In Bijbels Optiek
Voorwoord.
In dit onderzoek naar de bijbelse, dogmatische en praktische kant van de doop in het verleden en de betekenis, die dit sacrament heeft voor de gemeente van Jezus Christus nù, heb ik getracht mijzelf zo breed mogelijk te oriënteren in het zeer diverse spectrum van meningen over dit onderwerp. Vooral het verschil van mening dat er bestaat over de volwassendoop en de kinderdoop heb ik grondig trachten te belichten. Dat ik daarbij niet volledig zal zijn geweest, ben ik mij ten volle bewust. Daarom zal ik aan dit onderzoek ook geen conclusie verbinden. Een ieder die dit leest kan zelf bepalen of hij een oordeel of een bepaalde mening wil onderschrijven en de ander afwijzen. Door dit onderzoek kwam ik erachter dat veel mensen in het verleden met ‘de doop’ geworsteld moeten hebben. Velen zullen dat nog doen (dit was ook één van de belangrijkste drijfveren achter dit onderzoek ). Ook waren vaak argumenten in het geding, die niet altijd ‘fraaie’ bedoelingen met de doop nastreefden.
Voor een goed begrip van het hele onderzoek wil ik in dit voorwoord vooreerst de betekenis van het woord dopen opnemen, zoals dat in het Nieuwe Testament in de grondtaal tot ons komt, ervan uitgaande dat Gods onfeilbaar Woord de enige juiste betekenis kan weergeven. Wij blijken met de interpretatie daarvan, nogal wat moeite te hebben.
De oorspronkelijke betekenis van het woord ‘dopen’ moet beginnen bij het werkwoord dopen dat van het zelfstandig naamwoord ‘doop’ is afgeleid. Hoewel je bij dopen denkt aan indopen of onderdompelen, ben ik vooral gaan zoeken naar de oorspronkelijke Griekse tekst.
In dit onderzoek naar de bijbelse, dogmatische en praktische kant van de doop in het verleden en de betekenis, die dit sacrament heeft voor de gemeente van Jezus Christus nù, heb ik getracht mijzelf zo breed mogelijk te oriënteren in het zeer diverse spectrum van meningen over dit onderwerp. Vooral het verschil van mening dat er bestaat over de volwassendoop en de kinderdoop heb ik grondig trachten te belichten. Dat ik daarbij niet volledig zal zijn geweest, ben ik mij ten volle bewust. Daarom zal ik aan dit onderzoek ook geen conclusie verbinden. Een ieder die dit leest kan zelf bepalen of hij een oordeel of een bepaalde mening wil onderschrijven en de ander afwijzen. Door dit onderzoek kwam ik erachter dat veel mensen in het verleden met ‘de doop’ geworsteld moeten hebben. Velen zullen dat nog doen (dit was ook één van de belangrijkste drijfveren achter dit onderzoek ). Ook waren vaak argumenten in het geding, die niet altijd ‘fraaie’ bedoelingen met de doop nastreefden.
Voor een goed begrip van het hele onderzoek wil ik in dit voorwoord vooreerst de betekenis van het woord dopen opnemen, zoals dat in het Nieuwe Testament in de grondtaal tot ons komt, ervan uitgaande dat Gods onfeilbaar Woord de enige juiste betekenis kan weergeven. Wij blijken met de interpretatie daarvan, nogal wat moeite te hebben.
De oorspronkelijke betekenis van het woord ‘dopen’ moet beginnen bij het werkwoord dopen dat van het zelfstandig naamwoord ‘doop’ is afgeleid. Hoewel je bij dopen denkt aan indopen of onderdompelen, ben ik vooral gaan zoeken naar de oorspronkelijke Griekse tekst.
In Bijbels Optiek
Waarom dopen we kinderen (als baby) en volwassenen in onze kerken?
Als we naar het Engelse woord ‘baptise’ kijken, zien we dat het, net als het Nederlandse woord ‘baptist’ gevormd is van de Griekse werkwoordsvorm ‘baptizo’. Eigenlijk is dit woord dus nooit echt vertaald., maar min of meer letterlijk uit het Grieks overgeschreven. De belangrijkste Engelse vertaling is de ‘King James Version’ ( te vergelijken met de Nederlandse Statenvertaling ).
