In Bijbels Optiek
28. VERZOENEN, VERZOENING, VERZOENER.
Bij verzoenen gaat het om de herstelde relatie met God. Bij verzoening gaat het om schuld, die een offer veronderstelt! Bij verzoener gaat om de persoon, die nodig is om het contact op de juiste bijbelse wijze tot stand te brengen. Hoe gaat dit alles in zijn werk?
28.1. In het Oude Testament
28.1.1. Verzoening als vervanging in de rechtspraak (kofèr).
Het Hebreeuwse woord voor verzoening is kofèr. Het hoort thuis op het gebied van het recht, dat in Israël uit was op herstel van het door de misdaad verstoorde evenwicht.Gewoonlijk wordt dit evenwicht hersteld door de regel: oog om oog, tand om tand, enz. (Ex. 21:23-25); d.w.z. de beschadiger moet gestraft worden met een gelijkwaardig kwaad als wat wij de beschadigde aandeed. Alleen door zulk een gelijke schade te lijden, wordt het evenwicht hersteld en maakt de schuldige zich vrij van zijn schuld.
In sommige gevallen kan hij echter een substituut (vervanging) geven. Dit kan echter alleen dàn, wanneer het om zijn leven gaat. Een voorbeeld zal dit duidelijk maken.
Een os, van wie de woeste aard aan zijn eigenaar bekend was, heeft iemand gedood. De rechtsregel eist nu: leven om leven. De os en zijn eigenaar moeten beiden sterven. Evenwel is het in dit geval mogelijk, dat de eigenaar i.p.v. zijn eigen leven iets anders mag geven: hem kan een kofèr (S.V. losgeld; N.B.G. zoengeld) worden opgelegd (Ex. 21:29, 30). Kofèr is hier een vervangingswaarde voor het eigen leven. Een moordenaar kon zulk een kofèr voor zijn verbeurde leven niet geven (Num. 35:31 v.). Wel de soldaat, die ieder ogenblik iemand kan doden. Hij staat in Gods ogen gelijk met de onopzettelijke doodslager. Toch blijft de rechtsregel (leven om leven) gehandhaafd; maar men kan van de straf vrijkomen door een kofèr i.p.v. zijn eigen leven aan Jhvh te geven (Ex. 30:12). Kofèr wordt hier door de S.V. vertaald met "verzoening", door N.B.G. met "zoengeld". Ook in Jes. 43:3, 4 komen wij dit woord tegen: Egypte en andere volken dienen als kofèr = vervanging voor Israël (N.B.G.: in ruil voor uw leven).
28.1.2. Verzoening om de doodstraf te ontlopen (kipper).
Het Hebreeuwse woord voor verzoenen is kipper = een kofèr geven om een dodelijke straf af te wenden (bijv. Jes. 47:11).
Een sprekend voorbeeld is Jakob, die door een serie geschenken Ezau poogt te verzoenen (Gen. 23:20; N.B.G.: Laat ik hem verzoenen). Jakob vreest de wraak van Ezau; het gaat om zijn leven, want Ezau heeft zich voorgenomen hem te doden (Gen. 27:4). Hij wil nu deze geschenken geven als een kofèr om dit gevaar af te wenden. De uitdrukking is eigenaardig: Ezau's aangezicht verzoenen! Er moet dus bij Ezau iets ànders worden; hij moet anders gaan kijken, niet langer boos maar vriendelijk. Het middel daartoe is de serie geschenken, die het effect van een kofèr moet hebben.
Een ander voorbeeld vinden wij in 2 Sam. 21:3. Saul heeft het door Jozua gesloten verbond met de Gibeonieten gebroken, omdat hij een aantal van hen heeft laten doden. Hierdoor is het rechtsevenwicht verstoord; er ligt een bloedschuld op Sauls huis, wat aan de dag treedt in een driejarige hongersnood lang na Sauls dood. David, Sauls opvolger, vraagt dan aan de Gibeonieten: "Waarmee kan ik verzoening bewerken" (kipper) = wat moet ik stellen i.p.v. uw gedoden om de bloedschuld op te heffen en aldus het evenwicht te herstellen? Hij levert dan zeven nakomelingen van Saul uit "tot verzoening" = als vervanging of vergoeding. Zij zijn de prijs en door hun dood wordt de dood der Gibeonieten verzoend en wijkt de hongersnood.
Een derde voorbeeld biedt Deut. 32:43. Israëls vijanden hebben Kanaän, dat Jhvh toebehoort, ontwijd door hun bloedvergieten. Jhvh "verzoent" nu het land, waarop de misdaden der vijanden als schuld drukken, door die vijanden te doden. Hun dood is de kofèr = de prijs, waardoor de schuld vereffend wordt.
Een vierde voorbeeld vinden wij in Ex. 32:30. Israël heeft de zonde van de dienst ter ere van het gouden kalf gedaan. Mozes belooft het volk, dat vrezen moet te zullen sterven, tot Jhvh op te klimmen; "misschien zal ik voor uw zonde verzoening bewerken (kipper)", zegt hij. Hij bedoelt daarmee, dat hij Jhvh zijn eigen leven zal aanbieden i.p.v. het leven der Israëlieten; als Mozes sterft zullen de Israëlieten kunnen leven (Ex. 32:32).
Zie verder nog Jer. 18:23; Num. 35:33; 25:7,11-13.
Bij verzoenen gaat het om de herstelde relatie met God. Bij verzoening gaat het om schuld, die een offer veronderstelt! Bij verzoener gaat om de persoon, die nodig is om het contact op de juiste bijbelse wijze tot stand te brengen. Hoe gaat dit alles in zijn werk?
28.1. In het Oude Testament
28.1.1. Verzoening als vervanging in de rechtspraak (kofèr).
Het Hebreeuwse woord voor verzoening is kofèr. Het hoort thuis op het gebied van het recht, dat in Israël uit was op herstel van het door de misdaad verstoorde evenwicht.Gewoonlijk wordt dit evenwicht hersteld door de regel: oog om oog, tand om tand, enz. (Ex. 21:23-25); d.w.z. de beschadiger moet gestraft worden met een gelijkwaardig kwaad als wat wij de beschadigde aandeed. Alleen door zulk een gelijke schade te lijden, wordt het evenwicht hersteld en maakt de schuldige zich vrij van zijn schuld.
