In Bijbels Optiek
16. Wat is bidden in tongen en waarom doet God dit?
Hand. 10: 42-46
42 en Hij heeft ons geboden het volk te prediken en te betuigen, dat Hij het is, die door God is aangesteld tot rechter over levenden en doden. 43 Van Hem getuigen alle profeten, dat een ieder, die in Hem gelooft, vergeving van zonden ontvangt door zijn naam.
44 Terwijl Petrus deze woorden nog sprak, viel de Heilige Geest op allen, die het woord hoorden. 45 En al de gelovigen uit de besnijdenis, die met Petrus waren mede gekomen, stonden verbaasd, dat de gave van de Heilige Geest ook over de heidenen was uitgestort, 46 want zij hoorden hen spreken in tongen en God grootmaken.
Dit hoofdstuk vormt geen aanhangsel in het kader van deze brochure, maar wil inhoudelijk een wezenlijk onderdeel zijn in het benaderen van God. Hij wil ons Zijn wil doen verstaan en gebruikt daarvoor soms het wonderlijke middel van het “spreken in tongen”.
Veel predikers roepen in hun prediking hun gehoor op om dichter bij God te leven, maar zeggen er niet bij hoe God hen hierbij wil helpen. Een goed gemeende raad is dan om de bijbel te lezen. Maar velen vinden de bijbel zo moeilijk te begrijpen. Men krijgt dan de raad om te bidden om “verlichting van je verstand”. Helemaal juist! Maar het hoe? Blijft voor veel gelovige christenen verborgen, ze weten geen weg met deze goede en juiste raad. In dit hoofdstuk zullen we proberen duidelijkheid te krijgen over de vraag wat de vervulling met de Heilige Geest hierbij inhoudt en waarom God dit doet?
Veel mensen hebben nog altijd de oude vertrouwde gaskachel in huis, die de c.v. van warm water voorziet. De waakvlam brandt altijd door, maar de kachel levert niet altijd warmte. Dat is alleen wanneer hij volop brandt. Bij sommige mensen brandt alleen de Heilige Geest als een kleine waakvlam, het is in hun leven niet te zien. Anderen zijn zo vol van de Heilige Geest, dat het hele huis van een weldadige warmte vervuld wordt, soms kunnen ‘de vlammen er bij hen van alle kanten uitslaan’. Als je naar deze mensen kijkt, dan kun je het verschil zien en voelen.
Het bijbelboek Handelingen is wel eens genoemd: deel één van de geschiedenis van de gemeente van Jezus Christus. Daarin staan tal van voorbeelden van gelovigen die de Heilige Geest ervaren hebben.
In een ideale situatie zou ieder christen vanaf het moment van zijn bekering, vervuld moeten zijn met de Heilige Geest. Soms gebeurt dat ook (zowel in het Nieuwe Testament als tegenwoordig), maar niet altijd – zelfs in het Nieuwe Testament niet. We weten dat de Heilige Geest werd uitgestort op de pinksterdag, in Handelingen 2. Verderop in Handelingen komen we nog meer voorbeelden daarvan tegen.
Toen Petrus en Johannes voor de Samaritaanse gelovigen baden en de Heilige Geest op hen kwam, was Simon de tovenaar daarvan zo onder de indruk, dat hij geld bood om dezelfde “macht” te verkrijgen (8: 4-18). Petrus waarschuwde hem dat hij niet moest proberen Gods gave met geld te kopen. Dat was een afschuwelijke gedachte. Maar uit dit voorval blijkt wel dat er toen iets geweldigs moet zijn gebeurd.
Hand. 10: 42-46
42 en Hij heeft ons geboden het volk te prediken en te betuigen, dat Hij het is, die door God is aangesteld tot rechter over levenden en doden. 43 Van Hem getuigen alle profeten, dat een ieder, die in Hem gelooft, vergeving van zonden ontvangt door zijn naam.
44 Terwijl Petrus deze woorden nog sprak, viel de Heilige Geest op allen, die het woord hoorden. 45 En al de gelovigen uit de besnijdenis, die met Petrus waren mede gekomen, stonden verbaasd, dat de gave van de Heilige Geest ook over de heidenen was uitgestort, 46 want zij hoorden hen spreken in tongen en God grootmaken.
Dit hoofdstuk vormt geen aanhangsel in het kader van deze brochure, maar wil inhoudelijk een wezenlijk onderdeel zijn in het benaderen van God. Hij wil ons Zijn wil doen verstaan en gebruikt daarvoor soms het wonderlijke middel van het “spreken in tongen”.
Veel predikers roepen in hun prediking hun gehoor op om dichter bij God te leven, maar zeggen er niet bij hoe God hen hierbij wil helpen. Een goed gemeende raad is dan om de bijbel te lezen. Maar velen vinden de bijbel zo moeilijk te begrijpen. Men krijgt dan de raad om te bidden om “verlichting van je verstand”. Helemaal juist! Maar het hoe? Blijft voor veel gelovige christenen verborgen, ze weten geen weg met deze goede en juiste raad. In dit hoofdstuk zullen we proberen duidelijkheid te krijgen over de vraag wat de vervulling met de Heilige Geest hierbij inhoudt en waarom God dit doet?
Veel mensen hebben nog altijd de oude vertrouwde gaskachel in huis, die de c.v. van warm water voorziet. De waakvlam brandt altijd door, maar de kachel levert niet altijd warmte. Dat is alleen wanneer hij volop brandt. Bij sommige mensen brandt alleen de Heilige Geest als een kleine waakvlam, het is in hun leven niet te zien. Anderen zijn zo vol van de Heilige Geest, dat het hele huis van een weldadige warmte vervuld wordt, soms kunnen ‘de vlammen er bij hen van alle kanten uitslaan’. Als je naar deze mensen kijkt, dan kun je het verschil zien en voelen.
Het bijbelboek Handelingen is wel eens genoemd: deel één van de geschiedenis van de gemeente van Jezus Christus. Daarin staan tal van voorbeelden van gelovigen die de Heilige Geest ervaren hebben.
In een ideale situatie zou ieder christen vanaf het moment van zijn bekering, vervuld moeten zijn met de Heilige Geest. Soms gebeurt dat ook (zowel in het Nieuwe Testament als tegenwoordig), maar niet altijd – zelfs in het Nieuwe Testament niet. We weten dat de Heilige Geest werd uitgestort op de pinksterdag, in Handelingen 2. Verderop in Handelingen komen we nog meer voorbeelden daarvan tegen.