Omdat koning Jacobus wel de macht in het land bezat, maar over religieuze zaken verantwoording moest afleggen aan de bisschoppen van de Anglicaanse kerk, wilde hij voorzichtig zijn in de vertaling die op zijn naam zou komen te staan. Hij besloot om een aanvaring met de bisschoppen te voorkomen en het woord ‘baptizo’ gewoonweg niet te vertalen.
Als we naar het Engelse woord ‘baptise’ kijken, zien we dat het, net als het Nederlandse woord ‘baptist’ gevormd is van de Griekse werkwoordsvorm ‘baptizo’. Eigenlijk is dit woord dus nooit echt vertaald., maar min of meer letterlijk uit het Grieks overgeschreven. De belangrijkste Engelse vertaling is de ‘King James Version’ ( te vergelijken met de Nederlandse Statenvertaling ).
Omdat koning Jacobus wel de macht in het land bezat, maar over religieuze zaken verantwoording moest afleggen aan de bisschoppen van de Anglicaanse kerk, wilde hij voorzichtig zijn in de vertaling die op zijn naam zou komen te staan. Hij besloot om een aanvaring met de bisschoppen te voorkomen en het woord ‘baptizo’ gewoonweg niet te vertalen.
Koning James II van Engeland.
De stam van het woord baptizo is bapto. De tussenvoeging ‘iz’ betekent zoals bij alle Griekse werkwoorden dat het om een woord gaat dat iets veroorzaakt. Wat er gebeurt wordt bepaald door het basiswerkwoord waaruit deze vorm is opgebouwd. Om dus te weten wat het woord baptizo veroorzaakt, moeten we de betekenis uitzoeken van het enkelvoudige stamwoord bapto. Er zijn nu 6 bijbelteksten in het Nieuwe Testament waarin het woord bapto voorkomt, zonder dat hier doop ( als in ‘mensen dopen’ ) mee bedoeld wordt.
Luc. 16 : 24 :’ Vader Abraham, heb medelijden met mij en zend Lazarus, opdat hij zijn vinger in water dope en mijn tong verkoele…’
Joh. 13 : 26 : ‘ Jezus dan antwoordde die is het, voor wie Ik het stuk brood indoop en wie ik het geef’.
Openb. 19 : 13 : ‘ Gehuld was Hij in een kleed, dat in bloed geverfd was’ ( deze tekst is zowel in de Leidse als de meeste Engelse en Duitse vertalingen vertaald met ‘…een kleed gedoopt in bloed’). Ook komt in het Nieuwe Testament drie keer het woord embapto voor, waar ‘em’ betekent in het Grieks ‘in’.
Matth. 26 : 23 : ‘ Hij antwoordde hen en zeide : die zijn hand met Mij in de schotel heeft gedoopt, die zal Mij verraden’..
Marc. 14 : 26 en Joh. 13 : 26. In deze twee teksten staat vrijwel hetzelfde als in Matth. 26 : 23.
In alle zes de gevallen geeft het duidelijk aan dat het hier gaat om ‘iets onderdompelen in een vloeistof en het daarna weer uithalen’. Ook het Grieks-Nederlands woordenboek geeft als verklaring voor bapto : indompelen.
In de oud Griekse taal, die al eeuwen voor het schrijven van de bijbel gebruikt werd, is aan dit woord baptizo altijd de grondbetekenis toegekend als : onderdompelen, bedelven of indopen.
De stam van het woord baptizo is bapto. De tussenvoeging ‘iz’ betekent zoals bij alle Griekse werkwoorden dat het om een woord gaat dat iets veroorzaakt. Wat er gebeurt wordt bepaald door het basiswerkwoord waaruit deze vorm is opgebouwd. Om dus te weten wat het woord baptizo veroorzaakt, moeten we de betekenis uitzoeken van het enkelvoudige stamwoord bapto. Er zijn nu 6 bijbelteksten in het Nieuwe Testament waarin het woord bapto voorkomt, zonder dat hier doop ( als in ‘mensen dopen’ ) mee bedoeld wordt.
Luc. 16 : 24 :’ Vader Abraham, heb medelijden met mij en zend Lazarus, opdat hij zijn vinger in water dope en mijn tong verkoele…’
Joh. 13 : 26 : ‘ Jezus dan antwoordde die is het, voor wie Ik het stuk brood indoop en wie ik het geef’.
