In Bijbels Optiek
De leeftijd van het heelal (universum), de wereld en de schepping.
Hoe God precies tewerk gegaan is bij de schepping van de wereld, weet natuurlijk niemand, wel hoe oude Joodse commentaren Gods schepping geïnterpreteerd hebben. En dan kan het er in eerste instantie op lijken dat de wereld tegelijkertijd jong en oud kan zijn, maar daar vormt een het addertje onder het gras.
Eén van de meest opvallende tegenstellingen tussen de Thora ( de openbaring van God in de Bijbel) en de ‘officiële wetenschap’ is de leeftijd van het heelal. Is het miljarden jaren oud, overeenkomstig de zgn. wetenschappelijke gegevens, of is het enkele duizenden jaren oud, overeenkomstig de Bijbelse gegevens. Wanneer we de generaties van de Bijbel bij elkaar optellen, komen wij vandaag op 5766 jaar, terwijl de Hubbletelescoop of de telescopen in Hawaii aanduiden dat het universum 15 miljard jaar oud zou zijn (??).
Hoe God precies tewerk gegaan is bij de schepping van de wereld, weet natuurlijk niemand, wel hoe oude Joodse commentaren Gods schepping geïnterpreteerd hebben. En dan kan het er in eerste instantie op lijken dat de wereld tegelijkertijd jong en oud kan zijn, maar daar vormt een het addertje onder het gras.
Eén van de meest opvallende tegenstellingen tussen de Thora ( de openbaring van God in de Bijbel) en de ‘officiële wetenschap’ is de leeftijd van het heelal. Is het miljarden jaren oud, overeenkomstig de zgn. wetenschappelijke gegevens, of is het enkele duizenden jaren oud, overeenkomstig de Bijbelse gegevens. Wanneer we de generaties van de Bijbel bij elkaar optellen, komen wij vandaag op 5766 jaar, terwijl de Hubbletelescoop of de telescopen in Hawaii aanduiden dat het universum 15 miljard jaar oud zou zijn (??).
In Bijbels Optiek
De Hubble-ruimtetelescoop (Hubble Space Telescope, HST) bestaat uit een aantal precisie-instrumenten voor astronomische waarnemingen. Hij is genoemd naar de Amerikaanse astronoom Edwin Hubble, en draait sinds de lancering door de NASA op 24 april 1990 als een kunstmaan rond de aarde. Door het ontbreken van een atmosfeer in de ruimte is een ongekend scherpe afbeelding van verre astronomische objecten mogelijk. Eén van de bekendste foto's die door de Hubble genomen zijn is van de Adelaarsnevel (M16 = 7000 lichtjaren verwijderd???)). Deze foto is volgens veel astronomen de mooiste foto ooit genomen van een object in het heelal.
Eerst moet ons ‘iets’ duidelijk zijn: de wereld kan heel goed maar zo’n kleine 6.000 jaar oud zijn. Zou het mogelijk zijn dat God allerlei fossielen in de grond gestopt heeft en wat gegoocheld heeft met het licht dat ons van veraf gelegen melkwegstelsels bereikt, opdat de wereld er miljarden jaren ouder uit zou zien dan hij in werkelijkheid is? Er is absoluut ook geen manier om te bewijzen dat dit niet waar is. God is oneindig en zou de wereld op deze manier geschapen kunnen hebben, echter dat is heel onwaarschijnlijk. Er is echter ook een andere benadering die wel in overeenstemming is met de beschrijving van God en de natuur, en dat wordt door klassieke commentatoren weergegeven.
Kan de wereld zowel jong als oud tegelijk zijn? In het volgende zullen we dat voor het voetlicht proberen te halen..
Om dit schijnbare conflict op te lossen, is het interessant om te kijken naar de historische trend in deze kennis, want absolute bewijzen zijn nooit waterdicht te krijgen. Maar wat wel constateerbaar is, is dat de wetenschap het beeld veranderd heeft, in vergelijking met het onveranderde beeld van de Thora. We gaan dus ook niet uit van moderne Bijbelcommentaren, want die kennen reeds de moderne wetenschap en worden daar altijd door beïnvloed, en de neiging daarbij bestaat altijd om de Bijbel om te buigen, zodat hij bij de wetenschap ‘past’.
Dus de enige gegevens die we gaan gebruiken als Bijbelcommentaar, zijn de klassieke commentaren. Dat betekent de tekst van de Bijbel zelf (± 3300 jaar geleden), de vertaling van Onkelos in het Aramees ( Onkelos is de beroemde Joodse proseliet die bekend is om zijn verklarende vertaling van de Thora in het Aramees), en de Talmoed (omstreeks het eind van de zesde eeuw samengesteld) en de drie belangrijkste Thoracommentatoren. Er zijn vele, vele commentaren, maar boven aan de top van de berg staan er drie die door iedereen geaccepteerd zijn: Rasji (11e eeuw, Frankrijk), die de eenvoudige verklaring van de tekst geeft, Maimonides (Ram Bam, 12de eeuw, Egypte) die de filosofisch aspecten beschrijft en Nachmanides (13de eeuw, Spanje), één van de vroegste kabbalisten, niet aanbevelenswaardig, erg moeilijk.
Eerst moet ons ‘iets’ duidelijk zijn: de wereld kan heel goed maar zo’n kleine 6.000 jaar oud zijn. Zou het mogelijk zijn dat God allerlei fossielen in de grond gestopt heeft en wat gegoocheld heeft met het licht dat ons van veraf gelegen melkwegstelsels bereikt, opdat de wereld er miljarden jaren ouder uit zou zien dan hij in werkelijkheid is? Er is absoluut ook geen manier om te bewijzen dat dit niet waar is. God is oneindig en zou de wereld op deze manier geschapen kunnen hebben, echter dat is heel onwaarschijnlijk. Er is echter ook een andere benadering die wel in overeenstemming is met de beschrijving van God en de natuur, en dat wordt door klassieke commentatoren weergegeven.
Kan de wereld zowel jong als oud tegelijk zijn? In het volgende zullen we dat voor het voetlicht proberen te halen..
Om dit schijnbare conflict op te lossen, is het interessant om te kijken naar de historische trend in deze kennis, want absolute bewijzen zijn nooit waterdicht te krijgen. Maar wat wel constateerbaar is, is dat de wetenschap het beeld veranderd heeft, in vergelijking met het onveranderde beeld van de Thora. We gaan dus ook niet uit van moderne Bijbelcommentaren, want die kennen reeds de moderne wetenschap en worden daar altijd door beïnvloed, en de neiging daarbij bestaat altijd om de Bijbel om te buigen, zodat hij bij de wetenschap ‘past’.
Dus de enige gegevens die we gaan gebruiken als Bijbelcommentaar, zijn de klassieke commentaren. Dat betekent de tekst van de Bijbel zelf (± 3300 jaar geleden), de vertaling van Onkelos in het Aramees ( Onkelos is de beroemde Joodse proseliet die bekend is om zijn verklarende vertaling van de Thora in het Aramees), en de Talmoed (omstreeks het eind van de zesde eeuw samengesteld) en de drie belangrijkste Thoracommentatoren. Er zijn vele, vele commentaren, maar boven aan de top van de berg staan er drie die door iedereen geaccepteerd zijn: Rasji (11e eeuw, Frankrijk), die de eenvoudige verklaring van de tekst geeft, Maimonides (Ram Bam, 12de eeuw, Egypte) die de filosofisch aspecten beschrijft en Nachmanides (13de eeuw, Spanje), één van de vroegste kabbalisten, niet aanbevelenswaardig, erg moeilijk.
In Bijbels Optiek
Onkelos (ca. 35 - 120) is de beroemde Joodse proseliet die bekend is om zijn verklarende vertaling van de Thora in het Aramees. Hij was een neef van de Romeinse keizer Titus (?!)
Deze oude commentaren waren reeds lang geschreven voordat de Hubbletelescoop bestond. Dus er bestaat geen kans dat enige van de moderne wetenschappelijke theorieën die oude begrippen beïnvloed heeft.
Een heelal met een begin.
In 1959 werd een onderzoek ingesteld onder de leidende Amerikaanse en Europese wetenschappers. Eén van de vele vragen die gesteld werden, was: „Wat denkt u over de leeftijd van het heelal?” In 1959 was astronomie populair, maar kosmologie – de achterliggende fysica van het begrip van het heelal – was nog maar net in ontwikkeling. Het antwoord op die vraag - leeftijd van het heelal - werd niet zo lang geleden gepubliceerd in het blad ‘Scientific American’ – het meest wijd verspreid gelezen wetenschappelijk tijdschrift in de wereld. Tweederde van de wetenschappers gaven hetzelfde antwoord: „Begin? Er was geen begin. Aristoteles en Plato leerden ons al 2400 jaar geleden dat het heelal eeuwig is. Ja, wij weten wel dat de Bijbel schrijft: „In den beginne.” Dat is een mooi verhaal, maar wij wereldwijze geleerden weten wel beter. Er was geen begin.” Zo werd er geredeneerd. Dat was dus 1959.
In 1965 ontdekten Penzias en Wilson, een echo van signalen, die de telescopen opvingen (‘de echo van de Big Bang’??) in de zwarte sterrenhemel van de nacht en het wereldmodel van de wereldschepping veranderde van een heelal dat eeuwig was, in een heelal dat een begin had. Bij een echo hoorde immers een einde van de uitgezonden signalen die teruggekaatst werden. Na 3000 jaar discussiëren, was ‘de wetenschap’ (wat betreft begin van de schepping) tot overeenstemming gekomen met de Thora. Er was een begin, men kon er niet omheen!!! Maar wat is echter wetenschap in vergelijking met openbaring d.m.v. de Schrift?
Het is allemaal begonnen met Rosj Hasjana.
Hoe lang geleden begon dit „begin”? Was het, zoals de Bijbel beweert, ruim 5700 jaar geleden of zijn er 15 miljard jaar verlopen, zoals de wetenschappelijke gemeenschap elkaar ‘nagalmt’.
Het eerste ding dat wij moeten begrijpen is de oorsprong van de Bijbelse kalender. De Joodse jaartelling wordt gevonden door de generaties vanaf Adam bij elkaar op te tellen. Bovendien zijn er nog zes dagen vóór de schepping van Adam. Deze zes dagen zijn ook belangrijk. Waar ligt namelijk punt nul? Op Rosj Hasjana, het Joodse Nieuwejaar, wanneer op de sjofar geblazen wordt, zeggen de Joden: “Vandaag is de geboortedag van de wereld.”
Dit vers lijkt in te houden dat Rosj Hasjana de schepping van de wereld gedenkt. Maar dat is niet zo. Rosj Hasjana gedenkt de schepping van de nesjama, de ziel van het menselijke leven. We zijn onze ruim 5700 jaar begonnen te tellen vanaf de dag dat de ziel van Adam geschapen werd.