Toen Petrus en Johannes voor de Samaritaanse gelovigen baden en de Heilige Geest op hen kwam, was Simon de tovenaar daarvan zo onder de indruk, dat hij geld bood om dezelfde “macht” te verkrijgen (8: 4-18). Petrus waarschuwde hem dat hij niet moest proberen Gods gave met geld te kopen. Dat was een afschuwelijke gedachte. Maar uit dit voorval blijkt wel dat er toen iets geweldigs moet zijn gebeurd.
In Bijbels Optiek
Toen Stefanus gestenigd werd zag hij de hemel geopend en Jezus zittend ter rechterhand Gods.
Toen Stefanus, de eerste christelijke martelaar, gestenigd werd, had Saulus daarmee ingestemd (8:1). Daarna begon hij de gemeente van Jezus Christus te verwoesten. Hij ging van huis tot huis en sleepte vele mannen en vrouwen naar de gevangenis (8:3). Aan het begin van Handelingen 9 lezen we dat Saulus nog steeds dreiging en moord blies tegen de discipelen van de Here Jezus.
Binnen een tijdsbestek van enkele dagen stond Saulus in de synagogen te prediken “dat Jezus de Zoon van God is” (vers 20). Daarmee wekte hij opperste verbazing. De mensen vroegen zich af: “Is dat niet de man die in Jeruzalem uitroeide, wie deze naam (van Jezus) aanriepen?” (vers 21).
Wat was er in die korte tijd gebeurd waardoor hij zo totaal veranderde en van de Here Jezus kon getuigen? Om te beginnen, had hij op de weg naar Damascus een ontmoeting met Jezus gehad. Vervolgens was hij vervuld met de Heilige Geest (vers 17). Op dat moment waren hem terstond de schellen van de ogen gevallen en kon hij weer zien (vers 18). Het gebeurt nog altijd dat mensen die geen christen zijn of zelfs sterk tegen het christelijk geloof gekeerd waren, een volkomen omkeer in hun leven meemaken, wanneer zij tot Jezus Christus komen en met de Heilige Geest vervuld worden. Dan veranderen deze mensen op slag in krachtige voorstanders van het christelijk geloof.
In Efeze kwam Paulus een groep tegen die wel “geloofde”, maar nog nooit van de Heilige Geest had gehoord. Hij legde hun de handen op, de Heilige Geest kwam op hen en zij spraken in “tongen” en profeteerden (Handelingen 9:1-7). Tegenwoordig bevinden velen zich in een soortgelijke positie. Ze “geloven” al heel lang, misschien zelfs hun hele leven al, maar missen iets. Ze zijn gedoopt, hebben belijdenis gedaan en gaan regelmatig naar de kerk. Toch kan het zijn dat ze weinig of niets over de Heilige Geest weten.
In dit verband is het goed wat dieper in te gaan op een gebeurtenis uit het begin van het boek Handelingen. Het moment namelijk waarop voor het eerst heidenen met de Heilige Geest werden vervuld. Dat was een heel bijzonder werk van God.
Een zekere Cornelius kreeg een visioen. Daarvoor bereidde God zijn hart voor op wat komen zou. Daarna sprak Hij door een visioen tot Petrus. Hij gaf hem opdracht naar het huis van deze Cornelius te gaan en te spreken tot de heidenen die daar verzameld waren. Halverwege de toespraak van Petrus gebeurde er iets opmerkelijks: “De Heilige Geest viel op allen die het woord hoorden. En al de gelovigen uit de besnijdenis (d.w.z. de Joden), die met Petrus waren meegekomen, stonden verbaasd dat de gave van de Heilige Geest ook over de heidenen was uitgestort, want zij hoorden hen spreken in tongen en God grootmaken” (10:44-46). We zullen nader ingaan op drie aspecten van wat er toen gebeurd is.
Toen Stefanus, de eerste christelijke martelaar, gestenigd werd, had Saulus daarmee ingestemd (8:1). Daarna begon hij de gemeente van Jezus Christus te verwoesten. Hij ging van huis tot huis en sleepte vele mannen en vrouwen naar de gevangenis (8:3). Aan het begin van Handelingen 9 lezen we dat Saulus nog steeds dreiging en moord blies tegen de discipelen van de Here Jezus.
Binnen een tijdsbestek van enkele dagen stond Saulus in de synagogen te prediken “dat Jezus de Zoon van God is” (vers 20). Daarmee wekte hij opperste verbazing. De mensen vroegen zich af: “Is dat niet de man die in Jeruzalem uitroeide, wie deze naam (van Jezus) aanriepen?” (vers 21).
Wat was er in die korte tijd gebeurd waardoor hij zo totaal veranderde en van de Here Jezus kon getuigen? Om te beginnen, had hij op de weg naar Damascus een ontmoeting met Jezus gehad. Vervolgens was hij vervuld met de Heilige Geest (vers 17). Op dat moment waren hem terstond de schellen van de ogen gevallen en kon hij weer zien (vers 18). Het gebeurt nog altijd dat mensen die geen christen zijn of zelfs sterk tegen het christelijk geloof gekeerd waren, een volkomen omkeer in hun leven meemaken, wanneer zij tot Jezus Christus komen en met de Heilige Geest vervuld worden. Dan veranderen deze mensen op slag in krachtige voorstanders van het christelijk geloof.
In Efeze kwam Paulus een groep tegen die wel “geloofde”, maar nog nooit van de Heilige Geest had gehoord. Hij legde hun de handen op, de Heilige Geest kwam op hen en zij spraken in “tongen” en profeteerden (Handelingen 9:1-7). Tegenwoordig bevinden velen zich in een soortgelijke positie. Ze “geloven” al heel lang, misschien zelfs hun hele leven al, maar missen iets. Ze zijn gedoopt, hebben belijdenis gedaan en gaan regelmatig naar de kerk. Toch kan het zijn dat ze weinig of niets over de Heilige Geest weten.
In dit verband is het goed wat dieper in te gaan op een gebeurtenis uit het begin van het boek Handelingen. Het moment namelijk waarop voor het eerst heidenen met de Heilige Geest werden vervuld. Dat was een heel bijzonder werk van God.
Een zekere Cornelius kreeg een visioen. Daarvoor bereidde God zijn hart voor op wat komen zou. Daarna sprak Hij door een visioen tot Petrus. Hij gaf hem opdracht naar het huis van deze Cornelius te gaan en te spreken tot de heidenen die daar verzameld waren. Halverwege de toespraak van Petrus gebeurde er iets opmerkelijks: “De Heilige Geest viel op allen die het woord hoorden. En al de gelovigen uit de besnijdenis (d.w.z. de Joden), die met Petrus waren meegekomen, stonden verbaasd dat de gave van de Heilige Geest ook over de heidenen was uitgestort, want zij hoorden hen spreken in tongen en God grootmaken” (10:44-46). We zullen nader ingaan op drie aspecten van wat er toen gebeurd is.