Openb. 19 : 13 : ‘ Gehuld was Hij in een kleed, dat in bloed geverfd was’ ( deze tekst is zowel in de Leidse als de meeste Engelse en Duitse vertalingen vertaald met ‘…een kleed gedoopt in bloed’). Ook komt in het Nieuwe Testament drie keer het woord embapto voor, waar ‘em’ betekent in het Grieks ‘in’.
Matth. 26 : 23 : ‘ Hij antwoordde hen en zeide : die zijn hand met Mij in de schotel heeft gedoopt, die zal Mij verraden’..
Marc. 14 : 26 en Joh. 13 : 26. In deze twee teksten staat vrijwel hetzelfde als in Matth. 26 : 23.
In alle zes de gevallen geeft het duidelijk aan dat het hier gaat om ‘iets onderdompelen in een vloeistof en het daarna weer uithalen’. Ook het Grieks-Nederlands woordenboek geeft als verklaring voor bapto : indompelen.
In de oud Griekse taal, die al eeuwen voor het schrijven van de bijbel gebruikt werd, is aan dit woord baptizo altijd de grondbetekenis toegekend als : onderdompelen, bedelven of indopen.
Dopen betekent letterlijk ‘onderdompelen’ in een vloeistof
In de Griekse vertaling van het Oude Testament, daterend uit meer dan een eeuw voor Christus, wordt de onderdompeling van Naäman bijv. vertaald met het woord baptizo.
Dit alles in grote tegenstelling met het Griekse woord ‘nipto’ dat ‘wassen’ betekent, in de zin van ‘handen of lichaam wassen’. Naäman ging zich dus niet wassen in de rivier maar onderdompelen. Dat is heel iets anders in het Grieks.
Ook als Jezus zelf gedoopt wordt in Matth. 3 : 16 staat daar in het Grieks baptizo. Daarna staat er : ‘Hij steeg op uit het water…’ In het Engels ‘He went up from te water…’ of ‘He raised up from the water’. Het Griekse woord hier is ‘anabaino’ en dat betekent ‘omhoog’ of ‘er uit’ komen. Je kunt pas omhoog komen uit het water als je eerst onder water bent gegaan.
Als Johannes zegt in Matth. 3 : 11 : ‘ Ik doop u wel met water tot bekering, maar die na mij komt…’ gebruikt de bijbel het Griekse woord ‘baptizo’. Hij dompelde ze dus onder.
Als Jezus in Matth. 28 : 19 zegt : ‘gaat dan henen, maakt al de volken tot mijn discipelen en doopt hen in de naam des Vaders en des Zoons en des heiligen Geestes’ gebruikt Jezus hier heel duidelijk het woord baptizo. Het woord onderdompelen dus. Er staat dus eigenlijk : gaat heen en ‘dompel ze onder’ in de naam des Vaders…enz.
Het is dus wel te begrijpen, waarom koning Jacobus van Engeland erg voorzichtig was en het woord niet durfde te vertalen. In een Anglicaanse kerk, waar men de doop door besprenkeling van water praktiseerde, zou dit zeker tot problemen hebben geleid. Hij was waarschijnlijk bang dat zijn ‘King James’ vertaling dan niet in gebruik zou worden genomen.
In de Griekse vertaling van het Oude Testament, daterend uit meer dan een eeuw voor Christus, wordt de onderdompeling van Naäman bijv. vertaald met het woord baptizo.
Dit alles in grote tegenstelling met het Griekse woord ‘nipto’ dat ‘wassen’ betekent, in de zin van ‘handen of lichaam wassen’. Naäman ging zich dus niet wassen in de rivier maar onderdompelen. Dat is heel iets anders in het Grieks.
Ook als Jezus zelf gedoopt wordt in Matth. 3 : 16 staat daar in het Grieks baptizo. Daarna staat er : ‘Hij steeg op uit het water…’ In het Engels ‘He went up from te water…’ of ‘He raised up from the water’. Het Griekse woord hier is ‘anabaino’ en dat betekent ‘omhoog’ of ‘er uit’ komen. Je kunt pas omhoog komen uit het water als je eerst onder water bent gegaan.