In sommige gevallen kan hij echter een substituut (vervanging) geven. Dit kan echter alleen dàn, wanneer het om zijn leven gaat. Een voorbeeld zal dit duidelijk maken.
Een os, van wie de woeste aard aan zijn eigenaar bekend was, heeft iemand gedood. De rechtsregel eist nu: leven om leven. De os en zijn eigenaar moeten beiden sterven. Evenwel is het in dit geval mogelijk, dat de eigenaar i.p.v. zijn eigen leven iets anders mag geven: hem kan een kofèr (S.V. losgeld; N.B.G. zoengeld) worden opgelegd (Ex. 21:29, 30). Kofèr is hier een vervangingswaarde voor het eigen leven. Een moordenaar kon zulk een kofèr voor zijn verbeurde leven niet geven (Num. 35:31 v.). Wel de soldaat, die ieder ogenblik iemand kan doden. Hij staat in Gods ogen gelijk met de onopzettelijke doodslager. Toch blijft de rechtsregel (leven om leven) gehandhaafd; maar men kan van de straf vrijkomen door een kofèr i.p.v. zijn eigen leven aan Jhvh te geven (Ex. 30:12). Kofèr wordt hier door de S.V. vertaald met "verzoening", door N.B.G. met "zoengeld". Ook in Jes. 43:3, 4 komen wij dit woord tegen: Egypte en andere volken dienen als kofèr = vervanging voor Israël (N.B.G.: in ruil voor uw leven).
28.1.2. Verzoening om de doodstraf te ontlopen (kipper).
Het Hebreeuwse woord voor verzoenen is kipper = een kofèr geven om een dodelijke straf af te wenden (bijv. Jes. 47:11).
Een sprekend voorbeeld is Jakob, die door een serie geschenken Ezau poogt te verzoenen (Gen. 23:20; N.B.G.: Laat ik hem verzoenen). Jakob vreest de wraak van Ezau; het gaat om zijn leven, want Ezau heeft zich voorgenomen hem te doden (Gen. 27:4). Hij wil nu deze geschenken geven als een kofèr om dit gevaar af te wenden. De uitdrukking is eigenaardig: Ezau's aangezicht verzoenen! Er moet dus bij Ezau iets ànders worden; hij moet anders gaan kijken, niet langer boos maar vriendelijk. Het middel daartoe is de serie geschenken, die het effect van een kofèr moet hebben.
Een ander voorbeeld vinden wij in 2 Sam. 21:3. Saul heeft het door Jozua gesloten verbond met de Gibeonieten gebroken, omdat hij een aantal van hen heeft laten doden. Hierdoor is het rechtsevenwicht verstoord; er ligt een bloedschuld op Sauls huis, wat aan de dag treedt in een driejarige hongersnood lang na Sauls dood. David, Sauls opvolger, vraagt dan aan de Gibeonieten: "Waarmee kan ik verzoening bewerken" (kipper) = wat moet ik stellen i.p.v. uw gedoden om de bloedschuld op te heffen en aldus het evenwicht te herstellen? Hij levert dan zeven nakomelingen van Saul uit "tot verzoening" = als vervanging of vergoeding. Zij zijn de prijs en door hun dood wordt de dood der Gibeonieten verzoend en wijkt de hongersnood.
Een derde voorbeeld biedt Deut. 32:43. Israëls vijanden hebben Kanaän, dat Jhvh toebehoort, ontwijd door hun bloedvergieten. Jhvh "verzoent" nu het land, waarop de misdaden der vijanden als schuld drukken, door die vijanden te doden. Hun dood is de kofèr = de prijs, waardoor de schuld vereffend wordt.
Een vierde voorbeeld vinden wij in Ex. 32:30. Israël heeft de zonde van de dienst ter ere van het gouden kalf gedaan. Mozes belooft het volk, dat vrezen moet te zullen sterven, tot Jhvh op te klimmen; "misschien zal ik voor uw zonde verzoening bewerken (kipper)", zegt hij. Hij bedoelt daarmee, dat hij Jhvh zijn eigen leven zal aanbieden i.p.v. het leven der Israëlieten; als Mozes sterft zullen de Israëlieten kunnen leven (Ex. 32:32).
Zie verder nog Jer. 18:23; Num. 35:33; 25:7,11-13.
In Bijbels Optiek
De verzoeningsleer (kipper) was een afschaduwing van wat eens komen zou, namelijk Jezus offer aan het kruis voor onze zonden.
Uit deze teksten blijkt, dat kipper een handeling is, die verricht wordt wanneer het leven van des doods schuldigen gered moet worden; deze handeling bestaat in het geven van een kofèr = een vervangingswaarde. Deze vervangingswaarde kan bestaan uit één of meer mensenlevens i.p.v. het leven van het hele volk (2 Sam. 21:3; Deut. 32:43; Ex. 32:30) of uit dieren (Deut. 21:8) of uit geschenken (Gen. 32:21; Jes. 47:11). Deze vervangingswaarde moet echter eerst nog geaccepteerd worden (Ex. 32:32, 33). Als God geen verzoening (kofèr) wil aannemen, moet de schuldige zelf sterven (Jer. 18:23; 1 Sam. 3:14).
28.1.3. Verzoening door offers te brengen (kipper).
Ongeveer driekwart van het aantal teksten, waarin dit werkwoord gebruikt wordt, heeft betrekking op verzoenen door offers. Het bloed van het dier is dan de vervangingswaarde. De klassieke tekst is Lev. 17:11: "De ziel van het vlees is in het bloed en Ik heb het u op het altaar gegeven om verzoening over uw zielen te doen, want het bloed bewerkt verzoening door middel van de ziel" Dit bloed van het dier is het zoenmiddel voor alle onopzettelijke overtredingen (Num. 15:22 v.v.). Opzettelijke kunnen niet verzoend worden door een offer, maar eisen de uitdelging van de overtreder uit de volksgemeenschap (Num. 15:30), want de opzettelijke overtreder geldt als een lasteraar van Jhvh.