In Bijbels Optiek
De apostel Petrus had een visioen in Joppe, waarin hij een laken uit de hemel zag zakken met allemaal krioelende dieren door elkaar, zowel reine als onreine. Hij begreep dat God wilde zeggen, dat het evangelie bestemd was voor alle mensen.
Petrus moest zijn toespraak onderbreken, want het was duidelijk dat er iets gebeurde. De vervulling met de Heilige Geest vindt zelden plaats zonder dat er iets van te merken valt, ook al is deze ervaring voor iedereen weer anders.
In zijn beschrijving van de eerste pinksterdag (Handelingen 2)gebruikt Lucas de taal van een zware tropische regenbui. Daarmee roept hij het beeld op van de kracht van de Heilige Geest die de mensen overspoelt. Er waren allerlei verschijnselen. Zij hoorden een stormwind (vers 2), geen echte stormwind natuurlijk, maar iets wat daar veel op leek. Het was de machtige, onzichtbare kracht van de roeach van God. Dat woord betekent in het Oude Testament niet alleen “wind” en “adem”, maar ook “geest”. Sommige mensen schudden als een blad in de wind, wanneer ze worden vervuld. Anderen gaan heel diep ademen alsof ze de Geest bijna lichamelijk inademen.
Ze zagen ook iets wat op vuur leek (vers 3). Soms gaat de vervulling met de Geest gepaard met lichamelijke warmte. De betreffende persoon ervaart deze warmte in zijn handen of in een ander deel van zijn lichaam.
Sommigen beleven de vervulling met de Geest vooral als een overweldigende ervaring van de liefde van God. Paulus bidt dat de christenen in Efeze “met kracht gesterkt zullen worden, opdat zij, samen met alle heiligen, in staat zijn te vatten, hoe groot de breedte en lengte en hoogte en diepte is van de liefde van Christus” (Ef. 3: 16,18). De liefde van Christus is breed genoeg om ieder mens op aarde te omvatten. Zij strekt zich uit naar alle werelddelen, naar mensen van alle rassen, huidkleuren, stammen en achtergronden. Zij is lang genoeg om een leven lang te duren, ja tot in eeuwigheid. Zij is diep genoeg om ieder mens te bereiken, hoe diep hij of zij ook gevallen zijn. Zij is hoog genoeg om ons een plaats in de hemelse gewesten te geven. Het toonbeeld van deze liefde is het kruis van Christus. Hoe weten we dat Christus van ons houdt? Omdat Hij bereid was voor ons te sterven.
Paulus bad dat wij de omvang van deze liefde zouden“bevatten“. Maar daarbij liet hij het niet. Hij bad vervolgens dat wij deze liefde “die de kennis te boven gaat, zouden kennen”(vers 19). Het is niet voldoende om zijn liefde te begrijpen, we hebben het nodig dat we deze liefde ervaren, want “zij gaat de kennis te boven”. Wanneer mensen worden vervuld met de Geest, wanneer zij “vervuld worden tot alle volheid Gods” (vers 19), gebeurt het vaak dat zij deze herscheppende liefde van Jezus Christus in hun hart ervaren.
Petrus moest zijn toespraak onderbreken, want het was duidelijk dat er iets gebeurde. De vervulling met de Heilige Geest vindt zelden plaats zonder dat er iets van te merken valt, ook al is deze ervaring voor iedereen weer anders.
In zijn beschrijving van de eerste pinksterdag (Handelingen 2)gebruikt Lucas de taal van een zware tropische regenbui. Daarmee roept hij het beeld op van de kracht van de Heilige Geest die de mensen overspoelt. Er waren allerlei verschijnselen. Zij hoorden een stormwind (vers 2), geen echte stormwind natuurlijk, maar iets wat daar veel op leek. Het was de machtige, onzichtbare kracht van de roeach van God. Dat woord betekent in het Oude Testament niet alleen “wind” en “adem”, maar ook “geest”. Sommige mensen schudden als een blad in de wind, wanneer ze worden vervuld. Anderen gaan heel diep ademen alsof ze de Geest bijna lichamelijk inademen.
Ze zagen ook iets wat op vuur leek (vers 3). Soms gaat de vervulling met de Geest gepaard met lichamelijke warmte. De betreffende persoon ervaart deze warmte in zijn handen of in een ander deel van zijn lichaam.
Sommigen beleven de vervulling met de Geest vooral als een overweldigende ervaring van de liefde van God. Paulus bidt dat de christenen in Efeze “met kracht gesterkt zullen worden, opdat zij, samen met alle heiligen, in staat zijn te vatten, hoe groot de breedte en lengte en hoogte en diepte is van de liefde van Christus” (Ef. 3: 16,18). De liefde van Christus is breed genoeg om ieder mens op aarde te omvatten. Zij strekt zich uit naar alle werelddelen, naar mensen van alle rassen, huidkleuren, stammen en achtergronden. Zij is lang genoeg om een leven lang te duren, ja tot in eeuwigheid. Zij is diep genoeg om ieder mens te bereiken, hoe diep hij of zij ook gevallen zijn. Zij is hoog genoeg om ons een plaats in de hemelse gewesten te geven. Het toonbeeld van deze liefde is het kruis van Christus. Hoe weten we dat Christus van ons houdt? Omdat Hij bereid was voor ons te sterven.
Paulus bad dat wij de omvang van deze liefde zouden“bevatten“. Maar daarbij liet hij het niet. Hij bad vervolgens dat wij deze liefde “die de kennis te boven gaat, zouden kennen”(vers 19). Het is niet voldoende om zijn liefde te begrijpen, we hebben het nodig dat we deze liefde ervaren, want “zij gaat de kennis te boven”. Wanneer mensen worden vervuld met de Geest, wanneer zij “vervuld worden tot alle volheid Gods” (vers 19), gebeurt het vaak dat zij deze herscheppende liefde van Jezus Christus in hun hart ervaren.
In Bijbels Optiek
Thomas Goodwin was een Engels puriteins theoloog en prediker en een belangrijk leider van de Independents Church of England.
Thomas Goodwin, een puriteinse prediker uit de zeventiende eeuw, gaf een mooie illustratie van deze ervaring. Een man loopt over straat, hand in hand met zijn zoontje. Het ventje weet dat deze man zijn vader is en dat zijn vader van hem houdt. Plotseling blijft de vader staan, pakt zijn zoontje op, neemt hem in zijn armen, drukt hem tegen zich aan, kust hem en omhelst hem. Daarna zet hij hem weer op de grond en dan vervolgen de twee hun wandeling. Het is heerlijk om aan de hand van je vader te lopen, maar het is vele malen fijner om in zijn armen te worden genomen.
