In Bijbels Optiek
4. Beïnvloeding westers christendom.
4.1. Het Griekse denken en de oosterse filosofie.
Het is goed in dit verband kort stil te staan bij het Griekse denken en de ( eerder genoemde ) oosterse filosofie, en de hoofdlijnen goed op het netvlies te krijgen.
In de bijbel is slechts sprake van één werkelijkheid, die Gods schepping is en waarin wij zowel stoffelijke als geestelijke wezens vinden en die door God volkomen getranscendeerd wordt, m.a.w. God staat los van Zijn schepping en Hij woont in een ontoegankelijk licht. Dat wil zeggen dat er wel een nauwe verbinding is tussen God en de wereld doordat Hij haar Schepper en Onderhouder is, maar Hij is tegelijk de wezenlijk Andere, de oneindig Hogere, waarmee geen verbinding voor de mens mogelijk is en door de zondeval ontoegankelijk is, tenzij deze Gods verlossing in Christus aanneemt. Dit is het scheppings-zondeval- verlossingsmotief dat het zuivere evangelie kenmerkt vanaf de komst van onze Here Jezus Christus.
4.1. Het Griekse denken en de oosterse filosofie.
Het is goed in dit verband kort stil te staan bij het Griekse denken en de ( eerder genoemde ) oosterse filosofie, en de hoofdlijnen goed op het netvlies te krijgen.
In de bijbel is slechts sprake van één werkelijkheid, die Gods schepping is en waarin wij zowel stoffelijke als geestelijke wezens vinden en die door God volkomen getranscendeerd wordt, m.a.w. God staat los van Zijn schepping en Hij woont in een ontoegankelijk licht. Dat wil zeggen dat er wel een nauwe verbinding is tussen God en de wereld doordat Hij haar Schepper en Onderhouder is, maar Hij is tegelijk de wezenlijk Andere, de oneindig Hogere, waarmee geen verbinding voor de mens mogelijk is en door de zondeval ontoegankelijk is, tenzij deze Gods verlossing in Christus aanneemt. Dit is het scheppings-zondeval- verlossingsmotief dat het zuivere evangelie kenmerkt vanaf de komst van onze Here Jezus Christus.
In Bijbels Optiek
Met het neoplatonisme doet een verwerpelijk mystiek element zijn intrede. Hier ‘De Atheense school’ van Rafaël Santi, waarop tal van Griekse filosofen staan afgebeeld.
Maar hoe heeft nu de heidense filosofie doorgewerkt in het westerse denken dat zo begenadigd was door het evangelie ? Als eerste drong het denken van Plato er in de vorm van het neoplatonisme, zie )14 in door en bracht daar een verwerpelijke mystiek teweeg. De mystiek verdoezelde het wezenlijke verschil tussen God en de mens ( zie eerder ), maakte Hem dus soortgelijk aan de mens, zodat deze als het ware zo in God kon overstappen en God in de mens. Echter de bijbel zegt : alleen de verborgen omgang met God, de gemeenschap met Hem door Jezus Christus, is de voluit door God erkende manier zonder welke geen christen een gezond geloofsleven kan bezitten. Dat is totaal iets anders dan de mystiek die ( zonder de ware Middelaar ), de directe vereniging van de ziel met God zoekt, zodat er in feite geen onderscheid meer zou zijn tussen God en de ziel.
Daarnaast kan men met ascetische verachting van het aardse ( bijv. huwelijk, gezin ), langs de weg van passiviteit, innerlijke leegte, concentratie en meditatie opstijgen van de ‘onreine’ materie naar een volledige vereenzelviging met het ‘Opperwezen’. Het is deze mystiek die in alle fasen van haar bestaan door de eeuwen heen, levensgevaarlijk blijft, omdat ze wagenwijd openstaat voor de invloed van occulte machten, waaraan zij zich in onze tijd ten volle heeft overgegeven nu het oosterse denken vat op haar heeft gekregen.
Als een parallelle ontwikkeling in het Europese denken zien we de invloed van de Griekse filosoof Aristoteles )15. Zijn stof-vorm-motief groeide in de Middeleeuwen uit tot de wetenschap van de scholastiek )16. Dat had tot gevolg dat het bijbels natuur-genade-motief uitgroeide tot het natuur-vrijheid motief van het humanisme, waarbij in de ‘onderverdieping’
( op de aarde ! ), verschijnselen van occulte en mystieke aard, tot voorwerp van wetenschappelijk onderzoekt werden gemaakt ( voor een juist begrip van deze alinea moet de lezer de moeite nemen de aantek. 15 en 16 te lezen ).