Deze oude commentaren waren reeds lang geschreven voordat de Hubbletelescoop bestond. Dus er bestaat geen kans dat enige van de moderne wetenschappelijke theorieën die oude begrippen beïnvloed heeft.
Een heelal met een begin.
In 1959 werd een onderzoek ingesteld onder de leidende Amerikaanse en Europese wetenschappers. Eén van de vele vragen die gesteld werden, was: „Wat denkt u over de leeftijd van het heelal?” In 1959 was astronomie populair, maar kosmologie – de achterliggende fysica van het begrip van het heelal – was nog maar net in ontwikkeling. Het antwoord op die vraag - leeftijd van het heelal - werd niet zo lang geleden gepubliceerd in het blad ‘Scientific American’ – het meest wijd verspreid gelezen wetenschappelijk tijdschrift in de wereld. Tweederde van de wetenschappers gaven hetzelfde antwoord: „Begin? Er was geen begin. Aristoteles en Plato leerden ons al 2400 jaar geleden dat het heelal eeuwig is. Ja, wij weten wel dat de Bijbel schrijft: „In den beginne.” Dat is een mooi verhaal, maar wij wereldwijze geleerden weten wel beter. Er was geen begin.” Zo werd er geredeneerd. Dat was dus 1959.
In 1965 ontdekten Penzias en Wilson, een echo van signalen, die de telescopen opvingen (‘de echo van de Big Bang’??) in de zwarte sterrenhemel van de nacht en het wereldmodel van de wereldschepping veranderde van een heelal dat eeuwig was, in een heelal dat een begin had. Bij een echo hoorde immers een einde van de uitgezonden signalen die teruggekaatst werden. Na 3000 jaar discussiëren, was ‘de wetenschap’ (wat betreft begin van de schepping) tot overeenstemming gekomen met de Thora. Er was een begin, men kon er niet omheen!!! Maar wat is echter wetenschap in vergelijking met openbaring d.m.v. de Schrift?
Het is allemaal begonnen met Rosj Hasjana.
Hoe lang geleden begon dit „begin”? Was het, zoals de Bijbel beweert, ruim 5700 jaar geleden of zijn er 15 miljard jaar verlopen, zoals de wetenschappelijke gemeenschap elkaar ‘nagalmt’.
Het eerste ding dat wij moeten begrijpen is de oorsprong van de Bijbelse kalender. De Joodse jaartelling wordt gevonden door de generaties vanaf Adam bij elkaar op te tellen. Bovendien zijn er nog zes dagen vóór de schepping van Adam. Deze zes dagen zijn ook belangrijk. Waar ligt namelijk punt nul? Op Rosj Hasjana, het Joodse Nieuwejaar, wanneer op de sjofar geblazen wordt, zeggen de Joden: “Vandaag is de geboortedag van de wereld.”
Dit vers lijkt in te houden dat Rosj Hasjana de schepping van de wereld gedenkt. Maar dat is niet zo. Rosj Hasjana gedenkt de schepping van de nesjama, de ziel van het menselijke leven. We zijn onze ruim 5700 jaar begonnen te tellen vanaf de dag dat de ziel van Adam geschapen werd.
In Bijbels Optiek
Rosj Hasjana valt op de eerste twee dagen van tisjrie, de eerste maand van de Joodse kalender. Op beide dagen van Rosj Hasjana (= hoofd van het jaar) wordt er in de synagoge honderd maal op de sjofar (de ramshoorn) geblazen. Als symbool voor een goed jaar worden zoete dingen gegeten.
Wij hebben een klok die begint te tikken bij Adam en de zes dagen daarvoor zijn daarvan afgescheiden. De Bijbel heeft het dus over ‘twee klokken’: die van vóór de schepping van de nesjama, en van die daarna..
Dat lijkt op een moderne rationele verklaring, maar de Talmoed-commentaren hebben 1500 jaar geleden deze informatie al naar voren gebracht. Met de Midrasj (m.n. de Wajjikra Rabba hfdst. 29:1, een aanvulling op de Talmoed), zijn alle Joodse geleerden het erover eens dat Rosj Hasjana de schepping van de ziel van Adam gedenkt, en dat de zes dagen van Genesis daar los van staan 1).
Echter waarom werden de zes dagen buiten de kalender gelaten? Omdat tijd in die zes dagen van Genesis anders is dan de tijd waarin wij leven. „Het was avond en het werd ochtend” is een wel heel ongewone manier van tijdbeschrijving. Andersom is voor ons begrijpelijker. Waarom?
Vanaf Adam wordt onze tijdstroom volledig in menselijke termen uitgedrukt: morgen en avond dus, Adam en Eva leefden 130 jaar voordat zij kinderen kregen, Seth leefde 105 jaar voordat hij kinderen kreeg, enz. Vanaf Adam is het tijdsbegrip volkomen ‘menselijk aanvaardbaar’. Maar daarvóór is het een abstract begrip: „avond en ochtend.” Het is alsof je neerkijkt op gebeurtenissen vanuit een gezichtspunt dat er niet nauw mee verbonden is.
Een diepere kijk op de tekst.
In een poging om het verloop van de tijd hier te begrijpen, moeten we ons wel realiseren dat deze hele zes dagen in de Bijbel in 31 zinnen worden beschreven. De zes dagen van Genesis, die de mensen zoveel hoofdpijn bezorgd hebben als zij de wetenschap in vergelijking met de Bijbel trachtten te begrijpen, zijn samengevat in 31 zinnen!
In de Hayden-bibliotheek (planetaire bibliotheek) bestaan er 50.000 boeken over dit onderwerp, die alleen handelen over het ontstaan van het heelal, namelijk boeken over kosmologie, chemie, thermodynamica, paleontologie, archeologie, de hoge-energie-fysica van de schepping. Op Harvard, in de Weidner bibliotheek staan waarschijnlijk nog eens 200.000 boeken over diezelfde onderwerpen. De Bijbel wijdt er maar 31 zinnen aan. Verwacht niet dat door deze zinnen eenvoudig te lezen, je nu ieder detail kent dat in de tekst zit opgesloten. Het ligt voor de hand dat wij dieper moeten graven om de informatie eruit te halen.
Wij hebben een klok die begint te tikken bij Adam en de zes dagen daarvoor zijn daarvan afgescheiden. De Bijbel heeft het dus over ‘twee klokken’: die van vóór de schepping van de nesjama, en van die daarna..
Dat lijkt op een moderne rationele verklaring, maar de Talmoed-commentaren hebben 1500 jaar geleden deze informatie al naar voren gebracht. Met de Midrasj (m.n. de Wajjikra Rabba hfdst. 29:1, een aanvulling op de Talmoed), zijn alle Joodse geleerden het erover eens dat Rosj Hasjana de schepping van de ziel van Adam gedenkt, en dat de zes dagen van Genesis daar los van staan 1).
Echter waarom werden de zes dagen buiten de kalender gelaten? Omdat tijd in die zes dagen van Genesis anders is dan de tijd waarin wij leven. „Het was avond en het werd ochtend” is een wel heel ongewone manier van tijdbeschrijving. Andersom is voor ons begrijpelijker. Waarom?
Vanaf Adam wordt onze tijdstroom volledig in menselijke termen uitgedrukt: morgen en avond dus, Adam en Eva leefden 130 jaar voordat zij kinderen kregen, Seth leefde 105 jaar voordat hij kinderen kreeg, enz. Vanaf Adam is het tijdsbegrip volkomen ‘menselijk aanvaardbaar’. Maar daarvóór is het een abstract begrip: „avond en ochtend.” Het is alsof je neerkijkt op gebeurtenissen vanuit een gezichtspunt dat er niet nauw mee verbonden is.
Een diepere kijk op de tekst.
In een poging om het verloop van de tijd hier te begrijpen, moeten we ons wel realiseren dat deze hele zes dagen in de Bijbel in 31 zinnen worden beschreven. De zes dagen van Genesis, die de mensen zoveel hoofdpijn bezorgd hebben als zij de wetenschap in vergelijking met de Bijbel trachtten te begrijpen, zijn samengevat in 31 zinnen!
In de Hayden-bibliotheek (planetaire bibliotheek) bestaan er 50.000 boeken over dit onderwerp, die alleen handelen over het ontstaan van het heelal, namelijk boeken over kosmologie, chemie, thermodynamica, paleontologie, archeologie, de hoge-energie-fysica van de schepping. Op Harvard, in de Weidner bibliotheek staan waarschijnlijk nog eens 200.000 boeken over diezelfde onderwerpen. De Bijbel wijdt er maar 31 zinnen aan. Verwacht niet dat door deze zinnen eenvoudig te lezen, je nu ieder detail kent dat in de tekst zit opgesloten. Het ligt voor de hand dat wij dieper moeten graven om de informatie eruit te halen.
In Bijbels Optiek
Hayden Planetarium in New York City.
Het idee om dieper te graven is geen zaak van alles kunnen begrijpen of verstaan.
De Talmoed (Chagiga, hfdst. 2) vertelt ons heel eenvoudig dat vanaf het openingsvers van de Bijbel, en door heel hoofdstuk twee heen (waar het over de schepping van het paradijs gaat), de hele tekst is weergegeven in de vorm van een gelijkenis of parabel, een gedicht. Verplaats jezelf eens in de gedachten van iemand die 1500 jaar geleden leefde, in de tijd van de Talmoed. Waarom zou de Talmoed denken dat het een gelijkenis of parabel is?
Denk niet dat ze 1500 jaar geleden dachten, dat God het allemaal niet in zes dagen kon maken? Dat vormde geen probleem voor hen? Wij hebben vandaag een probleem met onze kosmologie en alle wetenschappelijke gegevens. Maar 1500 jaar geleden…, wat was het probleem met zes dagen voor een oneindig machtige God? Er was geen probleem.
Dus toen de geleerden deze zes dagen buiten de kalender lieten en zeiden dat de hele tekst een gelijkenis was, was dat niet omdat zij een excuus zochten voor datgene wat zij in het museum gezien hadden. Er was geen museum, zoals de evolutietheorie dat opvat. Nee, het feit is, dat een nauwkeurige lezing van de tekst duidelijk maakt dat er informatie in die 31 zinnen verborgen is, die in verschillende lagen ligt opgevouwen onder het oppervlak van de aarde (na de zondvloed is deze kennis pas te voorschijn gekomen).