“Hij heeft ons omarmd”, zegt Spurgeon, “en Hij giet liefde over ons uit. Hij `omhelst' ons”. We moeten goed beseffen dat het ervaren van de Geest een zeer diepgaande ervaring is. Geen goedkope, oppervlakkige of alledaagse ervaring. Niet iets waarvan je kunt zeggen: `Maak je geen zorgen over je gevoelens.' Je gevoelens zullen zo diep worden geraakt, dat het er even op lijkt alsof je nog nooit eerder in je leven ook maar iets gevoeld hebt. Dit is de meest diepgaande ervaring die een mens ooit ten deel kan vallen.
Toen de heidenen in het huis van Cornelius werden vervuld met de Geest begonnen ze “God groot te maken”. Spontane lofprijzing dus, de taal van mensen die enthousiast zijn over hun ervaring met God. Lofprijzing is een zaak van je hele persoonlijkheid, inclusief je emoties. Het is goed om in de gemeente uitdrukking te geven aan deze emoties? De meeste gemeenteleden hebben een tekort aan deze emotie, hebben gebrek aan gevoel.
Onze relatie met God is vaak erg koel. Iedere liefdesrelatie is een zaak van hart en ziel. Natuurlijk, gevoel alleen is niet genoeg. Er moet ook sprake van vriendschap, communicatie, begrip en dienstbetoon zijn. Als we in onze relatie met God nooit enige emotie ervaren, dan is een deel van onze persoonlijkheid er niet bij betrokken. We zijn geroepen God lief te hebben, te loven en te bidden met heel ons wezen. Bij de aanbidding van God moet onze hele persoonlijkheid betrokken zijn: ons verstand, ons hart, onze wil en onze emoties.
Toen de heidenen met de Heilige Geest werden vervuld, ontvingen ze de gave van het spreken in “tongen”, net als op de eerste pinksterdag en net als de christenen in Efeze (Handelingen 19). . Het woord “tongen” zou wellicht beter worden vertaald met “talen”. Deze gave houdt in dat de gelovige kan spreken in een taal die hij nooit geleerd heeft. Dat kan een taal van engelen zijn (1 Cor. 13: 1), die vermoedelijk niet herkenbaar is, of een menselijke taal die wel herkenbaar is (zoals op de eerste pinksterdag).
De gave van het spreken in “tongen” heeft vele mensen rijk gezegend. Het is een gave van de Geest. Het is niet de enige gave en zeker niet de belangrijkste. Niet alle christenen spreken in tongen. Het is ook niet het noodzakelijke teken dat iemand met de Geest vervuld is. Je kunt vervuld zijn met de Geest en toch niet in tongen spreken. Maar het neemt niet weg dat voor velen in het Nieuwe Testament en in later tijden de vervulling met de Heilige Geest gepaard ging en gaat met het spreken in tongen en dat dit wellicht hun eerste ervaring is van de bovennatuurlijke werking van de Geest. Velen weten tegenwoordig niet goed raad met deze gave. Vandaar dat in dit hoofdstuk wat extra aandacht aan dit onderwerp besteed wordt.
In 1 Cor. 14 gaat Paulus in op een aantal vragen die vaak gesteld worden.
De eerste vraag die we kunnen proberen te beantwoorden is: Wat houdt spreken in “tongen” nu precies in?
Volgens Paulus is het een vorm van bidden (een van de vele vormen van bidden die we in het Nieuwe Testament tegenkomen). “Want wie in een tong spreekt, spreekt niet tot mensen, maar tot God” (1 Cor. 14:2). Door deze vorm van bidden bouwt de individuele christen zichzelf op (vers 4). Het ligt voor de hand dat de gaven die direct tot opbouw van de hele gemeente zijn bedoeld, belangrijker zijn dan het spreken in tongen, maar dat maakt deze gave niet onbelangrijk. Het voordeel van bidden in tongen, is dat je daarmee de beperkingen van de menselijke taal kunt overstijgen. Dat is kennelijk wat Paulus bedoelt, wanneer hij zegt: “Indien ik bid in een tong, bidt mijn geest wel, maar blijft mijn verstand onvruchtbaar” (vers 14).
Iedereen ondervindt, in meerdere of mindere mate, de beperkingen van de taal. De gemiddelde Nederlander kent ongeveer vierduizend Nederlandse woorden. Enkelen, zoals een ontwikkeld mens als premier Balkenende kan misschien een woordenschat van vijftienduizend hebben, maar ook hij blijft daarin beperkt. Veel mensen zijn gefrustreerd dat ze niet precies onder woorden kunnen brengen wat ze voelen in hun relatie met een ander. Ze voelen bepaalde dingen in hun geest, maar weten daar geen woorden aan te geven. Dat geldt vaak ook voor onze relatie met God.
Op dit punt kan de gave van het spreken in tongen ons helpen. Zij stelt ons in staat tegenover God uit te spreken wat er in onze geest werkelijk omgaat, zonder dat we dat eerst hoeven te vertalen in onze eigen taal. (Vandaar dat Paulus zegt: “Mijn verstand blijft onvruchtbaar”. Het is niet zonder verstand, maar het levert geen vrucht op voor het verstand, omdat er niet eerst bepaalde gedachten in een verstaanbare taal worden overgezet).
De tweede vraag die bij ons opkomt is: Op welke terreinen helpt het spreken in tongen ons?
Uit ervaring blijkt dat deze gave op drie terreinen bijzondere diensten kan bewijzen.
Thomas Goodwin, een puriteinse prediker uit de zeventiende eeuw, gaf een mooie illustratie van deze ervaring. Een man loopt over straat, hand in hand met zijn zoontje. Het ventje weet dat deze man zijn vader is en dat zijn vader van hem houdt. Plotseling blijft de vader staan, pakt zijn zoontje op, neemt hem in zijn armen, drukt hem tegen zich aan, kust hem en omhelst hem. Daarna zet hij hem weer op de grond en dan vervolgen de twee hun wandeling. Het is heerlijk om aan de hand van je vader te lopen, maar het is vele malen fijner om in zijn armen te worden genomen.
“Hij heeft ons omarmd”, zegt Spurgeon, “en Hij giet liefde over ons uit. Hij `omhelst' ons”. We moeten goed beseffen dat het ervaren van de Geest een zeer diepgaande ervaring is. Geen goedkope, oppervlakkige of alledaagse ervaring. Niet iets waarvan je kunt zeggen: `Maak je geen zorgen over je gevoelens.' Je gevoelens zullen zo diep worden geraakt, dat het er even op lijkt alsof je nog nooit eerder in je leven ook maar iets gevoeld hebt. Dit is de meest diepgaande ervaring die een mens ooit ten deel kan vallen.
