zouden beginnen met hun zendingsreis in Galatië onder de oproep van de Heilige Geest (Handelingen 13:2).
Galaten 2.
"Daarna ging ik, na verloop van veertien jaar, weer naar Jeruzalem, samen met Barnabas, en ik nam ook Titus mee. En ik ging op grond van een openbaring, en ik legde hun het Evangelie voor dat ik verkondig onder de heidenen; en afzonderlijk aan hen die in aanzien waren, opdat ik niet misschien tevergeefs zou lopen of gelopen hebben.
Maar zelfs Titus, die bij mij was, werd niet gedwongen zich te laten besnijden, hoewel hij een Griek was. En dat ter wille van de binnengedrongen valse broeders, die waren binnengeslopen om onze vrijheid, die wij in Christus Jezus hebben, te bespioneren, om ons tot slaven te maken. Voor hen zijn wij ook geen moment in onderdanigheid opzijgegaan, opdat de waarheid van het Evangelie bij u zou blijven" (Galaten 2:1-5).
Blijkbaar vertelde de Heer aan Paulus om de leiders van de kerk in Jeruzalem te ontmoeten om te bevestigen dat de Judaïsten niet spraken namens de kerk in Jeruzalem. Dit is een interessant punt. Paulus kreeg een directe openbaring van de Heer over het evangelie dat hij predikte (Galaten 1:12). Zelfs werd hij naar de kerkleiders gestuurd voor een bevestiging. Vergeet dit niet voor een volgende keer als iemand u vertelt dat hij of zij een woord van de Heer voor u heeft. Streef altijd naar een bevestiging. Elke zaak moet worden aangetoond door het getuigenis van twee of drie getuigen (Deuteronomium 19:15, 2 Kor. 13:1).
"Maar wat betreft hen die geacht werden iets te zijn - wat zij voorheen waren, maakt voor mij geen verschil; God ziet de persoon van de mens niet aan - zij dus die in aanzien waren, hebben mij verder niets opgelegd. Maar integendeel, zij zagen dat aan mij het Evangelie onder de onbesnedenen toevertrouwd was, zoals aan Petrus dat onder de besnedenen.
(Want Hij Die door Petrus werkte met het oog op het apostelschap onder de besnedenen, werkte ook door mij met het oog op de heidenen.)
En toen Jakobus, Kefas en Johannes, die geacht werden steunpilaren te zijn, de mij gegeven genade erkenden, gaven zij mij en Barnabas de rechter hand van gemeenschap, opdat wíj naar de heidenen en zíj naar de besnedenen zouden gaan. Alleen moesten wij wel aan de armen denken; en ik heb mij ook beijverd juist dit te doen. (Galaten 2:6-10).
Paulus' openbaring is bevestigd, hij keerde toen terug naar Antiochië en heeft er zijn werk voortgezet.
"Maar toen Petrus naar Antiochië gekomen was, ging ik openlijk tegen hem in, omdat hij te veroordelen was. Want voordat er enkelen uit de kring van Jakobus gekomen waren, at hij samen met de heidenen; maar toen zij kwamen, trok hij zich terug en zonderde zich af uit vrees voor hen die van de besnijdenis waren. En ook de andere Joden huichelden met hem mee, zodat zelfs Barnabas zich door hun huichelarij liet meeslepen" (Galaten 2:11-13).
Paulus zegt in Gal. 2: 11-13: "Maar toen Petrus naar Antiochië gekomen was, ging ik openlijk tegen hem in, omdat hij te veroordelen was. Want voordat er enkelen uit de kring van Jakobus gekomen waren, at hij samen met de heidenen; maar toen zij kwamen, trok hij zich terug en zonderde zich af uit vrees voor hen die van de besnijdenis waren. En ook de andere Joden huichelden met hem mee, zodat zelfs Barnabas zich door hun huichelarij liet meeslepen"
Er waren 6 steden die in Bijbelse tijden Antiochië genoemd werden. Daarvan zijn er twee genoemd in de Bijbel, het Pisidische Antiochië, als de locatie van één van de kerken in Galatië, en één die soms het Syrische Antiochië genoemd wordt. Het was de derde meest prominente stad in het Romeinse Rijk, na Rome en Alexandrië.
Door de formulering "enkelen uit de kring van Jakobus" bedoelde Paulus Joodse christenen uit Jeruzalem. Sommige commentatoren identificeren deze mannen als Judaïsten maar ik denk dat niet, omdat Paulus zei dat ze van Jakobus kwamen. Zoals we hierboven zagen, hadden Jakobus en de andere leiders reeds Paulus' onderwijs bevestigd. Meer waarschijnlijk waren ze Joodse christenen die op een officieel bezoek vanuit Jeruzalem kwamen. Maar hoe dan ook, hun aanwezigheid veroorzaakte dat Petrus, Barnabas en andere Joodse gelovigen, die hadden opgetrokken met de niet-Joodse gelovigen, bij hen weg gingen en hun traditie gescheiden hervatten. Paulus zag dit als hypocrisie en onderhield hen daarover.