Het centrale probleem van de Indiase filosofie is een iets andere. Hier gaat het namelijk om de bevrijding van de mens uit de cyclus van leven en wedergeboorte. De basis hiervoor wordt gevormd door de leer van de ‘zielsverhuizing’, de samsara geheten, waaraan hij geknecht is door het karma, de vrucht van de in een vorig bestaan begane daden. In een talloze malen herhaalde cyclus wordt de mens steeds opnieuw geboren en is het enige gebeuren dat zich niet herhaalt, het ogenblik van de verlossing ( moksja ) die de vereenzelviging van de individuele ziel met het universele, Brahman, bewerkstelligt. Dit, stelt de oosterse filosofie, is het uiteindelijke doel van de mens.
Maar hoe heeft nu de heidense filosofie doorgewerkt in het westerse denken dat zo begenadigd was door het evangelie ? Als eerste drong het denken van Plato er in de vorm van het neoplatonisme, zie )14 in door en bracht daar een verwerpelijke mystiek teweeg. De mystiek verdoezelde het wezenlijke verschil tussen God en de mens ( zie eerder ), maakte Hem dus soortgelijk aan de mens, zodat deze als het ware zo in God kon overstappen en God in de mens. Echter de bijbel zegt : alleen de verborgen omgang met God, de gemeenschap met Hem door Jezus Christus, is de voluit door God erkende manier zonder welke geen christen een gezond geloofsleven kan bezitten. Dat is totaal iets anders dan de mystiek die ( zonder de ware Middelaar ), de directe vereniging van de ziel met God zoekt, zodat er in feite geen onderscheid meer zou zijn tussen God en de ziel.
Daarnaast kan men met ascetische verachting van het aardse ( bijv. huwelijk, gezin ), langs de weg van passiviteit, innerlijke leegte, concentratie en meditatie opstijgen van de ‘onreine’ materie naar een volledige vereenzelviging met het ‘Opperwezen’. Het is deze mystiek die in alle fasen van haar bestaan door de eeuwen heen, levensgevaarlijk blijft, omdat ze wagenwijd openstaat voor de invloed van occulte machten, waaraan zij zich in onze tijd ten volle heeft overgegeven nu het oosterse denken vat op haar heeft gekregen.
Als een parallelle ontwikkeling in het Europese denken zien we de invloed van de Griekse filosoof Aristoteles )15. Zijn stof-vorm-motief groeide in de Middeleeuwen uit tot de wetenschap van de scholastiek )16. Dat had tot gevolg dat het bijbels natuur-genade-motief uitgroeide tot het natuur-vrijheid motief van het humanisme, waarbij in de ‘onderverdieping’
( op de aarde ! ), verschijnselen van occulte en mystieke aard, tot voorwerp van wetenschappelijk onderzoekt werden gemaakt ( voor een juist begrip van deze alinea moet de lezer de moeite nemen de aantek. 15 en 16 te lezen ).
Het centrale probleem van de Indiase filosofie is een iets andere. Hier gaat het namelijk om de bevrijding van de mens uit de cyclus van leven en wedergeboorte. De basis hiervoor wordt gevormd door de leer van de ‘zielsverhuizing’, de samsara geheten, waaraan hij geknecht is door het karma, de vrucht van de in een vorig bestaan begane daden. In een talloze malen herhaalde cyclus wordt de mens steeds opnieuw geboren en is het enige gebeuren dat zich niet herhaalt, het ogenblik van de verlossing ( moksja ) die de vereenzelviging van de individuele ziel met het universele, Brahman, bewerkstelligt. Dit, stelt de oosterse filosofie, is het uiteindelijke doel van de mens.
In Bijbels Optiek
Samsara (Sanskriet en Pali: in cirkels ronddraaien), is in boeddhisme en hindoeïsme de cyclus van dood en wedergeboorte zonder begin en schijnbaar zonder eind, onder invloed van begoocheling en karma en vol met lijden. De aanwezigheid van de ‘psychische toestand van verlangen (begeerte, aantrekking), aversie (irritatie, vrees, afstoting) en ignorantie (onwetendheid/domheid, onbewustheid, verwarring)’ vormt een belangrijk aspect van beperking van het bestaan in samsara.
De Advaita Vedanta filosoof Shankara noemt samsara "het universele wordingsproces", het eindeloze worden, in contrast tot het eindeloze Zijn. Het wiel der wedergeboorte gaat altijd door, maar bereikt nooit het zijn.