Toen de heidenen in het huis van Cornelius werden vervuld met de Geest begonnen ze “God groot te maken”. Spontane lofprijzing dus, de taal van mensen die enthousiast zijn over hun ervaring met God. Lofprijzing is een zaak van je hele persoonlijkheid, inclusief je emoties. Het is goed om in de gemeente uitdrukking te geven aan deze emoties? De meeste gemeenteleden hebben een tekort aan deze emotie, hebben gebrek aan gevoel.
Onze relatie met God is vaak erg koel. Iedere liefdesrelatie is een zaak van hart en ziel. Natuurlijk, gevoel alleen is niet genoeg. Er moet ook sprake van vriendschap, communicatie, begrip en dienstbetoon zijn. Als we in onze relatie met God nooit enige emotie ervaren, dan is een deel van onze persoonlijkheid er niet bij betrokken. We zijn geroepen God lief te hebben, te loven en te bidden met heel ons wezen. Bij de aanbidding van God moet onze hele persoonlijkheid betrokken zijn: ons verstand, ons hart, onze wil en onze emoties.
Toen de heidenen met de Heilige Geest werden vervuld, ontvingen ze de gave van het spreken in “tongen”, net als op de eerste pinksterdag en net als de christenen in Efeze (Handelingen 19). . Het woord “tongen” zou wellicht beter worden vertaald met “talen”. Deze gave houdt in dat de gelovige kan spreken in een taal die hij nooit geleerd heeft. Dat kan een taal van engelen zijn (1 Cor. 13: 1), die vermoedelijk niet herkenbaar is, of een menselijke taal die wel herkenbaar is (zoals op de eerste pinksterdag).
De gave van het spreken in “tongen” heeft vele mensen rijk gezegend. Het is een gave van de Geest. Het is niet de enige gave en zeker niet de belangrijkste. Niet alle christenen spreken in tongen. Het is ook niet het noodzakelijke teken dat iemand met de Geest vervuld is. Je kunt vervuld zijn met de Geest en toch niet in tongen spreken. Maar het neemt niet weg dat voor velen in het Nieuwe Testament en in later tijden de vervulling met de Heilige Geest gepaard ging en gaat met het spreken in tongen en dat dit wellicht hun eerste ervaring is van de bovennatuurlijke werking van de Geest. Velen weten tegenwoordig niet goed raad met deze gave. Vandaar dat in dit hoofdstuk wat extra aandacht aan dit onderwerp besteed wordt.
In 1 Cor. 14 gaat Paulus in op een aantal vragen die vaak gesteld worden.
De eerste vraag die we kunnen proberen te beantwoorden is: Wat houdt spreken in “tongen” nu precies in?
Volgens Paulus is het een vorm van bidden (een van de vele vormen van bidden die we in het Nieuwe Testament tegenkomen). “Want wie in een tong spreekt, spreekt niet tot mensen, maar tot God” (1 Cor. 14:2). Door deze vorm van bidden bouwt de individuele christen zichzelf op (vers 4). Het ligt voor de hand dat de gaven die direct tot opbouw van de hele gemeente zijn bedoeld, belangrijker zijn dan het spreken in tongen, maar dat maakt deze gave niet onbelangrijk. Het voordeel van bidden in tongen, is dat je daarmee de beperkingen van de menselijke taal kunt overstijgen. Dat is kennelijk wat Paulus bedoelt, wanneer hij zegt: “Indien ik bid in een tong, bidt mijn geest wel, maar blijft mijn verstand onvruchtbaar” (vers 14).
Iedereen ondervindt, in meerdere of mindere mate, de beperkingen van de taal. De gemiddelde Nederlander kent ongeveer vierduizend Nederlandse woorden. Enkelen, zoals een ontwikkeld mens als premier Balkenende kan misschien een woordenschat van vijftienduizend hebben, maar ook hij blijft daarin beperkt. Veel mensen zijn gefrustreerd dat ze niet precies onder woorden kunnen brengen wat ze voelen in hun relatie met een ander. Ze voelen bepaalde dingen in hun geest, maar weten daar geen woorden aan te geven. Dat geldt vaak ook voor onze relatie met God.
Op dit punt kan de gave van het spreken in tongen ons helpen. Zij stelt ons in staat tegenover God uit te spreken wat er in onze geest werkelijk omgaat, zonder dat we dat eerst hoeven te vertalen in onze eigen taal. (Vandaar dat Paulus zegt: “Mijn verstand blijft onvruchtbaar”. Het is niet zonder verstand, maar het levert geen vrucht op voor het verstand, omdat er niet eerst bepaalde gedachten in een verstaanbare taal worden overgezet).
De tweede vraag die bij ons opkomt is: Op welke terreinen helpt het spreken in tongen ons?
Uit ervaring blijkt dat deze gave op drie terreinen bijzondere diensten kan bewijzen.
In Bijbels Optiek
Spreken in tongen heeft meestal met lofprijzing te maken.
Ten eerste op het terrein van lofprijzing en aanbidding. Onze taal is uiterst beperkt. Wanneer een kind (of een volwassene) een bedankbrief wil schrijven, komt hij al snel woorden tekort. Bij gebrek aan beter herhaalt hij voortdurend termen als “fantastisch”, “geweldig”, of “heerlijk”. Wanneer wij God loven en aanbidden, merken we maar al we vaak hoe ontoereikend onze gewone taal is.
We willen uitdrukking geven aan onze liefde of onze aanbidding, vooral wanneer we met de Geest vervuld zijn. De gave van de “tongen” helpt ons voorbij de beperkingen van onze menselijke taal.
Ten tweede helpt deze gave ons, wanneer we bidden onder druk. Er zijn van die momenten waarop je niet goed weet wat je moet bidden. Bijvoorbeeld wanneer je gebukt gaat onder de druk of de zorgen van het leven of overmand wordt door verdriet. Achteraf voelen deze mensen opluchting dat men de dingen van zich af kon bidden. Ook crisissituaties, plus al de bijbehorende gevoelens, kunnen in Gods handen gelegd worden.
Ten eerste op het terrein van lofprijzing en aanbidding. Onze taal is uiterst beperkt. Wanneer een kind (of een volwassene) een bedankbrief wil schrijven, komt hij al snel woorden tekort. Bij gebrek aan beter herhaalt hij voortdurend termen als “fantastisch”, “geweldig”, of “heerlijk”. Wanneer wij God loven en aanbidden, merken we maar al we vaak hoe ontoereikend onze gewone taal is.