Het idee om dieper te zoeken naar de betekenis in de geschreven tekst van de Thora, verschilt niet van het ‘dieper kijken’ in de huidige wetenschap. Net zoals wij zoeken naar diepere betekenissen in de wetenschap, om de werking van de natuur te leren begrijpen, zo moeten wij ook dieper zoeken in de geschriften van de Thora, Pentateuch (of eerste vijf boeken van Mozes). Koning Salomo zinspeelde daar al op in Spreuken 25:11: „Een juist uitgesproken woord is als gouden appels op een zilveren schaal.” De zilveren schaal is de letterlijke tekst van de Thora, zoals men die oppervlakkig leest. De gouden appels zijn de geheimen die in de ‘zilveren schaal van de Thoratekst’ verborgen liggen. Duizenden jaren geleden was het reeds bekend dat er details in de tekst moesten zitten, die de eenvoudige betekenis ervan ver te boven gingen en gaan. En deze details willen we proberen te ontdekken, zonder verder in te gaan op de betekenis, de waarde en de volgorde van de Hebreeuwse letters op zich, die trouwens veel prijs geven. Voor dit laatste moet wel je interesse groeien, maar als je achter die betekenis komt, kun je er niet meer mee stoppen.
Het idee om dieper te graven is geen zaak van alles kunnen begrijpen of verstaan.
De Talmoed (Chagiga, hfdst. 2) vertelt ons heel eenvoudig dat vanaf het openingsvers van de Bijbel, en door heel hoofdstuk twee heen (waar het over de schepping van het paradijs gaat), de hele tekst is weergegeven in de vorm van een gelijkenis of parabel, een gedicht. Verplaats jezelf eens in de gedachten van iemand die 1500 jaar geleden leefde, in de tijd van de Talmoed. Waarom zou de Talmoed denken dat het een gelijkenis of parabel is?
Denk niet dat ze 1500 jaar geleden dachten, dat God het allemaal niet in zes dagen kon maken? Dat vormde geen probleem voor hen? Wij hebben vandaag een probleem met onze kosmologie en alle wetenschappelijke gegevens. Maar 1500 jaar geleden…, wat was het probleem met zes dagen voor een oneindig machtige God? Er was geen probleem.
Dus toen de geleerden deze zes dagen buiten de kalender lieten en zeiden dat de hele tekst een gelijkenis was, was dat niet omdat zij een excuus zochten voor datgene wat zij in het museum gezien hadden. Er was geen museum, zoals de evolutietheorie dat opvat. Nee, het feit is, dat een nauwkeurige lezing van de tekst duidelijk maakt dat er informatie in die 31 zinnen verborgen is, die in verschillende lagen ligt opgevouwen onder het oppervlak van de aarde (na de zondvloed is deze kennis pas te voorschijn gekomen).
Het idee om dieper te zoeken naar de betekenis in de geschreven tekst van de Thora, verschilt niet van het ‘dieper kijken’ in de huidige wetenschap. Net zoals wij zoeken naar diepere betekenissen in de wetenschap, om de werking van de natuur te leren begrijpen, zo moeten wij ook dieper zoeken in de geschriften van de Thora, Pentateuch (of eerste vijf boeken van Mozes). Koning Salomo zinspeelde daar al op in Spreuken 25:11: „Een juist uitgesproken woord is als gouden appels op een zilveren schaal.” De zilveren schaal is de letterlijke tekst van de Thora, zoals men die oppervlakkig leest. De gouden appels zijn de geheimen die in de ‘zilveren schaal van de Thoratekst’ verborgen liggen. Duizenden jaren geleden was het reeds bekend dat er details in de tekst moesten zitten, die de eenvoudige betekenis ervan ver te boven gingen en gaan. En deze details willen we proberen te ontdekken, zonder verder in te gaan op de betekenis, de waarde en de volgorde van de Hebreeuwse letters op zich, die trouwens veel prijs geven. Voor dit laatste moet wel je interesse groeien, maar als je achter die betekenis komt, kun je er niet meer mee stoppen.
In Bijbels Optiek
Het leven van koning Salomo was gevuld met praktische inzichten voor geestelijke groei. Mensen kwamen van heinen en ver om naar zijn wijsheid en inzichten te luisteren. Mensen die op zoek waren naar de zin van het leven of wat echt belangrijk was in het leven vonden begeleiding in de wijsheid (Spreuken) van de koning waar ook vandaag nog lessen uit te leren vallen
Natuurlijke historie en menselijke geschiedenis.
Er zijn reeds vroege Joodse bronnen die ons vertellen dat de Bijbelse kalender uit twee delen bestaat. Men haalt dat uit de slotrede, die Mozes tot het volk hield, en zegt dat wanneer men de ‘vingerafdruk van God op het heelal’ wil zien, men de tekst „gedenk dan de dagen der oudheid”, en “de jaren van de vele generaties” (Deut. 32:7) moet lezen.
Waarom verdeelt Mozes de ‘tijds’kalender in twee delen – ‘de dagen der oudheid en de jaren van de vele generaties?’ Omdat ‘gedenk de dagen der oudheid’ de zes dagen van de Schepping zijn. ‘De jaren van de vele generaties’ is de hele periode na Adam.”
Mozes zei: je kunt de ‘vingerafdruk van God’ op het heelal op twee manieren zien. Kijk naar het fenomeen van de zes scheppingsdagendagen en de ontwikkeling van het leven. Of wanneer dat geen indruk op je maakt, bestudeer dan alleen de maatschappij vanaf Adam – alles wat de menselijke geschiedenis heeft voortgebracht. Op beide manieren vindt je de ‘vingerafdrukken van God’. Zijn naam is immers Jahweh, dat betekent: Ik ben er, Ik ga met je mee, ook in de hele geschiedenis en in je persoonlijke leven.
Wat is een „dag”?
Laten we terugkeren naar de zes dagen van Genesis. In de allereerste plaats weten wij dat wanneer de Bijbelse kalender het over 5766 jaar heeft, dat wij daar dus zes dagen bij moeten optellen (zie boven). Een paar jaar geleden werden dinosaurusfossielen gevonden, die door middel van de radioactieve methode op 150 miljoen jaar oud werden geschat. Hoe kan er een dinosaurus geweest zijn 150 miljoen jaar geleden, wanneer mijn Bijbel zegt dat de wereld nog geen 6000 jaar oud is?” Wat een groter probleem is, dat de CO2 methode, die men gebruikt, totaal niet geschikt is voor het dateren van ‘materiaal’ met een ‘nefesj’, een ziel, deze CO2 koolstofmethode voor levenloze materie is niet overdraagbaar op leven met een ziel.
In Psalm 90:4 zegt koning David: „Duizend jaar zijn voor U, God, als een dag die voorbijgaat, een wacht in de nacht.” Misschien is ‘tijd’ anders vanuit het perspectief van koning David dan het is vanuit het perspectief van de Schepper.
Natuurlijke historie en menselijke geschiedenis.
Er zijn reeds vroege Joodse bronnen die ons vertellen dat de Bijbelse kalender uit twee delen bestaat. Men haalt dat uit de slotrede, die Mozes tot het volk hield, en zegt dat wanneer men de ‘vingerafdruk van God op het heelal’ wil zien, men de tekst „gedenk dan de dagen der oudheid”, en “de jaren van de vele generaties” (Deut. 32:7) moet lezen.
Waarom verdeelt Mozes de ‘tijds’kalender in twee delen – ‘de dagen der oudheid en de jaren van de vele generaties?’ Omdat ‘gedenk de dagen der oudheid’ de zes dagen van de Schepping zijn. ‘De jaren van de vele generaties’ is de hele periode na Adam.”
Mozes zei: je kunt de ‘vingerafdruk van God’ op het heelal op twee manieren zien. Kijk naar het fenomeen van de zes scheppingsdagendagen en de ontwikkeling van het leven. Of wanneer dat geen indruk op je maakt, bestudeer dan alleen de maatschappij vanaf Adam – alles wat de menselijke geschiedenis heeft voortgebracht. Op beide manieren vindt je de ‘vingerafdrukken van God’. Zijn naam is immers Jahweh, dat betekent: Ik ben er, Ik ga met je mee, ook in de hele geschiedenis en in je persoonlijke leven.
Wat is een „dag”?
Laten we terugkeren naar de zes dagen van Genesis. In de allereerste plaats weten wij dat wanneer de Bijbelse kalender het over 5766 jaar heeft, dat wij daar dus zes dagen bij moeten optellen (zie boven). Een paar jaar geleden werden dinosaurusfossielen gevonden, die door middel van de radioactieve methode op 150 miljoen jaar oud werden geschat. Hoe kan er een dinosaurus geweest zijn 150 miljoen jaar geleden, wanneer mijn Bijbel zegt dat de wereld nog geen 6000 jaar oud is?” Wat een groter probleem is, dat de CO2 methode, die men gebruikt, totaal niet geschikt is voor het dateren van ‘materiaal’ met een ‘nefesj’, een ziel, deze CO2 koolstofmethode voor levenloze materie is niet overdraagbaar op leven met een ziel.
In Psalm 90:4 zegt koning David: „Duizend jaar zijn voor U, God, als een dag die voorbijgaat, een wacht in de nacht.” Misschien is ‘tijd’ anders vanuit het perspectief van koning David dan het is vanuit het perspectief van de Schepper.
In Bijbels Optiek
Duizend jaar zijn voor U, God, als een dag die voorbijgaat, een wacht in de nacht.
Aanvullend dit: de woorden in de Bijbel hebben meestal een onderliggende of uitbreidende betekenis. Zo zegt de Talmoed van het bijv. het woord chosjech (= duisternis op de vloed), wanneer het de eenvoud (of detail) van de Thora probeert te begrijpen, het volgende: wanneer het woord chosjech verschijnt in Genesis 1:2, dan zegt de Talmoed daarvan dat het ‘zwart vuur’ betekent, ‘zwarte energie’, een soort energie die zo sterk is, dat je het zelfs niet kunt zien. Twee verzen later, in Genesis 1:4, verklaart de Talmoed dat het woord chosjech ‘duisternis’ betekent, d.w.z. de afwezigheid van licht. Het is een voorbeeld dus.
Ook andere woorden worden niet opgevat in hun algemene betekenis, bijv. majim dat ‘water’ betekent. In de originele verklaringen van de schepping kan dit woord majim ook ‘bouwblokken van het universum’ betekenen, waaruit de aarde dan ‘geschapen’ is. Dit gegeven moet je even vasthouden.
Een voorbeeld in Genesis 1:5, dat in dit verband ook heel belangrijk is, luidt: „en het was avond en het was morgen, dag één.” Hier wordt een dag voor de eerste keer gekwantificeerd als: avond en ochtend. De betekenis van avond en morgen betekent hier dan zonsondergang en zonsopkomst.
Maar het wijst tevens op een probleem dat hieraan vastzit. De tekst zegt: „Het was avond en ochtend één dag … avond en ochtend, een tweede dag… avond en ochtend een derde dag.” En dan op de vierde dag wordt de zon genoemd. Hier valt een voor de hand liggend probleem op. Hoe kunnen wij ons de begrippen van avond en morgen voorstellen in de eerste drie dagen, als de zon pas op de vierde dag genoemd wordt? Om dus meer over dat heelal m.b.t. deze vierde dag te begrijpen, moeten we verder graven 2).