Uit dit Brahmanisme ontwikkelde zich het boeddhisme, dat stelt dat : 1. alle bestaan lijden is, omdat alles vergankelijk is, 2 dit lijden ontstaat door de begeerte naar het aardse, de gehechtheid aan dit leven, waaraan men zich nooit verzadigt omdat het slechts schijn is, 3. de bevrijding van het zijn mogelijk is door het vernietigen van alle begeerte in het nirvana, : de toestand van volmaakte rust, volledige inwendige vrede en absolute vernietiging van alle begeerte, afkeer en dwaling, 4. de weg naar deze vernietiging de Wet ( dharma ) is. Boeddha wees een achtvoudig pad om tot deze volledige vrede te geraken : juist inzicht, besluit,woord, daad, leven, streven, denken, en meditatie.
In China ontstond het Confucianisme. Dat presenteerde een ethisch-politiek systeem met religieuze trekken, waarin de voorvader verering gerespecteerd werd, maar de godenwereld werd gerationaliseerd, metafysische ( bovennatuurlijke ) vraagstukken werden vermeden en de nadruk werd gelegd op het aardse leven en op een inachtneming van de vele riten en ceremoniën vanuit een besef van deugdzaamheid, medemenselijkheid en welvoeglijkheid.
Als reactie daarop ontstond het tauïsme. De aanhangers hiervan zochten meer het persoonlijke heil dan sociaal welzijn. Zij bepleitten een anarchisme zonder ritueel of geleerdheid, dus geen enkele dwang van bovenaf op religieus, politiek, juridisch of sociaal gebied ). Daarnaast wilden zij een terugkeer tot een spontaan en onbewust ‘meestromen met de gang van het natuurgebeuren’. Hieruit ontstond de Chinese godsdienst : riten, huis- en lokale goden, de principes van yang ( het mannelijke, actieve, scheppende, lichte ) en yin ( het vrouwelijke, passieve, ontvangende, donkere ).
4.2. Bijbel en oosterse filosofie.
Omdat het Griekse denken zijn langste tijd gehad heeft, staan we nog wel even duidelijk stil bij de verschillen van het bijbelse met het oosterse denken :
1. Het Brahmanisme en Tauïsme beschouwt de zichtbare wereld als minderwaardig. In de bijbel is de schepping juist ‘zeer goed’ ( Rom. 1 : 20 ). De mens mag werken in de schepping, terwijl God die onderhoud ( Gen. 1 : 5, 8 en 10 ).
2. De goden van het oosterse denken zijn onpersoonlijk. Brahman is één met de kosmos en Atman, de kosmische ziel eveneens. De mens is ook een manifestatie van die ziel. Deze god kan dus ook niet met je meevoelen. De bijbel kent een persoonlijke God, die boven de kosmos uitstijgt en er de Schepper van is en tevens Onderhouder. Hij denkt, voelt, heeft lief, heeft medelijden, kan toornen, maar ook verlossen, zonder dat de mens daar zelf iets aan bijdraagt.
3. De bijbel kent een rechte tijd-‘lijn’ in de door God geschapen tijd en die lijn beweegt zich voort van de grondlegging der wereld tot de voleinding toe. Dat is geschiedenis en heilsgeschiedenis tegelijk. Tenslotte zal God alles in allen zijn ( 1 Cor. 15 : 28 ). Het oosterse denken stelt zich de tijd echter cyclisch voor, als een rondwentelend wiel. In deze leer speelt het begrip zielsverhuizing of reïncarnatie een grote rol ( reïncarnatie is de leer dat de ziel na elk overlijden overgaat in een nieuw menselijk, dierlijk of plantaardig lichaam, en dat talloze malen achtereen ). Door verlichting kan men van dit rad der wedergeboorte bevrijd worden ( samsara ).
4. In de bijbel is de mens goed geschapen, maar door eigen bewuste keus van God afgevallen en door de zonde van God gescheiden. Hij kan zelf niets aan zijn verlossing van de zonde bijdragen, maar slechts zijn zonde aan God belijden en daarna bevrijding en vergeving ontvangen in Jezus Christus. In het oosterse denken bestaat er niet zoiets als ongehoorzaamheid die de mens van een toornig God scheidt. Er heerst slechts onwetendheid. Daarom moet de mens ‘verlicht’ worden, waardoor zijn ogen van het aardse naar het kosmische getrokken worden en hij wordt bevrijd uit het ‘rad der wedergeboorte’. Bevrijding is dus het opgeven van eigen identiteit.