Als Johannes zegt in Matth. 3 : 11 : ‘ Ik doop u wel met water tot bekering, maar die na mij komt…’ gebruikt de bijbel het Griekse woord ‘baptizo’. Hij dompelde ze dus onder.
Als Jezus in Matth. 28 : 19 zegt : ‘gaat dan henen, maakt al de volken tot mijn discipelen en doopt hen in de naam des Vaders en des Zoons en des heiligen Geestes’ gebruikt Jezus hier heel duidelijk het woord baptizo. Het woord onderdompelen dus. Er staat dus eigenlijk : gaat heen en ‘dompel ze onder’ in de naam des Vaders…enz.
Het is dus wel te begrijpen, waarom koning Jacobus van Engeland erg voorzichtig was en het woord niet durfde te vertalen. In een Anglicaanse kerk, waar men de doop door besprenkeling van water praktiseerde, zou dit zeker tot problemen hebben geleid. Hij was waarschijnlijk bang dat zijn ‘King James’ vertaling dan niet in gebruik zou worden genomen.
In Bijbels Optiek
Maarten Luther.
Maarten Luther schreef het volgende over het woord doop : ‘In het Latijn kan het met onderdompeling vertaald worden, bijv. iets in water onderdompelen, zodat het geheel door water wordt bedekt. En hoewel die gewoonte buiten gebruik geraakt is…toch behoort men geheel ondergedompeld en onmiddellijk weer uit het water getrokken te worden, want dit schijnt de etymologie van het woord te vereisen’ ( Maarten Luther, Opera, Tom. 1, blz. 72 ).
Maarten Luther schreef het volgende over het woord doop : ‘In het Latijn kan het met onderdompeling vertaald worden, bijv. iets in water onderdompelen, zodat het geheel door water wordt bedekt. En hoewel die gewoonte buiten gebruik geraakt is…toch behoort men geheel ondergedompeld en onmiddellijk weer uit het water getrokken te worden, want dit schijnt de etymologie van het woord te vereisen’ ( Maarten Luther, Opera, Tom. 1, blz. 72 ).
In Bijbels Optiek
Johannes Calvijn.
Calvijn schreef het volgende in zijn Institutie van de Christelijk religie : ‘Zelfs bij de primitieve gemeente duidt het woord doop ‘het onderdompelen’ aan, en ‘het is zeker dat onderdompeling in praktijk was bij de primitieve gemeente ( Joh. Calvijn, Institutie, boek IV, hoofdst. XV, art. 19 ).
Met deze eerste aanzet wil ik dit voorwoord besluiten.
In de inleiding leest u eerst een ruwe algemene schets, waarin de grote lijnen worden uitgezet, pas daarna zullen de daar genoemde onderdelen worden uitgewerkt.
Inleiding.
De doop is als sacrament ingesteld door de Here Jezus Christus, niet lang voor zijn hemelvaart ( Matth. 28 : 19 ). De doop was echter niet iets geheel nieuws. Er was bij Israël reeds de proselietendoop bekend. Eveneens die van Johannes
( Luc. 3 ; Joh. 1 ), een doop ter bekering tot vergeving van zonden.
Er was met de christelijke doop een gradueel verschil, maar in wezen beoogden ze hetzelfde.
Ook Jezus trad op met de prediking van geloof en bekering en Hij liet zijn discipelen dopen. Hij stelde de doop als duurzame instelling in vóór zijn heengaan ( Matth. 28 : 19 ). Getuigenissen van de trinitarische doopformule ( doop in de Vader, de Zoon en de Heilige Geest ) zijn er reeds uit het begin van de 2e eeuw. In de gemeenten aan wie Paulus zijn brieven schreef, geschiedde de doop, evenals in de eerste christengemeenten, in de naam van Jezus Christus ( 1 Cor. 1 : 12-16 ). Dit is niet een formule, maar omschrijft het karakter van de christelijke doop, dat Gods genade alleen via Hem tot de gedoopte kon komen.
Calvijn schreef het volgende in zijn Institutie van de Christelijk religie : ‘Zelfs bij de primitieve gemeente duidt het woord doop ‘het onderdompelen’ aan, en ‘het is zeker dat onderdompeling in praktijk was bij de primitieve gemeente ( Joh. Calvijn, Institutie, boek IV, hoofdst. XV, art. 19 ).