Bijzondere aandacht vraagt in dit verband het ritueel van de Grote Verzoendag, beschreven in Lev. 16. Ook hier geschiedt de verzoening door dierenbloed, dat i.p.v. Israël zelf staat, en een verzoening is voor Aäron en zijn huis, voor de hele gemeente, voor het heiligdom, voor de tent en voor het altaar. Dat bloed is afkomstig van een var (voor Aäron en zijn huis) en van een van de twee bokken (voor het volk). De andere bok moet, beladen met de zonden van het volk, de woestijn in gejaagd worden, doch deze handeling is niet de eigenlijke verzoening, want die is dan reeds geschied (Lev.16:20). Het bloed van de var en van de een bok moet gesprenkeld worden op en vóór het "verzoendeksel". Deze vertaling is niet geheel juist en wekt verkeerde voorstellingen. Het Hebreeuwse woord luidt: kapporeth (afgeleid van kipper). Blijkens Ex. 25:17 v.v. moet deze kapporeth gemaakt worden van zuiver goud en de afmetingen hebben van de ark (2,5 x 1,5 el); deze gouden plaat is niet het deksel van de ark, maar ligt er los boven op. Op de uiteinden stond een cherub met het gezicht naar de kapporeth gewend, de vleugels beschermend erover heen. Het is de meest geconcentreerde plaats van het hele heiligdom: van deze kapporeth af en van tussen de cherubs zal Jhvh met Mozes spreken (Ex. 25:22).
Uit deze teksten blijkt, dat kipper een handeling is, die verricht wordt wanneer het leven van des doods schuldigen gered moet worden; deze handeling bestaat in het geven van een kofèr = een vervangingswaarde. Deze vervangingswaarde kan bestaan uit één of meer mensenlevens i.p.v. het leven van het hele volk (2 Sam. 21:3; Deut. 32:43; Ex. 32:30) of uit dieren (Deut. 21:8) of uit geschenken (Gen. 32:21; Jes. 47:11). Deze vervangingswaarde moet echter eerst nog geaccepteerd worden (Ex. 32:32, 33). Als God geen verzoening (kofèr) wil aannemen, moet de schuldige zelf sterven (Jer. 18:23; 1 Sam. 3:14).
28.1.3. Verzoening door offers te brengen (kipper).
Ongeveer driekwart van het aantal teksten, waarin dit werkwoord gebruikt wordt, heeft betrekking op verzoenen door offers. Het bloed van het dier is dan de vervangingswaarde. De klassieke tekst is Lev. 17:11: "De ziel van het vlees is in het bloed en Ik heb het u op het altaar gegeven om verzoening over uw zielen te doen, want het bloed bewerkt verzoening door middel van de ziel" Dit bloed van het dier is het zoenmiddel voor alle onopzettelijke overtredingen (Num. 15:22 v.v.). Opzettelijke kunnen niet verzoend worden door een offer, maar eisen de uitdelging van de overtreder uit de volksgemeenschap (Num. 15:30), want de opzettelijke overtreder geldt als een lasteraar van Jhvh.
Bijzondere aandacht vraagt in dit verband het ritueel van de Grote Verzoendag, beschreven in Lev. 16. Ook hier geschiedt de verzoening door dierenbloed, dat i.p.v. Israël zelf staat, en een verzoening is voor Aäron en zijn huis, voor de hele gemeente, voor het heiligdom, voor de tent en voor het altaar. Dat bloed is afkomstig van een var (voor Aäron en zijn huis) en van een van de twee bokken (voor het volk). De andere bok moet, beladen met de zonden van het volk, de woestijn in gejaagd worden, doch deze handeling is niet de eigenlijke verzoening, want die is dan reeds geschied (Lev.16:20). Het bloed van de var en van de een bok moet gesprenkeld worden op en vóór het "verzoendeksel". Deze vertaling is niet geheel juist en wekt verkeerde voorstellingen. Het Hebreeuwse woord luidt: kapporeth (afgeleid van kipper). Blijkens Ex. 25:17 v.v. moet deze kapporeth gemaakt worden van zuiver goud en de afmetingen hebben van de ark (2,5 x 1,5 el); deze gouden plaat is niet het deksel van de ark, maar ligt er los boven op. Op de uiteinden stond een cherub met het gezicht naar de kapporeth gewend, de vleugels beschermend erover heen. Het is de meest geconcentreerde plaats van het hele heiligdom: van deze kapporeth af en van tussen de cherubs zal Jhvh met Mozes spreken (Ex. 25:22).
In Bijbels Optiek
Grote verzoendag of Yom Kippoer in het Hebreeuws.
Op de Grote Verzoendag nu moet Aäron de hogepriester vóór het kapporeth reukwerk verbranden en het bloed der geslachte dieren moet hij ervóór en erop sprenkelen. Deze meest
geconcentreerde plaats van het heiligdom kunnen wij beter niet verzoendeksel noemen, maar wel: plaats der verzoening. Want zij is de plaats, waar de vervangingswaarde gebracht wordt en waar Jhvh het gesprenkelde bloed accepteert als vervanging van Israëls eigen leven.
Zowel de oudtestamentische zoenoffers als het ritueel van de Grote Verzoendag gaan uit van de regel, dat in Israël geen enkele zonde mag blijven hangen. Zonde immers breekt de verhouding tussen God en zijn volk; zij verstoort het evenwicht en Jhvh kan haar niet laten bestaan. Wie zondigt, maakt zichzelf onmogelijk in Israël; hij kan niet blijven leven, maar moet uitgedelgd worden. Het volk immers is een heilig volk, dat Jhvh toegedaan moet zijn.Wie dat geheel van Jhvh-Israël breekt, moet verwijderd worden.
Dit geldt in elk geval voor de opzettelijke zondaar. Wie echter onwetend of onopzettelijk de heiligheid van het volk geschonden heeft, kan een verzoening voor zijn zonden vinden in het bloed van het offerdier. Zo heeft Jhvh het Zelf verordend. Door het sterven van het plaatsvervangende offerdier blijft het besef levend, dat alleen hij leven kan, die Jhvh's heiligheid eerbiedigt en de heiligheid van het volk onaangetast laat. Het is een blijk van Jhvh's gunst als Hij de vervangingswaarde aanneemt, want Hij is daartoe niet verplicht.
28.2. In de Septuaginta
De Septuaginta vertaalt kofèr en kipper met een reeks woorden, die wij niet alle zullen noemen, maar waarvan wij de voornaamste zullen nagaan, vooral omdat zij in het N.T. een belangrijke plaats innemen.