"Maar toen ik zag dat zij niet juist wandelden, overeenkomstig de waarheid van het Evangelie, zei ik tegen Petrus in het bijzijn van allen: Als u die een Jood bent, naar heidens gebruik leeft en niet naar Joods gebruik, waarom dwingt u dan de heidenen op de Joodse manier te leven?
Wij, die van nature Joden zijn, en geen zondaars uit de heidenen, weten dat een mens niet gerechtvaardigd wordt uit werken van de wet, maar door het geloof in Jezus Christus. En ook wij zijn in Christus Jezus gaan geloven, opdat wij gerechtvaardigd zouden worden uit het geloof van Christus en niet uit werken van de wet. Immers, uit werken van de wet wordt geen vlees gerechtvaardigd." (Galaten 2:14-16).
Driemaal in twee verzen zegt Paulus in niet mis te verstane termen dat of we nu Jood of heiden zijn, we niet zijn gerechtvaardigd door de werken van de wet, maar door het geloof in Jezus Christus. We weten dat Paulus niet probeerde om de wet te marginaliseren, omdat hij op plaatsen zoals Romeinen 7:12 zegt dat de wet heilig, rechtvaardig en goed is. Maar hij weerstond met zijn argumentatie het oneigenlijk gebruik van de wet als de basis waarop we aanvaardbaar zijn gemaakt voor God. Wij zijn niet gerechtvaardigd door het houden van de wet, maar door geloof in het voltooide werk van de Heer Jezus Christus (Romeinen 3:21-24).
"Maar als wij, die in Christus verlangen gerechtvaardigd te worden, ook zelf zondaars blijken te zijn, is Christus dan een dienaar van de zonde? Volstrekt niet! Want als ik dat wat ik afgebroken heb, weer opbouw, dan bewijs ik daarmee dat ik zelf een overtreder ben.
Want ik ben door de wet voor de wet gestorven, opdat ik voor God zou leven.
Ik ben met Christus gekruisigd; en niet meer ik leef, maar Christus leeft in mij; en voor zover ik nu in het vlees leef, leef ik door het geloof in de Zoon van God, Die mij heeft liefgehad en Zichzelf voor mij heeft overgegeven. Ik doe de genade van God niet teniet; want als er gerechtigheid door de wet zou zijn, dan was Christus tevergeefs gestorven." (Galaten 2:17-21).
Ik ben ervan overtuigd dat het zeer nuttig is voor onze spirituele groei om te leren hoe de Levitische feesten werden gevierd. Maar voor iedereen die gelooft dat het houden van de wet een noodzakelijk onderdeel is van zijn zaligheid, hoop ik dat deze studie hen van het andere zal overtuigen. Omdat gerechtigheid niet kan worden verkregen door de wet, want dan zou Christus voor niets zijn gestorven .
Tot nu toe heeft Paulus enkele vrij krachtige verklaringen gemaakt tegen het combineren van Wet en Genade, maar zoals we in de volgende deel zien zullen, hij is nog maar net begonnen.
Er zijn velen in de kerk die daar ook vandaag aan moeten worden herinnerd, nu de moderne-dag-judaïsten hun volgers nogmaals dezelfde dingen onderwijzen waartegen Paulus in zijn tijd streed. Deze docenten beweren dat de dood van Christus aan het kruis niet het einde betekende van het Oude Verbond, maar in plaats daarvan het werd vernieuwd, met de noodzaak het te benadrukken voor iedere gelovige om een Thoravolgend leven te leiden. Dit omvat onder andere dingen als het houden van de Sabbat op zaterdag, de Joodse feesten vieren, en de joodse spijswetten volgen. Zij bepleiten het begrijpen van de Schriften vanuit een Hebreeuwse mentaliteit, en sommige hebben het traditionele op het Grieks gebaseerde Nieuwe Testament verworpen, en beweren dat Armeense teksten ouder en meer accuraat zijn.
Aan de ene kant ontkennen zij dat ze hierdoor terugkeren naar het Joodse legalisme, maar in plaats daarvan een demonstratie van liefde en gehoorzaamheid is. Maar aan de andere kant leren ze door zo te leven, een leven te leiden dat God behaagt, dat dit Thora-volgende leven deel moet uitmaken van iedere christen.
Met dat, laten we onze studie van Paulus zijn brief aan de Galaten met hoofdstuk 3 voortzetten.
Galaten 3.
"O dwaze Galaten, wie heeft u betoverd om de waarheid niet te gehoorzamen; u voor wie Jezus Christus eerder voor ogen is geschilderd alsof Hij onder u gekruisigd was?
Dit alleen wil ik van u vernemen: Hebt u de Geest ontvangen uit de werken van de wet, of uit de prediking van het geloof? Bent u zo dwaas? U die met de Geest begonnen bent, gaat u nu eindigen met het vlees? Hebt u tevergeefs zoveel geleden? Als het toch eens tevergeefs was!