In de tekst worden de Hebreeuwse woorden ‘wajehi erev’ gebruikt, maar dit betekent niet „het was avond”. De stam van het woord erev wordt gevormd door de Hebreeuwse letters ‘ayin, resj en beth’ en samen betekenen ze ‘chaos, mengeling, wanorde’ 3) en dat is de reden waarom de avond erev genoemd wordt. De letterlijke betekenis is dus: „er was wanorde”.
Het woord dat de Thora gebruikt voor ochtend, boker, is het absolute tegenovergestelde. Wanneer de zon opkomt, wordt de wereld bikoret, geordend, alles is nu te zien, te onderscheiden. Daarom hoefde de zon niet vóór de vierde dag genoemd te worden. Want van erev tot boker is een stroom van wanorde naar orde, van chaos tot kosmos. Dat is iets waar iedere wetenschapper het mee eens zal zijn dat het nooit zal gebeuren in een onbegeleid systeem. Orde ontstaat nooit spontaan uit wanorde, om dan ordelijk te blijven. Orde degradeert altijd tot chaos, tenzij de omgeving de orde erkent en het opsluit om het te bewaren. Er moet een geleid systeem zijn. Het getal vier wordt ook wel het getal van de aarde genoemd, toen werd onze planeet pas zichtbaar uit de chaos.
De vierde letter van het Hebreeuwse alfabet is daleth, of deur, die toegang verschaft vanuit het huis van de aarde, de beth, tot de hemel. Jezus noemde zichzelf ‘de Deur’, waardoor je tot de Vader kon komen. Hij verlost ons van deze aarde (van de zonde) en vormt de weg, de opening naar God.
Terug naar ons onderwerp: de Thora wil dat wij verbaasd zijn over deze stroom, die start van chaotisch plasma en eindigt met een harmonie van leven. Dagelijks gaat de wereld vooruit naar hogere niveaus van wetenschap of zo men wil, ontdekt men meer van de harmonie van Gods schepping. Orde uit wanorde. Dat is pure thermodynamica (thermodynamica is het onderdeel van de natuurkunde dat de interacties bestudeert tussen grote verzamelingen van deeltjes van de schepping). In de Bijbel wordt deze wetenschap weergegeven in terminologie van 3000 jaar geleden door letters, die een diepe betekenis in een harmonieuze samenhang hebben, of anders gezegd: zij vormen een woord. In het Hebreeuws hebben alle letters ook een getalswaarde, die op hun beurt weer corresponderen met hoeveelheden in de materie (scheikunde dus).
Aanvullend dit: de woorden in de Bijbel hebben meestal een onderliggende of uitbreidende betekenis. Zo zegt de Talmoed van het bijv. het woord chosjech (= duisternis op de vloed), wanneer het de eenvoud (of detail) van de Thora probeert te begrijpen, het volgende: wanneer het woord chosjech verschijnt in Genesis 1:2, dan zegt de Talmoed daarvan dat het ‘zwart vuur’ betekent, ‘zwarte energie’, een soort energie die zo sterk is, dat je het zelfs niet kunt zien. Twee verzen later, in Genesis 1:4, verklaart de Talmoed dat het woord chosjech ‘duisternis’ betekent, d.w.z. de afwezigheid van licht. Het is een voorbeeld dus.
Ook andere woorden worden niet opgevat in hun algemene betekenis, bijv. majim dat ‘water’ betekent. In de originele verklaringen van de schepping kan dit woord majim ook ‘bouwblokken van het universum’ betekenen, waaruit de aarde dan ‘geschapen’ is. Dit gegeven moet je even vasthouden.
Een voorbeeld in Genesis 1:5, dat in dit verband ook heel belangrijk is, luidt: „en het was avond en het was morgen, dag één.” Hier wordt een dag voor de eerste keer gekwantificeerd als: avond en ochtend. De betekenis van avond en morgen betekent hier dan zonsondergang en zonsopkomst.
Maar het wijst tevens op een probleem dat hieraan vastzit. De tekst zegt: „Het was avond en ochtend één dag … avond en ochtend, een tweede dag… avond en ochtend een derde dag.” En dan op de vierde dag wordt de zon genoemd. Hier valt een voor de hand liggend probleem op. Hoe kunnen wij ons de begrippen van avond en morgen voorstellen in de eerste drie dagen, als de zon pas op de vierde dag genoemd wordt? Om dus meer over dat heelal m.b.t. deze vierde dag te begrijpen, moeten we verder graven 2).
In de tekst worden de Hebreeuwse woorden ‘wajehi erev’ gebruikt, maar dit betekent niet „het was avond”. De stam van het woord erev wordt gevormd door de Hebreeuwse letters ‘ayin, resj en beth’ en samen betekenen ze ‘chaos, mengeling, wanorde’ 3) en dat is de reden waarom de avond erev genoemd wordt. De letterlijke betekenis is dus: „er was wanorde”.
Het woord dat de Thora gebruikt voor ochtend, boker, is het absolute tegenovergestelde. Wanneer de zon opkomt, wordt de wereld bikoret, geordend, alles is nu te zien, te onderscheiden. Daarom hoefde de zon niet vóór de vierde dag genoemd te worden. Want van erev tot boker is een stroom van wanorde naar orde, van chaos tot kosmos. Dat is iets waar iedere wetenschapper het mee eens zal zijn dat het nooit zal gebeuren in een onbegeleid systeem. Orde ontstaat nooit spontaan uit wanorde, om dan ordelijk te blijven. Orde degradeert altijd tot chaos, tenzij de omgeving de orde erkent en het opsluit om het te bewaren. Er moet een geleid systeem zijn. Het getal vier wordt ook wel het getal van de aarde genoemd, toen werd onze planeet pas zichtbaar uit de chaos.
De vierde letter van het Hebreeuwse alfabet is daleth, of deur, die toegang verschaft vanuit het huis van de aarde, de beth, tot de hemel. Jezus noemde zichzelf ‘de Deur’, waardoor je tot de Vader kon komen. Hij verlost ons van deze aarde (van de zonde) en vormt de weg, de opening naar God.
Terug naar ons onderwerp: de Thora wil dat wij verbaasd zijn over deze stroom, die start van chaotisch plasma en eindigt met een harmonie van leven. Dagelijks gaat de wereld vooruit naar hogere niveaus van wetenschap of zo men wil, ontdekt men meer van de harmonie van Gods schepping. Orde uit wanorde. Dat is pure thermodynamica (thermodynamica is het onderdeel van de natuurkunde dat de interacties bestudeert tussen grote verzamelingen van deeltjes van de schepping). In de Bijbel wordt deze wetenschap weergegeven in terminologie van 3000 jaar geleden door letters, die een diepe betekenis in een harmonieuze samenhang hebben, of anders gezegd: zij vormen een woord. In het Hebreeuws hebben alle letters ook een getalswaarde, die op hun beurt weer corresponderen met hoeveelheden in de materie (scheikunde dus).
In Bijbels Optiek
In de Bijbel wordt de schriftelijke neerslag van de schepping weergegeven in terminologie van 3000 jaar geleden door letters, die een diepe betekenis in een harmonieuze samenhang hebben. In de Hebreeuws taal hebben alle letters ook een getalswaarde, die op hun beurt weer corresponderen met hoeveelheden in de materie.
De schepping van de tijd.
Iedere scheppingsdag is genummerd. Maar er is discontinuïteit in de manier waarop de dagen zijn genummerd.
Gen.1:5 zegt: „Het was avond, het was ochtend, dag één.” Maar van de tweede dag wordt niet gezegd: „avond en ochtend, dag twee.” Maar er staat: „avond en ochtend, tweede dag.” (Hebr. grondtekst). En de Thora gaat op die manier verder: „avond en morgen, derde dag… vierde dag… vijfde dag… zesde dag.” (het Hebreeuws kent geen liewoorden). Alleen op de eerste dag gebruikt het vers een andere vorm: niet „eerste dag, maar „dag één” (yom echad). Ook veel Engelse vertalingen maken de fout om te schrijven: „een eerste dag.” Dat komt omdat redacties graag willen dat alles glad en eensluidend klinkt. Maar zij gooien de kosmische boodschap uit de tekst! Omdat er een kwalitatief verschil is tussen „één” en „eerste.” Eén is absoluut, eerste is relatief.
Op ‘dag één’ werd de tijd geschapen. Dat is een geweldig inzicht. Tijd werd geschapen. Je kan tijd niet grijpen. Je kunt het zelfs niet zien. Je kunt de ruimte zien, je kunt materie zien, je kunt energie voelen, je kunt lichtenergie zien. Daardoor kun je een schepping begrijpen. Maar de schepping van tijd? De Thora maakt dus onderscheid tussen de eerst dag en de volgende: ‘dag één’. En dit probeerde Einstein ons in de wetten van de relativiteitstheorie uit te leggen: dat er naast schepping van ruimte en materie, ook een schepping van tijd is.
De schepping van de tijd.
Iedere scheppingsdag is genummerd. Maar er is discontinuïteit in de manier waarop de dagen zijn genummerd.
Gen.1:5 zegt: „Het was avond, het was ochtend, dag één.” Maar van de tweede dag wordt niet gezegd: „avond en ochtend, dag twee.” Maar er staat: „avond en ochtend, tweede dag.” (Hebr. grondtekst). En de Thora gaat op die manier verder: „avond en morgen, derde dag… vierde dag… vijfde dag… zesde dag.” (het Hebreeuws kent geen liewoorden). Alleen op de eerste dag gebruikt het vers een andere vorm: niet „eerste dag, maar „dag één” (yom echad). Ook veel Engelse vertalingen maken de fout om te schrijven: „een eerste dag.” Dat komt omdat redacties graag willen dat alles glad en eensluidend klinkt. Maar zij gooien de kosmische boodschap uit de tekst! Omdat er een kwalitatief verschil is tussen „één” en „eerste.” Eén is absoluut, eerste is relatief.
Op ‘dag één’ werd de tijd geschapen. Dat is een geweldig inzicht. Tijd werd geschapen. Je kan tijd niet grijpen. Je kunt het zelfs niet zien. Je kunt de ruimte zien, je kunt materie zien, je kunt energie voelen, je kunt lichtenergie zien. Daardoor kun je een schepping begrijpen. Maar de schepping van tijd? De Thora maakt dus onderscheid tussen de eerst dag en de volgende: ‘dag één’. En dit probeerde Einstein ons in de wetten van de relativiteitstheorie uit te leggen: dat er naast schepping van ruimte en materie, ook een schepping van tijd is.
In Bijbels Optiek
Einstein heeft ons in de wetten van de relativiteitstheorie uitgelegd.
Wat beweert de relativiteits theorie van Einstein dan?