28.2.1. Offer om de godheid gunstig te stemmen (het w.w.ex-hilaskomai).
In het heidense Griekenland betekent dit woord: gunstig stemmen. Wanneer de goden of andere machten boos waren, trachtte men door allerlei middelen hen te bewegen tot een betere gezindheid. De mens (subject) stemt de godheid (object) gunstig voor zich; hij beweegt hem tot genade. Het is wel duidelijk, dat wij ons daarmee in een ander klimaat bevinden dan dat, waarin het werkwoord kipper functioneert. Ongetwijfeld is het resultaat van de kipper-handeling, dat Jhvh niets meer tegen de overtreder heeft. Dat moet de reden geweest zijn, waarom de Septuaginta dit woord koos. Maar op de achtergrond van kipper staat niet de mens, die probeert Jhvh genadig te maken, doch het herstel van het verbroken evenwicht in de juridische zin, waarbij het een blijk van Jhvh's goedheid is, als Hij de aangeboden vervangingswaarde accepteert. Hij wordt door het offer niet genadig gemaakt, maar, omdat Hij genadig is, accepteert Hij het offer en laat Hij de overtreder het leven behouden. Israël brengt zoenoffers omdat Jhvh genadig is en niet opdat Hij genadig zal zijn. De heiden daarentegen brengt offers, opdat de godheid genadig zal worden. Hij probeert hem met vele offers om te kopen.
De Israëlieten hebben in een periode, waarin zij geheel verheidenst waren, dezelfde voorstellingen gekoesterd. De profeten waren er echter snel bij om dit Israëlitisch heidendom te ontmaskeren. Striemend hebben zij gezegd dat Jhvh van die vele en dure offers walgde (Amos 5:21 v.v.; Jes. 1:11; Jer. 6:20; Mi. 6:7). Jhvh laat zich niet omkopen of genadig maken door de cultus.
Slechts driemaal betekent het woord ex-hilaskomai in de Septuaginta hetzelfde als in Griekenland: week maken, genadig maken, n.l. in Za. 7:2; 8:22; Mal. 1:19. Doch daar is het Griekse woord niet de vertaling van kipper, maar van een ander Hebreeuws woord, dat de betekenis heeft van: door gebeden week maken. De aanbieding van een vervangingswaarde ligt dan niet binnen het gezichtsveld.
28.2.2. Verzoendeksel (hilasterion).
Hilasterion is in de Septuaginta de vertaling van kapporeth, de gouden plaat op de ark, waar op Grote Verzoendag het bloed gesprenkeld werd (zie boven onder 1, 3).
Op de Grote Verzoendag nu moet Aäron de hogepriester vóór het kapporeth reukwerk verbranden en het bloed der geslachte dieren moet hij ervóór en erop sprenkelen. Deze meest
geconcentreerde plaats van het heiligdom kunnen wij beter niet verzoendeksel noemen, maar wel: plaats der verzoening. Want zij is de plaats, waar de vervangingswaarde gebracht wordt en waar Jhvh het gesprenkelde bloed accepteert als vervanging van Israëls eigen leven.
Zowel de oudtestamentische zoenoffers als het ritueel van de Grote Verzoendag gaan uit van de regel, dat in Israël geen enkele zonde mag blijven hangen. Zonde immers breekt de verhouding tussen God en zijn volk; zij verstoort het evenwicht en Jhvh kan haar niet laten bestaan. Wie zondigt, maakt zichzelf onmogelijk in Israël; hij kan niet blijven leven, maar moet uitgedelgd worden. Het volk immers is een heilig volk, dat Jhvh toegedaan moet zijn.Wie dat geheel van Jhvh-Israël breekt, moet verwijderd worden.
Dit geldt in elk geval voor de opzettelijke zondaar. Wie echter onwetend of onopzettelijk de heiligheid van het volk geschonden heeft, kan een verzoening voor zijn zonden vinden in het bloed van het offerdier. Zo heeft Jhvh het Zelf verordend. Door het sterven van het plaatsvervangende offerdier blijft het besef levend, dat alleen hij leven kan, die Jhvh's heiligheid eerbiedigt en de heiligheid van het volk onaangetast laat. Het is een blijk van Jhvh's gunst als Hij de vervangingswaarde aanneemt, want Hij is daartoe niet verplicht.
28.2. In de Septuaginta
De Septuaginta vertaalt kofèr en kipper met een reeks woorden, die wij niet alle zullen noemen, maar waarvan wij de voornaamste zullen nagaan, vooral omdat zij in het N.T. een belangrijke plaats innemen.
28.2.1. Offer om de godheid gunstig te stemmen (het w.w.ex-hilaskomai).
In het heidense Griekenland betekent dit woord: gunstig stemmen. Wanneer de goden of andere machten boos waren, trachtte men door allerlei middelen hen te bewegen tot een betere gezindheid. De mens (subject) stemt de godheid (object) gunstig voor zich; hij beweegt hem tot genade. Het is wel duidelijk, dat wij ons daarmee in een ander klimaat bevinden dan dat, waarin het werkwoord kipper functioneert. Ongetwijfeld is het resultaat van de kipper-handeling, dat Jhvh niets meer tegen de overtreder heeft. Dat moet de reden geweest zijn, waarom de Septuaginta dit woord koos. Maar op de achtergrond van kipper staat niet de mens, die probeert Jhvh genadig te maken, doch het herstel van het verbroken evenwicht in de juridische zin, waarbij het een blijk van Jhvh's goedheid is, als Hij de aangeboden vervangingswaarde accepteert. Hij wordt door het offer niet genadig gemaakt, maar, omdat Hij genadig is, accepteert Hij het offer en laat Hij de overtreder het leven behouden. Israël brengt zoenoffers omdat Jhvh genadig is en niet opdat Hij genadig zal zijn. De heiden daarentegen brengt offers, opdat de godheid genadig zal worden. Hij probeert hem met vele offers om te kopen.
De Israëlieten hebben in een periode, waarin zij geheel verheidenst waren, dezelfde voorstellingen gekoesterd. De profeten waren er echter snel bij om dit Israëlitisch heidendom te ontmaskeren. Striemend hebben zij gezegd dat Jhvh van die vele en dure offers walgde (Amos 5:21 v.v.; Jes. 1:11; Jer. 6:20; Mi. 6:7). Jhvh laat zich niet omkopen of genadig maken door de cultus.