Hij dan Die u de Geest verleent en krachten onder u werkt, doet Hij dat uit de werken van de wet, of uit de prediking van het geloof?" (Galaten 3:1-5)
Paulus wist wie de Galaten had betoverd. Het was een groep van Judaïsten die de Galatische kerken had bezocht. Ze kwamen nadat Paulus hen had verlaten bij deze nieuwe christenen uit de heidenen met het onderwijs dat Paulus hen niet het hele verhaal verteld had. Als ze wilden worden aanvaard als volgelingen van Jezus, moesten ze zich onder de wet stellen.
Paulus vroeg aan de Galaten een vraag die veel gelovigen vandaag ook moet worden gevraagd. U die met de Geest begonnen bent, gaat u nu eindigen met het vlees? (Galaten 3:3).
Variaties op het thema "gered door genade, behouden door werken" zijn er geweest door de kerktijd heen. Zij impliceren alle dat Jezus alleen is begonnen in het werk van onze zaligheid, en dat het is aan ons is om het te voltooien en het te onderhouden via menselijke inspanningen. Maar in Hebreeën 7:25 is ons verteld: maar Hij, omdat Hij blijft tot in eeuwigheid, heeft een Priesterschap dat niet op anderen overgaat. Daarom kan Hij ook volkomen zalig maken wie door Hem tot God gaan, omdat Hij altijd leeft om voor hen te pleiten.
Er waren 6 steden die in Bijbelse tijden Antiochië genoemd werden. Daarvan zijn er twee genoemd in de Bijbel, het Pisidische Antiochië, als de locatie van één van de kerken in Galatië, en één die soms het Syrische Antiochië genoemd wordt. Het was de derde meest prominente stad in het Romeinse Rijk, na Rome en Alexandrië.
Door de formulering "enkelen uit de kring van Jakobus" bedoelde Paulus Joodse christenen uit Jeruzalem. Sommige commentatoren identificeren deze mannen als Judaïsten maar ik denk dat niet, omdat Paulus zei dat ze van Jakobus kwamen. Zoals we hierboven zagen, hadden Jakobus en de andere leiders reeds Paulus' onderwijs bevestigd. Meer waarschijnlijk waren ze Joodse christenen die op een officieel bezoek vanuit Jeruzalem kwamen. Maar hoe dan ook, hun aanwezigheid veroorzaakte dat Petrus, Barnabas en andere Joodse gelovigen, die hadden opgetrokken met de niet-Joodse gelovigen, bij hen weg gingen en hun traditie gescheiden hervatten. Paulus zag dit als hypocrisie en onderhield hen daarover.
"Maar toen ik zag dat zij niet juist wandelden, overeenkomstig de waarheid van het Evangelie, zei ik tegen Petrus in het bijzijn van allen: Als u die een Jood bent, naar heidens gebruik leeft en niet naar Joods gebruik, waarom dwingt u dan de heidenen op de Joodse manier te leven?
Wij, die van nature Joden zijn, en geen zondaars uit de heidenen, weten dat een mens niet gerechtvaardigd wordt uit werken van de wet, maar door het geloof in Jezus Christus. En ook wij zijn in Christus Jezus gaan geloven, opdat wij gerechtvaardigd zouden worden uit het geloof van Christus en niet uit werken van de wet. Immers, uit werken van de wet wordt geen vlees gerechtvaardigd." (Galaten 2:14-16).
Driemaal in twee verzen zegt Paulus in niet mis te verstane termen dat of we nu Jood of heiden zijn, we niet zijn gerechtvaardigd door de werken van de wet, maar door het geloof in Jezus Christus. We weten dat Paulus niet probeerde om de wet te marginaliseren, omdat hij op plaatsen zoals Romeinen 7:12 zegt dat de wet heilig, rechtvaardig en goed is. Maar hij weerstond met zijn argumentatie het oneigenlijk gebruik van de wet als de basis waarop we aanvaardbaar zijn gemaakt voor God. Wij zijn niet gerechtvaardigd door het houden van de wet, maar door geloof in het voltooide werk van de Heer Jezus Christus (Romeinen 3:21-24).
"Maar als wij, die in Christus verlangen gerechtvaardigd te worden, ook zelf zondaars blijken te zijn, is Christus dan een dienaar van de zonde? Volstrekt niet! Want als ik dat wat ik afgebroken heb, weer opbouw, dan bewijs ik daarmee dat ik zelf een overtreder ben.
Want ik ben door de wet voor de wet gestorven, opdat ik voor God zou leven.
Ik ben met Christus gekruisigd; en niet meer ik leef, maar Christus leeft in mij; en voor zover ik nu in het vlees leef, leef ik door het geloof in de Zoon van God, Die mij heeft liefgehad en Zichzelf voor mij heeft overgegeven. Ik doe de genade van God niet teniet; want als er gerechtigheid door de wet zou zijn, dan was Christus tevergeefs gestorven." (Galaten 2:17-21).
Ik ben ervan overtuigd dat het zeer nuttig is voor onze spirituele groei om te leren hoe de Levitische feesten werden gevierd. Maar voor iedereen die gelooft dat het houden van de wet een noodzakelijk onderdeel is van zijn zaligheid, hoop ik dat deze studie hen van het andere zal overtuigen. Omdat gerechtigheid niet kan worden verkregen door de wet, want dan zou Christus voor niets zijn gestorven .