Wanneer hij terugkijkt in de tijd, ziet een wetenschapper het universum als 15 miljard jaar oud. Maar wat is het standpunt van de Bijbel over tijd? De Bijbel ziet tijd anders. En dat maakt een groot verschil. Albert Einstein leerde ons dat de ‘big bang kosmologie’ niet alleen ruimte en materie deed ontstaat, maar dat ook tijd een deel is van dit ongrijpbare begrip is. Tijd is een dimensie. Tijd is onderhevig aan de manier van waaruit men tijd ziet. Een minuut op de maan is sneller voorbij dan een minuut op aarde. Een minuut op de zon gaat langzamer. Tijd op de zon wordt in feite zodanig uitgestrekt, dat als je een klok op de zon zou kunnen zetten, hij langzamer zou tikken. Het verschil is maar klein, maar het is meetbaar en het is met apparatuur gemeten.
Wanneer je sinaasappels zou kunnen laten rijpen op de zon, zou dat meer tijd kosten. Waarom? Omdat de tijd daar langzamer gaat. Zou je het voelen dat de tijd langzamer gaat? Nee, want onze biologie is een deel van ‘ons systeem’. Wanneer je op de zon zou leven, zou je hartslag langzamer zijn. Overal waar je je bevindt zal je eigen biologisch systeem ‘evenwijdig’ lopen met de lokale tijd, en een minuut of een uur waar je ook bent is exact een minuut of een uur.
Wanneer je van het ene systeem naar het andere zou kunnen kijken, zou je tijd heel verschillend zien. Omdat het afhankelijk is van factoren zoals zwaartekracht en snelheid, zul je tijd op een andere manier ervaren. Het verloop van tijd varieert dus van de ene locatie tot de andere. Vandaar de uitdrukking: de wet van de relativiteit. Zo spreekt de Jood Einstein.
Hier is een voorbeeld: Hoe kunnen er dinosaurussen bestaan hebben? Hoe kun je wetenschappelijk miljarden jaren hebben – en tegelijkertijd duizenden Bijbelse jaren? Je moet je een planeet voorstellen waar de tijd zo is uitgestrekt, dat terwijl wij twee jaar op aarde leven, er op die planeet slechts drie minuten voorbij zijn gegaan. Zulke plekken bestaan echt, ze zijn waargenomen. Het zou erg moeilijk zijn om daar te leven, onder de daar geldende omstandigheden en je kunt er ook helemaal niet komen, maar in mentale experimenten kan je dat doen. Twee jaar gaan op aarde voorbij en drie minuten gaan er op die planeet voorbij. Zijn er twee jaar of drie minuten voorbij? Het antwoord zou zijn: beide. Het is allebei gebeurd in dezelfde tijd. Dat is de nalatenschap van Einstein. Er zijn letterlijk miljarden plaatsen in het heelal, waar, als je er een klok zou kunnen neerzetten, hij zo langzaam zou tikken, dat, vanuit ons perspectief gezien (wanneer wij dat zolang zouden kunnen volhouden) 15 miljard jaar voorbij zouden zijn gegaan… maar de klok op die ver weg gelegen planeet heeft dan slechts zes dagen voorbij getikt. Dat legde Einstein ons uit??
Wat beweert de relativiteits theorie van Einstein dan?
Wanneer hij terugkijkt in de tijd, ziet een wetenschapper het universum als 15 miljard jaar oud. Maar wat is het standpunt van de Bijbel over tijd? De Bijbel ziet tijd anders. En dat maakt een groot verschil. Albert Einstein leerde ons dat de ‘big bang kosmologie’ niet alleen ruimte en materie deed ontstaat, maar dat ook tijd een deel is van dit ongrijpbare begrip is. Tijd is een dimensie. Tijd is onderhevig aan de manier van waaruit men tijd ziet. Een minuut op de maan is sneller voorbij dan een minuut op aarde. Een minuut op de zon gaat langzamer. Tijd op de zon wordt in feite zodanig uitgestrekt, dat als je een klok op de zon zou kunnen zetten, hij langzamer zou tikken. Het verschil is maar klein, maar het is meetbaar en het is met apparatuur gemeten.
Wanneer je sinaasappels zou kunnen laten rijpen op de zon, zou dat meer tijd kosten. Waarom? Omdat de tijd daar langzamer gaat. Zou je het voelen dat de tijd langzamer gaat? Nee, want onze biologie is een deel van ‘ons systeem’. Wanneer je op de zon zou leven, zou je hartslag langzamer zijn. Overal waar je je bevindt zal je eigen biologisch systeem ‘evenwijdig’ lopen met de lokale tijd, en een minuut of een uur waar je ook bent is exact een minuut of een uur.
Wanneer je van het ene systeem naar het andere zou kunnen kijken, zou je tijd heel verschillend zien. Omdat het afhankelijk is van factoren zoals zwaartekracht en snelheid, zul je tijd op een andere manier ervaren. Het verloop van tijd varieert dus van de ene locatie tot de andere. Vandaar de uitdrukking: de wet van de relativiteit. Zo spreekt de Jood Einstein.
Hier is een voorbeeld: Hoe kunnen er dinosaurussen bestaan hebben? Hoe kun je wetenschappelijk miljarden jaren hebben – en tegelijkertijd duizenden Bijbelse jaren? Je moet je een planeet voorstellen waar de tijd zo is uitgestrekt, dat terwijl wij twee jaar op aarde leven, er op die planeet slechts drie minuten voorbij zijn gegaan. Zulke plekken bestaan echt, ze zijn waargenomen. Het zou erg moeilijk zijn om daar te leven, onder de daar geldende omstandigheden en je kunt er ook helemaal niet komen, maar in mentale experimenten kan je dat doen. Twee jaar gaan op aarde voorbij en drie minuten gaan er op die planeet voorbij. Zijn er twee jaar of drie minuten voorbij? Het antwoord zou zijn: beide. Het is allebei gebeurd in dezelfde tijd. Dat is de nalatenschap van Einstein. Er zijn letterlijk miljarden plaatsen in het heelal, waar, als je er een klok zou kunnen neerzetten, hij zo langzaam zou tikken, dat, vanuit ons perspectief gezien (wanneer wij dat zolang zouden kunnen volhouden) 15 miljard jaar voorbij zouden zijn gegaan… maar de klok op die ver weg gelegen planeet heeft dan slechts zes dagen voorbij getikt. Dat legde Einstein ons uit??
In Bijbels Optiek
De beroemde vergelijking van Einstein: e=mc2, vertelt ons dat energie kan veranderen in materie.
Reizen door de tijd en de 'Big Bang'.
Maar hoe helpt dit de Bijbel te verklaren? Ten slotte zeggen zowel de Talmoed als Rasji dat de zes dagen van Genesis toch zes gewone dagen van 24 uur waren. Niet langer dan onze werkweek!
De klassieke Joodse bronnen zeggen dat wij van ‘vóór het begin’ eigenlijk niet veel weten wat er was. We kunnen niet vertellen wat er vooraf ging aan het heelal. De Midrasj stelt die vraag: Waarom begint de Bijbel met de letter beth? Omdat de letter beth (die lijkt op een omgekeerde letter C כ) in alle richtingen gesloten is en alleen open is in voorwaartse richting (Hebreeuws leest men van rechts naar links). Dat betekent dat wij niet kunnen weten wat ervoor gebeurde, alleen wat er erna was. De eerste letter beth betekent ‘huis van de wereld’.
Hoewel de dagen ieder 24 uur duren, bevatten zij „kol jamot ha’olam” alle tijden en alle geheimen van de wereld, zegt de Talmoed.
De Talmoed gaat verder: voordat het heelal er was, was de hele schepping als een minuscuul vlekje, iets heel kleins zoals een mosterdzaadje. Dat was de enige fysieke schepping. Er was geen andere fysieke schepping; alle andere scheppingen waren spiritueel. De nefesj (de ziel van het dierenleven) en de nesjama (de ziel van het menselijk leven) zijn spirituele scheppingen.
Reizen door de tijd en de 'Big Bang'.
Maar hoe helpt dit de Bijbel te verklaren? Ten slotte zeggen zowel de Talmoed als Rasji dat de zes dagen van Genesis toch zes gewone dagen van 24 uur waren. Niet langer dan onze werkweek!
De klassieke Joodse bronnen zeggen dat wij van ‘vóór het begin’ eigenlijk niet veel weten wat er was. We kunnen niet vertellen wat er vooraf ging aan het heelal. De Midrasj stelt die vraag: Waarom begint de Bijbel met de letter beth? Omdat de letter beth (die lijkt op een omgekeerde letter C כ) in alle richtingen gesloten is en alleen open is in voorwaartse richting (Hebreeuws leest men van rechts naar links). Dat betekent dat wij niet kunnen weten wat ervoor gebeurde, alleen wat er erna was. De eerste letter beth betekent ‘huis van de wereld’.
Hoewel de dagen ieder 24 uur duren, bevatten zij „kol jamot ha’olam” alle tijden en alle geheimen van de wereld, zegt de Talmoed.
De Talmoed gaat verder: voordat het heelal er was, was de hele schepping als een minuscuul vlekje, iets heel kleins zoals een mosterdzaadje. Dat was de enige fysieke schepping. Er was geen andere fysieke schepping; alle andere scheppingen waren spiritueel. De nefesj (de ziel van het dierenleven) en de nesjama (de ziel van het menselijk leven) zijn spirituele scheppingen.
In Bijbels Optiek
De nefesj (de ziel van het dierenleven) en de nesjama (de ziel van het menselijk leven) zijn spirituele scheppingen.
Er is slechts één fysieke schepping en die schepping was een kleine vlek. Die vlek was alles wat er was. De ‘rest was God’. In die vlek zat al het ruwe materiaal dat gebruikt zou worden om al het andere te maken. De substantie was als „dak me’od, ein bo mamasj” – vertaald: heel dun, zonder enige substantie. En wanneer dit vlekje zich uitspreidde, veranderde deze substantie – zo dun, dat het geen kern had – in materie zoals wij die kennen.
Vanaf het moment dat materie uit deze substantieloze substantie gevormd werd, krijgt de tijd houvast. Er staat niet: de tijd „begint.” Tijd was reeds bij het begin geschapen. Maar tijd „krijgt houvast.” Wanneer materie condenseert, stolt, samensmelt, uit deze substantie die zo dun is dat het geen kern heeft – dat is het moment dat de Bijbelse klok van de zes dagen begint.
De wetenschap heeft aangetoond dat er maar één „substantieloze substantie” is die in materie kan veranderen. En dat is energie. De beroemde vergelijking van Einstein: e=mc2, vertelt ons dat energie kan veranderen in materie. En zodra het verandert in materie, krijgt tijd houvast.