Met deze eerste aanzet wil ik dit voorwoord besluiten.
In de inleiding leest u eerst een ruwe algemene schets, waarin de grote lijnen worden uitgezet, pas daarna zullen de daar genoemde onderdelen worden uitgewerkt.
Inleiding.
De doop is als sacrament ingesteld door de Here Jezus Christus, niet lang voor zijn hemelvaart ( Matth. 28 : 19 ). De doop was echter niet iets geheel nieuws. Er was bij Israël reeds de proselietendoop bekend. Eveneens die van Johannes
( Luc. 3 ; Joh. 1 ), een doop ter bekering tot vergeving van zonden.
Er was met de christelijke doop een gradueel verschil, maar in wezen beoogden ze hetzelfde.
Ook Jezus trad op met de prediking van geloof en bekering en Hij liet zijn discipelen dopen. Hij stelde de doop als duurzame instelling in vóór zijn heengaan ( Matth. 28 : 19 ). Getuigenissen van de trinitarische doopformule ( doop in de Vader, de Zoon en de Heilige Geest ) zijn er reeds uit het begin van de 2e eeuw. In de gemeenten aan wie Paulus zijn brieven schreef, geschiedde de doop, evenals in de eerste christengemeenten, in de naam van Jezus Christus ( 1 Cor. 1 : 12-16 ). Dit is niet een formule, maar omschrijft het karakter van de christelijke doop, dat Gods genade alleen via Hem tot de gedoopte kon komen.
In Bijbels Optiek
Paulus de apostel volgens de schilder El Greco.
Paulus legt bij de doop de nadruk op de levensgemeenschap met Jezus Christus, in het bijzonder met zijn dood en opstanding. De waterdoop is bij Paulus tegelijk de doop met de Heilige Geest. In de doop worden gesymboliseerd: de reiniging der zonde, de wedergeboorte, de vernieuwing van het leven, de levensgemeenschap met de Here Jezus Christus, de inlijving in het lichaam van Christus, de gemeente ( kerk ), de rechtvaardiging en de heiliging. De doop is een verzegeling en een geschenk. Tegelijk daarmee waarschuwt Paulus de gelovigen ernstig voor afval ( 1 Cor. 10 : 1-12 ) en dringt hij op zelfonderzoek aan.
De doop is dus in het N.T. het teken en zegel van de afwassing der zonden door Jezus Christus. Hij werd bediend door onderdompeling.
Paulus legt bij de doop de nadruk op de levensgemeenschap met Jezus Christus, in het bijzonder met zijn dood en opstanding. De waterdoop is bij Paulus tegelijk de doop met de Heilige Geest. In de doop worden gesymboliseerd: de reiniging der zonde, de wedergeboorte, de vernieuwing van het leven, de levensgemeenschap met de Here Jezus Christus, de inlijving in het lichaam van Christus, de gemeente ( kerk ), de rechtvaardiging en de heiliging. De doop is een verzegeling en een geschenk. Tegelijk daarmee waarschuwt Paulus de gelovigen ernstig voor afval ( 1 Cor. 10 : 1-12 ) en dringt hij op zelfonderzoek aan.
De doop is dus in het N.T. het teken en zegel van de afwassing der zonden door Jezus Christus. Hij werd bediend door onderdompeling.
In Bijbels Optiek
De kerkvader Justinus (bijgenaamd ‘de martelaar)
Reeds de kerkvader Justinus ( † 165 na Chr. ) kende de kinderdoop. Origenes ( † 254 na Chr.
zegt dat de kerk van de dagen der apostelen af kinderen gedoopt heeft. Tertullianus ( † 220
na Chr. ) bestreed de kinderdoop, omdat de doop de zonde wegneemt en de gedoopte een leven, vrij van zonden, moet leiden. Daarom stelden Ambrosius, Gregorius van Nazianze, Augustinus, e.a. de doop uit om geen gevaar te lopen de genade na de doop te verliezen.
Met de kinderdoop werden de zgn. doopgetuigen en het stelsel van bepalingen, dat daarbij hoorde zó belangrijk en verstrekkend, dat bijv. de peter ( = getuige) elke hindernis voor een huwelijk, dat in de toekomst eventueel gesloten zou worden, in de weg kon leggen.