Tot nu toe heeft Paulus enkele vrij krachtige verklaringen gemaakt tegen het combineren van Wet en Genade, maar zoals we in de volgende deel zien zullen, hij is nog maar net begonnen.
Er zijn velen in de kerk die daar ook vandaag aan moeten worden herinnerd, nu de moderne-dag-judaïsten hun volgers nogmaals dezelfde dingen onderwijzen waartegen Paulus in zijn tijd streed. Deze docenten beweren dat de dood van Christus aan het kruis niet het einde betekende van het Oude Verbond, maar in plaats daarvan het werd vernieuwd, met de noodzaak het te benadrukken voor iedere gelovige om een Thoravolgend leven te leiden. Dit omvat onder andere dingen als het houden van de Sabbat op zaterdag, de Joodse feesten vieren, en de joodse spijswetten volgen. Zij bepleiten het begrijpen van de Schriften vanuit een Hebreeuwse mentaliteit, en sommige hebben het traditionele op het Grieks gebaseerde Nieuwe Testament verworpen, en beweren dat Armeense teksten ouder en meer accuraat zijn.
Aan de ene kant ontkennen zij dat ze hierdoor terugkeren naar het Joodse legalisme, maar in plaats daarvan een demonstratie van liefde en gehoorzaamheid is. Maar aan de andere kant leren ze door zo te leven, een leven te leiden dat God behaagt, dat dit Thora-volgende leven deel moet uitmaken van iedere christen.
Met dat, laten we onze studie van Paulus zijn brief aan de Galaten met hoofdstuk 3 voortzetten.
Galaten 3.
"O dwaze Galaten, wie heeft u betoverd om de waarheid niet te gehoorzamen; u voor wie Jezus Christus eerder voor ogen is geschilderd alsof Hij onder u gekruisigd was?
Dit alleen wil ik van u vernemen: Hebt u de Geest ontvangen uit de werken van de wet, of uit de prediking van het geloof? Bent u zo dwaas? U die met de Geest begonnen bent, gaat u nu eindigen met het vlees? Hebt u tevergeefs zoveel geleden? Als het toch eens tevergeefs was!
Hij dan Die u de Geest verleent en krachten onder u werkt, doet Hij dat uit de werken van de wet, of uit de prediking van het geloof?" (Galaten 3:1-5)
Paulus wist wie de Galaten had betoverd. Het was een groep van Judaïsten die de Galatische kerken had bezocht. Ze kwamen nadat Paulus hen had verlaten bij deze nieuwe christenen uit de heidenen met het onderwijs dat Paulus hen niet het hele verhaal verteld had. Als ze wilden worden aanvaard als volgelingen van Jezus, moesten ze zich onder de wet stellen.
Paulus vroeg aan de Galaten een vraag die veel gelovigen vandaag ook moet worden gevraagd. U die met de Geest begonnen bent, gaat u nu eindigen met het vlees? (Galaten 3:3).
Variaties op het thema "gered door genade, behouden door werken" zijn er geweest door de kerktijd heen. Zij impliceren alle dat Jezus alleen is begonnen in het werk van onze zaligheid, en dat het is aan ons is om het te voltooien en het te onderhouden via menselijke inspanningen. Maar in Hebreeën 7:25 is ons verteld: maar Hij, omdat Hij blijft tot in eeuwigheid, heeft een Priesterschap dat niet op anderen overgaat. Daarom kan Hij ook volkomen zalig maken wie door Hem tot God gaan, omdat Hij altijd leeft om voor hen te pleiten.
De mens is onvolmaakt en struikelt in diverse opzichten. We weten allemaal dat we falen en schuldig zijn. We verdienen straf voor de vele overtredingen die we bewust en onbewust hebben begaan. Maar God is zo liefdevol en vol ontferming dat Hij alles wil vergeven wat we ooit verkeerd hebben gedaan. Hij schenkt ons van harte zijn overvloedige genade. Genade is Gods hart, Gods karakter, Gods wil. Zijn enige voorwaarde is het offer van Zijn Zoon te aanvaarden en dankbaar te zijn.
Paulus herinnerde de Galaten eraan hoe zij de Heilige Geest hebben ontvangen en getuigen zijn van Gods wonderbare werk. Het is niet gebeurd omdat ze gehoorzaam aan de wet waren. Op dat moment is hen niet verteld dat het nodig was de wet te gehoorzamen. Het gebeurde omdat zij het evangelie geloofden.
"Zoals Abraham God geloofde en het hem tot gerechtigheid werd gerekend.
Begrijp dan toch dat zij die uit het geloof zijn, Abrahams kinderen zijn.
En de Schrift, die voorzag dat God uit het geloof de heidenen zou rechtvaardigen, verkondigde eertijds aan Abraham het Evangelie: In u zullen al de volken gezegend worden. Daarom worden zij die uit het geloof zijn, gezegend samen met de gelovige Abraham" (Galaten 3:6-9).