Ik weet niet of de Talmoedschrijvers de wetten van de relativiteit kenden. Maar vandaag kennen wij ze. Wij weten dat energie – lichtbundels, radiogolven, gammastralen, röntgenstralen – allemaal voortsnellen met de snelheid van het licht, 300 miljoen meter per seconde. Bij de snelheid van het licht gaat de tijd niet voorbij. Het heelal werd ouder, maar tijd krijgt alleen houvast wanneer er materie is. Dit moment van tijd voordat de klok van de Bijbel begint, duurde ongeveer 1/100.000ste deel van een seconde. Een minuscule tijd. Maar in die tijd dijde het heelal uit van een minuscuul vlekje tot ongeveer de afmeting van het zonnestelsel. Vanaf dat moment hebben wij materie en vloeit de tijd voorwaarts. Hier begint de Bijbelse klok. Als de wetenschap dit ontdekt heeft, kun je alleen maar meer ontzag voor Gods grote macht en kunde krijgen en klein worden. WIE IS HIJ??
Er is slechts één fysieke schepping en die schepping was een kleine vlek. Die vlek was alles wat er was. De ‘rest was God’. In die vlek zat al het ruwe materiaal dat gebruikt zou worden om al het andere te maken. De substantie was als „dak me’od, ein bo mamasj” – vertaald: heel dun, zonder enige substantie. En wanneer dit vlekje zich uitspreidde, veranderde deze substantie – zo dun, dat het geen kern had – in materie zoals wij die kennen.
Vanaf het moment dat materie uit deze substantieloze substantie gevormd werd, krijgt de tijd houvast. Er staat niet: de tijd „begint.” Tijd was reeds bij het begin geschapen. Maar tijd „krijgt houvast.” Wanneer materie condenseert, stolt, samensmelt, uit deze substantie die zo dun is dat het geen kern heeft – dat is het moment dat de Bijbelse klok van de zes dagen begint.
De wetenschap heeft aangetoond dat er maar één „substantieloze substantie” is die in materie kan veranderen. En dat is energie. De beroemde vergelijking van Einstein: e=mc2, vertelt ons dat energie kan veranderen in materie. En zodra het verandert in materie, krijgt tijd houvast.
Ik weet niet of de Talmoedschrijvers de wetten van de relativiteit kenden. Maar vandaag kennen wij ze. Wij weten dat energie – lichtbundels, radiogolven, gammastralen, röntgenstralen – allemaal voortsnellen met de snelheid van het licht, 300 miljoen meter per seconde. Bij de snelheid van het licht gaat de tijd niet voorbij. Het heelal werd ouder, maar tijd krijgt alleen houvast wanneer er materie is. Dit moment van tijd voordat de klok van de Bijbel begint, duurde ongeveer 1/100.000ste deel van een seconde. Een minuscule tijd. Maar in die tijd dijde het heelal uit van een minuscuul vlekje tot ongeveer de afmeting van het zonnestelsel. Vanaf dat moment hebben wij materie en vloeit de tijd voorwaarts. Hier begint de Bijbelse klok. Als de wetenschap dit ontdekt heeft, kun je alleen maar meer ontzag voor Gods grote macht en kunde krijgen en klein worden. WIE IS HIJ??
In Bijbels Optiek
Het moment dat de tijd geschapen werd, duurde ongeveer 1 honderdmiljoenste deel van een seconde.
Het feit dat de Bijbel ons vertelt dat er „avond en ochtend, dag één” was (en niet „een eerste dag”), dan komt doordat wij in aardse tijd denken en leven, namelijk in aardse seconden, minuten, uren, dagen maanden, jaren, omdat de aarde sindsdien draait. Dat is ons tijdsdenken, bezien vanuit Bijbelsperspectief (!). Einstein heeft bewezen dat tijd varieert van plaats tot plaats in het heelal en dat tijd varieert van perspectief tot perspectief in het universum anders gezegd of van plaats tot plaats.
De Bijbel zegt: „Het was avond en morgen, dag één”.
Wanneer de Thora de tijd vanaf de dagen van Mozes en de berg Sinaï zou zien – lang na Adam – dan zou er niet „dag één” gestaan hebben. Want ten tijde van Sinaï waren er reeds honderdduizenden dagen voorbij. Er was een heleboel tijd waarmee dag één te vergelijken was. De Thora zou dan gezegd hebben: „een eerste dag.” Op de tweede dag van Genesis zegt de Bijbel: „een tweede dag,” want er was al een eerste dag, waarmee het te vergelijken was. Je kon op de tweede dag vragen: „Wat gebeurde er op de eerste dag?” Op dag één kon je niet vragen: „Wat gebeurde er op de eerste dag,” want „eerst” impliceert een vergelijking – een bestaande serie. En er was geen bestaande serie. Dag één was alles wat er was. Daarom begint het Joodse alfabet met de Alef, dat is God zelf, maar lees verder.
Zelfs als de Thora de tijd vanaf Adam zou benoemen, dan nog zou de tekst moeten luiden „een eerste dag,” want er waren zes dagen, zegt de Thora en de Thora zegt „dag één” omdat de Thora vooruitkijkt vanaf het begin. En de Thora zegt: hoe oud is het heelal? Zes dagen. Wij nemen de tijd alleen maar op tot Adam. Zes dagen.
Wij kijken terug in de tijd en zien dat het heelal 15 miljard jaar oud is. Maar iedere wetenschapper weet, dat als wij zeggen dat het heelal 15 miljard jaar oud is, er een andere helft van de zin is, die wij nooit zeggen. Die andere helft van de zin is: Het heelal is 15 miljard jaar oud, gezien vanuit de tijdruimtecoördinaten die wij hier op aarde hebben. Dat is Einsteins gezichtpunt van relativiteit. Maar hoe zouden deze miljarden jaren ervaren worden vanaf het begin, en dan vooruit gekeken naar onze tijd vanuit Bijbels perspectief? De sleutel is dat de Thora voorwaarts kijkt in de tijd van sterk verschillende tijdruimte coördinaten, toen het heelal nog maar klein was. Maar sedert dien is het heelal uitgedijd. De ruimte dijt uit en dit uitdijen van ruimte verandert het begrip tijd volkomen.
Het feit dat de Bijbel ons vertelt dat er „avond en ochtend, dag één” was (en niet „een eerste dag”), dan komt doordat wij in aardse tijd denken en leven, namelijk in aardse seconden, minuten, uren, dagen maanden, jaren, omdat de aarde sindsdien draait. Dat is ons tijdsdenken, bezien vanuit Bijbelsperspectief (!). Einstein heeft bewezen dat tijd varieert van plaats tot plaats in het heelal en dat tijd varieert van perspectief tot perspectief in het universum anders gezegd of van plaats tot plaats.
De Bijbel zegt: „Het was avond en morgen, dag één”.
Wanneer de Thora de tijd vanaf de dagen van Mozes en de berg Sinaï zou zien – lang na Adam – dan zou er niet „dag één” gestaan hebben. Want ten tijde van Sinaï waren er reeds honderdduizenden dagen voorbij. Er was een heleboel tijd waarmee dag één te vergelijken was. De Thora zou dan gezegd hebben: „een eerste dag.” Op de tweede dag van Genesis zegt de Bijbel: „een tweede dag,” want er was al een eerste dag, waarmee het te vergelijken was. Je kon op de tweede dag vragen: „Wat gebeurde er op de eerste dag?” Op dag één kon je niet vragen: „Wat gebeurde er op de eerste dag,” want „eerst” impliceert een vergelijking – een bestaande serie. En er was geen bestaande serie. Dag één was alles wat er was. Daarom begint het Joodse alfabet met de Alef, dat is God zelf, maar lees verder.
Zelfs als de Thora de tijd vanaf Adam zou benoemen, dan nog zou de tekst moeten luiden „een eerste dag,” want er waren zes dagen, zegt de Thora en de Thora zegt „dag één” omdat de Thora vooruitkijkt vanaf het begin. En de Thora zegt: hoe oud is het heelal? Zes dagen. Wij nemen de tijd alleen maar op tot Adam. Zes dagen.
Wij kijken terug in de tijd en zien dat het heelal 15 miljard jaar oud is. Maar iedere wetenschapper weet, dat als wij zeggen dat het heelal 15 miljard jaar oud is, er een andere helft van de zin is, die wij nooit zeggen. Die andere helft van de zin is: Het heelal is 15 miljard jaar oud, gezien vanuit de tijdruimtecoördinaten die wij hier op aarde hebben. Dat is Einsteins gezichtpunt van relativiteit. Maar hoe zouden deze miljarden jaren ervaren worden vanaf het begin, en dan vooruit gekeken naar onze tijd vanuit Bijbels perspectief? De sleutel is dat de Thora voorwaarts kijkt in de tijd van sterk verschillende tijdruimte coördinaten, toen het heelal nog maar klein was. Maar sedert dien is het heelal uitgedijd. De ruimte dijt uit en dit uitdijen van ruimte verandert het begrip tijd volkomen.
In Bijbels Optiek
Ook de combinatie tijd en ruimte, liever gezegd ruimte-tijd, is vreemder en complexer dan we aanvankelijk dachten. Ruimtetijd of tijdruimte is een begrip uit de theoretische natuurkunde dat de vier dimensies van ons universum geïntegreerd in één model beschrijft namelijk: 3 dimensies in ruimte (lengte, breedte, hoogte) + 1 dimensie in tijd (duur). Dit komt overeen met de 'relativiteitstheorie', die ook stelt dat ruimte en tijd niet los van elkaar staan, maar onlosmakelijk met elkaar verweven zijn.
Probeer je voor te stellen dat je miljarden jaren teruggaat in de tijd, naar het begin van de tijd. Stel je nu voor dat er toen, aan het begin van de tijd, toen de tijd houvast kreeg, er een intelligente gemeenschap was (het is volkomen fictief). Stel je voor dat die intelligente gemeenschap een laser had en een lichtstoot ging afvuren en iedere seconde zo’n stoot zo’n herhaalde. Iedere seconde een stoot. Daarna een stoot, en weer een stoot. De laser stoot licht uit en tien miljard jaar later zitten wij op aarde met een grote satellietschotel en we ontvangen die lichtstoten. En op die lichtstoot staat ingeprent (schrijven op licht wordt ‘fiber optica’ genoemd – het zenden van informatie met behulp van licht): „Ik zend jullie iedere seconde een lichtstoot.” En dan gaat een seconde voorbij en de volgende lichtstoot wordt verzonden.
Licht plant zich voort met een snelheid van 300.000 km per seconde, dat is 300 miljoen meter. Dus aan het begin van hun reis zijn de twee lichtstoten 300 miljoen meter van elkaar verwijderd. En dan reizen zij miljarden jaren door het heelal, om na miljarden jaren de aarde te bereiken. Maar wacht even, is het heelal statisch? Nee. Het heelal dijt uit. Dat is de kosmologie van het heelal. En dat betekent niet dat het uitdijt in een lege ruimte buiten het heelal. Er is alleen maar heelal. Er bestaat helemaal geen ruimte buiten het heelal. Het heelal dijt uit doordat zijn eigen ruimte uitdijt. Dus als de stoten door die miljarden jaren reizen, dijt het heelal steeds verder uit. Als de ruimte uitdijt, wat gebeurt er dan met die lichtstoten? De ruimte daartussen wordt ook steeds uitgerekter. Dus de lichtstoten raken in werkelijkheid steeds verder van elkaar af.