We willen uitdrukking geven aan onze liefde of onze aanbidding, vooral wanneer we met de Geest vervuld zijn. De gave van de “tongen” helpt ons voorbij de beperkingen van onze menselijke taal.
Ten tweede helpt deze gave ons, wanneer we bidden onder druk. Er zijn van die momenten waarop je niet goed weet wat je moet bidden. Bijvoorbeeld wanneer je gebukt gaat onder de druk of de zorgen van het leven of overmand wordt door verdriet. Achteraf voelen deze mensen opluchting dat men de dingen van zich af kon bidden. Ook crisissituaties, plus al de bijbehorende gevoelens, kunnen in Gods handen gelegd worden.
In Bijbels Optiek
Voorbede voor anderen vormt een zeer belangrijk onderdeel van de bidstond.
Ten derde hebben vele mensen gemerkt dat het bidden in tongen hen helpt in de voorbede voor anderen. Bidden voor anderen is moeilijk, vooral wanneer je hen lange tijd niet hebt gezien en niet van hun wel en wee op de hoogte bent. A1 snel weet je niet meer te zeggen dan “Here, zegen hen”. Dan kan het je helpen in tongen verder te bidden.
Het verlangen om in tongen te kunnen bidden, is niet zelfzuchtig. “Wie in een tong spreekt, bouwt zichzelf op” (1 Cor. 14:4), maar dit kan indirect grote gevolgen voor anderen hebben
De volgende vraag die we ons kunnen stellen is: Welke waarde kent Paulus toe aan het spreken in tongen?
In 1 Cor. 14 gaat het over het overmatige spreken in tongen tijdens de samenkomsten van de gemeente. Paulus zegt:”In de gemeente wil ik liever vijf woorden met mijn verstand spreken, om ook anderen te onderwijzen, dan duizenden woorden in een tong” (vers 19). Als Paulus naar Corinte was gekomen om zijn boodschap in tongen te brengen, dan zou dat weinig hebben uitgehaald. De Corintiërs zouden er niets van begrijpen, zolang niemand deze boodschap voor hen vertaalde. Vandaar dat Pau1us richtlijnen geeft voor het openbare spreken in tongen.
Tegelijkertijd benadrukt hij dat het spreken in tongen beslist niet verboden mag worden (vers 39). Met betrekking tot de persoonlijke omgang met God, moedigt hij het gebruik van deze gave juist sterk aan. Hij zegt: “Ik wilde wel dat jullie allemaal in tongen spraken” (vers 5). En: “Ik dank God dat ik meer dan jullie allen in tongen spreek” (vers 18). Dit betekent niet dat ieder christen in tongen moet spreken, of dat je een tweederangs christen bent wanneer je niet in tongen spreekt. Er bestaan geen eersterangs en tweederangs christenen. Het betekent ook niet dat God minder van ons houdt, wanneer we “nog” niet in tongen spreken. Dat alles neemt echter niet weg dat de gave van het spreken in tongen een zegen van God is.
Hoe kun je de gave van het spreken in tongen ontvangen? Sommigen zeggen: “Ik wil helemaal niet in tongen spreken”. God zal nooit een bepaalde gave aan je opdringen. Spreken in tongen is slechts een van de heerlijke gaven van de Geest en zeker niet de enige gave. We ontvangen deze gave, net als alle andere gaven, in geloof.
Niet ieder christen spreekt in tongen. Toch zegt Paulus: “Ik wilde wel, dat jullie allemaal in tongen spraken”. Daarmee geeft hij aan dat deze gave niet aan een bijzondere klasse gelovigen is voorbehouden. Zij is beschikbaar voor alle christenen. Er is geen enkele reden waarom iemand die deze gave verlangt, haar niet zou ontvangen. Paulus zegt niet dat het hele geloofsleven draait om het spreken in tongen, maar wel dat deze gave je enorm kan helpen. Wanneer je deze gave zou willen ontvangen, is er geen reden waarom dat niet zou mogen.
Het gaat er bij deze gave, net als bij alle andere gaven van God, om dat je samenwerkt met zijn Geest. Sommige christenen menen dat de gaven van de Geest na het tijdperk van de apostelen verdwenen zouden zijn (na de eerste eeuw dus). Ze zouden niet voor vandaag bedoeld zijn. Dit is echter de uitwas van een vrijzinnige theologie, die veel dingen in de bijbel op losse schroeven zet. Het bewijs is er te over bij veel christenen tegenwoordig.
Er zijn echter veel voorkomende belemmeringen om vervuld te worden met de Geest.
In Lucas 11:9-13 heeft Jezus het met zijn discipelen over het gebed en de Heilige Geest. In dit gedeelte wijst Hij op enkele belemmeringen, waardoor we niet ontvangen wat God ons wil geven.
Het eerste is twijfel. Wanneer het over dit onderwerp gaat, hebben mensen vele twijfels. De voornaamste is wel: “Als ik iets vraag, zal ik het dan ook ontvangen?” Jezus zegt eenvoudig: “Vraag en het zal je gegeven worden”.
Ten derde hebben vele mensen gemerkt dat het bidden in tongen hen helpt in de voorbede voor anderen. Bidden voor anderen is moeilijk, vooral wanneer je hen lange tijd niet hebt gezien en niet van hun wel en wee op de hoogte bent. A1 snel weet je niet meer te zeggen dan “Here, zegen hen”. Dan kan het je helpen in tongen verder te bidden.
Het verlangen om in tongen te kunnen bidden, is niet zelfzuchtig. “Wie in een tong spreekt, bouwt zichzelf op” (1 Cor. 14:4), maar dit kan indirect grote gevolgen voor anderen hebben
De volgende vraag die we ons kunnen stellen is: Welke waarde kent Paulus toe aan het spreken in tongen?
In 1 Cor. 14 gaat het over het overmatige spreken in tongen tijdens de samenkomsten van de gemeente. Paulus zegt:”In de gemeente wil ik liever vijf woorden met mijn verstand spreken, om ook anderen te onderwijzen, dan duizenden woorden in een tong” (vers 19). Als Paulus naar Corinte was gekomen om zijn boodschap in tongen te brengen, dan zou dat weinig hebben uitgehaald. De Corintiërs zouden er niets van begrijpen, zolang niemand deze boodschap voor hen vertaalde. Vandaar dat Pau1us richtlijnen geeft voor het openbare spreken in tongen.