De verklaring dat Abraham God geloofde, en zijn geloof hem als gerechtigheid werd toegeschreven, is een citaat uit Genesis 15:6. Abraham was en is vooral bekend als de Vader van het Joodse volk. Maar Paulus zei dat allen die vertrouwen op het geloof, Jood of Heiden, Abrahams kinderen zijn. En bij een andere opmerkelijke inzicht in de Schrift, zei Paulus dat God de aankondiging van het evangelie betreffende de rechtvaardiging door het geloof aan Abraham reeds deed toen hij zei: "alle natiën zullen door u gezegend worden" (Genesis 12:3). De zegen die naar alle naties zou komen zou dezelfde rechtvaardiging zijn door het geloof dat Abraham heeft genoten.
Allen die op de werken van de wet vertrouwen, staan onder een vloek, zoals geschreven staat: "Vervloekt is wie de woorden van deze wet niet uitvoert door ze te houden! En heel het volk moet zeggen: Amen" (Deut. 27:26). Heel duidelijk is het dat niemand die zich baseert op de wet gerechtvaardigd is voor God, omdat "zijn ziel hoogmoedig is, en niet oprecht in hem, maar de rechtvaardige zal door zijn geloof leven" (Habakuk 2:4). De wet is niet gebaseerd op geloof. Integendeel, het zegt: "De mens die ze houdt, zal erdoor leven. Ik ben de HEERE" (Leviticus 18:5). Christus heeft ons verlost van die vloek van de wet door een vloek voor ons te zijn, want er is geschreven: "Vervloekt is iedereen die is opgehangen aan een paal" (Deuteronomium 21:23). Hij verlostte ons opdat de zegen gegeven aan Abraham naar de heidenen zou komen door Jezus Christus, zodat we door geloof de belofte van de Geest kunnen ontvangen (Galaten 3:10-14).
De wet kan niet volledig worden nageleefd. Om strikt genoeg aan Gods eisen te voldoen is te zwaar voor iemands vaardigheden. Daarom, allen die op de wet vertrouwen zijn automatisch vervloekt en kunnen niet worden gerechtvaardigd voor God.
Paulus herinnerde de Galaten eraan hoe zij de Heilige Geest hebben ontvangen en getuigen zijn van Gods wonderbare werk. Het is niet gebeurd omdat ze gehoorzaam aan de wet waren. Op dat moment is hen niet verteld dat het nodig was de wet te gehoorzamen. Het gebeurde omdat zij het evangelie geloofden.
"Zoals Abraham God geloofde en het hem tot gerechtigheid werd gerekend.
Begrijp dan toch dat zij die uit het geloof zijn, Abrahams kinderen zijn.
En de Schrift, die voorzag dat God uit het geloof de heidenen zou rechtvaardigen, verkondigde eertijds aan Abraham het Evangelie: In u zullen al de volken gezegend worden. Daarom worden zij die uit het geloof zijn, gezegend samen met de gelovige Abraham" (Galaten 3:6-9).
De verklaring dat Abraham God geloofde, en zijn geloof hem als gerechtigheid werd toegeschreven, is een citaat uit Genesis 15:6. Abraham was en is vooral bekend als de Vader van het Joodse volk. Maar Paulus zei dat allen die vertrouwen op het geloof, Jood of Heiden, Abrahams kinderen zijn. En bij een andere opmerkelijke inzicht in de Schrift, zei Paulus dat God de aankondiging van het evangelie betreffende de rechtvaardiging door het geloof aan Abraham reeds deed toen hij zei: "alle natiën zullen door u gezegend worden" (Genesis 12:3). De zegen die naar alle naties zou komen zou dezelfde rechtvaardiging zijn door het geloof dat Abraham heeft genoten.
Allen die op de werken van de wet vertrouwen, staan onder een vloek, zoals geschreven staat: "Vervloekt is wie de woorden van deze wet niet uitvoert door ze te houden! En heel het volk moet zeggen: Amen" (Deut. 27:26). Heel duidelijk is het dat niemand die zich baseert op de wet gerechtvaardigd is voor God, omdat "zijn ziel hoogmoedig is, en niet oprecht in hem, maar de rechtvaardige zal door zijn geloof leven" (Habakuk 2:4). De wet is niet gebaseerd op geloof. Integendeel, het zegt: "De mens die ze houdt, zal erdoor leven. Ik ben de HEERE" (Leviticus 18:5). Christus heeft ons verlost van die vloek van de wet door een vloek voor ons te zijn, want er is geschreven: "Vervloekt is iedereen die is opgehangen aan een paal" (Deuteronomium 21:23). Hij verlostte ons opdat de zegen gegeven aan Abraham naar de heidenen zou komen door Jezus Christus, zodat we door geloof de belofte van de Geest kunnen ontvangen (Galaten 3:10-14).
De wet kan niet volledig worden nageleefd. Om strikt genoeg aan Gods eisen te voldoen is te zwaar voor iemands vaardigheden. Daarom, allen die op de wet vertrouwen zijn automatisch vervloekt en kunnen niet worden gerechtvaardigd voor God.