Slechts driemaal betekent het woord ex-hilaskomai in de Septuaginta hetzelfde als in Griekenland: week maken, genadig maken, n.l. in Za. 7:2; 8:22; Mal. 1:19. Doch daar is het Griekse woord niet de vertaling van kipper, maar van een ander Hebreeuws woord, dat de betekenis heeft van: door gebeden week maken. De aanbieding van een vervangingswaarde ligt dan niet binnen het gezichtsveld.
28.2.2. Verzoendeksel (hilasterion).
Hilasterion is in de Septuaginta de vertaling van kapporeth, de gouden plaat op de ark, waar op Grote Verzoendag het bloed gesprenkeld werd (zie boven onder 1, 3).
In Bijbels Optiek
De kapporeth is het gouden deksel op de ark van het verbond, waar tussen de engelen het bloed van het offer gesprenkeld werd en op die manier de verzoening plaats vond.
28.2.3. In de plaats stellen (allagma).
Allagma is in Amos 5:12 en Jes. 43:3 de Griekse vertaling van kofèr.
Dit Griekse woord betekent: datgene wat men geeft in plaats van iets. Men geeft bijv. een geldsom en in plaats daarvan krijgt men een dorsvloer (2 Sam. 24:24; N.B.G. prijs). In Amos 5:12 is een geldsom, in Jes. 43:3 zijn Egypte en een paar andere volken de vervangingswaarde. Dit woord allagma is dus een tamelijk zuivere vertaling van het woord kofèr.
28.2.4. Verzoening als losgeld (lutron).
Lutron. is in Ex. 21:30; 30:12; Num. 35:31, 32; Spr. 6:35; 13:8 de Griekse vertaling van kofèr. In het gewone Grieks was lutron het losgeld voor een krijgsgevangene of een slaaf; hij kwam daardoor vrij. In het woord lutron ligt het accent op het vrij worden, op de verlossing. Daarom is losprijs de beste vertaling.
28.3. In het Nieuwe Testament
Als het N.T. over verzoening spreekt, gebruikt het daarvoor Griekse woorden, die in de Septuaginta hun theologische inhoud reeds gekregen hadden. Wij zullen ze alle nagaan.
28.3.1. Verzoening als vervanging (hilaskomai).
Hilaskomai komt alleen voor in Luc. 18:13 en Heb. 2:17.
In Luc. 18:13 bidt de tollenaar om genade. Aan een vervangingswaarde is hier niet gedacht. Het theologische begrip kipper staat hier niet achter.
In Heb. 2:17 wordt gesproken over de hogepriesterlijke dienst van Jezus. Evenals de hogepriester van het O.T. trad hij voor Gods aangezicht om de zonden van het volk te verzoenen. Hier staat wèl het Hebreeuwse kipper op de achtergrond. Want, zoals later uit Heb. blijkt, Jezus treedt vóór God met zijn eigen bloed als de vervangingswaarde voor het leven van het volk. God accepteert in deze handeling, dat Jezus' eigen leven i.p.v. dat van het volk staat. Dank zij Jezus' zelfofferande en dank zij het feit, dat God dit offer aanneemt, wordt het leven van het volk gered van een wisse dood. Ook hier geldt, dat God door dit offer niet genadig gemaakt wordt, maar dat Hij het accepteert, omdat Hij genadig is.
28.3.2. Verzoening als verlossing van de zonde (hilasmos).
Hilasmos= verzoening komen wij alleen tegen in 1 Joh. 2:2; 4:10.
1 Joh. 2:2 luidt: Hij (Jezus) is een verzoening voor onze zonden en niet alleen voor de onze, maar ook voor die der gehele wereld.
Daarmee zegt Johannes: De gehele existentie van Jezus Christus bestaat hierin, dat Hij een hilasmos ter wegneming van onze zonden is. Daarom behoeven de christenen en de wereld niet met hun zonden te blijven zitten (zie 2:1). Men kan er af komen, want Jezus Christus is er en in Hem de hilasmos.
1 Joh. 4:10: God heeft ons liefgehad en zijn Zoon gezonden als een verzoening (hilasmos) voor onze zonden.
Daarmee wordt Jezus getekend als tot ons gezonden door de liefde Gods. Dat Hij een verzoening (hilasmos) voor onze zonden is, is een feit, dat te herleiden is tot een daad van de liefde Gods.
Het is niet gemakkelijk vast te stellen, welke voorstelling Johannes voor de geest stond, toen hij Jezus een hilasmos noemde. Staat hier het kofèr-begrip achter? Moeten wij m.a.w. deze twee teksten aldus verstaan, dat Jezus de tegenwaarde is van ons door de zonde ten dode gedoemde leven? Als dit juist is, wijkt Joh. af van de Septuaginta, die kofèr nimmer met hilasmos, maar wel met allagma en lutron vertaalt (> 2, 3). Hij wijkt trouwens meermalen van de Septuaginta af; Joh. schrijft zijn eigen Grieks.
28.3.3. Verzoening door bloedstorting (hilasterion = verzoendeksel).
Hilasterion = de naam van de gouden plaat op de ark (> 2, 2). In het N.T. komen wij het woord tegen op twee belangrijke plaatsen: Rom. 3:25 en Heb. 9:5.
Rom. 3:25 luidt: Hem (Jezus) heeft God voorgesteld als zoenmiddel door het geloof, in zijn bloed, om zijn rechtvaardigheid te tonen.
Het woord, door het N.B.G. met "zoenmiddel" vertaald, is het genoemde Griekse woord hilasterion. Paulus wist natuurlijk, dat het de vertaling was van het Hebreeuwse woord kapporeth, dat wij (> 1, 3) de plaats der verzoening noemden. Daarom is het aan te bevelen in Rom. 3:25 Jezus te zien als degene in wie de verzoening geconcentreerd en gelokaliseerd is. Wat de kapporeth samen met het daarop gesprenkelde bloed voor het Israël van het O.T. was, is Jezus, samen met zijn bloed, voor de gemeente van het N.T.
28.2.3. In de plaats stellen (allagma).
Allagma is in Amos 5:12 en Jes. 43:3 de Griekse vertaling van kofèr.