De Advaita Vedanta filosoof Shankara noemt samsara "het universele wordingsproces", het eindeloze worden, in contrast tot het eindeloze Zijn. Het wiel der wedergeboorte gaat altijd door, maar bereikt nooit het zijn.
Uit dit Brahmanisme ontwikkelde zich het boeddhisme, dat stelt dat : 1. alle bestaan lijden is, omdat alles vergankelijk is, 2 dit lijden ontstaat door de begeerte naar het aardse, de gehechtheid aan dit leven, waaraan men zich nooit verzadigt omdat het slechts schijn is, 3. de bevrijding van het zijn mogelijk is door het vernietigen van alle begeerte in het nirvana, : de toestand van volmaakte rust, volledige inwendige vrede en absolute vernietiging van alle begeerte, afkeer en dwaling, 4. de weg naar deze vernietiging de Wet ( dharma ) is. Boeddha wees een achtvoudig pad om tot deze volledige vrede te geraken : juist inzicht, besluit,woord, daad, leven, streven, denken, en meditatie.
In China ontstond het Confucianisme. Dat presenteerde een ethisch-politiek systeem met religieuze trekken, waarin de voorvader verering gerespecteerd werd, maar de godenwereld werd gerationaliseerd, metafysische ( bovennatuurlijke ) vraagstukken werden vermeden en de nadruk werd gelegd op het aardse leven en op een inachtneming van de vele riten en ceremoniën vanuit een besef van deugdzaamheid, medemenselijkheid en welvoeglijkheid.
Als reactie daarop ontstond het tauïsme. De aanhangers hiervan zochten meer het persoonlijke heil dan sociaal welzijn. Zij bepleitten een anarchisme zonder ritueel of geleerdheid, dus geen enkele dwang van bovenaf op religieus, politiek, juridisch of sociaal gebied ). Daarnaast wilden zij een terugkeer tot een spontaan en onbewust ‘meestromen met de gang van het natuurgebeuren’. Hieruit ontstond de Chinese godsdienst : riten, huis- en lokale goden, de principes van yang ( het mannelijke, actieve, scheppende, lichte ) en yin ( het vrouwelijke, passieve, ontvangende, donkere ).
4.2. Bijbel en oosterse filosofie.
Omdat het Griekse denken zijn langste tijd gehad heeft, staan we nog wel even duidelijk stil bij de verschillen van het bijbelse met het oosterse denken :
1. Het Brahmanisme en Tauïsme beschouwt de zichtbare wereld als minderwaardig. In de bijbel is de schepping juist ‘zeer goed’ ( Rom. 1 : 20 ). De mens mag werken in de schepping, terwijl God die onderhoud ( Gen. 1 : 5, 8 en 10 ).
2. De goden van het oosterse denken zijn onpersoonlijk. Brahman is één met de kosmos en Atman, de kosmische ziel eveneens. De mens is ook een manifestatie van die ziel. Deze god kan dus ook niet met je meevoelen. De bijbel kent een persoonlijke God, die boven de kosmos uitstijgt en er de Schepper van is en tevens Onderhouder. Hij denkt, voelt, heeft lief, heeft medelijden, kan toornen, maar ook verlossen, zonder dat de mens daar zelf iets aan bijdraagt.
3. De bijbel kent een rechte tijd-‘lijn’ in de door God geschapen tijd en die lijn beweegt zich voort van de grondlegging der wereld tot de voleinding toe. Dat is geschiedenis en heilsgeschiedenis tegelijk. Tenslotte zal God alles in allen zijn ( 1 Cor. 15 : 28 ). Het oosterse denken stelt zich de tijd echter cyclisch voor, als een rondwentelend wiel. In deze leer speelt het begrip zielsverhuizing of reïncarnatie een grote rol ( reïncarnatie is de leer dat de ziel na elk overlijden overgaat in een nieuw menselijk, dierlijk of plantaardig lichaam, en dat talloze malen achtereen ). Door verlichting kan men van dit rad der wedergeboorte bevrijd worden ( samsara ).
4. In de bijbel is de mens goed geschapen, maar door eigen bewuste keus van God afgevallen en door de zonde van God gescheiden. Hij kan zelf niets aan zijn verlossing van de zonde bijdragen, maar slechts zijn zonde aan God belijden en daarna bevrijding en vergeving ontvangen in Jezus Christus. In het oosterse denken bestaat er niet zoiets als ongehoorzaamheid die de mens van een toornig God scheidt. Er heerst slechts onwetendheid. Daarom moet de mens ‘verlicht’ worden, waardoor zijn ogen van het aardse naar het kosmische getrokken worden en hij wordt bevrijd uit het ‘rad der wedergeboorte’. Bevrijding is dus het opgeven van eigen identiteit.