“Vervloekt is iedereen die is opgehangen aan een paal" (Deuteronomium 21:23). Doordat Jezus Christus dit voor ons deed zijn wij van de vloek van de wet ontslagen. Omdat Hij de wet volbracht, mogen wij in onze onvolkomenheid daar een beroep op doen en vergeving van God ontvangen.
Jakobus zei: "Wie de gehele wet houdt en struikelt op slechts een deel daarvan is schuldig van het breken van alles" (Jakobus 2:10). Door het op zich nemen van al onze schendingen van de wet werd Jezus een vloek voor ons en heeft Hij ons verlost van de vloek van de wet. Dit stelde Gods belofte aan Abraham ter beschikking aan allen die geloven. Daarom, zowel Abrahams als ons geloof wordt aan ons toegeschreven als gerechtigheid.
"Broeders, ik spreek op menselijke wijze: Zelfs een verbond van mensen dat rechtsgeldig is geworden, stelt niemand terzijde of voegt daar iets aan toe.
Welnu, zo zijn de beloften aan Abraham en aan zijn nageslacht gedaan. Hij zegt niet: En aan de nageslachten, alsof er sprake zou zijn van velen; maar van één: En aan uw Nageslacht; dat is Christus.
Dit nu zeg ik: Het verbond, dat eertijds door God rechtsgeldig was gemaakt met het oog op Christus, wordt door de wet, die na vierhonderddertig jaar gekomen is, niet krachteloos gemaakt om de belofte teniet te doen.
Want als de erfenis uit de wet is, is zij niet meer uit de belofte; maar aan Abraham heeft God die door de belofte genadig geschonken" (Galaten 3:15-18).
Zodra een contract is overeengekomen en bindend is geworden, kan het niet worden gewijzigd zonder wederzijdse instemming van de partijen. Daarom kan Gods belofte aan Abraham niet opzij worden gezet door de wet, die later kwam. In Gods verbond met Abraham is een belofte opgenomen die gegeven wordt aan een afstammeling van Abraham als degene door wie alle naties zouden worden gezegend. God heeft niet gezegd "nakomelingen", wat alleen het Joodse volk zou hebben opgenomen, maar "afstammeling", waarin ook werd gewezen op een Joodse mens, Jezus.
Laten we eens samenvatten wat we tot nu toe hebben gelezen. Abraham geloofde God, en het is aan hem toegerekend als gerechtigheid. Toen God Abraham beloofde dat alle naties door hem gezegend zouden worden, betekende dit dat één van Abrahams nakomelingen (Jezus) het voor God mogelijk zou maken om door het geloof de andere volken te rechtvaardigen. Daarom gaf Hij de aankondiging van het evangelie al van tevoren. De wet, die later werd gegeven, kon dat niet wijzigen of deze belofte annuleren.
"Waartoe dient dan de wet? Zij is eraan toegevoegd omwille van de overtredingen, totdat het Nageslacht zou gekomen zijn aan Wie het beloofd was; en zij is door engelen in de hand van de middelaar beschikt.
En de middelaar is niet middelaar van één partij, maar God is één" (Galaten 3:19-20).
In Romeinen 3:20 zegt Paulus het op deze manier. "Daarom zal uit werken van de wet geen vlees voor Hem gerechtvaardigd worden. Door de wet is immers kennis van zonde"
Als we op een snelweg 130 km per uur rijden en er is geen maximumsnelheid, kunnen we niet zeggen of wel of niet te snel rijden. Maar als we een bord zien dat ons vertelt dat de maximumsnelheid 120 km is, dan zijn we ons bewust van het feit dat we te snel rijden. Op dezelfde wijze is de wet een teken dat ons vertelt of we nu zondigen.
De wet was een overeenkomst tussen God en Israël (Exodus 19:5-6), en de voorwaarden waaronder zij konden genieten van de voordelen van het land dat Hij hen gaf. Het land is hen voor eeuwig gegeven (Genesis 13:15), maar om er te leven in vrede en overvloed moesten ze de wet gehoorzamen. Dit was hoe God met hun zonden omging totdat Jezus kwam. De bemiddelaar was Mozes en God was een van de partijen. De andere partij was Israël.
Is de wet daarom tegengesteld aan de beloften van God? Absoluut niet! Want indien een wet het leven kon geven, dan zou de gerechtigheid zeker zijn gekomen door de wet. Maar de Schrift verklaart dat de hele wereld een gevangene van de zonde is, zodat wat is beloofd, wordt gegeven door het geloof in Jezus Christus, gegeven aan degenen die dit geloven (Galaten 3:21-22).
Jakobus zei: "Wie de gehele wet houdt en struikelt op slechts een deel daarvan is schuldig van het breken van alles" (Jakobus 2:10). Door het op zich nemen van al onze schendingen van de wet werd Jezus een vloek voor ons en heeft Hij ons verlost van de vloek van de wet. Dit stelde Gods belofte aan Abraham ter beschikking aan allen die geloven. Daarom, zowel Abrahams als ons geloof wordt aan ons toegeschreven als gerechtigheid.