Tegelijkertijd benadrukt hij dat het spreken in tongen beslist niet verboden mag worden (vers 39). Met betrekking tot de persoonlijke omgang met God, moedigt hij het gebruik van deze gave juist sterk aan. Hij zegt: “Ik wilde wel dat jullie allemaal in tongen spraken” (vers 5). En: “Ik dank God dat ik meer dan jullie allen in tongen spreek” (vers 18). Dit betekent niet dat ieder christen in tongen moet spreken, of dat je een tweederangs christen bent wanneer je niet in tongen spreekt. Er bestaan geen eersterangs en tweederangs christenen. Het betekent ook niet dat God minder van ons houdt, wanneer we “nog” niet in tongen spreken. Dat alles neemt echter niet weg dat de gave van het spreken in tongen een zegen van God is.
Hoe kun je de gave van het spreken in tongen ontvangen? Sommigen zeggen: “Ik wil helemaal niet in tongen spreken”. God zal nooit een bepaalde gave aan je opdringen. Spreken in tongen is slechts een van de heerlijke gaven van de Geest en zeker niet de enige gave. We ontvangen deze gave, net als alle andere gaven, in geloof.
Niet ieder christen spreekt in tongen. Toch zegt Paulus: “Ik wilde wel, dat jullie allemaal in tongen spraken”. Daarmee geeft hij aan dat deze gave niet aan een bijzondere klasse gelovigen is voorbehouden. Zij is beschikbaar voor alle christenen. Er is geen enkele reden waarom iemand die deze gave verlangt, haar niet zou ontvangen. Paulus zegt niet dat het hele geloofsleven draait om het spreken in tongen, maar wel dat deze gave je enorm kan helpen. Wanneer je deze gave zou willen ontvangen, is er geen reden waarom dat niet zou mogen.
Het gaat er bij deze gave, net als bij alle andere gaven van God, om dat je samenwerkt met zijn Geest. Sommige christenen menen dat de gaven van de Geest na het tijdperk van de apostelen verdwenen zouden zijn (na de eerste eeuw dus). Ze zouden niet voor vandaag bedoeld zijn. Dit is echter de uitwas van een vrijzinnige theologie, die veel dingen in de bijbel op losse schroeven zet. Het bewijs is er te over bij veel christenen tegenwoordig.
Er zijn echter veel voorkomende belemmeringen om vervuld te worden met de Geest.
In Lucas 11:9-13 heeft Jezus het met zijn discipelen over het gebed en de Heilige Geest. In dit gedeelte wijst Hij op enkele belemmeringen, waardoor we niet ontvangen wat God ons wil geven.
Het eerste is twijfel. Wanneer het over dit onderwerp gaat, hebben mensen vele twijfels. De voornaamste is wel: “Als ik iets vraag, zal ik het dan ook ontvangen?” Jezus zegt eenvoudig: “Vraag en het zal je gegeven worden”.
In Bijbels Optiek
Twijfelen schept veel onzekerheid en doet je van de ene mening naar de andere overgaan en weer terug.
Jezus moet gezien hebben dat de discipelen nogal sceptisch waren, want Hij zegt het nog eens, met andere woorden: “Zoek en u zult vinden”. En voor de derde keer: “Klop en er zal voor u open gedaan worden”.
Jezus weet hoe de mensen in elkaar zitten; dus voegt hij er een vierde herhaling aan toe: “Want ieder die vraagt, ontvangt”.
De discipelen zijn nog niet overtuigd; dus zegt Jezus voor de vijfde keer: “Ieder die zoekt, vindt”.
En voor de zesde keer: “Ieder die klopt, voor hem zal opengedaan worden”.
Waarom zegt Hij zes keer hetzelfde? Omdat Hij weet wat en wie we zijn. We kunnen heel moeilijk geloven dat God ons zal geven wat we van Hem vragen, vooral als het gaat om zoiets ongebruikelijks en wonderbaarlijks als de Heilige Geest en de gaven die Hij met Zich meebrengt.
Angst is een tweede bolwerk dat ons tegenwerkt. Als we al over de eerste hindernis van de twijfel heenkomen, dan wacht ons meteen de volgende: de angst. Angst voor wat we zullen ontvangen. Wat gaat er gebeuren? Zal de gave ons goed doen?
Jezus vergelijkt het met een kind dat zijn vader om een vis vraagt. Geen enkele vader zal het in plaats daarvan een slang geven. Als een kind om een ei vraagt, dan zal geen enkele vader hem een schorpioen geven (Lucas 11: 11-12)). Het is ondenkbaar dat wij zó met onze kinderen zouden omgaan. Vervolgens zegt Jezus dat wij, in vergelijking met God, slecht zijn. Als wij, slechte mensen, zo niet met onze kinderen omgaan, dan is het absoluut ondenkbaar dat God zo met ons zou omgaan. Hij zal ons niet in de kou laten staan. Wanneer we bidden om de Heilige Geest en al de heerlijke gaven die Hij met Zich meebrengt, dan is dat ook precies wat we zullen ontvangen (vers 13).
Een volgende belemmering vormt het minderwaardigheidsgevoel.
Het is natuurlijk belangrijk dat er in ons leven geen sprake is van een gebrek aan vergevensgezindheid of andere zonden, en dat we ons hebben afgekeerd van alles waarvan we weten dat het verkeerd is. Maar zelfs wanneer we dat hebben gedaan, blijven we vaak zitten met een vaag gevoel van onwaardigheid en ontoereikendheid. We kunnen gewoon niet geloven dat God onsiets zou geven. We kunnen wel geloven dat Hij zijn gaven geeft aan andere gelovigen, die veel “verder” zijn dan wij. Maar zal Hij ze ook aan ons geven?
Let op dat Jezus niet zegt: “Hoeveel te meer zal uw Vader uit de hemelen de Heilige Geest geven aan alle gevorderde christenen”. Nee, Hij zegt: “Hoeveel te meer zal uw Vader uit de hemelen de Heilige Geest geven aan hen die Hem daarom bidden” (vers 13).
Jezus moet gezien hebben dat de discipelen nogal sceptisch waren, want Hij zegt het nog eens, met andere woorden: “Zoek en u zult vinden”. En voor de derde keer: “Klop en er zal voor u open gedaan worden”.
Jezus weet hoe de mensen in elkaar zitten; dus voegt hij er een vierde herhaling aan toe: “Want ieder die vraagt, ontvangt”.
De discipelen zijn nog niet overtuigd; dus zegt Jezus voor de vijfde keer: “Ieder die zoekt, vindt”.
En voor de zesde keer: “Ieder die klopt, voor hem zal opengedaan worden”.
Waarom zegt Hij zes keer hetzelfde? Omdat Hij weet wat en wie we zijn. We kunnen heel moeilijk geloven dat God ons zal geven wat we van Hem vragen, vooral als het gaat om zoiets ongebruikelijks en wonderbaarlijks als de Heilige Geest en de gaven die Hij met Zich meebrengt.