Dit Griekse woord betekent: datgene wat men geeft in plaats van iets. Men geeft bijv. een geldsom en in plaats daarvan krijgt men een dorsvloer (2 Sam. 24:24; N.B.G. prijs). In Amos 5:12 is een geldsom, in Jes. 43:3 zijn Egypte en een paar andere volken de vervangingswaarde. Dit woord allagma is dus een tamelijk zuivere vertaling van het woord kofèr.
28.2.4. Verzoening als losgeld (lutron).
Lutron. is in Ex. 21:30; 30:12; Num. 35:31, 32; Spr. 6:35; 13:8 de Griekse vertaling van kofèr. In het gewone Grieks was lutron het losgeld voor een krijgsgevangene of een slaaf; hij kwam daardoor vrij. In het woord lutron ligt het accent op het vrij worden, op de verlossing. Daarom is losprijs de beste vertaling.
28.3. In het Nieuwe Testament
Als het N.T. over verzoening spreekt, gebruikt het daarvoor Griekse woorden, die in de Septuaginta hun theologische inhoud reeds gekregen hadden. Wij zullen ze alle nagaan.
28.3.1. Verzoening als vervanging (hilaskomai).
Hilaskomai komt alleen voor in Luc. 18:13 en Heb. 2:17.
In Luc. 18:13 bidt de tollenaar om genade. Aan een vervangingswaarde is hier niet gedacht. Het theologische begrip kipper staat hier niet achter.
In Heb. 2:17 wordt gesproken over de hogepriesterlijke dienst van Jezus. Evenals de hogepriester van het O.T. trad hij voor Gods aangezicht om de zonden van het volk te verzoenen. Hier staat wèl het Hebreeuwse kipper op de achtergrond. Want, zoals later uit Heb. blijkt, Jezus treedt vóór God met zijn eigen bloed als de vervangingswaarde voor het leven van het volk. God accepteert in deze handeling, dat Jezus' eigen leven i.p.v. dat van het volk staat. Dank zij Jezus' zelfofferande en dank zij het feit, dat God dit offer aanneemt, wordt het leven van het volk gered van een wisse dood. Ook hier geldt, dat God door dit offer niet genadig gemaakt wordt, maar dat Hij het accepteert, omdat Hij genadig is.
28.3.2. Verzoening als verlossing van de zonde (hilasmos).
Hilasmos= verzoening komen wij alleen tegen in 1 Joh. 2:2; 4:10.
1 Joh. 2:2 luidt: Hij (Jezus) is een verzoening voor onze zonden en niet alleen voor de onze, maar ook voor die der gehele wereld.
Daarmee zegt Johannes: De gehele existentie van Jezus Christus bestaat hierin, dat Hij een hilasmos ter wegneming van onze zonden is. Daarom behoeven de christenen en de wereld niet met hun zonden te blijven zitten (zie 2:1). Men kan er af komen, want Jezus Christus is er en in Hem de hilasmos.
1 Joh. 4:10: God heeft ons liefgehad en zijn Zoon gezonden als een verzoening (hilasmos) voor onze zonden.
Daarmee wordt Jezus getekend als tot ons gezonden door de liefde Gods. Dat Hij een verzoening (hilasmos) voor onze zonden is, is een feit, dat te herleiden is tot een daad van de liefde Gods.
Het is niet gemakkelijk vast te stellen, welke voorstelling Johannes voor de geest stond, toen hij Jezus een hilasmos noemde. Staat hier het kofèr-begrip achter? Moeten wij m.a.w. deze twee teksten aldus verstaan, dat Jezus de tegenwaarde is van ons door de zonde ten dode gedoemde leven? Als dit juist is, wijkt Joh. af van de Septuaginta, die kofèr nimmer met hilasmos, maar wel met allagma en lutron vertaalt (> 2, 3). Hij wijkt trouwens meermalen van de Septuaginta af; Joh. schrijft zijn eigen Grieks.
28.3.3. Verzoening door bloedstorting (hilasterion = verzoendeksel).
Hilasterion = de naam van de gouden plaat op de ark (> 2, 2). In het N.T. komen wij het woord tegen op twee belangrijke plaatsen: Rom. 3:25 en Heb. 9:5.
Rom. 3:25 luidt: Hem (Jezus) heeft God voorgesteld als zoenmiddel door het geloof, in zijn bloed, om zijn rechtvaardigheid te tonen.
Het woord, door het N.B.G. met "zoenmiddel" vertaald, is het genoemde Griekse woord hilasterion. Paulus wist natuurlijk, dat het de vertaling was van het Hebreeuwse woord kapporeth, dat wij (> 1, 3) de plaats der verzoening noemden. Daarom is het aan te bevelen in Rom. 3:25 Jezus te zien als degene in wie de verzoening geconcentreerd en gelokaliseerd is. Wat de kapporeth samen met het daarop gesprenkelde bloed voor het Israël van het O.T. was, is Jezus, samen met zijn bloed, voor de gemeente van het N.T.
In Bijbels Optiek
Het bloed van het offerlam door de Hogepriester op het verzoendeksel gestort, was een heenwijzing naar het verzoenend bloed van Jezus, op Golgotha gestort.
In het O.T. was de kapporeth samen met het bloed aan het oog van het volk onttrokken, omdat het zich bevond in het donker van het Heilige der Heiligen. Nu, in het N.T., is Jezus als kapporeth openlijk voor aller ogen gesteld: Hem heeft God "voorgesteld" = voor aller oog gesteld. Ieder mag nu zien, hoe in Jezus Christus en zijn bloed de verzoening een werkelijkheid is. God heeft Jezus' bloed als tegenwaarde voor ons eigen leven geaccepteerd, zodat ons leven gereinigd en gered is.
De tweede tekst Heb. 9:5, waar hilasterion de historische gouden plaat op de ark is, biedt na Rom. 3:25 geen nieuwe gezichtspunten.