"Broeders, ik spreek op menselijke wijze: Zelfs een verbond van mensen dat rechtsgeldig is geworden, stelt niemand terzijde of voegt daar iets aan toe.
Welnu, zo zijn de beloften aan Abraham en aan zijn nageslacht gedaan. Hij zegt niet: En aan de nageslachten, alsof er sprake zou zijn van velen; maar van één: En aan uw Nageslacht; dat is Christus.
Dit nu zeg ik: Het verbond, dat eertijds door God rechtsgeldig was gemaakt met het oog op Christus, wordt door de wet, die na vierhonderddertig jaar gekomen is, niet krachteloos gemaakt om de belofte teniet te doen.
Want als de erfenis uit de wet is, is zij niet meer uit de belofte; maar aan Abraham heeft God die door de belofte genadig geschonken" (Galaten 3:15-18).
Zodra een contract is overeengekomen en bindend is geworden, kan het niet worden gewijzigd zonder wederzijdse instemming van de partijen. Daarom kan Gods belofte aan Abraham niet opzij worden gezet door de wet, die later kwam. In Gods verbond met Abraham is een belofte opgenomen die gegeven wordt aan een afstammeling van Abraham als degene door wie alle naties zouden worden gezegend. God heeft niet gezegd "nakomelingen", wat alleen het Joodse volk zou hebben opgenomen, maar "afstammeling", waarin ook werd gewezen op een Joodse mens, Jezus.
Laten we eens samenvatten wat we tot nu toe hebben gelezen. Abraham geloofde God, en het is aan hem toegerekend als gerechtigheid. Toen God Abraham beloofde dat alle naties door hem gezegend zouden worden, betekende dit dat één van Abrahams nakomelingen (Jezus) het voor God mogelijk zou maken om door het geloof de andere volken te rechtvaardigen. Daarom gaf Hij de aankondiging van het evangelie al van tevoren. De wet, die later werd gegeven, kon dat niet wijzigen of deze belofte annuleren.
"Waartoe dient dan de wet? Zij is eraan toegevoegd omwille van de overtredingen, totdat het Nageslacht zou gekomen zijn aan Wie het beloofd was; en zij is door engelen in de hand van de middelaar beschikt.
En de middelaar is niet middelaar van één partij, maar God is één" (Galaten 3:19-20).
In Romeinen 3:20 zegt Paulus het op deze manier. "Daarom zal uit werken van de wet geen vlees voor Hem gerechtvaardigd worden. Door de wet is immers kennis van zonde"
Als we op een snelweg 130 km per uur rijden en er is geen maximumsnelheid, kunnen we niet zeggen of wel of niet te snel rijden. Maar als we een bord zien dat ons vertelt dat de maximumsnelheid 120 km is, dan zijn we ons bewust van het feit dat we te snel rijden. Op dezelfde wijze is de wet een teken dat ons vertelt of we nu zondigen.
De wet was een overeenkomst tussen God en Israël (Exodus 19:5-6), en de voorwaarden waaronder zij konden genieten van de voordelen van het land dat Hij hen gaf. Het land is hen voor eeuwig gegeven (Genesis 13:15), maar om er te leven in vrede en overvloed moesten ze de wet gehoorzamen. Dit was hoe God met hun zonden omging totdat Jezus kwam. De bemiddelaar was Mozes en God was een van de partijen. De andere partij was Israël.
Is de wet daarom tegengesteld aan de beloften van God? Absoluut niet! Want indien een wet het leven kon geven, dan zou de gerechtigheid zeker zijn gekomen door de wet. Maar de Schrift verklaart dat de hele wereld een gevangene van de zonde is, zodat wat is beloofd, wordt gegeven door het geloof in Jezus Christus, gegeven aan degenen die dit geloven (Galaten 3:21-22).
De wet is een schaduw van de dingen, die komen moesten en Christus bracht deze wet tot realiteit.
De wet is een schaduw van de dingen die moesten komen (Hebr. 10:1). De realiteit is echter Christus (Colossenzen 2:17). De wet is niet gekant tegen de belofte, het doel was om te helpen, zodat Gods volk zijn relatie met Hem kon onderhouden, totdat de belofte was vervuld. De wet kan ons het leven niet geven, omdat we gevangenen zijn van de zonde. Zonde is onze natuurlijke staat en het verhindert ons om de wet te gehoorzamen. Daarom kan leven alleen naar ons toekomen door het geloof in de belofte, vervuld in de dood en opstanding van Jezus.
"Want allen hebben gezondigd en missen de heerlijkheid van God, en worden om niet gerechtvaardigd door Zijn genade, door de verlossing in Christus Jezus.
Hem heeft God openlijk aangewezen als middel tot verzoening, door het geloof in Zijn bloed. Dit was om Zijn rechtvaardigheid te bewijzen vanwege het voorbij laten gaan van de zonden die eertijds hadden plaatsgevonden onder de verdraagzaamheid van God" (Rom. 3:23-25).