Angst is een tweede bolwerk dat ons tegenwerkt. Als we al over de eerste hindernis van de twijfel heenkomen, dan wacht ons meteen de volgende: de angst. Angst voor wat we zullen ontvangen. Wat gaat er gebeuren? Zal de gave ons goed doen?
Jezus vergelijkt het met een kind dat zijn vader om een vis vraagt. Geen enkele vader zal het in plaats daarvan een slang geven. Als een kind om een ei vraagt, dan zal geen enkele vader hem een schorpioen geven (Lucas 11: 11-12)). Het is ondenkbaar dat wij zó met onze kinderen zouden omgaan. Vervolgens zegt Jezus dat wij, in vergelijking met God, slecht zijn. Als wij, slechte mensen, zo niet met onze kinderen omgaan, dan is het absoluut ondenkbaar dat God zo met ons zou omgaan. Hij zal ons niet in de kou laten staan. Wanneer we bidden om de Heilige Geest en al de heerlijke gaven die Hij met Zich meebrengt, dan is dat ook precies wat we zullen ontvangen (vers 13).
Een volgende belemmering vormt het minderwaardigheidsgevoel.
Het is natuurlijk belangrijk dat er in ons leven geen sprake is van een gebrek aan vergevensgezindheid of andere zonden, en dat we ons hebben afgekeerd van alles waarvan we weten dat het verkeerd is. Maar zelfs wanneer we dat hebben gedaan, blijven we vaak zitten met een vaag gevoel van onwaardigheid en ontoereikendheid. We kunnen gewoon niet geloven dat God onsiets zou geven. We kunnen wel geloven dat Hij zijn gaven geeft aan andere gelovigen, die veel “verder” zijn dan wij. Maar zal Hij ze ook aan ons geven?
Let op dat Jezus niet zegt: “Hoeveel te meer zal uw Vader uit de hemelen de Heilige Geest geven aan alle gevorderde christenen”. Nee, Hij zegt: “Hoeveel te meer zal uw Vader uit de hemelen de Heilige Geest geven aan hen die Hem daarom bidden” (vers 13).
In Bijbels Optiek
Minderwaardigheidgevoelens kunnen je elk initiatief ontnemen, ook in je gebed.
Wanneer je verlangt naar de vervulling met de Geest, is het goed om iemand te vragen voor je te bidden. Als je niemand weet te vinden die voor je kan bidden, dan is er niets op tegen er zelf om te bidden. Sommigen worden vervuld met de Geest, zonder dat ze daarbij de gave van het spreken in tongen ontvangen. Deze twee hoeven niet samen te gaan. Maar vaak ook wel, zoals blijkt uit het Nieuwe Testament en uit de ervaring van vele christenen sindsdien. Er is geen reden dat we niet om beide zouden mogen bidden. Wanneer je zelf bidt:
1. Vraag God om vergeving voor alles wat het ontvangen van de Geest in de weg kan staan.
2. Bekeer je van alles waarvan je weet dat het verkeerd is.
3. Vraag God je te vervullen met zijn Geest en je de gave van het spreken in tongen te geven. Blijf zoeken tot je gevonden hebt. Blijf kloppen tot de deur opengaat. Zoek God met heel je hart.
4. Open uw mond en begin God te loven en te prijzen in iedere taal, behalve je moedertaal of een andere taal die je kent.
5. Wat je ontvangt, geloof dat het van God komt. Laat niemand je wijs maken dat je het zelf verzonnen hebt. Dat is hoogst onwaarschijnlijk.
6. Volhard. Een taal moet je leren spreken, en dat kost tijd. De meesten van ons beginnen met een zeer beperkte woordenschat. Geleidelijk komen er meer woorden bij. Zo is het ook met het spreken in tongen. Het ontwikkelen van deze gave kost eveneens tijd. Geef de moed niet op.
De vervulling met de Geest is geen eenmalige ervaring. In de beginhoofdstukken van Handelingen lezen we tot drie keer toe dat Petrus werd vervuld met de Geest (2:4, 4:8 en 4:31). Wanneer Paulus zegt: “Wordt vervuld met de Geest” (Ef. 5: 18), gebruikt hij de onvoltooid tegenwoordige tijd. Daarmee spoort hij ons aan ons voortdurend en telkens opnieuw te laten vervullen met de Heilige Geest.
Wanneer je verlangt naar de vervulling met de Geest, is het goed om iemand te vragen voor je te bidden. Als je niemand weet te vinden die voor je kan bidden, dan is er niets op tegen er zelf om te bidden. Sommigen worden vervuld met de Geest, zonder dat ze daarbij de gave van het spreken in tongen ontvangen. Deze twee hoeven niet samen te gaan. Maar vaak ook wel, zoals blijkt uit het Nieuwe Testament en uit de ervaring van vele christenen sindsdien. Er is geen reden dat we niet om beide zouden mogen bidden. Wanneer je zelf bidt:
1. Vraag God om vergeving voor alles wat het ontvangen van de Geest in de weg kan staan.
2. Bekeer je van alles waarvan je weet dat het verkeerd is.
3. Vraag God je te vervullen met zijn Geest en je de gave van het spreken in tongen te geven. Blijf zoeken tot je gevonden hebt. Blijf kloppen tot de deur opengaat. Zoek God met heel je hart.
4. Open uw mond en begin God te loven en te prijzen in iedere taal, behalve je moedertaal of een andere taal die je kent.
5. Wat je ontvangt, geloof dat het van God komt. Laat niemand je wijs maken dat je het zelf verzonnen hebt. Dat is hoogst onwaarschijnlijk.
6. Volhard. Een taal moet je leren spreken, en dat kost tijd. De meesten van ons beginnen met een zeer beperkte woordenschat. Geleidelijk komen er meer woorden bij. Zo is het ook met het spreken in tongen. Het ontwikkelen van deze gave kost eveneens tijd. Geef de moed niet op.
De vervulling met de Geest is geen eenmalige ervaring. In de beginhoofdstukken van Handelingen lezen we tot drie keer toe dat Petrus werd vervuld met de Geest (2:4, 4:8 en 4:31). Wanneer Paulus zegt: “Wordt vervuld met de Geest” (Ef. 5: 18), gebruikt hij de onvoltooid tegenwoordige tijd. Daarmee spoort hij ons aan ons voortdurend en telkens opnieuw te laten vervullen met de Heilige Geest.
In Bijbels Optiek
De Heilige Geest zal je steeds weer de Here Jezus Christus te binnen brengen als Degene als je grote Helper. Hij aanvaardt je zoals je bent.