Augustinus heeft op de ontwikkeling van de leer van de doop grote invloed gehad. Hij bracht de doop in verband met de erfzonde. Door de doop werd de schuld van de zonde dan vergeven, terwijl de aangeboren begeerte niet meegerekend zou worden. De zgn. erfsmet blijft wel, maar niet als schuld. De doop draagt een onuitwisbaar karakter.
Het geloof in en de bekering tot Jezus Christus zijn dé vereisten voordat de doop toegepast kan worden. De doop op zich kan de onbekeerde niet helpen.
Reeds de kerkvader Justinus ( † 165 na Chr. ) kende de kinderdoop. Origenes ( † 254 na Chr.
zegt dat de kerk van de dagen der apostelen af kinderen gedoopt heeft. Tertullianus ( † 220
na Chr. ) bestreed de kinderdoop, omdat de doop de zonde wegneemt en de gedoopte een leven, vrij van zonden, moet leiden. Daarom stelden Ambrosius, Gregorius van Nazianze, Augustinus, e.a. de doop uit om geen gevaar te lopen de genade na de doop te verliezen.
Met de kinderdoop werden de zgn. doopgetuigen en het stelsel van bepalingen, dat daarbij hoorde zó belangrijk en verstrekkend, dat bijv. de peter ( = getuige) elke hindernis voor een huwelijk, dat in de toekomst eventueel gesloten zou worden, in de weg kon leggen.
Augustinus heeft op de ontwikkeling van de leer van de doop grote invloed gehad. Hij bracht de doop in verband met de erfzonde. Door de doop werd de schuld van de zonde dan vergeven, terwijl de aangeboren begeerte niet meegerekend zou worden. De zgn. erfsmet blijft wel, maar niet als schuld. De doop draagt een onuitwisbaar karakter.
Het geloof in en de bekering tot Jezus Christus zijn dé vereisten voordat de doop toegepast kan worden. De doop op zich kan de onbekeerde niet helpen.
In Bijbels Optiek
De kerkvader Ambrosius doopt de reeds wat oudere Augustinus (detail van een fresco Benozzo Gozzoli, 1465).
De Scholastiek heeft deze gedachten van Augustinus nader uitgewerkt. Deze stroming uit de Middeleeuwen zegt dat alle zonden die voor de doop bedreven zijn, vergeven worden. Door de doop wordt de wedergeboorte geschonken en wordt de heiligmakende genade “ingestort”.
De Lutheranen namen de Roomskatholieke doopuitleg met een geringe wijziging over. Luther handhaafde het objectieve karakter van het sacrament, zoals Rome dat tot uiting bracht : De Heilige Geest bewerkte door de doop de wedergeboorte. En daarnaast de zekerheid dat God genadig is.
Zwingli brak radicaal met het Roomskatholieke sacramentsbegrip. De sacramenten zijn niets anders dan tekenen en zegels van de beloften van God in zijn Woord, een soort spiegels waardoor wij de rijkdom van Gods genade in Christus kunnen bekijken. Het sacrament dient niet om Gods Woord, dat in zichzelf vast is, te bevestigen, maar om ons zwak geloof te bevestigen en te ondersteunen. Ongelovigen, die uit bijgeloof de doop willen, ontvangen slechts het uiterlijke teken, maar de gelovigen ontvangen met het teken ook de genade waar het om draait.
De Scholastiek heeft deze gedachten van Augustinus nader uitgewerkt. Deze stroming uit de Middeleeuwen zegt dat alle zonden die voor de doop bedreven zijn, vergeven worden. Door de doop wordt de wedergeboorte geschonken en wordt de heiligmakende genade “ingestort”.
De Lutheranen namen de Roomskatholieke doopuitleg met een geringe wijziging over. Luther handhaafde het objectieve karakter van het sacrament, zoals Rome dat tot uiting bracht : De Heilige Geest bewerkte door de doop de wedergeboorte. En daarnaast de zekerheid dat God genadig is.
Zwingli brak radicaal met het Roomskatholieke sacramentsbegrip. De sacramenten zijn niets anders dan tekenen en zegels van de beloften van God in zijn Woord, een soort spiegels waardoor wij de rijkdom van Gods genade in Christus kunnen bekijken. Het sacrament dient niet om Gods Woord, dat in zichzelf vast is, te bevestigen, maar om ons zwak geloof te bevestigen en te ondersteunen. Ongelovigen, die uit bijgeloof de doop willen, ontvangen slechts het uiterlijke teken, maar de gelovigen ontvangen met het teken ook de genade waar het om draait.