De wet zet hele strakke beperkingen op het gedrag, zoals een voogd die kan plaatsen op een kind. Maar nu wij door het geloof gerechtvaardigd zijn, hoeven we geen voogd meer. Ons positie voor het aangezicht des Heren is gebaseerd op wat we geloven niet op hoe we ons gedragen. Ons gedrag is een teken van onze dankbaarheid.
"Hij deed dit om Zijn rechtvaardigheid te bewijzen nu in deze tijd, zodat Hijzelf rechtvaardig is én rechtvaardigt degene die uit het geloof in Jezus is. Waar is dan de roem? Hij is uitgesloten. Door welke wet? Van de werken? Nee, maar door de wet van het geloof.
Wij komen dus tot de slotsom dat de mens door het geloof gerechtvaardigd wordt zonder werken van de wet.
Of is God alleen de God van Joden? En niet ook van heidenen? Ja, ook van heidenen" (Galaten 3:26-29)
Ons geloof in Jezus geeft ons het recht om wedergeboren te worden als kinderen van God (Johannes 1:12-13). Maakt niet uit wie we daarvóór waren, als we in Christus zijn dan zijn we Gods kinderen en dat maakt ons tot erfgenamen van de belofte van God aan Abraham. Door Hem zijn wij door het geloof gerechtvaardigd, omdat ons geloof ons aangerekend wordt als gerechtigheid.
We zien nu dat de belofte van rechtvaardiging door het geloof er al was, lang vóór het geven van de wet, al meer dan 400 jaar. Zodra de Heer kwam om de belofte te vervullen, was de wet niet langer nodig. Het was een schaduw van de goede dingen die zouden komen, maar de realiteit is Christus.
"Want de wet is door Mozes gegeven, de genade en de waarheid zijn er door Jezus Christus gekomen" (Joh. 1:17). "en dat ieder die gelooft, door Hem gerechtvaardigd wordt van alles waarvan u door de wet van Mozes niet gerechtvaardigd kon worden"(Handelingen 13:39).
De wet is een schaduw van de dingen die moesten komen (Hebr. 10:1). De realiteit is echter Christus (Colossenzen 2:17). De wet is niet gekant tegen de belofte, het doel was om te helpen, zodat Gods volk zijn relatie met Hem kon onderhouden, totdat de belofte was vervuld. De wet kan ons het leven niet geven, omdat we gevangenen zijn van de zonde. Zonde is onze natuurlijke staat en het verhindert ons om de wet te gehoorzamen. Daarom kan leven alleen naar ons toekomen door het geloof in de belofte, vervuld in de dood en opstanding van Jezus.
"Want allen hebben gezondigd en missen de heerlijkheid van God, en worden om niet gerechtvaardigd door Zijn genade, door de verlossing in Christus Jezus.
Hem heeft God openlijk aangewezen als middel tot verzoening, door het geloof in Zijn bloed. Dit was om Zijn rechtvaardigheid te bewijzen vanwege het voorbij laten gaan van de zonden die eertijds hadden plaatsgevonden onder de verdraagzaamheid van God" (Rom. 3:23-25).
De wet zet hele strakke beperkingen op het gedrag, zoals een voogd die kan plaatsen op een kind. Maar nu wij door het geloof gerechtvaardigd zijn, hoeven we geen voogd meer. Ons positie voor het aangezicht des Heren is gebaseerd op wat we geloven niet op hoe we ons gedragen. Ons gedrag is een teken van onze dankbaarheid.
"Hij deed dit om Zijn rechtvaardigheid te bewijzen nu in deze tijd, zodat Hijzelf rechtvaardig is én rechtvaardigt degene die uit het geloof in Jezus is. Waar is dan de roem? Hij is uitgesloten. Door welke wet? Van de werken? Nee, maar door de wet van het geloof.
Wij komen dus tot de slotsom dat de mens door het geloof gerechtvaardigd wordt zonder werken van de wet.
Of is God alleen de God van Joden? En niet ook van heidenen? Ja, ook van heidenen" (Galaten 3:26-29)
Ons geloof in Jezus geeft ons het recht om wedergeboren te worden als kinderen van God (Johannes 1:12-13). Maakt niet uit wie we daarvóór waren, als we in Christus zijn dan zijn we Gods kinderen en dat maakt ons tot erfgenamen van de belofte van God aan Abraham. Door Hem zijn wij door het geloof gerechtvaardigd, omdat ons geloof ons aangerekend wordt als gerechtigheid.
We zien nu dat de belofte van rechtvaardiging door het geloof er al was, lang vóór het geven van de wet, al meer dan 400 jaar. Zodra de Heer kwam om de belofte te vervullen, was de wet niet langer nodig. Het was een schaduw van de goede dingen die zouden komen, maar de realiteit is Christus.
"Want de wet is door Mozes gegeven, de genade en de waarheid zijn er door Jezus Christus gekomen" (Joh. 1:17). "en dat ieder die gelooft, door Hem gerechtvaardigd wordt van alles waarvan u door de wet van Mozes niet gerechtvaardigd kon worden"(Handelingen 13:39).
Jezus Christus is de enige hoop voor de mensheid.