28.3.4. Verzoening door vervanging (katàllagè).
Katàllagè. Het N.T. gebruikt niet het woord allagma uit de Septuaginta (> 2, 3), maar wel het synoniem katàllagè, n.l. in Rom. 5:11; 11:15 en 2 Cor. 5:18, 19. Rom. 5.11 11.15. Het woord is in N.B.G. vertaald met verzoening. De voorstelling van de plaatsvervanging wordt er zeer sterk in uitgedrukt. Dit is duidelijk in:
Rom. 11:1: "Indien hun verwerping de verzoening der wereld is (...)" Paulus schrijft hier over de geschiedenis, die God met de Joden heeft. Hij heeft hen niet zonder reden verworpen. Vóór die verwerping was de situatie geheel anders: toen was Israël uit alle volkeren door God verkoren; God verwierp alle volken en koos Israël uit om zijn volk te zijn. Nu echter is het omgekeerde gebeurd: God heeft Israël verworpen en heeft zich tot de wereld of de heidenen gewend. In plaats van Israël mag nu de heidenwereld zich koesteren in de liefde Gods. Zó is Israël de verzoening der wereld; want hun verwerping is de prijs, die betaald moest worden (> kofèr) om de heidenen tot het heil te laten komen.
Voor de beide andere teksten, zie hieronder katallasso.
28.3.5. Verzoening als schuldvergeving tot vernieuwing (katallasso en katàllagè).
Paulus gebruikt het werkwoord katallasso (verzoenen) op drie belangrijke plaatsen: Rom. 5:10 en 2 Cor. 5:18, 20. Het zelfst. naamwoord katàllagè komt eveneens in deze buurt ter sprake (Rom. 5:11 en 2 Cor. 5:18, 19); in deze verzen gaat het over de verzoening, die in Jezus Christus is.
Wij beginnen met Rom. 5:10, 11. Wij waren Gods vijanden, zegt Paulus daar. Wij leefden met Hem op voet van oorlog. De relatie was grondig stuk. Alle goede verkeer tussen God en ons had opgehouden te bestaan. Dank zij Jezus Christus Is dit echter volkomen in zijn tegendeel veranderd. Want door zijn dood zijn wij met God verzoend. Wat is dus gebeurd? Zijn wij de vijandschap moe geworden en hebben wij gezegd: God, wij willen met de oorlog ophouden? Neen, iets heel anders is geschied. Jezus Christus, Gods Zoon, is gekomen en Hij is voor ons (de goddelozen, de vijanden, de zondaars) gestorven (Rom. 5:6). Daaruit bleek, dat God zijn vijanden metterdaad liefhad (Rom. 5:8). Deze dood van Jezus nu staat in de plaats van onze dood; want wij waren des doods schuldig! God verwierp zijn eigen Zoon en nam toen ons tot zijn kinderen aan. Die verwerping van zijn eigen Zoon (feit geworden op Golgotha) is de prijs, die betaald moest worden om ons tot zijn kinderen aan te nemen (> 3, 4). Wij waren de verworpenen, de vijanden; Jezus was de geliefde, de Zoon. Nu heeft Jezus zich om onzentwil laten verwerpen en daardoor zijn wij de geliefden geworden. Jezus, nam van ons de verwerping over en schonk ons Gods liefde. Dat wil hier verzoening zeggen. In deze verzoening zit dus het element van een ruil: Jezus krijgt wat voor òns bestemd was (de verwerping), wij krijgen Gods liefde, die voor Hèm was.
Dezelfde betekenis hebben deze woorden in 2 Cor. 5:18-21. In vers 17 roept Paulus geestdriftig uit: "Zo is dan wie in Christus is een nieuwe schepping: het oude is voorbijgegaan, zie het nieuwe is gekomen!"
In het O.T. was de kapporeth samen met het bloed aan het oog van het volk onttrokken, omdat het zich bevond in het donker van het Heilige der Heiligen. Nu, in het N.T., is Jezus als kapporeth openlijk voor aller ogen gesteld: Hem heeft God "voorgesteld" = voor aller oog gesteld. Ieder mag nu zien, hoe in Jezus Christus en zijn bloed de verzoening een werkelijkheid is. God heeft Jezus' bloed als tegenwaarde voor ons eigen leven geaccepteerd, zodat ons leven gereinigd en gered is.
De tweede tekst Heb. 9:5, waar hilasterion de historische gouden plaat op de ark is, biedt na Rom. 3:25 geen nieuwe gezichtspunten.
28.3.4. Verzoening door vervanging (katàllagè).
Katàllagè. Het N.T. gebruikt niet het woord allagma uit de Septuaginta (> 2, 3), maar wel het synoniem katàllagè, n.l. in Rom. 5:11; 11:15 en 2 Cor. 5:18, 19. Rom. 5.11 11.15. Het woord is in N.B.G. vertaald met verzoening. De voorstelling van de plaatsvervanging wordt er zeer sterk in uitgedrukt. Dit is duidelijk in:
Rom. 11:1: "Indien hun verwerping de verzoening der wereld is (...)" Paulus schrijft hier over de geschiedenis, die God met de Joden heeft. Hij heeft hen niet zonder reden verworpen. Vóór die verwerping was de situatie geheel anders: toen was Israël uit alle volkeren door God verkoren; God verwierp alle volken en koos Israël uit om zijn volk te zijn. Nu echter is het omgekeerde gebeurd: God heeft Israël verworpen en heeft zich tot de wereld of de heidenen gewend. In plaats van Israël mag nu de heidenwereld zich koesteren in de liefde Gods. Zó is Israël de verzoening der wereld; want hun verwerping is de prijs, die betaald moest worden (> kofèr) om de heidenen tot het heil te laten komen.
Voor de beide andere teksten, zie hieronder katallasso.
28.3.5. Verzoening als schuldvergeving tot vernieuwing (katallasso en katàllagè).
Paulus gebruikt het werkwoord katallasso (verzoenen) op drie belangrijke plaatsen: Rom. 5:10 en 2 Cor. 5:18, 20. Het zelfst. naamwoord katàllagè komt eveneens in deze buurt ter sprake (Rom. 5:11 en 2 Cor. 5:18, 19); in deze verzen gaat het over de verzoening, die in Jezus Christus is.