In Bijbels Optiek
In het boeddhisme heeft leegte te maken met bevrijding (v.v.), dat wil zeggen dat mensen vrij zijn van hun ego, afzien van de verhalen die zij zichzelf en anderen vertellen over wie ze zijn, wat hun identiteit is, wat bij hun ‘denkraam en hun life-style’ past. De Bijbel zegt echter dat de mens zijn zondige aard moet inzien en zich moet wenden tot God, de Vader van Jezus Christus.
1. De weg die men hiertoe moet gaan is : yoga, meditatie, goede werken ( karma ), aanbidding, enz. De bijbel staat hier lijnrecht tegenover. De zondige mens is inderdaad onwetend, maar dat is niet de oorzaak van zijn probleem, maar een gescheiden leven van God.
2. In het christelijk geloof staan het kruis van Christus, Zijn plaatsvervangend lijden en sterven, de verlossing door het bloed van Christus, de vleesgeworden Zoon van God dus centraal. Oosterse religies kennen wel verschijningen van godheden in mensengedaante, maar zo’n ‘avator’ is geen menswording van een persoonlijke god. Daarnaast is hij niet een verlosser, omdat er geen plaatsvervangend sterven heeft plaatsgehad.
3. De geschriften van de hindoe’s worden door henzelf niet als goddelijk aangemerkt. De bijbel is dat wel en zonder de boodschap ervan te kennen zou de christen de geopenbaarde weg tot verlossing niet kennen.
4. In de oosterse godsdiensten kent men het begrip meditatie om dichter bij de godheid te komen, men dringt zich in Gods wezen, men wil opgaan in de godheid, een ontlediging van de geest bevorderen, zonder dat daarbij ooit sprake kan zijn van communicatie met de godheid. De bijbel kent ook dat begrip, maar daar betekent mediteren : overpeinzen ( Ps. 1 : 2, 63 : 5-8, 77 : 12, 119 : 15, 97 ). Vandaar dat het christendom meer de nadruk legt op gebed, maar de oosterling laat zijn bewustzijn los en ervaart hoe hij opgaat in de eenheid die achter het ‘Al’ ligt ?!
Tot zover een beknopte weergave van deze twee grote indringende stromingen in het westerse christendom.
Wat de islam in dit kader aan invloed in de nasste toekomst zal gaan krijgen, is momenteel nog niet te overzien...!
1. De weg die men hiertoe moet gaan is : yoga, meditatie, goede werken ( karma ), aanbidding, enz. De bijbel staat hier lijnrecht tegenover. De zondige mens is inderdaad onwetend, maar dat is niet de oorzaak van zijn probleem, maar een gescheiden leven van God.
2. In het christelijk geloof staan het kruis van Christus, Zijn plaatsvervangend lijden en sterven, de verlossing door het bloed van Christus, de vleesgeworden Zoon van God dus centraal. Oosterse religies kennen wel verschijningen van godheden in mensengedaante, maar zo’n ‘avator’ is geen menswording van een persoonlijke god. Daarnaast is hij niet een verlosser, omdat er geen plaatsvervangend sterven heeft plaatsgehad.
3. De geschriften van de hindoe’s worden door henzelf niet als goddelijk aangemerkt. De bijbel is dat wel en zonder de boodschap ervan te kennen zou de christen de geopenbaarde weg tot verlossing niet kennen.
4. In de oosterse godsdiensten kent men het begrip meditatie om dichter bij de godheid te komen, men dringt zich in Gods wezen, men wil opgaan in de godheid, een ontlediging van de geest bevorderen, zonder dat daarbij ooit sprake kan zijn van communicatie met de godheid. De bijbel kent ook dat begrip, maar daar betekent mediteren : overpeinzen ( Ps. 1 : 2, 63 : 5-8, 77 : 12, 119 : 15, 97 ). Vandaar dat het christendom meer de nadruk legt op gebed, maar de oosterling laat zijn bewustzijn los en ervaart hoe hij opgaat in de eenheid die achter het ‘Al’ ligt ?!
Tot zover een beknopte weergave van deze twee grote indringende stromingen in het westerse christendom.
Wat de islam in dit kader aan invloed in de nasste toekomst zal gaan krijgen, is momenteel nog niet te overzien...!