In Bijbels Optiek
Het bedienen aan en het ondergaan van de doop aan de dopeling dient slechts als teken en zegel om ons zwak geloof te ondersteunen. Het komt erop aan of je het gelooft. De handeling brengt je niet automatisch in de hemel.
Verder zijn de sacramenten ook “belijdenisacten”. Calvijn veronderstelt bij de kinderen niet het persoonlijk geloof, hoewel hij eraan vasthoudt, dat het zaad van het geloof ( ‘semen religiones’ ) bij de kinderen aanwezig kan zijn. De ongedoopte kinderen zijn, voor zover zij “uitverkoren” zijn, niet uitgesloten van de zaligheid, dat is het eeuwige leven, maar zijn erfgenamen der belofte.
Eenstemmig leerden de gereformeerden, dat de rechtsgrond voor de doop was : het verbond der genade. De kinderen, geboren uit gelovige ouders, moesten worden gedoopt, omdat ook zij door hun ouders onder dat verbond vielen. Maar zodra men nadacht over de vraag wat het in de praktijk van het leven betekende, dat ze in het genadeverbond opgenomen waren, ging men uiteen. Toen de tucht dan ook verwaarloosd werd, ging men scheiding maken tussen in- en uitwendig verbond. Er kwam strijd over het “in Christus geheiligd” zijn. Velen verklaarden dat het uitwendig was. De doop werd zó van zijn waarde beroofd. Zodoende hechtten bijv. de piëtistisch-gezinden ( pietas = vroomheid ) weinig waarde aan doop en sacrament en de rationalisten zagen dientengevolge in de doop slechts een uitwendige plechtigheid.
Paragraph. Hier klikken om te bewerken.
Verder zijn de sacramenten ook “belijdenisacten”. Calvijn veronderstelt bij de kinderen niet het persoonlijk geloof, hoewel hij eraan vasthoudt, dat het zaad van het geloof ( ‘semen religiones’ ) bij de kinderen aanwezig kan zijn. De ongedoopte kinderen zijn, voor zover zij “uitverkoren” zijn, niet uitgesloten van de zaligheid, dat is het eeuwige leven, maar zijn erfgenamen der belofte.
Eenstemmig leerden de gereformeerden, dat de rechtsgrond voor de doop was : het verbond der genade. De kinderen, geboren uit gelovige ouders, moesten worden gedoopt, omdat ook zij door hun ouders onder dat verbond vielen. Maar zodra men nadacht over de vraag wat het in de praktijk van het leven betekende, dat ze in het genadeverbond opgenomen waren, ging men uiteen. Toen de tucht dan ook verwaarloosd werd, ging men scheiding maken tussen in- en uitwendig verbond. Er kwam strijd over het “in Christus geheiligd” zijn. Velen verklaarden dat het uitwendig was. De doop werd zó van zijn waarde beroofd. Zodoende hechtten bijv. de piëtistisch-gezinden ( pietas = vroomheid ) weinig waarde aan doop en sacrament en de rationalisten zagen dientengevolge in de doop slechts een uitwendige plechtigheid.
Paragraph. Hier klikken om te bewerken.
In Bijbels Optiek
Het Piëtisme, oorspronkelijk een spotnaam, afgeleid van het Latijnse Pietas, vroomheid, was een kerkhervormingsbeweging binnen het Protestantisme, en werd een verzamelnaam voor menige diverse stroming. Als grondlegger gold de Elzasser Philip Jacob Spener, die in zijn geschrift ‘Pia desideria’, ‘Vroom verlangen’, uit 1675 er de ideële grondslag voor legde.
Volgens de Heilige Schrift is de doop een teken en zegel van de vergeving en afwassing van de zonden en van de inplanting in Christus. Slechts zij werden gedoopt, die in Christus geloofden en belijdenis deden van hun geloof in Christus( Hand. 2 : 37,38; 8 : 12,37; 18 : 8 ). Het teken bij de doop is het water, de zaak waarom het draait is de afwassing der zonden door het bloed van Christus. De doop wil ons dus doordringen van de waarheid dat wij van nature zondaren zijn, maar betuigt en verzegelt ons eveneens de afwassing der zonden door Jezus Christus. Door de doop wordt de gelovige ingelijfd in de gemeenschap met de drieënige God.