Probeer je voor te stellen dat je miljarden jaren teruggaat in de tijd, naar het begin van de tijd. Stel je nu voor dat er toen, aan het begin van de tijd, toen de tijd houvast kreeg, er een intelligente gemeenschap was (het is volkomen fictief). Stel je voor dat die intelligente gemeenschap een laser had en een lichtstoot ging afvuren en iedere seconde zo’n stoot zo’n herhaalde. Iedere seconde een stoot. Daarna een stoot, en weer een stoot. De laser stoot licht uit en tien miljard jaar later zitten wij op aarde met een grote satellietschotel en we ontvangen die lichtstoten. En op die lichtstoot staat ingeprent (schrijven op licht wordt ‘fiber optica’ genoemd – het zenden van informatie met behulp van licht): „Ik zend jullie iedere seconde een lichtstoot.” En dan gaat een seconde voorbij en de volgende lichtstoot wordt verzonden.
Licht plant zich voort met een snelheid van 300.000 km per seconde, dat is 300 miljoen meter. Dus aan het begin van hun reis zijn de twee lichtstoten 300 miljoen meter van elkaar verwijderd. En dan reizen zij miljarden jaren door het heelal, om na miljarden jaren de aarde te bereiken. Maar wacht even, is het heelal statisch? Nee. Het heelal dijt uit. Dat is de kosmologie van het heelal. En dat betekent niet dat het uitdijt in een lege ruimte buiten het heelal. Er is alleen maar heelal. Er bestaat helemaal geen ruimte buiten het heelal. Het heelal dijt uit doordat zijn eigen ruimte uitdijt. Dus als de stoten door die miljarden jaren reizen, dijt het heelal steeds verder uit. Als de ruimte uitdijt, wat gebeurt er dan met die lichtstoten? De ruimte daartussen wordt ook steeds uitgerekter. Dus de lichtstoten raken in werkelijkheid steeds verder van elkaar af.
In Bijbels Optiek
Een lichtjaar is de afstand die het licht in 1 jaar tijd aflegt. En het licht gaat met 300.000 km per seconde. Dus een lichtjaar is ongeveer 300.000 × 60 × 60 × 24 × 365 = 9.460.800.000.000 km.
15 miljard of zes dagen?
Vandaag kijken wij terug in de tijd. We zien 15 miljard jaar. Vooruitkijkend, vanwaar het heelal erg klein lijkt – miljarden maal kleiner – zegt de Thora zes dagen. Zij kunnen allebei juist zijn.
In de laatste paar jaar van de kosmologie zijn de data van het heelal gekwalificeerd, dat is gedaan om het verband te kennen van het „begrip tijd” vanaf het begin, in verhouding tot het „begrip tijd” vandaag. Het is geen science fiction meer. Elk van de zo’n dozijn tekstboeken over fysica brengen hetzelfde getal. De verhouding tussen de tijd omstreeks het begin, toen stabiele materie gevormd werd uit licht (energie, de electromagnetische straling) van de schepping en de tijd vandaag is een miljoen maal een miljoen, dat is een veelvoud van een triljoen. Dat is een 1 met 12 nullen. Dat is een verhouding zonder eenheid. Dus als iemand aan het begin, die vooruitkijkt, zegt: „Ik zend je iedere seconde een lichtstoot,” dan zien wij het iedere triljoenste seconde. Want dat is het uitrekkingseffect van de uitdijing van het heelal. In de astronomie heet dit „roodverschuiving”. Roodverschuiving 4) in astronomische data gerekend is standaard. Op de tijd heeft dat geen invloed.
De Thora spreekt niet over iedere seconde. De Thora heeft het over zes dagen. Wanneer de Thora zegt: wij zenden gedurende zes dagen informatie, zouden wij die informatie dan gedurende zes dagen ontvangen? Nee, wij zouden die informatie als zes miljoen x 3 miljoen dagen ontvangen, omdat het perspectief van de Thora vanaf het begin is en vooruit kijkt.
Zes miljoen miljoen dagen is een zeer interessant getal. Wat zou dat zijn? Gedeeld door 365 komt dat op 16 miljard jaar uit. De geschatte leeftijd van het heelal. Niet slecht voorgesteld voor 3300 jaar geleden.
De manier waarop deze getallen met elkaar kloppen is buitengewoon. Dit is geen theologie. Deze getallen zijn niet uit de hoed getoverd. Daarom deze verklaring heel langzaam opgebouwd stap voor stap.
Nu kunnen we een stap verder gaan. Laten wij eens kijken naar de ontwikkeling van tijd, dag voor dag, gebaseerd op de zogeheten expansiefactor. Iedere keer dat het heelal verdubbeld, wordt de perceptie (zoals we het waarnemen) van tijd gehalveerd. Toen het heelal klein was, verdubbelde het zeer snel. Maar naar mate het heelal groter wordt, wordt de verdubbelingtijd langer. De mate van expansie wordt genoemd in „The Principles of Physical Cosmology,” een tekstboek dat over de hele wereld gebruikt wordt.
15 miljard of zes dagen?
Vandaag kijken wij terug in de tijd. We zien 15 miljard jaar. Vooruitkijkend, vanwaar het heelal erg klein lijkt – miljarden maal kleiner – zegt de Thora zes dagen. Zij kunnen allebei juist zijn.
In de laatste paar jaar van de kosmologie zijn de data van het heelal gekwalificeerd, dat is gedaan om het verband te kennen van het „begrip tijd” vanaf het begin, in verhouding tot het „begrip tijd” vandaag. Het is geen science fiction meer. Elk van de zo’n dozijn tekstboeken over fysica brengen hetzelfde getal. De verhouding tussen de tijd omstreeks het begin, toen stabiele materie gevormd werd uit licht (energie, de electromagnetische straling) van de schepping en de tijd vandaag is een miljoen maal een miljoen, dat is een veelvoud van een triljoen. Dat is een 1 met 12 nullen. Dat is een verhouding zonder eenheid. Dus als iemand aan het begin, die vooruitkijkt, zegt: „Ik zend je iedere seconde een lichtstoot,” dan zien wij het iedere triljoenste seconde. Want dat is het uitrekkingseffect van de uitdijing van het heelal. In de astronomie heet dit „roodverschuiving”. Roodverschuiving 4) in astronomische data gerekend is standaard. Op de tijd heeft dat geen invloed.
De Thora spreekt niet over iedere seconde. De Thora heeft het over zes dagen. Wanneer de Thora zegt: wij zenden gedurende zes dagen informatie, zouden wij die informatie dan gedurende zes dagen ontvangen? Nee, wij zouden die informatie als zes miljoen x 3 miljoen dagen ontvangen, omdat het perspectief van de Thora vanaf het begin is en vooruit kijkt.
Zes miljoen miljoen dagen is een zeer interessant getal. Wat zou dat zijn? Gedeeld door 365 komt dat op 16 miljard jaar uit. De geschatte leeftijd van het heelal. Niet slecht voorgesteld voor 3300 jaar geleden.
De manier waarop deze getallen met elkaar kloppen is buitengewoon. Dit is geen theologie. Deze getallen zijn niet uit de hoed getoverd. Daarom deze verklaring heel langzaam opgebouwd stap voor stap.
Nu kunnen we een stap verder gaan. Laten wij eens kijken naar de ontwikkeling van tijd, dag voor dag, gebaseerd op de zogeheten expansiefactor. Iedere keer dat het heelal verdubbeld, wordt de perceptie (zoals we het waarnemen) van tijd gehalveerd. Toen het heelal klein was, verdubbelde het zeer snel. Maar naar mate het heelal groter wordt, wordt de verdubbelingtijd langer. De mate van expansie wordt genoemd in „The Principles of Physical Cosmology,” een tekstboek dat over de hele wereld gebruikt wordt.
In Bijbels Optiek
Een Bijbelse dag duurt 24 uur.
De berekeningen geven het volgende resultaat:
De eerste Bijbelse dag duurde 24 uur, gezien vanuit het „begintijd perspectief.” Maar vanuit ons perspectief was dat 8 miljard jaar.
De tweede dag vanuit Bijbels perspectief duurde eveneens 24 uur. Vanuit ons perspectief is dat de helft van de vorige dag, 4 miljard jaar.
De derde dag van 24 uur is eveneens weer de helft van de vorige in ons perspectief, 2 miljard jaar.
De vierde dag van 24 uur: één miljard jaar.
De vijfde dag van 24 uur: een half miljard jaar.
De zesde dag van 24 uur: een kwart miljard jaar.
Wanneer je deze zes dagen bij elkaar optelt, krijg je de leeftijd van het heelal: 15¾ miljard jaar. Hetzelfde als moderne kosmologie. Is dat toeval?
Maar er is meer. De Bijbel vertelt wat er op elk van die dagen gebeurde. Nu kun je kosmologie, paleontologie en archeologie nemen en naar de geschiedenis van de wereld kijken, en zien of dat klopt met de dag-voor-dag verslaggeving van de Bijbel.
Wat een Darwin met zijn evolutietheorie beweert, is gedaan vanuit zijn beperkte visie op het begrip tijd, echter deze man was een diepe denker, maar hij ging van de verkeerde perceptie uit.
Wat Astruc met zijn verdediging van de Pentateuch probeerde uit te leggen met de Elohimbron en de Jehovabron, de zgn. bronnentheorie, strandde al gauw en kon geen bevredigende oplossing bieden, omdat hij geen kennis had van de Hebreeuwse taal. Men wenste vanuit zijn eigen kijk op de wereld dingen te verklaren, die niet te verklaren zijn.
Ook de stortvloed aan boeken over ‘de historische Jezus’ met de kritisch wetenschappelijke benadering van de Bijbel en zijn vele interpretaties leidden door zijn veelheid van meningen tot ongeloofwaardigheid. De archeologische vondsten echter bevestigden des te meer de betrouwbaarheid van de Schrift.
De berekeningen geven het volgende resultaat:
De eerste Bijbelse dag duurde 24 uur, gezien vanuit het „begintijd perspectief.” Maar vanuit ons perspectief was dat 8 miljard jaar.
De tweede dag vanuit Bijbels perspectief duurde eveneens 24 uur. Vanuit ons perspectief is dat de helft van de vorige dag, 4 miljard jaar.
De derde dag van 24 uur is eveneens weer de helft van de vorige in ons perspectief, 2 miljard jaar.
De vierde dag van 24 uur: één miljard jaar.
De vijfde dag van 24 uur: een half miljard jaar.