Wij beginnen met Rom. 5:10, 11. Wij waren Gods vijanden, zegt Paulus daar. Wij leefden met Hem op voet van oorlog. De relatie was grondig stuk. Alle goede verkeer tussen God en ons had opgehouden te bestaan. Dank zij Jezus Christus Is dit echter volkomen in zijn tegendeel veranderd. Want door zijn dood zijn wij met God verzoend. Wat is dus gebeurd? Zijn wij de vijandschap moe geworden en hebben wij gezegd: God, wij willen met de oorlog ophouden? Neen, iets heel anders is geschied. Jezus Christus, Gods Zoon, is gekomen en Hij is voor ons (de goddelozen, de vijanden, de zondaars) gestorven (Rom. 5:6). Daaruit bleek, dat God zijn vijanden metterdaad liefhad (Rom. 5:8). Deze dood van Jezus nu staat in de plaats van onze dood; want wij waren des doods schuldig! God verwierp zijn eigen Zoon en nam toen ons tot zijn kinderen aan. Die verwerping van zijn eigen Zoon (feit geworden op Golgotha) is de prijs, die betaald moest worden om ons tot zijn kinderen aan te nemen (> 3, 4). Wij waren de verworpenen, de vijanden; Jezus was de geliefde, de Zoon. Nu heeft Jezus zich om onzentwil laten verwerpen en daardoor zijn wij de geliefden geworden. Jezus, nam van ons de verwerping over en schonk ons Gods liefde. Dat wil hier verzoening zeggen. In deze verzoening zit dus het element van een ruil: Jezus krijgt wat voor òns bestemd was (de verwerping), wij krijgen Gods liefde, die voor Hèm was.
Dezelfde betekenis hebben deze woorden in 2 Cor. 5:18-21. In vers 17 roept Paulus geestdriftig uit: "Zo is dan wie in Christus is een nieuwe schepping: het oude is voorbijgegaan, zie het nieuwe is gekomen!"
In Bijbels Optiek
In Christus Jezus wordt je een nieuwe schepping of anders gezegd: je bekleedt je met Christus.
De volkomen nieuwe situatie, waarin elk christen gesteld is, bestaat hierin, dat hij van een zondaar een rechtvaardige is geworden; van een vijand een kind Gods; van een volkomen ten dode gedoemde een voor het leven bestemde.
Dat alles is te danken aan God, die de rechtvaardige Jezus voor ons tot zonde maakte, opdat wij zouden worden gerechtigheid Gods in Hem (vs. 21). Hier is weer diezelfde ruil of overdracht: Jezus neemt van ons het zondaar-zijn-vóór-God over en wij krijgen van Hem de gerechtigheid, die Hij bij God had. Zijn tot-zonde-worden met al de gevolgen van die, was de prijs, die betaald moest worden om ons tot rechtvaardigen te maken. In deze overdracht of uitwisseling of ruil is de daad der verzoening geschied. Dit is niet buiten God om gegaan, maar door God gewild en gedaan. Niemand minder dan God heeft door het intermediair van zijn Zoon de volkomen nieuwe situatie geschapen, waarover de apostel jubelt.
Het heilsfeit der verzoening (eens en voorgoed geschied) wordt in de prediking tot de bediening of het woord der verzoening (vs. 18). Door de in Christus geschiede verzoening te verkondigen delen de apostelen als diakenen deze weldaad uit. Zij brengen het heilsfeit naar de wereld toe; zij laten zien wat er geschied is en hoe een volkomen nieuwe situatie ontstaan is. Zij bidden de mensen om dit te geloven; d.w.z. niet langer in de zonde, de dood en de vijandschap te blijven zitten, maar in de door God geschapen nieuwe situatie van de gerechtigheid, het leven en het kindschap binnen te gaan (vs. 20).
28.3.6. Verzoening als losprijs voor velen (lutron).
Lutron = losprijs. Komt alleen voor in Mar. 10:45 en Mat. 20:28. Het dienen van de Zoon des Mensen is gericht op en vindt zijn voleinding in het "geven van zijn leven tot een losprijs in de plaats van velen". Dit woord vindt zijn verklaring in het kofèr-begrip (> 2, 4). De veronderstelling van Jezus' woord is, dat de mensen op grond van hun misdaden tegenover God en naaste in de toestand van ter dood veroordeelden verkeren. De Zoon des Mensen nu is gekomen om zijn eigen leven te geven tot een lutron (= een losprijs) voor velen. Hij gaat in hun plaats sterven en zo worden zij uit de positie van ten dode gedoemden verlost.
De volkomen nieuwe situatie, waarin elk christen gesteld is, bestaat hierin, dat hij van een zondaar een rechtvaardige is geworden; van een vijand een kind Gods; van een volkomen ten dode gedoemde een voor het leven bestemde.
Dat alles is te danken aan God, die de rechtvaardige Jezus voor ons tot zonde maakte, opdat wij zouden worden gerechtigheid Gods in Hem (vs. 21). Hier is weer diezelfde ruil of overdracht: Jezus neemt van ons het zondaar-zijn-vóór-God over en wij krijgen van Hem de gerechtigheid, die Hij bij God had. Zijn tot-zonde-worden met al de gevolgen van die, was de prijs, die betaald moest worden om ons tot rechtvaardigen te maken. In deze overdracht of uitwisseling of ruil is de daad der verzoening geschied. Dit is niet buiten God om gegaan, maar door God gewild en gedaan. Niemand minder dan God heeft door het intermediair van zijn Zoon de volkomen nieuwe situatie geschapen, waarover de apostel jubelt.
Het heilsfeit der verzoening (eens en voorgoed geschied) wordt in de prediking tot de bediening of het woord der verzoening (vs. 18). Door de in Christus geschiede verzoening te verkondigen delen de apostelen als diakenen deze weldaad uit. Zij brengen het heilsfeit naar de wereld toe; zij laten zien wat er geschied is en hoe een volkomen nieuwe situatie ontstaan is. Zij bidden de mensen om dit te geloven; d.w.z. niet langer in de zonde, de dood en de vijandschap te blijven zitten, maar in de door God geschapen nieuwe situatie van de gerechtigheid, het leven en het kindschap binnen te gaan (vs. 20).
28.3.6. Verzoening als losprijs voor velen (lutron).
Lutron = losprijs. Komt alleen voor in Mar. 10:45 en Mat. 20:28. Het dienen van de Zoon des Mensen is gericht op en vindt zijn voleinding in het "geven van zijn leven tot een losprijs in de plaats van velen". Dit woord vindt zijn verklaring in het kofèr-begrip (> 2, 4). De veronderstelling van Jezus' woord is, dat de mensen op grond van hun misdaden tegenover God en naaste in de toestand van ter dood veroordeelden verkeren. De Zoon des Mensen nu is gekomen om zijn eigen leven te geven tot een lutron (= een losprijs) voor velen. Hij gaat in hun plaats sterven en zo worden zij uit de positie van ten dode gedoemden verlost.