( Matth. 28 : 19 ).
Zolang men handelde over de doop van volwassenen, was er overeenstemming. Maar zodra men dus nadacht over de betekenis van de kinderdoop kwam er tweedracht ( zie eerder ). Augustinus verklaarde reeds dat de kinderen recht op de doop hadden, omdat zij “in” hun ouders erbij hoorden. Later meende men dat de kerk het kind aan de doop bond en de doop het de wedergeboorte en zondevergeving schonk. Maar op deze manier wordt de genade verbonden aan het teken en tastte zodoende de soevereiniteit van God aan.
Volgens de Heilige Schrift is de doop een teken en zegel van de vergeving en afwassing van de zonden en van de inplanting in Christus. Slechts zij werden gedoopt, die in Christus geloofden en belijdenis deden van hun geloof in Christus( Hand. 2 : 37,38; 8 : 12,37; 18 : 8 ). Het teken bij de doop is het water, de zaak waarom het draait is de afwassing der zonden door het bloed van Christus. De doop wil ons dus doordringen van de waarheid dat wij van nature zondaren zijn, maar betuigt en verzegelt ons eveneens de afwassing der zonden door Jezus Christus. Door de doop wordt de gelovige ingelijfd in de gemeenschap met de drieënige God.
( Matth. 28 : 19 ).
Zolang men handelde over de doop van volwassenen, was er overeenstemming. Maar zodra men dus nadacht over de betekenis van de kinderdoop kwam er tweedracht ( zie eerder ). Augustinus verklaarde reeds dat de kinderen recht op de doop hadden, omdat zij “in” hun ouders erbij hoorden. Later meende men dat de kerk het kind aan de doop bond en de doop het de wedergeboorte en zondevergeving schonk. Maar op deze manier wordt de genade verbonden aan het teken en tastte zodoende de soevereiniteit van God aan.
In Bijbels Optiek
Binnen het Protestantisme werd de kinderdoop als ongetwijfelde voorwaarde gezien om als lid van de gemeente van Jezus Christus ingelijfd te worden.
De Reformatie leerde echter dat het verbond dat God had opgericht in Jezus Christus zowel de ouders als de kinderen gold. Daarom moesten zij gedoopt worden. Ook de kinderen hebben deel aan de belofte en aan de weldaden van de Heilige Geest en kunnen heilig worden genoemd ( 1 Cor. 7 : 14 ). Dus kan de doop hen niet ontzegd worden. De Here Jezus riep hen toch ook tot zich ?
Maar de vraag blijft dat wij niet kunnen weten wie wel of niet gelovig zijn ! Wij kunnen geen scheiding maken. Dopen op grond echter van een “veronderstelde werdergeboorte” is daarom uit den boze. De grond voor de doop is uitsluitend het verbond. De doop herinnert ons aan onze zonden, verzegelt de belofte omtrent de afwassing der zonde door Jezus Christus en verzegelt het werk van de Heilige Geest.
Stap voor stap zullen we deze korte schets nader uitwerken.
De Reformatie leerde echter dat het verbond dat God had opgericht in Jezus Christus zowel de ouders als de kinderen gold. Daarom moesten zij gedoopt worden. Ook de kinderen hebben deel aan de belofte en aan de weldaden van de Heilige Geest en kunnen heilig worden genoemd ( 1 Cor. 7 : 14 ). Dus kan de doop hen niet ontzegd worden. De Here Jezus riep hen toch ook tot zich ?
Maar de vraag blijft dat wij niet kunnen weten wie wel of niet gelovig zijn ! Wij kunnen geen scheiding maken. Dopen op grond echter van een “veronderstelde werdergeboorte” is daarom uit den boze. De grond voor de doop is uitsluitend het verbond. De doop herinnert ons aan onze zonden, verzegelt de belofte omtrent de afwassing der zonde door Jezus Christus en verzegelt het werk van de Heilige Geest.
Stap voor stap zullen we deze korte schets nader uitwerken.