De zesde dag van 24 uur: een kwart miljard jaar.
Wanneer je deze zes dagen bij elkaar optelt, krijg je de leeftijd van het heelal: 15¾ miljard jaar. Hetzelfde als moderne kosmologie. Is dat toeval?
Maar er is meer. De Bijbel vertelt wat er op elk van die dagen gebeurde. Nu kun je kosmologie, paleontologie en archeologie nemen en naar de geschiedenis van de wereld kijken, en zien of dat klopt met de dag-voor-dag verslaggeving van de Bijbel.
Wat een Darwin met zijn evolutietheorie beweert, is gedaan vanuit zijn beperkte visie op het begrip tijd, echter deze man was een diepe denker, maar hij ging van de verkeerde perceptie uit.
Wat Astruc met zijn verdediging van de Pentateuch probeerde uit te leggen met de Elohimbron en de Jehovabron, de zgn. bronnentheorie, strandde al gauw en kon geen bevredigende oplossing bieden, omdat hij geen kennis had van de Hebreeuwse taal. Men wenste vanuit zijn eigen kijk op de wereld dingen te verklaren, die niet te verklaren zijn.
Ook de stortvloed aan boeken over ‘de historische Jezus’ met de kritisch wetenschappelijke benadering van de Bijbel en zijn vele interpretaties leidden door zijn veelheid van meningen tot ongeloofwaardigheid. De archeologische vondsten echter bevestigden des te meer de betrouwbaarheid van de Schrift.
In Bijbels Optiek
Jean Astruc was professor in de medicijnen in Montpellier en Parijs en hij hield zich bezig met het onderzoek naar Genesis en lanceerde zijn bronnentheorie.
Bultmann c.s. zette de volgende aanval op de Bijbelse tijdrekening in door zijn ontmythologisering van de Bijbelverhalen, door alles te vatten onder mythisch taalgebruik, dat sterk verouderd was en waar je dus geen enkel geloof meer aan hoefde te hechten.
De meest recente aanval werd ingezet door Richard Dawkins met zijn boek ‘God als misvatting’, die beweert dat als wetenschap toeneemt, het geloof verdwijnt.
Toen men antwoorden via de wetenschap probeerde te halen……….
In eerste instantie werd in de oudheid uitgegaan van een geocentrisch wereldbeeld. Hierbij draait alles om de aarde. Om de beweging van de planeten te verklaren werd gebruik gemaakt van z.g. hulpcirkels (epicykels) om de versnelde voortgang en het bewegen van de planeten te verklaren. Naarmate men een beter beeld kreeg van de hemel waren er steeds meer hulpcirkels nodig om alle bewegingen te verklaren. Dit wereldbeeld liep daarin vast. Copernicus stelde toen de zon centraal, en daarmee werd het zonnestelsel opeens eenvoudig en konden op een simpele manier alle bewegingen verklaard worden. Dit sprak sterk voor dit wereldbeeld. Galileo ontdekte dat er maantjes om Jupiter draaien, waarmee definitief werd aangetoond dat niet alles om de aarde draaide en Kepler bewees dat het geen cirkelvormige banen zijn maar ellipsen en dat twee lichamen gezamenlijk om een van de zwaartepunten van een ellips draaien. Newton verklaarde dit later met zijn zwaartekrachtwetten.
De algemene relativiteitstheorie (zie hierboven hoofdfstukje over Einstein) stelt dat alle fysische processen in een willekeurig referentiestelsel ‘intern consistent’ kunnen worden beschreven en verklaard, namelijk van welk punt uit het heelal je het begrip tijd bekijkt. Puur wetenschappelijk gezien valt er niet te kiezen tussen geocentrisme (aarde in het middelpunt van het heelal) of heliocentrisme (zon in middelpunt van het heelal), omdat er geen stabiel referentiepunt in het universum valt te definiëren.
Bekijken we het vanuit de klassieke mechanica, die uitgaat van een absoluut referentiestelsel, dan draaien zon en aarde om hun gezamenlijk zwaartepunt. Dit bevindt zich echter wel in de zon, op 600 kilometer van zijn middelpunt, zodat men zou kunnen zeggen dat het heliocentrisme correcter is dan het geocentrisme, m.a.w. zon en aarde draaien eigenlijk om eenzelfde punt, dat magnetisch op 600 km van het middelpunt van de zon gelegen is.
Andere problemen met het geocentrisme zijn dat het betekent dat alle planeten een vreemde, heen-en-weergaande baan afleggen (in het heliocentrische model zijn dit keurige ellipsen), en dat het licht dat van verre sterren naar ons onderweg is, ieder half jaar 300 miljoen kilometer dwars op de lichtrichting verschuift, om een half jaar later weer terug op de oude positie te zijn. Dat is in strijd met de speciale relativiteitstheorie van Einstein, die zegt dat licht in rechte lijnen met een constante snelheid beweegt. Als we dergelijke vreemde bewegingspatronen niet willen aannemen, moeten we concluderen dat de aarde om de zon heen beweegt, hoewel deze wetenschappelijk vast staan, echter verder niet interessant.
Noten:
1). Daar, in Wajjikra Rabba 29:1 staat: „Er werd geleerd in naam van Rabbi Eliëzer dat de wereld geschapen werd op 24 Eloel. Rav is het ermee eens.”
2). Dit is de interpretatie van de schrijver van dit artikel. In mijn versie van Ramban (door Nachmanides) staat dit niet (Zwi).
3). Nachmanides schrijft in mijn versie niet dat het woord erev wanorde betekent. Hij schrijft dat het „vermenging” betekent, namelijk de vermenging van het licht met de duisternis, d.w.z. de schemering.
4). De kosmologische roodverschuiving is de roodverschuiving (de kleur rood betekent lagere lichtfreqentie, dus verder weg) die wordt waargenomen bij het licht dat ons bereikt van verafgelegen melkwegstelsels. Deze roodverschuiving kan worden verklaard door het dopplereffect (de waargenomen verandering van frequentie van geluid, licht of andere golfverschijnselen, door een snelheidsverschil tussen de zender en de ontvanger) veroorzaakt door het van ons weg bewegen van deze melkwegstelsels. Omdat de stelsels zich steeds verder van ons verwijderen, worden de lichtgolven namelijk uitgerekt tot in eerdergenoemde rodere frequenties.
Bultmann c.s. zette de volgende aanval op de Bijbelse tijdrekening in door zijn ontmythologisering van de Bijbelverhalen, door alles te vatten onder mythisch taalgebruik, dat sterk verouderd was en waar je dus geen enkel geloof meer aan hoefde te hechten.
De meest recente aanval werd ingezet door Richard Dawkins met zijn boek ‘God als misvatting’, die beweert dat als wetenschap toeneemt, het geloof verdwijnt.
Toen men antwoorden via de wetenschap probeerde te halen……….
In eerste instantie werd in de oudheid uitgegaan van een geocentrisch wereldbeeld. Hierbij draait alles om de aarde. Om de beweging van de planeten te verklaren werd gebruik gemaakt van z.g. hulpcirkels (epicykels) om de versnelde voortgang en het bewegen van de planeten te verklaren. Naarmate men een beter beeld kreeg van de hemel waren er steeds meer hulpcirkels nodig om alle bewegingen te verklaren. Dit wereldbeeld liep daarin vast. Copernicus stelde toen de zon centraal, en daarmee werd het zonnestelsel opeens eenvoudig en konden op een simpele manier alle bewegingen verklaard worden. Dit sprak sterk voor dit wereldbeeld. Galileo ontdekte dat er maantjes om Jupiter draaien, waarmee definitief werd aangetoond dat niet alles om de aarde draaide en Kepler bewees dat het geen cirkelvormige banen zijn maar ellipsen en dat twee lichamen gezamenlijk om een van de zwaartepunten van een ellips draaien. Newton verklaarde dit later met zijn zwaartekrachtwetten.
De algemene relativiteitstheorie (zie hierboven hoofdfstukje over Einstein) stelt dat alle fysische processen in een willekeurig referentiestelsel ‘intern consistent’ kunnen worden beschreven en verklaard, namelijk van welk punt uit het heelal je het begrip tijd bekijkt. Puur wetenschappelijk gezien valt er niet te kiezen tussen geocentrisme (aarde in het middelpunt van het heelal) of heliocentrisme (zon in middelpunt van het heelal), omdat er geen stabiel referentiepunt in het universum valt te definiëren.
Bekijken we het vanuit de klassieke mechanica, die uitgaat van een absoluut referentiestelsel, dan draaien zon en aarde om hun gezamenlijk zwaartepunt. Dit bevindt zich echter wel in de zon, op 600 kilometer van zijn middelpunt, zodat men zou kunnen zeggen dat het heliocentrisme correcter is dan het geocentrisme, m.a.w. zon en aarde draaien eigenlijk om eenzelfde punt, dat magnetisch op 600 km van het middelpunt van de zon gelegen is.
Andere problemen met het geocentrisme zijn dat het betekent dat alle planeten een vreemde, heen-en-weergaande baan afleggen (in het heliocentrische model zijn dit keurige ellipsen), en dat het licht dat van verre sterren naar ons onderweg is, ieder half jaar 300 miljoen kilometer dwars op de lichtrichting verschuift, om een half jaar later weer terug op de oude positie te zijn. Dat is in strijd met de speciale relativiteitstheorie van Einstein, die zegt dat licht in rechte lijnen met een constante snelheid beweegt. Als we dergelijke vreemde bewegingspatronen niet willen aannemen, moeten we concluderen dat de aarde om de zon heen beweegt, hoewel deze wetenschappelijk vast staan, echter verder niet interessant.
Noten:
1). Daar, in Wajjikra Rabba 29:1 staat: „Er werd geleerd in naam van Rabbi Eliëzer dat de wereld geschapen werd op 24 Eloel. Rav is het ermee eens.”
2). Dit is de interpretatie van de schrijver van dit artikel. In mijn versie van Ramban (door Nachmanides) staat dit niet (Zwi).
3). Nachmanides schrijft in mijn versie niet dat het woord erev wanorde betekent. Hij schrijft dat het „vermenging” betekent, namelijk de vermenging van het licht met de duisternis, d.w.z. de schemering.
4). De kosmologische roodverschuiving is de roodverschuiving (de kleur rood betekent lagere lichtfreqentie, dus verder weg) die wordt waargenomen bij het licht dat ons bereikt van verafgelegen melkwegstelsels. Deze roodverschuiving kan worden verklaard door het dopplereffect (de waargenomen verandering van frequentie van geluid, licht of andere golfverschijnselen, door een snelheidsverschil tussen de zender en de ontvanger) veroorzaakt door het van ons weg bewegen van deze melkwegstelsels. Omdat de stelsels zich steeds verder van ons verwijderen, worden de lichtgolven namelijk uitgerekt tot in eerdergenoemde rodere frequenties.